• Ruth Andreas-Friedrich (1901-1977) zat in de Tweede Wereldoorlog in het Duitse verzet. Haar dagboek uit die tijd is vertaald (door B. Mackenzie) als Berlijns dagboek 1938-1948.
Woensdag, 15 oktober 1947
We zijn bang voor de winter. Nog eens zo te moeten kou lijden... Heike organiseert twee met tegels beklede kachels. Ondershands, want met de distributiebonnen ziet het er beroerd uit. Nog maar kort geleden heeft een distributiekantoor zijn werkzaamheden gestaakt, omdat het in de loop van een halfjaar niet meer dan één zakdoek kon verschaffen. De kachels kosten vierhonderd sigaretten en het plaatsen ervan vijftig. 'En hoe wil je stoken?' Heike lacht dapper. 'Komt tijd, komt raad.' En alsof ze in de toekomst gelezen heeft, komt de 'raad' vierentwintig uur later. In de gestalte van een man, die tegen de avond op de bel drukt. Verlegen plukt hij aan zijn jas, mompelt iets over een gunstige gelegenheid en meteen te baat nemen. Tussen zijn gestamel treft maar één woord met een schok mijn oor: briketten! 'Hoeveel?' vraag ik haastig. 'Twintig mud.' - 'En hoeveel kosten ze?' Weer gaat het antwoord teloor in gemompel. '35 mark per mud of anderhalf kilo brood,' vang ik met moeite op. 'Arbeider... lossen... honger...' druppelt het dan nog. Vliegensvlug overzie ik onze voorraad. Brood hebben we genoeg. De toewijzing voor de hele week ligt in de keuken. Dus brood! Vier broden verdwijnen als aanbetaling onder de armen van de man. Binnen twee uur zal hij afleveren... We wachten tot middernacht. We wachten tot drie uur in de morgen. De kachel is koud en onze magen rommelen. Geen kruimel brood meer in huis. Heike loopt om me heen als om een zwaar zieke. 'Vier broden! Een man aan de deur!' - 'Hij zag er zo sympathiek uit,' probeer ik me zwakjes te rechtvaardigen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten