San Demetrio Corone, 19 oktober 1978
Waar te beginnen met het optekenen van herinneringen aan deze plaats (die zich uiterlijk in niets onderscheidt van de andere landbouwersdorpen waarin de Albanezen zich verschanst hebben: 't aan historie zo rijke plaatsje heeft in 't geheel geen cachet, en nauwelijks overblijfselen): dit is niet het gebied van de ‘Oude Grieken’, hoewel ze er vanuit 't niet verafgelegen Sybaris wel hun olie en hun wijn vandaan gehaald zullen hebben; de welklinkende namen die hier in 't steen zijn achtergebleven herinneren aan de tweede lichting Hellenen, de Byzantijnen en de monniken van Basilius; het onwelklinkende taaltje (waarvan Norman Douglas weet te vertellen dat het meer dan dertig verschillende alfabetten van elk bijna vijftig letters kent – 't is een monosyllabische spraak) dat de koters hier op straat spreken is onveranderd het Albaans dat de zich Hellenen noemende Albanezen vanaf de vijftiende eeuw in een derde sprong over de Ionische Zee geïmporteerd hebben. Persoonlijke herinneringen of belevenissen heb ik niet bewaard: toen ik hier binnenreed hingen de schoolkinderen (geen studenten, meer de leeftijd van de middelbare scholier) in de pauze tegen het muurtje voor het college San Adriano waarom het allemaal te doen is; heel gewone schoolkinderen, waaraan niets buitenissigs te ontdekken viel, die antwoordden beleefd in Italiaans en mij aankeken of ik gek was toen ik een misplaatst kalèmèrè probeerde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten