donderdag 23 oktober 2025

Grete Lainer (?) • 24 oktober 191?

• Het onderstaande fragment is afkomstig uit het anonieme Tagebuch eines halbwüchsigen Mädchens (Engelse vertaling: A Young Girl's Diary), dat in 1919 (met een voorwoord van Sigmund Freud) werd uitgegeven. Het dagboek wordt wel toegeschreven aan ene Grete Lainer. In de onderstaande fragmenten is ze een jaar of veertien.

Vertaling onderaan

22. Oktober: Wir haben kaum Zeit zum Lernen vor Aufregung. Die Mama der Hella hat voriges Jahr zu Weihnachten mehrere Romane von Geyerstamm bekommen und neulich liegt einer auf dem Tisch und wie ihre Mama draußen ist, blättert die Hella schnell und liest den Titel Frauenmacht!!! [van Gustaf af Geijerstam] Wie ihre Mama fertig war, schaut sie, wohin sie ihn im Bücherkasten stellt und jetzt lesen wir ihn. Einfach großartig! Ich kann die ganze Nacht nicht schlafen; die Signe, die er so liebt und die ihn doch betrügt. Wir haben so geweint, daß wir nicht weiterlesen konnten. Und das Mädchen, das Gretchen, das so an ihrem Papa hängt; ja, ich kann das großartig begreifen, daß sie immer Angst hat, ihr Papa könnte diese eckelhafte Person, die Frau Elise heiraten, die doch so schon einen Mann hat. Und wie sie dann stirbt, Gott, daß ist so gräßlich und so schön, daß wir es dreimal hintereinander lasen. Ich hatte neulich ganz rote Augen vor lauter Weinen, so daß die Tante dann sagte, ich dürfe nicht soviel lernen; sie glaubt nämlich, die Hella und ich lernen Literatur miteinander. Gott, das Lernen ist einem schrecklich, wenn man solche Bücher liest.

 24. Oktober: Wenn ich den Papa anschaue, muß ich immer an den Roman Frauenmacht denken; natürlich abgesehen von der Signe. Die Hella hofft noch etwas zu erwischen, aber es geht nicht so einfach, weil ihre Mama doch leicht draufkommen kann, da sie immer sehr vielen bekannten Damen Bücher leiht. Das gäbe einen Riesenskandal. Das Buch vom Brüderchen verlangen wir uns nicht, da wird nicht besonders viel drinstehen; aber ein Roman heißt Komödie der Ehe, das muß herrlich sein; den müssen wir unbedingt lesen.

Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

22 oktober
We hebben nauwelijks tijd om te leren van pure opwinding. De moeder van Hella heeft vorig jaar met Kerstmis een aantal romans van Geyerstam gekregen, en laatst lag er eentje op tafel. Toen haar moeder even weg was, bladerde Hella er snel in en las de titel: “Vrouwenmacht!!!” (van Gustaf af Geijerstam). Toen haar moeder klaar was, keek ze waar ze het boek in de kast zette — en nu zijn wij het aan het lezen. Gewoonweg schitterend!
Ik kon de hele nacht niet slapen; die Signe, die hij zo liefheeft en die hem toch bedriegt. We hebben zó gehuild dat we niet verder konden lezen. En dat meisje, Gretchen, dat zó aan haar vader gehecht is — ja, ik kan dat zo goed begrijpen, dat ze voortdurend bang is dat haar vader die walgelijke vrouw, mevrouw Elise, zal trouwen, die nota bene al een man heeft. En wanneer ze dan sterft — God, dat is zó vreselijk en zó mooi tegelijk, dat we het drie keer achter elkaar hebben gelezen. Laatst had ik helemaal rode ogen van het vele huilen, zodat tante zei dat ik niet zoveel mocht leren; ze denkt namelijk dat Hella en ik samen literatuur aan het studeren zijn. God, leren is verschrikkelijk moeilijk als je zulke boeken leest.

24 oktober
Telkens als ik naar papa kijk, moet ik aan de roman Vrouwenmacht denken — natuurlijk afgezien van die Signe.
Hella hoopt nog iets te pakken te krijgen, maar dat is niet zo eenvoudig, omdat haar moeder er makkelijk achter kan komen; ze leent namelijk altijd heel veel boeken uit aan haar kennissen. Dat zou een enorm schandaal worden.
Het boek van haar broertje vragen we niet te leen, daar zal niet zoveel bijzonders in staan; maar er is een roman die Komedie van het huwelijk heet — dat moet heerlijk zijn, die móeten we absoluut lezen.

woensdag 22 oktober 2025

Anonieme operaliefhebber • 23 oktober 1933

Uit: Operntagebuch einen anonymen Opernfans. Wiener Staatsoper 1933-1936.

vertaling onderaan

23.10.1933 Madame Butterfly
Dieses Mal hat es Hr. Alwin nicht so eilig. Fr. Gerhart (Chochosan) ist sehr herzig und auch stimmlich gut. (Bei der Arien hat sie Applaus.) Besonders lieb ist sie im Briefduett. Hr.Hammes (Sharpless) ist steif, die Rolle liegt ihm auch stimmlich nicht. Hr. Zimmermann sehr gut zu dem Ensemble.

23.10.1934 Traviata
Dirigent: Hr. Reichenberger. Fr. Gerhart (Violetta) ist viel besser als das letzte Mal; anfangs spielt sie auch ziemlich kokett. Hr. Kullmann (Alfred) weinte beim Singen besonders stark. Wundervoll sang Hr. Domgraf-Faßbänder (George Germont).

23.10.1935 Don Juan
Die Aufführung ist nicht so übel. Fr. Nemeth (Donna Anna) singt am Schluß die Arie sehr schön; manchmal schreit sie zu viel. Fr. Perras (Zerline) ist reizend, singt sehr lieb und schön. Hr. Jerger (Don Juan) ist wunderbar. Hr. Maikl (Octavio) singt wunderschön, er ist unverwüstlich. Hr. Vogl ist ein guter Leporello.


Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT

23 oktober 1933 – Madame Butterfly
Deze keer heeft de heer Alwin niet zo’n haast. Mevrouw Gerhart (Chochosan) is erg innemend en ook vocaal goed. (Bij de aria kreeg ze applaus.) Vooral in het briefduet is ze heel lief. De heer Hammes (Sharpless) is wat stijf; de rol past hem ook vocaal niet zo goed. De heer Zimmermann past heel goed bij het ensemble.

23 oktober 1934 – La Traviata
Dirigent: de heer Reichenberger. Mevrouw Gerhart (Violetta) is veel beter dan de vorige keer; in het begin speelt ze ook vrij koket. De heer Kullmann (Alfred) huilde opvallend veel tijdens het zingen. De heer Domgraf-Faßbänder (Giorgio Germont) zong schitterend.

23 oktober 1935 – Don Juan (Don Giovanni)
De opvoering is niet slecht. Mevrouw Németh (Donna Anna) zingt de slotaria heel mooi, al schreeuwt ze soms te veel. Mevrouw Perras (Zerlina) is bekoorlijk, zingt heel lief en mooi. De heer Jerger (Don Juan) is geweldig. De heer Maikl (Octavio) zingt prachtig — hij is onverwoestbaar. De heer Vogl is een goede Leporello.

dinsdag 21 oktober 2025

An Rutgers van der Loeff-Basenau • 22 oktober 1974

An Rutgers van der Loeff-Basenau (1910-1990) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1974 hield zij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Zondag [20 oktober]
Thijmstroop, aspirine, druiven, warme doeken, dampo, tempozakdoekjes, gloeiende thee met citroen en o hemel dit prachtige middel: grote lepel knoflookpoeder, honing en brandewijn. De samenkomst met Astrid Lindgren waar ik me zo op had verheugd, mis ik vanavond. Rillend diep onder de dekens. En ik had zo graag weer eens een woordje Zweeds gesproken.

Maandag [21 oktober]
Nog geen hoofd om de datum te bedenken. In bed getracht te bedenken wat ik morgen zal zeggen op die persconferentie ter gelegenheid van Astrid Lindgrens nieuwe boek De Gebroeders Leeuwenhart. De meest wezenlijke zaken komen hier aan bod: leven en dood, goed en kwaad, vrijheid en tirannie, moed, verraad, trouw - alles in een superieure sprookjessfeer, met bijna visionaire beelden in een eenvoudige taal. Meesterlijk. Maar ik moet ook iets zeggen over kinderliteratuur in het algemeen. M'n hoofd is dof. Telefoontje naar Tiel dat ik onmogelijk handtekeningen kan komen zetten vanavond in hun cultureel centrum de Agnietenhof. Spijt me.

Dinsdag [22 oktober]
Bij het opstaan zie ik door het raam dat de tuinhulp de macleya's wil opruimen. Niet doen, roep ik gauw. 't Is waar dat het blad lelijk verdord is, maar die hoge ijle zaadpluimen staan nog zo prachtig. Bibberig kleed ik me aan. Naar die lunch ga ik niet. Persconferentie 3 uur. Stokpaardje bereden: Bruggen slaan vanaf de kleuterboekjes naar de volwassen literatuur met gebruikmaking van de kostelijke prentenboeken, de ruimste keus van kinderverhalen en jeugdromans. De wakkeren zullen zelf onderscheid gaan maken. En dan hebben we lezers gekweekt, kinderen geholpen hun kritisch vermogen te scherpen, hun verbeeldingskracht te sterken.
Astrid Lindgren bleek een enig mens. Ze vroeg me naar mijn Gideons Reizen. 'k Moest vertellen dat wegens omvang en kostbare illustraties de vierde druk tegen de dertig gulden zou moeten kosten. Niet haalbaar. Zij schudde haar geestige kop. (Bij mezelf denk ik: als een boekenclub eens insprong). Tja, wat heb je er aan dat minister Klompé op gezag van de jury Staatsprijs '66 dit boek klassiek noemde, als het niet herdrukt kan worden? Vanavond vier Woerdenaars op bezoek: twee docenten, twee leerlingen. Wensen te spreken over Mens of Wolf. Hun eigen woorden: nu hadden ze een écht fijn boek gelezen (accent niet van mij). En nu wilden ze weten in hoever het verhaal authentiek is. Ik kon ze vertellen dat het zeer authentiek is. Geen duimwerk. Wel een hevig je inleven in gegeven situaties. Ik probeer in te slapen met de gedachte: 'k wil over mijn tuin schrijven. (Dat wordt ook geen duimwerk.) De macleya's schieten me weer te binnen. Gelukkig staan ze er nog met hun hoge zaadpluimen.

maandag 20 oktober 2025

Koningin Victoria • 21 oktober 1875

Koningin Victoria (1819-1901): More leaves from the journal of a life in the Highlands, from 1862 to 1882

AI-vertaling onderaan

 Highland Funeral.

Thursday October 21, 1875.
Much grieved at its being a worse day than ever for the funeral of Brown's father, which sad ceremony was to take place to-day. The rain is hopeless — the ninth day! Quite unheard of ! I saw good Brown a moment before breakfast ; he was low and sad, and then going off to Micras. At twenty minutes to twelve drove with Beatrice and Janie Ely to Micras. As we drove up (unfortunately raining much) we met Dr. Robertson, and all along near the house were numbers of people — Brown told me afterwards he thought above a hundred. All my keepers, Mitchell the blacksmith (from Clachanturn), Symon, Grant, Brown's five uncles, Leys, Thomson (postmaster), and the forester, people below Micras and in Aberarder, and my people ; Heale, Lohlein (returned this day from a week's leave), Cowley Jarrett, Ross and Collins (sergeant footman), Brown and his four brothers, including Donald (who only arrived last night, and went to the Bush, his brother William's farm), took us to the kitchen, where was poor dear old Mrs. Brown sitting near the fire and much upset, but still calm and dignified; Mrs. William Brown was most kind and helpful, and the old sister-in-law and her daughter ; also the Hon. M. West, Mr. Sahl, Drs. Marshall and Profeit, Mr. Begg, and Dr. Robertson, who came in later. The sons, and a few whom Brown sent out of the kitchen, were in the other small room, where was the coffin. A small passage always divides the kitchen and the sitting- room in this old sort of farmhouse, in front of which is the door — the only door. Mr. Campbell, the minister of Crathie, stood in the passage at the door, every one else standing close outside. As soon as he began his prayer, poor dear old Mrs. Brown got up and came and stood near me — able to hear, though, alas ! not to see — and leant on a chair during- the very impressive prayers, which Mr. Campbell gave admirably. When it was over, Brown came and begged her to go and sit down while they took the coffin away, the brothers bearing it. Every one went out and followed, and we also hurried out and just saw them place the coffin in the hearse, and then we moved on to a hillock, whence we saw the sad procession wending its way sadly down. The sons were there, whom I distinguished easily from their being near good Brown, who wore his kilt walking near the hearse. All walked, except our gentlemen, who drove. It fortunately ceased raining just then. I went back to the house, and tried to soothe and comfort dear old Mrs. Brown, and gave her a mourning brooch with a little bit of her husband's hair which had been cut off yester- day, and I shall give a locket to each of the sons.
When the coffin was being taken away, she sobbed bitterly.
We took some whisky and water and cheese, according to the universal Highland custom, and then left, begging the dear old lady to bear up. I told her the parting was but for a time. We drove quickly on, and saw them go into the kirk-yard, and through my glasses I could see them carry the coffin in. I was grieved I could not be in the kirkyard.
Saw my good Brown at a little before two. He said all had gone off well, but he seemed very sad ; he had to go back to Micras to meet all the family at tea. All this was terribly trying for the poor dear old widow, but could not be avoided. Already, yesterday morning, she had several of the wives and neighbours to tea. Every one was very kind and full of sympathy, and Brown was greatly gratified by the respect shown to him and his family to-day.


Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT
Hoogland-begrafenis

Donderdag 21 oktober 1875.
Zeer bedroefd dat het vandaag nog slechter weer is dan ooit voor de begrafenis van Browns vader, die droevige plechtigheid die vandaag zou plaatsvinden. De regen is uitzichtloos — de negende dag al! Volkomen ongehoord! Ik zag de goede Brown even vóór het ontbijt; hij was neerslachtig en bedroefd, en vertrok toen naar Micras. Om twintig voor twaalf reed ik met Beatrice en Janie Ely naar Micras. Terwijl we omhoog reden (helaas regende het hard), ontmoetten we Dr. Robertson, en overal in de buurt van het huis stonden veel mensen — Brown vertelde me later dat het er meer dan honderd waren.

Al mijn jachtopzieners waren er, Mitchell de smid (van Clachanturn), Symon, Grant, Browns vijf ooms, Leys, Thomson (de postmeester) en de boswachter, mensen uit Micras en Aberarder, en mijn personeel; Heale, Lohlein (vandaag teruggekeerd van een week verlof), Cowley Jarrett, Ross en Collins (sergeant-lakei), Brown en zijn vier broers, waaronder Donald (die pas gisteravond aankwam en naar de boerderij van zijn broer William, de Bush, ging). Zij brachten ons naar de keuken, waar de arme, dierbare oude mevrouw Brown bij het vuur zat — zeer aangedaan, maar toch kalm en waardig. Mevrouw William Brown was bijzonder vriendelijk en behulpzaam, evenals de oude schoonzuster en haar dochter; ook aanwezig waren de Hon. M. West, de heer Sahl, de dokters Marshall en Profeit, de heer Begg en Dr. Robertson, die later binnenkwam.

De zonen, en enkelen die Brown uit de keuken had laten gaan, bevonden zich in het andere kleine kamertje waar de kist stond. Een smalle gang scheidt altijd de keuken van de zitkamer in dit soort oude boerderijen; aan de voorkant is de deur — de enige deur. Ds. Campbell, de predikant van Crathie, stond in de gang bij de deur, en iedereen stond dicht buiten. Zodra hij begon met bidden, stond de arme, dierbare oude mevrouw Brown op en kwam dicht bij mij staan — in staat om te horen, al kon ze helaas niet zien — en leunde op een stoel tijdens de zeer indrukwekkende gebeden, die ds. Campbell voortreffelijk uitsprak.

Toen het voorbij was, kwam Brown haar smeken om weer te gaan zitten terwijl ze de kist wegnamen — de broers droegen haar. Iedereen ging naar buiten en volgde, en wij haastten ons ook naar buiten en zagen nog net hoe ze de kist in de lijkwagen plaatsten. Daarna gingen we naar een heuveltje, vanwaar we de droevige stoet langzaam zagen wegtrekken. De zonen waren erbij; ik kon ze gemakkelijk onderscheiden omdat ze dicht bij de goede Brown liepen, die zijn kilt droeg en naast de lijkwagen liep. Iedereen liep, behalve onze heren, die reden. Gelukkig hield het net toen op met regenen.

Ik ging terug naar het huis en probeerde de dierbare oude mevrouw Brown te troosten en te bemoedigen, en gaf haar een rouwbroche met een klein beetje van het haar van haar overleden man, dat gisteren was afgeknipt. Ik zal elk van de zonen een medaillon geven. Toen de kist werd weggedragen, snikte ze hevig.

We namen wat whisky met water en kaas, volgens het algemene gebruik in de Hooglanden, en vertrokken daarna, terwijl we de lieve oude dame vroegen sterk te blijven. Ik zei haar dat het afscheid slechts tijdelijk was. We reden snel verder en zagen hoe ze het kerkhof binnengingen, en door mijn verrekijker kon ik zien hoe ze de kist naar binnen droegen. Het bedroefde mij dat ik niet op het kerkhof kon zijn.

Ik zag mijn goede Brown even vóór twee uur. Hij zei dat alles goed was verlopen, maar hij leek zeer verdrietig; hij moest terug naar Micras om de hele familie bij de thee te ontmoeten. Dit alles was buitengewoon zwaar voor de arme, dierbare oude weduwe, maar was onvermijdelijk. Al gisterenmorgen had ze verschillende vrouwen en buren bij de thee. Iedereen was heel vriendelijk en vol medeleven, en Brown was diep geraakt door het respect dat hem en zijn familie vandaag werd betoond.

zondag 19 oktober 2025

Hans Warren • 20 oktober 1947

Hans Warren (1921-2001) was een Nederlandse schrijver. Zijn dagboeken zijn in vele delen gepubliceerd als 'Geheim dagboek'.
20 oktober was zijn verjaardag.

20 okt. - 13.10 u. - Moet de hele dag werken, stralend weer. Koud, maar een puur blauwe hemel, prikkelend helle zon en kraaienzwermen die als zwarte vlokjes luid kakelend en krassend naar het Zuiden trekken.
Op het bureau dacht niemand aan mijn verjaardag behalve Mina'tje Minderhout. Ze had op de kleuterschool een leeslegger voor me gemaakt van lichtgroen papier, daar franje aangeknipt en er groene, paarse en oranje figuurtjes opgeplakt. Ik heb haar en haar broertje Cor toen mijn hele stempelvoorraad plus -kussen en vellen papier gegeven om lekker te knoeien, ze hadden de dag van hun leven.
Toen ik over het dorpsplein liep zongen de kinderen op school keihard: 'Er is er een jarig vandaag' en ik werd uitgeleid door 'Hij leve lang hoera!'. Dat stemde me goed, al was het niet voor mij bestemd.
Nachtvogels is af, ik heb het vanmorgen gepost. Of ik de f 1500,— ooit krijg? Ik zit volkomen op zwart sperma.
Ik heb een maximum aan feiten en gegevens in het korte boek verwerkt, en alles verteld in een, hoop ik, niet al te hinderlijke praatvaarstijl die 'men' graag aantreft in dat soort populariserende natuurgeschriften.
Oma is gekomen voor mijn verjaardag, ik kreeg van haar Le Malentendu en Caligula van Camus. Snel doorgevlogen, eerste indruk: L.M. wat topzwaar, Claudel-achtig; C. subliem, met Sartre-trekken. C. lijkt me een meesterwerk, L.M. een interessante mislukking.

An Rutgers van der Loeff-Basenau • 19 oktober 1974

An Rutgers van der Loeff-Basenau (1910-1990) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1974 hield zij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Zaterdag [19 oktober]
De griep heeft me te pakken. Ben in bed gekropen. Erger me aan de vlaamse gaaien die nog voortdurend strootjes uit ons dak komen pikken. Of misschien zoeken ze insecten? Ben wakker geworden uit een koortsdroom: de nok van ons dak zat vol zwarte diakonessen. Griezelig. Hoe anders dan de brave werkelijkheid van laatst: 48 a.s. onderwijzeresjes uit Frankfort kwamen in een lange, lange rij over ons natte tuinpaadje, vóór en achter een diakones, zwarte paraplu boven witte gesteven kap. Omdat ik zo'n menigte niet iets kan schenken, liet ik ze elk een appel plukken van onze rijk beladen boom. Onbespoten? Jazeker. En ze zetten er hun tanden in. Binnen hield 'die Frau Rutgers' een hakkelige Duitse conférence en er bleven in elk geval 48 lekkere klokhuizen over voor onze ganzen. Nu, in mijn bed, hoor ik die twee kwaad gakkeren. Ze willen graan. Rolfje gaat het ze geven. Daarna brengt Mick hem naar de trein.

Zondag [20 oktober]
Thijmstroop, aspirine, druiven, warme doeken, dampo, tempozakdoekjes, gloeiende thee met citroen en o hemel dit prachtige middel: grote lepel knoflookpoeder, honing en brandewijn. De samenkomst met Astrid Lindgren waar ik me zo op had verheugd, mis ik vanavond. Rillend diep onder de dekens. En ik had zo graag weer eens een woordje Zweeds gesproken.

E. du Perron • 18 oktober 1936

• De Nederlandse schrijver E. du Perron (1899-1940) publiceerde in 1939 Scheepsjournaal van Arthur Ducroo, een ietwat gefictionaliseerd journaal van een bootreis die hij maakte in 1936. Du Perron-biograaf Kees Snoek schrijft er hier meer over.

18 October.
Port Saïd, gelukkig kort; om het kruit en de torpedo's moeten wij ook hier buiten de haven blijven. Plezier van voor het eerst weer tropenkleren aan te trekken (hoewel in Parijs gekocht), maar ik had er mij te veel van voorgesteld en het was meteen weer voorbij. De passagiers krijgen als gewoonlijk ruzie met de kooplieden, de sloep moet wachten voor diverse haken en ogen die aan de rand van het water nog moeten worden losgerukt. Een verkoper van rahat-loekoem ['Turks fruit'], wiens voornaamste argument bestaat uit ‘zèg, meneer!’ druipt van 2 shilling af tot een kwartje en staat verbijsterd als men hem vraagt: ‘Wat doet je denken dat ik dat eten wil?’ Tenslotte is het ook geen vraag en het antwoord kan men zichzelf geven: hij denkt dat men het eten wil omdat het nog maar een kwartje kost, wat duivel! Hij is beledigd als ik hem zeg, dat ik toch niet wil: ‘Yes, yes, thanks!’ zegt hij met een patriarchen-uitdrukking (gesloten oogleden) op zijn tronie van oude rover.
De hele middag trekken wij door het Suez-kanaal; wij moeten telkens stoppen voor grotere boten die voorbij moeten, waaronder groen-en-witte italiaanse, propvol soldaten, voor het vervolg van de walgelijke abessijnse verovering. Bij avond wordt het aardig, als men zo vlakbij verlichte treintjes ziet rennen, een heel eind evenwijdig met ons. Ik loop nu over het dek met de juwelier. Hij klaagt over de hollandse dame die bij hem aan tafel zit en die de boot niet goed genoeg voor haar vindt; en ze had direct aangekondigd dat ze de hele reis door zou kankeren: ‘Nou, wat voor indruk maakt dat nou! En ze is zo sarcastisch; nou, sarcasme en ik, hè! Ze heeft laatst tegen ons ook wat gezegd; ja, en ik had wel wat teruggezegd, maar ik heb het niet goed verstaan. Als ik het maar goed verstaan had!’
[...]

donderdag 16 oktober 2025

Matthijs Vermeulen • 17 oktober 1944

Matthijs Vermeulen (1888-1967) was een Nederlandse componist en muziekcriticus. Toen zijn vrouw in augustus 1944 in het ziekenhuis werd opgenomen, ging hij haar briefjes schrijven, en hij ging daarmee door nadat ze korte tijd daarop overleden was. Ze laten zich lezen als een dagboek en zijn gepubliceerd als Het enige hart.

Dinsdag 17 okt. 1944
Tweemaal, na zondag, heb ik in de ochtendschemering je bezoek tevergeefs verwacht en verlangd. Toen je klaarblijkelijk wegbleef, heb ik beide keren, bij wijze van proef, getracht mij je tegenwoordigheid te suggereren door de zo intens mogelijke evocatie van gelukkige uren welke wij samen beleefden, en van jouw gestalten in die gelukkige uren. Ik ben er niet in geslaagd om van de sterke aandoeningen welke deze voorstellingen in mij opwekten, een gewaarwording van aanwezigheid te maken. Integendeel. Hoe reëler mij het beeld werd dat ik uit het verleden ophaalde, des te scherper was ik mij bewust van zijn onwerkelijkheid en van zijn verwijdering in het heden. De kwaliteit van het geluk dat je nabijheid van zondag mij verschafte en dat ik ondervond of ondervind bij evocaties van voorheen, verschilt bovendien essentieel. Bij t ene zweefde ik, bij 't andere klampte ik mij vast. Het ene droeg mij gevleugeld omhoog, het andere hield mij gekluisterd. Bij 't ene was het hart vol en bevredigd, bij 't andere leeg en ongerust. Je kwam dus zelf, die zondagochtend. En zo wens ik het, zo wil ik het: dat alles mij voortaan komt van jou, door jou.

woensdag 15 oktober 2025

Fritzi Harmsen van Beek • 16 oktober 1944

Fritzi ten Harmsen van der Beek (1927-2009) was een Nederlandse schrijfster. In haar jeugd hield ze enige tijd een dagboek bij.

16 october
Ik ben van Gorter’s Mei verrukt en zoek naar een omkleding van mijn motief, zoals hij dat vond, zo stralend en helder, zo weinig dubbelzinnig en toch zo onbegrijpbaar.
Ik voel dat ik nu een vers kan maken, want het moet, het is nodig om met mezelf tot mezelf te komen. Alles is nu zo onduidelijk.
Gaan dat wat moet en dat wat wil niet samen?
Ik weet het niet. Ik geloof het.
Wie kent de stilte van een eenzaam huis
waarom de wind waait en waarin geen thuis
te vinden was, voor niemand, zodat stil
de diepe stilte is en niet wijken wil.
Zo moet dit gedicht voortgaan, mooi, vooral mooi moet het blijven. Dit maakte ik nog:
Dragen niet onze hoofden kronen
van hemelgoud
en zullen wij dan niet wonen
waar mist ophoudt
en door de wolk gordijnen
zonnen en manen schijnen
tot ook dat, ophoudt.
... daar liggen bedolven
onder de golven
mijn dromerijken van weleer...
meer nog, dat de moeite niet waard is.

Dit zal groeien tot een werk waarin ik Jan* alles kan zeggen zoals ik het bedoel.
Maar er valt niets te zeggen, zelden eigenlijk heb ik me zo dicht bij hem gevoeld, gisteren toen wij samen stonden voor iets wat wij nog niet begrijpen konden.

Laat ik niet vergeten op te schrijven dat hert eerste gedicht dat ik hierin op schreef, niet mooi is. Het is een rijm, en dan zelfs nog een slecht rijm. Het maakt me naar als ik het lees.
[...]

* Haar jeugdliefde Jan Hooglandt, de latere directeur van de Hoogovens. Lees meer hier.

dinsdag 14 oktober 2025

Sergej Prokofjev • 15 oktober 1913

15 October
Sergej Prokofjev (1891-1953) was een Russische musicus en componist. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.

I asked to be woken at half past eight and pressed on with the ballet. I decided to compose it in five to six weeks and then to notate it at record speed. The work is going extremely well, although my English is suffering in consequence and I did not learn all my vocabulary for Miss Isaacs today. I spent the evening with Bashkirov, who has been trying to telephone me for three days without success and had come to the conclusion that I was angry with him. He was very taken with the subject of the ballet, and promised to think about it himself, letting his imagination run over the details. He took me home afterwards.

maandag 13 oktober 2025

Randy Newman • 14 oktober 1994

Randy Newman (1943) is een Amerikaanse zanger. In 1994 hield hij een 'Hollands Dagboek' bij.

Vrijdag 14 oktober
Tot mijn leedwezen blijkt men waar ook in Nederland nauwelijks respons te geven op de liedjes uit Trouble In Paradise en Land Of Dreams, al had ik dat natuurlijk kunnen verwachten, want die albums hebben slechts een tiende verkocht van Sail Away, Good Old Boys en Little Criminals. Toch lijken die latere platen me zuiver muzikaal gezien ontegenzeglijk beter, waarbij ik mezelf als tekstdichter scherper en trefzekerder dan vroeger vind. Wel gebruik ik bij het schrijven nog steeds dezelfde basistechniek: ik voer een verteller ten tonele die zichzelf minder goed kent dan de luisteraar over hem aan de weet zal komen.

Doorgaans draait het om behoorlijk onbetrouwbare, vaak leugenachtige en steevast ongevoelige typen, die beduidend slechter van aard zijn dan het gros van de mensheid. Mijn empathie met dergelijke personages moet men echter niet verslijten voor sympathie, laat staan dat men mij met die figuren mag vereenzelvigen. Ik ben althans bij mijn weten geen wreed, bitter en cynisch man, hoogstens overdreven pessimistisch, zij het desondanks verre van ongelukkig. Ik mag niet klagen over hoe mijn leven tot dusver is verlopen. Hoewel ik het betreur dat ik niet harder heb gewerkt, hoef ik me voor de kwaliteit van mijn muziek zeker niet te schamen.

Schuldgevoelens op het persoonlijke vlak ken ik evenmin, al zal ik het tot in lengte van dagen smerig en gemeen van mezelf blijven vinden dat ik mijn liefhebbende vrouw heb verlaten voor een ander met wie het toch nooit iets zou worden. Inmiddels staan we echter weer op goede voet met elkaar en ze is zelfs bevriend geraakt met mijn tweede echtgenote. Als vader heb ik het er in zoverre niet slecht van afgebracht dat de drie jongens voorbeeldig zijn opgegroeid, terwijl ook met de twee baby’s alles in orde lijkt. Had iemand me twintig jaar geleden dit leven in het vooruitzicht gesteld, ik zou er ogenblikkelijk voor hebben getekend.

zondag 12 oktober 2025

Lord Byron • 13 oktober 1811

George Gordon Byron (1788–1824), beter bekend als Lord Byron, was een Engels schrijver en dichter. Byrons reputatie berust niet alleen op zijn geschriften, maar ook op zijn leven vol aristocratische excessen, enorme schulden en talrijke liefdesaffaires. Lady Caroline Lamb noemde hem "mad, bad, and dangerous to know". Zijn brieven en dagboeken zijn integraal gepubliceerd.  De Nederlandse vertaling verscheen in Brieven en dagboeken (vertaald door Joop van Helmond). Het fragment hieronder komt uit een brief die hij schreef aan zijn vriend Francis Hodgson.

13 oktober 1811
Wanneer ben je in Cambridge? Ik meen dat je tussen neus en lippen zei dat je vriend Bland uit Holland terug is. Ik heb altijd groot respect gehad voor zijn gaven, en voor alles wat ik heb vernomen over zijn karakter; maar van mij weet hij geloof ik niets, behalve dat hij tien maanden achter elkaar mijn zesdeklasrepetities heeft aangehoord, met een gemiddelde van twee regels per ochtend, en nooit foutloos. Ik moest aan hem en zijn 'Slaven' denken toen ik tussen Kaap Matapan en St. Angelo en zijn Eiland Kithira voer en betreurde voortdurend de ontstentenis van de Anthology. Ik neem aan dat hij nu Vondel, de Nederlandse Shakespeare, en 'Gysbert van Amstel' zal vertalen dat zich gemakkelijk op ons toneel voegt zoals het er nu voor staat; en ik neem aan dat hij het Nederlandse gedicht heeft gelezen, waarin de liefde van Pyramus en Thisbe wordt vergeleken met het lijdensverhaal van Christus; en tevens de liefde van Lucifer voor Eva, en andere soorten van literatuur uit de Lage Landen. Je zult me wel voor gek verslijten dat ik deze dingen aanroer, maar het staat zwart op wit en hoog aangeschreven op de oevers van alle grachten van Amsterdam tot Alkmaar.

Samuel Pepys • 12 oktober 1666

• De Engelsman Samuel Pepys (1633-1703) hield negen jaar (in geheimschrift) een dagboek bij, waarin hij op ongedwongen toon noteerde wat hij zoal meemaakte, van zijn moeilijkheden met de stoelgang en zijn amoureuze escapades tot allerlei zaken van landsbelang. Een selectie is in vertaling (van Heleen ten Holt) verschenen als Geheim dagboek van een puritein.

Pepys [spreek uit 'pieps'] had bij de Grote brand van Londen van begin september zijn familie zijn goud laten begraven in de tuin (alsmede zijn parmezaanse kaas), maar toen hij het op 10 oktober weer wilde opgraven, kostte het grote moeite alle munten weer terug te vinden. Op 11 oktober zocht hij verder.

11 oktober 1666
Zodra het licht werd op. Will Hewer en ik zijn meteen met emmers en een zeef de tuin in gegaan; we hebben alle aarde uit de kuil verzameld en naar een van de priëlen gebracht; daar hebben we de emmers met aarde gezeefd, net als ze in andere delen van de wereld doen om diamanten te zoeken. Tot onze grote tevredenheid zijn er (nadat we al verscheidene emmers geleegd hadden zonder iets te vinden) ten slotte met veel moeite nog vierendertig munten bijgekomen, zodat er nu nog maar twintig ontbreken. Mijn vader heeft beloofd dat hij ook nog eens zal zoeken; hij vond het allemaal heel erg, de arme man, maar ik heb hem verzekerd dat ik best tevreden ben en dat is ook zo. Het gaf me zelfs een zeker plezier te bedenken dat het bijna evenveel moeite kost je geld te bewaren als het te verdienen.

12 oktober 1666
Vanmiddag om vijf uur waren we weer thuis. Heb het goud gelukkig veilig hierheen gekregen. Toen ik thuiskwam, hoorde ik dat vandaag de begrafenis van sir William Batten was. Hij is van hieruit met zowat tweehonderd volgkoetsen naar Walthamstow gebracht en daar begraven.

Paul Léautaud • 11 oktober 1919

Paul Léautaud (1872-1956) was een Franse schrijver. Hij hield een 'literair dagboek' bij, over alles behalve zijn verhoudingen met verschillende vrouwen, en een 'particulier dagboek', dat juist daarover ging. Dit fragment komt uit Particulier dagboek 1917-1924 (vertaald door Pieter Beek).

Vrijdag 10 oktober.- Nog iets grappigs: Mijnheer... wilde tijdens het middageten met alle geweld weten wie toch eigenlijk de vrouw met de volmaakte borsten uit mijn laatste artikel is. Ik had zin om hem te antwoorden: 'Je zou gek opkijken als ik je dat zou zeggen.' Ik heb echter genoegen genomen met de mededeling, dat ik op dat punt niet uit de school wil klappen. Ik vraag me af wat Madame P..., die al verscheidene maanden in huis is, van dit alles denkt. Ze heeft er heel zeker met Madame H... over gesproken en misschien heeft ze al het nodige in de gaten. Vrouwelijke intuïtie!

Zaterdag 11 oktober. - Nog steeds geen antwoord van Madame... Misschien heeft ze mijn brief vanochtend pas gekregen. Ik heb haar zo-even geschreven en haar mijn plannen voorgelegd - om twee reizen te maken, waardoor ik vier dagen en twee halve dagen bij haar zou kunnen zijn, met de opmerking dat ik er vast op reken dat ze ja zal zeggen. Wanneer ik me zo eens bekijk op dit ogenblik, nu ik bijna achtenveertig levensjaren achter de rug heb, dan ben ik nog even gek en even opgewonden bij het idee dat ik haar daarginds ga opzoeken, als drie jaar geleden, in 1915. Ik ben geneigd om over dit alles te zeggen: helaas! want eigenlijk is het helemaal niet komisch dat zoveel vernederingen, zoveel onenigheden en zoveel desillusies niets van mijn vuur gedoofd hebben. Wat zal me daarginds nu weer te wachten staan? Misschien de meest vervelende dingen, zodat de weinige prettige ogenblikken me duur te staan zullen komen? Welk teken van haar liefde geeft ze me eigenlijk buiten het liefdesspel? Tijdens haar jaarlijkse afwezigheid is ze nog geen enkele keer op het idee gekomen om me eens iets hartelijks te schrijven, al was dat nog zo banaal, zoiets als het volgende; mijn liefste, wees maar niet bedroefd, langzaam maar zeker verstrijken de dagen... Niets van dit alles! En dan te bedenken dat ik op het ogenblik, bij het idee dat ik haar daarginds zal gaan opzoeken, niet alleen tril van verlangen, maar ook van emotie.

donderdag 9 oktober 2025

Peter Matthiessen • 10 oktober 1973

Peter Matthiessen (1927-2014) was een Amerikaanse schrijver. In De Sneeuwluipaard (vertaling Victor Verduin) doet hij verslag van een trektocht door de Himalaya.

10 oktober 1973
Ik wacht en kijk naar het noorden; mijn instinct zegt me dat ik doodstil moet blijven staan. Wolkenmist, sneeuw, absolute stilte, absolute eenzaamheid: uitgestorvenheid. Dan opent zich plotseling, in de diepe rust, het wolkendek en onthult de uitgestrekte sneeuwvelden van de Dhaulagiri. Ik haal adem, de mist sluit zich weer en alles is verdwenen niets! Onwillekeurig maak ik een kleine buiging. We banen ons door de natte sneeuw een pad naar beneden en bereiken een boomgrens van kleine ceders. Tegen de schemering komen we op een holle, toendra-achtige bergweide, die vlak genoeg is om er een tent op te zetten. Als het donker is, trekken de wolken op: op een hoogte van 3750 meter zijn we omringd door glanzende gletsjers. De vijf toppen van de Dhaulagiri blinken aan het zwarte firmament en boven al deze blankheid staat een zilveren maan, de volle maan van oktober, de maand dat de lotus in bloei staat.

woensdag 8 oktober 2025

Koos van Zomeren • 9 oktober 2004

Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. In Nog in morgens gemeten werkt hij dagboekaantekeningen uit 2003/2004 uit.

9 oktober. In een kaaswinkel in de Elandstraat in Den Haag. We hadden poffertjes gegeten op Kijkduin en wilden iets hartigs. Een stuk kaas dan maar? Ik gaf Stanley aan Iris en liep naar binnen - en even later weer naar buiten. 'Dat duurt me te lang.' Toen we wegliepen, begon de kaashandelaar verwoed op het raam te tikken. Hij gebaarde: kom terug, kom onmiddellijk terug jullie! Zijn verhaal is ongetwijfeld: de mensen hebben tegenwoordig geen twee minuten geduld meer. En het mijne? Toen ik erover nadacht - een reeks van kleine impulsen. Om te beginnen had hij allemaal Amsterdammer in de vitrine liggen. Oud, pittig-belegen, jong-belegen, roomkaas - allemaal Amsterdammer, en ik vind Amsterdammer in relatie tot kaas geen aantrekkelijk begrip. Toen begon de winkelier een man te helpen die wat in de winkel liep rond te scharrelen. Op een of andere manier had ik niet het gevoel dat die man vóórging. En die wilde gebrande amandelen. De winkelier liep naar de notenbak bij het raam en begon iets te zeggen over de kwaliteit van zijn amandelen. Toen wist ik opeens: ik heb helemaal geen zin in kaas. Het vertrek uit de winkel had daarna inderdaad iets van een ontsnapping.


Elandstraat met kaasboer in Den Haag

dinsdag 7 oktober 2025

Adriaan Morriën • 8 oktober 1950

Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Plantage Muidergracht zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.

8 oktober 1950
Ik moet voor Libertinage een stukje over Hans Lodeizen schrijven, een moeilijke opgave omdat ik allerlei bijzonderheden, zoals zijn homoseksualiteit en zijn verhouding tot zijn vader, buiten beschouwing moet laten. En het zijn juist deze bijzonderheden die in de korte tijd dat ik hem heb gekend, zijn leven stempelden tot wat het was. [...] Hij probeerde mij en Guus altijd met hem mee te krijgen, om in de stad ergens te gaan eten of een borrel te drinken. Hij was buitengewoon gul, met een jeugdige gulheid, waarin de gever plezier heeft, die geen filosofische of filantropische rechtvaardiging nodig heeft, maar eerder het karakter droeg van een levenskunst, een sport, een voorliefde voor decor, of het ontbreken daarvan. Zijn gulheid kan, geloof ik, ook niet los worden gezien van zijn verhouding tot zijn vader. Hij gaf, lijkt het mij, het geld van zijn vader zo graag uit om het eenvoudig niet al te lang in zijn zak te hoeven hebben. Hij heeft het zijn vader altijd kwalijk genomen, dat die hem niet met rust liet en zijn gang liet gaan. Voor hem was het voldoende dat zijn vader een belangrijk zakenman was geworden. Zichzelf had hij de rol van het potverteren toebedeeld. Ik moest hem meer dan eens beletten dat hij mij het geld eenvoudig in de zak stopte. De laatste keer dat ik hem vóór zijn dood heb gezien, lukte mij dat niet.

maandag 6 oktober 2025

Victor Hugo • 7 oktober 1870

Victor Hugo (1802–1885) was een Frans schrijver, dichter, essayist en staatsman. Vertaalde dagboekfragmenten van hem zijn gepubliceerd als Zelf gezien.

7 oktober
Toen ik vanochtend over de boulevard de Clichy dwaalde, zag ik aan het eind van een straat die naar Montmartre leidde, een ballon. Ik liep erheen. Een tamelijk grote menigte stond bij een grote, vierkante open plek, die omsloten werd door de steile wanden van Montmartre. Op die open plek werden drie ballonnen opgeblazen, een grote, een middelgrote en een kleine. De grote was geel, de middelgrote wit, de kleine geel met rood geribd.
In de menigte werd gefluisterd: 'Gambetta gaat zo dadelijk vertrekken!' En inderdaad ontwaarde ik te midden van een groepje mensen, naast de gele ballon, in een dikke overjas, een pet van otterbont op het hoofd, Gambetta. [...] Hij stapte in de ballon, en zijn tas werd door een jonge man, de ballonvaarder, aan de touwen boven Gambetta's hoofd vastgemaakt. Het was halfelf. Het was een mooie dag; een zwakke zuidenwind, een zachte herfstzon. Plotseling steeg de gele ballon op met drie mannen erin, onder wie Gambetta. Daarna de witte, ook met drie mannen; één van hen zwaaide met de tricolore. Onder Gambetta's ballon wapperde een blauw-wit-rode wimpel. 'Leve de Republiek!' werd er geroepen.
De twee ballons stegen op, de witte hoger dan de gele, en daarna zagen we ze dalen. Ze wierpen ballast uit, maar ze bleven dalen. Ze verdwenen achter de Butte Montmartre. Waarschijnlijk zijn ze neergekomen op het open veld bij Saint-Denis. Ze waren te zwaar beladen, of er was te weinig wind.

zondag 5 oktober 2025

Marjan Berk • 6 oktober 1983

Marjan Berk (1932) is een Nederlandse actrice en schrijfster. In 1983 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Donderdag
De wekker start om 7 uur. Ik moet om 8.30 op een scholengemeenschap in Amersfoort 'de Schothorst', vier uur lesgeven. De pijn in arm en rug bereikt het punt 'ondragelijk'. Pillen geslikt, heet bad genomen, vriendin belt om aan te bieden me te rijden. God is soms werkelijk meesterlijk in het zorgen van details. Een beetje als Dopy Jopie laat ik me door Nanneke naar de school vervoeren, waar ik met veel koffie in staat ben te starten. Buitengewoon geanimeerde ochtend. Pijn gewoon vergeten door woeste discussies over Centrumpartij en Turken, die je zouden verkrachten. Blijkt iedere keer weer, dat de kwaliteit van het vermogen tot discussiëren van zo'n stel kinderen staat en valt met de kwaliteit van de docent Nederlands.
's Middags in het Burgerziekenhuis bij dokter V. injectie gehaald, die mij even twaalf uur geheel plat legt, iets wat langzaam dringend noodzakelijk werd in verband met ontsteking, die door al dat werk er niet bepaald op vooruitging. Apropos! Bij die lezingachtige lessen op scholen vraag ik altijd, wie er een dagboek bijhouden! Vooral de meiden, ja eigenlijk alleen de meiden doen dat nogal eens. Ik schat het percentage zo ongeveer ruwweg op 10 procent!

Gerald Ford • 5 oktober 1975


Scanned from the President's Daily Diary Collection (Box 78) at the Gerald R. Ford Presidential Library. THE DAILY DIARY OF PRESIDENT GERALD R. FORD, OCTOBER 5, 1975 

• 9:02 The President had breakfast.
• 9:59 - 10:07 The President talked with Secretary of the Treasury William E. Simon.
• 10:10 The President had lunch.
• 10:58 The President went to the Oval Office.
• 11:30 The President went to the Cabinet Room. 
• 12:02 The President was telephoned by Vice President of U.S. Steel William G. Whyte. The call was not completed.
• 1:18 The President went to the South Grounds of the White House.
• 1:18 - 1:37 The President motored from the South Grounds to Burning Tree Country Club, Burdet and River Roads; Bethesda, Maryland.
• 1:55 - 6:10 The President played golf with: Melvin R. Laird, Senior Counsellor for National and International Affairs, Reader's Digest magazine, Washington, D.C. John W. Byrnes, former Congressman (R-Wisconsin) Congressman John J. Rhodes (R-Arizona)
• 6:10 The President returned to his motorcade.
• 6:11 - 6:36 The President motored from Burning Tree Country Club to the South Grounds of the White House. 
• 6:38 The President returned to the Oval Office.
• 6:42 - 6:49 The President talked with Secretary Simon.
• 7:21 - 7:26 The President talked with Mr. Whyte.
• 7:34 - 7:35 The President talked with the First Lady. 
• 8:06 The President returned to the second floor Residence.
• 8:16 - 8:17 The President talked with his son, Jack.
• 8:30 The President had dinner with: The First Lady,  Jack Ford.
• 9:17 The President returned tot the Oval Office.
• 10:20 Te President returned tot the second floor Residence.
• 10:25 - 10:45 The President talked with his daughter-in-law, Gayle.
• 10:51 The President telephoned his daughter, Susan. The call was not completed.
• 10:58 The President telephoned his son, Steve. The call was not completed.
• 11:09 - 11:33  The President talked with James E. Brown, Manager for Public and Customer relations and Aerospace Group Executive for Thiokol Corporation, Promontory, Utah.

zaterdag 4 oktober 2025

Simone Schell • 4 oktober 1980

Simone Schell (1943) is een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1980 hield ze voor NRC Handelsblad korte tijd een 'Hollands dagboek' bij nadat ze een Gouden Griffel had gewonnen.

Vrijdag [3 oktober]
Moet nog een stukje schrijven voor meneer Landsdaal. Over het kinderboek. Wat een vervelend onderwerp is dat eigenlijk. Zie kans om geruime tijd voor mij uit te staren en schrijf dan iets op als een kinderboek is ook een boek en misschien schrijf ik er nog wel eens een... Pak koffers. De kinderen gaan naar Henk en Ieneke. Wij naar Groningen.
Opvallend veel ganzen in Noord-Holland en je kunt er 'biologische groenten' krijgen, lees ik op een bord. Dat lijkt mij Veel lekkerder. 'Een tijd van tegenstellingen,' roep ik wijsgerig Ja, ik beweer ook nog wel eens wat. Groningen is een stad van kwabben. Raak je op de ene kwab dan ben je behoorlijk bij de tijd als je daar weer af ziet te komen.
Komen na een uur dwalen toch nog in de Oude Ebbingestra aan.
'Met groeten' mag ik in een paar boeken schrijven. Zie Bernardette en Jaap. Wim en Froukje en hun vier zonen. Dan naar Cees en Fransje in Delfzijl en daar is het goed thuiskomen. Wij eten, drinken en bespreken het leven.

Zaterdag [4 oktober]
Ontbijten vroeg en vertrekken naar Enschede. 'Groningen,' zeggen wij tegen elkaar, 'bestaat in deze tijd voornamelijk uit zwart land dat er netjes gekamd bijligt'. Komen te laat in Enschede en treffen alweer zo'n oergezellig doolhof van loopwinkelstraatjes Ik begeer niets meer in zulke doolhoven. Kinderboekenweek, staat op demonstratie-lappen. Enschede zal het weten. Al met al heel gezellig en heel koud op de boekenmarkt. Tussen de middag krijgen wij een Twentse koffietafel en gelegenheid om met elkaar te praten. 'Dan heeft u het niet goed gelezen' hoor ik Thea Dubelaar zeggen (tegen een Heer van de Pedagogische Akademie). 'Is Simone Schell ook aanwezig?' vraagt hij. Nee, die is naar schrijfles.
Doen nog boodschappen voor het weekend in Enschede en rijden met Khing naar huis. Eten bij Henk en Ieneke, (Ik, die altijd weet te tobben, ga volstrekt ontspannen op stap als mijn kinderen daar logeren).

donderdag 2 oktober 2025

Mary Dresselhuys • 3 oktober 1979

Mary Dresselhuys (1907-2004) was een Nederlandse actrice. In 1979 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad korte tijd een 'Hollands dagboek'bij.

Woensdag 3 oktober
Vanavond de honderdste 'Gelukkige Hand' [toneelstuk] in Den Haag. Exact de honderdste; voor de produktie, voor de technische staf - en voor Guus Hermus. Niet voor mij, voor mij is 't de vijfde. Een honderdste voorstelling spelen we bij voorkeur in een lekkere schouwburg, in een beetje grote stad. Op tournee lukt dat niet altijd. Soms valt die honderdste in een afschuwelijke schouwburg in de stad X. Dan smokkelen we, en we zetten die honderdste bij voorbeeld twee dagen later, als we in IJ spelen, of drie dagen vroeger als we in Z spelen. Zo heb ik al ettelijke malen met veel tamtam een honderdste gevierd terwijl het in werkelijkheid de honderd-vierde of de zeven-en-negentigste was, maar om de honderdste te vieren als het eigenlijk pas de vijfde is...
Acteurs zeggen tegen elkaar als iemand een avond geen zin heeft: "t Wordt altijd 11 uur.' Maar het is nu pas 11.00 uur 's morgens, en ik heb juist wèl zin. Ik zou ook helemaal niet willen dat het al 11.00 uur 's avonds was. Ik zou willen dat het acht uur vanavond was en dat we over een kwartier konden beginnen. Ik merk dat ik toch een soortje zenuwachtig ben vandaag. Niet zozeer vanwege die honderdste, maar Den Haag is toch weer iets anders dan Lelystad of Middenmeer. Jons (A. Viruly) is er al vroeg heen voor een bespreking met zijn uitgever. Die zie ik daar vanavond. Nee, niet de uitgever. Maar ik vind zo'n dag alleen thuis prima. Ik kom tot niets. Geen concentratie om iets te lezen. Radio aan, radio uit. Geen zin in eten. Geen zin in koffie. Beetje klunzen. Knoop aanzetten. Radio aan, radio af. Een la opruimen. Een plant verpotten.
Ha, de post, een grote envelop van NRC Handelsblad. Misschien gaat het niet door, kan dit allemaal over een minuut de prullenmand in.
Maar nee, het is: Handleiding bij het schrijven van dit dagboek. Hoeveel woorden, waar inleveren, enzovoort, enzovoort. Gelukkig niet HOE het moet; dan kan ik het niet meer. Dan durf ik niet meer.
Jons en ik hebben eens een paar jaar ge-olie- en gewaterverfd, het werkwoord schilderen wil ik niet gebruiken. We vonden het heerlijk. Jons kocht steeds meer boeken over hoe het moest, om technieken te leren. Ik stak mijn hoofd in het zand, want ik wist dat ik niet meer zou durven als ik wist wat ik allemaal verkeerd deed. Zo is het met dit schrijven ook. Als iemand dit eerste velletje zou lezen en zou zeggen: 'Dat kan zo echt niet' - dan was het meteen afgelopen, dan zou ik niet meer durven. Néé, nee nee, zo is het niet met toneel: regisseurs en collega's mogen mij alles zeggen. Ik lees zoveel mogelijk; ik wil van alles op de hoogte zijn. Ik heb vier abonnementen op buitenlandse toneeltijdschriften, ik slurp alles op waar ik van leren kan. 'Nou, daar willen we dan vanavond de resultaten weleens van zien,' zult u zeggen. En daar hebt u dan gelijk in ook.

woensdag 1 oktober 2025

Ernst Jünger • 2 oktober 1944

Ernst Jünger (1895-1998) was een Duitse schrijver. Zijn Parijs dagboek 1941-1943 is verschenen in de Privé Domein-reeks (vertaling Tinke Davids).

Parijs, 2 oktober 1942
Perpetua schrijft dat het eind van deze eeuw wel eens gruwelijker zou kunnen worden dan begin en midden ervan. Ik wil dat liever niet geloven en denk wel eens dat de eeuw zal hebben geleken op Heracles die in zijn wieg slangen wurgde. Zeer juist is echter wat zij verder zegt: dat men in deze tijden de deugden van hagedissen moet ontwikkelen, men moet er handigheid in krijgen de zeldzame zonnige plekjes op te sporen en er gebruik van te maken. Dat geldt ook voor de oorlog; wij mogen niet steeds vruchteloos bepeinzen wanneer hij zal eindigen. Dat is een datum die niet van ons afhankelijk is. Wel echter zijn wij in staat ook in noodweer vreugde te schenken, onszelf en anderen. Dan hebben we een tipje van de vrede in de hand.
Ik verneem verder van haar dat de vader van de astroloog sinds enige tijd vermist wordt. Men vermoedt dat Russische krijgsgevangenen hem om zijn kleding hebben vermoord. Dat doet mij denken aan het gruwelijk lot van Kügelgen. Overigens heb ik al jaren geleden de opkomst van nieuwe roversbenden voorzien, zonder echter te vermoeden hóe de geschiedenis dat zou verwerkelijken — ik had dat eenvoudigweg uit negatieve voortekens geconcludeerd, bij voorbeeld uit de overmacht, de nationalisatie van het onrecht.
's Avonds ontmoette ik de Doctoresse bij een door haar voorgeschreven kopje verveine aan de place des Ternes. Sinds ik ontevreden ben over mijn gezondheid, dient dit uurtje tegelijkertijd ook als spreekuur.