zondag 4 oktober 2020

Leo Vroman • 4 oktober 1958

• De in de VS woonachtige dichter/schrijver/wetenschapper Leo Vroman (1915-2014) publiceerde onderstaande brief aan dichter/criticus Paul Rodenko in Brieven uit Brooklyn.

New York, 4 oktober 1958
Beste Heer Rodenko, Dank U voor de brief die ik inderdaad bij mijn terugkomst doch in verouderde toestand op mij vond wachten.
Wat ik nu, na mijn bezoek aan Holland van de Hollandse Jongeren en dan ook Experimentelen vind, is dat zij werkelijk schijnen te bestaan. Ik heb U zelf bijvoorbeeld vrij duidelijk kunnen zien en kon het bestaan der anderen in de nabijheid bijna vermoeden. Verder weet ik, op drie bloemlezingen na en anderhalf tijdschrift, mij toegestuurd omdat Vroman in ze staat, niets van hen af. Ik lees altijd met grote angst en achterdocht in een boekje gedichten van anderen, als een aap in een spiegel, als een kat in kikkerdril, als een opgerolde egel in de haren van zijn eigen buik; kortom, langzaam. Soms zie ik dan twee gedichten ineen, door het woordje 'van' met elkaar verbonden. Neem de twee stukken zin: 'Het tafeltje staat naast het open bed', en 'mijn zoen op haar mond', dan worden die samen: 'Het tafeltje van mijn zoen staat naast het open bed van haar mond'. Het voortdurend ontmaskeren, overgaand in ontkleden, villen en verscheuren der dingen en mensen, waardoor het een het ander blijkt te zijn is ook mij een boeiende hoewel soms wat rommelige bezigheid, maar ik durf het veelal niet, zoals anderen, op levenden of op mijzelf te betrekken, en heb waarschijnlijk te grondig geleerd dat het menselijk bloed rode, witte cellen en bloedplaatjes bevat, maar geen bloemen, paarden, nagels, gebroken klapstoelen en ander wrakhout. De gedichten der experimentelen doen mij het meest denken aan de Kerfsproken der vissers van Borgteghas, ten noorden van het door stormen gegeselde Breghbulsterdulk-land. Deze mannen immers verliezen na hun vijf en zestigste jaar het spraakvermogen; zij zoeken zich dan een door het brakwater glad geschuurde bonk Steen- of Traantrekkers-hout, waarin zij met het vaak reeds vergramde oogmesje hun kerfsproken snijden. De woorden hiervan zijn door vormen weergegeven van onafgesproken aard; heilbot, drassig, het snikken, Knieswortelsoep en een geluid dat door het stuipen van vele vissen op een nat dek wordt veroorzaakt, kunnen bij voorbeeld alle worden aangeduid door een stompe komma, doch ook door elk ander teken; en de verhalen gaan onder de oude voelende vingers bij het rond en rond keren van het Kerfsprookstuk in elkander over op een aangename, ontroerende en onontwarbare manier. Het is te waarderen voor blinden, doven en pasgeborenen; en zelfs de baldaden van de jeugd, zoals het aanbrengen van een kiesafdruk, een spijkergat, kunnen niet erger doen dan een verrassende wending aanbrengen in een oud verhaal.
Zo ten minste lees ik een experimenteel te noemen gedicht: min of meer met reumatisch bedoelde vingers over de woorden omlaag glijdend, en zinnen fluisterend die niet voorkomen in de letterlijke tekst.
Als nu deze brief wat kort schijnt, misschien kan men hem dan drukken met hier en daar twee tot vijf woorden per regel, want daartoe zijn ze alle oprecht genoeg gemeend en berekend.
En als het schijnt dat zomin in als tussen de regels een cijfer te vinden is waarin ik mijn waardering voor de Experimentelen en anderen had dienen uit te drukken, dan is dat omdat ik niet weet hoeveel waarde waarde heeft: alles ter wereld is immers van bijzonder groot en ontroerend belang.
Nogmaals, het was ons een bijzonder genoegen U duidelijk te zien bewegen. Vertel s.v.p. de betrokkenen, dat ik speciaal Daisy met plezier zag ademen en dat ik de bloedsomloop in Bert Bakkers wangen met tevredenheid heb gadegeslagen. Het abonnement op Maatstaf zal mij deze herinneringen met dankbaarheid doen knuffelen.
Hartelijke groeten, Leo

Geen opmerkingen:

Een reactie posten