9 oktober. In een kaaswinkel in de Elandstraat in Den Haag. We hadden poffertjes gegeten op Kijkduin en wilden iets hartigs. Een stuk kaas dan maar? Ik gaf Stanley aan Iris en liep naar binnen - en even later weer naar buiten. 'Dat duurt me te lang.' Toen we wegliepen, begon de kaashandelaar verwoed op het raam te tikken. Hij gebaarde: kom terug, kom onmiddellijk terug jullie! Zijn verhaal is ongetwijfeld: de mensen hebben tegenwoordig geen twee minuten geduld meer. En het mijne? Toen ik erover nadacht - een reeks van kleine impulsen. Om te beginnen had hij allemaal Amsterdammer in de vitrine liggen. Oud, pittig-belegen, jong-belegen, roomkaas - allemaal Amsterdammer, en ik vind Amsterdammer in relatie tot kaas geen aantrekkelijk begrip. Toen begon de winkelier een man te helpen die wat in de winkel liep rond te scharrelen. Op een of andere manier had ik niet het gevoel dat die man vóórging. En die wilde gebrande amandelen. De winkelier liep naar de notenbak bij het raam en begon iets te zeggen over
de kwaliteit van zijn amandelen. Toen wist opeens: ik heb helemaal geen zin in kaas. Het vertrek uit de winkel had daarna inderdaad iets van een ontsnapping.
Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. In Nog in morgens gemeten werkt hij dagboekaantekeningen uit 2003/2004 uit.
Elandstraat met kaasboer in Den Haag
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten