• De Franse schrijver Paul Léautaud (1872-1956) werd als baby van drie dagen door zijn moeder bij zijn vader achtergelaten; hij ziet haar daarna slechts sporadisch. Pas in 1901, als zijn tante Fanny overlijdt, komt het tot een soort hereniging – maar hun relatie zal voor Léautaud tot het eind toe onbevredigend blijven. Uit: Brieven aan mijn moeder (vertaald door Mels de Jong).
Calais, 24 oktober 1901
Mijn moeder is ongeveer een uur geleden aangekomen, zonder dat wij haar verwachtten. Omdat ik haar mijn bed moest afstaan, heb ik, vanzelfsprekend op kosten van mijn grootmoeder, een kamer in een naburig hotel genomen. Mijn moeder heeft me niet herkend – na twintig jaar is dat niet verbazingwekkend –, zij weet ook niet wie ik ben; ik ga bij haar door voor een vriend... Zo-even sprak ze tegenover mij over haar kinderen, met een tederheid en een zachtheid... Goed. Zij heeft haar verontschuldigingen aangeboden, omdat ik door haar naar een hotel moest; ik heb haar gezegd dat dat niet nodig was, dat dat heel normaal was, enz. Zij is nauwelijks veranderd, mager, nog steeds heel bleek en met bruine haren, en langer dan ik dacht. Te bedenken dat we daar met z’n tweeën zijn, een moeder en een zoon, en doen alsof er niets aan de hand is, zij die niet weet wie ik ben, en ik die de rol speel van een vreemde. Zo-even hielp ik mijn grootmoeder in de keuken; mijn moeder zei toen over mij: ‘Het is een echte huisvrouw, die jongeman.’ [...] Ik heb op het punt gestaan terug te gaan naar Parijs, zo bespottelijk is deze situatie. Maar Fanny ligt op sterven, men heeft mij nodig, en dus blijf ik, op verzoek van mijn grootmoeder.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten