• Nic van Bruggen (1938-1991) was een Belgische dichter. Het fragment is afkomstig uit zijn
Uit het Dagboek van een Pink Poet.
Op donderdag 3 oktober 1974, in het befaamde restaurant De Rooden Hoed (we hadden drie dagen eerder Marnix Gijsen als Pink Poet geïnaugureerd in het vertrouwde La Rade) spreek ik na de kreeftensoep en de saumon doux de p.p. installatie-toespraak tot Paul de Vree en Albert Szukalski. Daags tevoren had men mij verteld dat ene Obbels, die zich gevoeglijkerwijze liefst Hannelore laat noemen en wiens geschriften er al even goed uitzien als zijn pakken, in zekere Grobbendonksche brieven (de universaliteit van de titel alleen al) mijn vriend P.C en mezelf aanduidt als 'het meest dégoutante verschijnsel in onze literatuur... dat eraan houdt in dure restaurants elkaar op te hemelen'. Of zoiets in die vriendelijke zin.
Om het kreunen des heren Obbels meteen in het gelijk te stellen besluit ik mijn toespraak met deze zin: "Glorieuze Vrienden, Prachtige Paul, Luisterrijke Albert, vrij vergeefs heb ik deze namiddag in mijn bad bij het beluisteren van renaissance muziek in een lucht zwaar van Calèche geuren, gezocht naar een sakraal, inaugererend, kronend woord om Paul en Albert hier aan onze harten te drukken, als kunstenaar en als Pink... ik heb niets beters gevonden dan een zin van Oscar Wilde, het verhaal van het tijdeloze Pinke: We can forgive a man for making a useful thïng as long as he does not admire it, the only excuse for making a useless thing is to admire it intensely." Dan is de schaapsragout er.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten