zondag 25 oktober 2020

Paul Léautaud • 24 oktober 1902

• De Franse schrijver Paul Léautaud (1872-1956) werd vlak na zijn geboorte door zijn moeder verlaten, en ontmoette haar pas weer toen hij bijna dertig was. Ze begonnen een briefwisseling maar Léautaud's moeder wist niet wat ze met de affectie van haar zoon aanmoest, en brak de briefwisseling af. Uit: Brieven aan mijn moeder (vertaald door Mels de Jong).

Parijs, 24 oktober 1902
Lieve moeder,
Het was zo-even, om half twee vanmiddag, precies een jaar geleden dat u in Calais aankwam bij mijn grootmoeder, een jaar sinds de dag dat ik u terugzag, en het zal vanavond tegen achten een jaar geleden zijn dat u uw lange gesprek met mij had in de kamer van Fanny, toen u naast de schoorsteen zat en ik vlak naast u.
Een jaar! De absurditeit van het bestaan, wat is het snel voorbijgegaan, en wat zou ik er veel voor geven om weer op die 24ste oktober 1901 te zijn, ginds, alleen met u in de keuken, toen u mij omhelsde en mij uw kind noemde. Wat hebben de omstandigheden mij tekortgedaan, ik ben veel te onstuimig geweest, te onnadenkend, te onhandig en spontaan in mijn vreugde u te hebben teruggevonden. Als ik kalmer was geweest, en handiger, dan zou u mij hebben kunnen leren kennen en zouden we zeker niet zijn waar we nu zijn. Ik ben gestraft en word nog steeds zwaar gestraft voor de diepe vreugde die ik heb ondervonden door u terug te zien. Ik had twintig jaar gewacht; hoe lang moet ik nu wachten, en zal ik u überhaupt ooit terugzien?
Wanneer zult u uw zwijgen doorbreken en mij schrijven en mij vergeven? Of is het voor altijd? Ach, terwijl u met andere kinderen mijn kinderlijke genegenheid hebt kunnen vervangen, kon ik niet uw moederliefde vervangen en zal dat nooit kunnen. Als u daar een beetje aan zou denken, als u een beetje aan mij zou denken, als u dat ooit hebt gedaan gedurende al die jaren dat ik zonder u leefde, dan zou u weten te vergeven en dat ook doen. U hebt mij beoordeeld op uiterlijke schijn, op mijn buitenkant; je kunt niet in drie dagen iemand leren kennen, net zomin als je op grond van een zo verwarde briefwisseling als de onze tot een definitief oordeel kunt komen. Voor mij is het een beetje alsof dat allemaal niet is gebeurd, en ik denk weer aan u zoals ik aan u dacht voordat ik u terugzag, met een oneindige tederheid. Ach, maar ik ben natuurlijk ook een beetje verbitterd.
Ik had altijd gedacht dat het vooral bij vrouwen hoorde om te vergeven, en nog meer bij een moeder. Een woordje van u zou me zo gelukkig maken, een briefje van tijd tot tijd waarin u me zou zeggen: ‘Het gaat goed met mij, mijn leven is nog hetzelfde, de dagen gaan voorbij...!’ Ik ben toch uw zoon, al ben ik dan nooit uw kind geweest, in de tedere betekenis van het woord. Ik heb u nooit als moeder gehad, ik ken u nauwelijks, moet ik u dan op een dag verliezen, terwijl ik tot het einde toe een vreemdeling voor u ben geweest?
Ik omhels u zeer teder.
P.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten