donderdag 27 februari 2025

Lodewijk van Deyssel • 28 februari 1937

Lodewijk van Deyssel (1864-1952) was een Nederlandse schrijver. Hij had een hartgrondige hekel aan telefoneren, en dus schreef hij "briefjes, wier ontstaan te danken is aan Thijm's matige animo om zich persoonlijk met een, in zijn ogen gecompliceerde, tijdrovende en vermoeiende aangelegenheid als telephoneren is, te occuperen. Hoogst zelden, en dan nog contre coeur, benutte hij dit communicatiemiddel eigenhandig, maar vrijwel dagelijks legde hij twee à drie briefjes gereed, welke briefjes - in zijn omgeving geleidelijk aan vertrouwd geworden als de Telephoonbriefjes - een voor hem, voor de Heer Alberdingk Thijm, te telephoneren tekst behelsden, met welker voorlezing door de telephoon zich een daartoe aangezochte ondergeschikte belast wist. Op de ommezijde van het telephoonbriefje noteerde de bemiddelaar dan het antwoord of de reactie van het opgeschelde adres, waarna hij dit document weer had in te leveren bij zijn opdrachtgever, die het - soms voorzien van marginalia - wegborg in zijn archieven."

• Portret: Jan Veth.

Gebroeders Vermeulen [28-2-'37]
Gelieve bij de hr. Alb. Thijm te laten halen een pyama jasje. Noodig zijn zes zulke jasjes, maar met een gordelwijdte van de afmeting van bij het jasje gevoegd touw. Indien deze jasjes niet voorhanden zijn, moeten zij gemáákt worden. U gelieve op te geven hoe veel tijd daar mee gemoeid zoude zijn. Moet de aanmaak in het buitenland gebeuren, zoo rekene U er mee, dat de meerdere onkosten, die de spoedige aflevering van uit het Buitenland mede brengt, voor rekening zijn van den hr. Alb. Thijm.

Firma Krul [3-2-'41]
De hr. Alb. Thijm verzoekt nu dadelijk bij hem te bezorgen: twee reepen van elk voorhanden chocolademerk, een half ons van elke voorhanden koekjes-soort die zonder bon verkrijgbaar zijn, een gebakje van elke soort zonder bon.

Aan een Haarlems hotelier
Morgen, Donderdag, heeft Dr. Alb. Thijm noodig, om 6 u. 30, bij het dîner dus, het vleesch van drie gebraden eendjes [dat dus vooraf van het gebeente is ontdaan] met kastanjepureé. Dr. Alb. Thijm verzoekt U goéd te bedenken dat het jonge eendjes, van middelsoort grootte, moeten zijn. De aardappelen, die U onlangs leverde bij de gelardeerde ossenhaas, waren niet genoegzaam hard donker bruin gebakken.

woensdag 26 februari 2025

Anna Dostojevskaja • 27 februari 1867

• De veel jongere Anna Grigorjevna Dostojevskaja (1846-1918) bleek de juiste vrouw om de aan gokken verslaafde Russische schrijver Fjodor Dostojevski (1821-1881) in de juiste richting te leiden. In haar Herinneringen (vertaald door Charles B. Timmer) beschrijft ze zijn leven met hem.

27 februari 1867
Toen wij aankwamen, waren alle gasten al bijeen. Mama en mijn trouwpeter gaven ons plechtig hun zegen. Daarna regende het van alle kanten gelukwensen bij een glas champagne. Allen die bij de huwelijksinzegening waren geweest en mij niet kenden stonden verstomd, toen zij nu, in plaats van het bleke en ernstige meisje dat zij zo pas in de kerk hadden gezien, een blozende, levenslustige en van geluk stralende ‘jonge bruid’ voor zich zagen. Ook Dostojevski’s gezicht straalde. Hij bracht zijn vrienden naar mij toe, stelde ze voor en zei: ‘Kijk eens, wat een verrukkelijke vrouw ik heb! Ze is uniek! Ze heeft een hart van goud!’ - en meer van die complimenten, die mij ontzettend verlegen maakten. Daarop stelde hij me aan de dames voor en was heel tevreden dat ik voor elk van hen een vriendelijk woord vond en kennelijk bij hen in de smaak viel. Op mijn beurt bracht ik mijn man bij mijn vrienden en familieleden en was gelukkig, toen ik zag, welk een betoverende indruk hij op allen maakte.
Dostojevski hield ervan een goed gastheer te zijn en daarom was er in overvloed champagne, lekkers, fruit.
Eerst tegen twaalven reden de gasten weg en wij bleven met ons tweeën nog lang op om over de bijzonderheden van die voor ons zo heerlijke dag na te praten.

dinsdag 25 februari 2025

Fien, 20 jaar • 26 februari 1941

Meisjes in de oorlog bevat oorlogsdagboeken van meisjes, waaronder de 18-jarige Ina. De fragmenten hieronder gaan over de Februari-staking.

Woensdag 26 februari 1941, Rotterdam
Ja hoor, Amsterdam was in staking. Mijnheer Hoekstra die 's morgens naar de zaak kwam was er 's ochtends vandaan gekomen. Kleine bedrijven waren gisterenochtend al begonnen. Om twaalf uur staakten gas, elektriciteit, trams, enfin, alle grote bedrijven. De mensen hadden dus geen gas en water. De oorzaak van de staking was natuurlijk de jodenvervolging. Nee, die moesten gewoonweg beestachtig behandeld zijn. De hele Jodenbuurt in Amsterdam was afgezet met prikkeldraad. Een jood werd gewoonweg van de straat opgepikt en in wagens meegenomen. Soms werden ze zelfs uit de huizen gehaald. Het is toch wat! Geen wonder dat je dan in opstand komt. 's Avonds hebben ze hier nog geschoten maar gelukkig was de nacht rustig.
Fien, 20 jaar

Woensdag 26 februari 1941, Emmen
Men vertelde dat vele Amsterdamse joden in concentratiekampen gezet waren en dat nu de bankwerkers, elektriciteits- en gasmensen, trambestuurders enzovoorts gestaakt hadden. Van verschillende kanten werd dit verteld.
Jeanne, 15 jaar

maandag 24 februari 2025

Ina, 18 jaar • 25 februari 1941

Meisjes in de oorlog bevat oorlogsdagboeken van meisjes, waaronder de 18-jarige Ina. Het fragment hieronder gaat over de Februari-staking.

Dinsdag 25 februari 1941, Amsterdam
Er is een algemene staking onder het personeel van grote bedrijven. Zoals gas, elektra, tram en spoorweg, scheepsbouw, Fokker, Werkspoor en andere. Om halfelf werd Werkspoor gesloten, 's Middags ben ik de Indische buurt eens in gegaan. Het was overal verschrikkelijk druk. In de Javastraat woont een kastelein die NSB'er is, en daar hebben jongens eerst de ruiten ingegooid en toen klinkers naar binnen gekeild.
In de Wagenaarstraat was ook een NSB'er. Hij had een foto van oom Adolf voor zijn raam hangen. Daar hebben ze ook de ruiten ingegooid en ze hebben dat prachtportret verscheurd.
En overal is het vechten en verzamelen de mensen zich. Op het Dapperplein is een aardappelboer en die wilde niet sluiten. Een stel vrouwen is voor de winkel gaan staan, en ze bleven daar tot hij zijn winkel op slot deed en naar huis ging. Er stonden nog veel mensen, toen er plots een man van de Grüne Polizei op de motor aan kwam rijden. Het hele stelletje ging op de loop, op enkele jongens na. De helden.
Om ongeveer zes uur werd er overal afgekondigd dat we na halfacht niet meer op straat mogen. Erg gezellig hoor.

Ina, 18 jaar

zondag 23 februari 2025

Constantijn Huygens jr. • 24 februari 1694

Constantijn Huygens jr. (1628-1697) was een Nederlandse staatsman. Hij was daarnaast bekend om zijn werk aan wetenschappelijke instrumenten en als kroniekschrijver van zijn tijd.

24 Woensd.
Smerg. was Danckelman bij mij over een affaire.
Alle dese daghen en eenige tijdt te voren begon Baersenburgh heel geck te worden, wilde telckens vechten en slaen. Verdeed al sijn geldt aen schilderijen te koopen. Wierd geseght in een hoerhuys te logeren, en daeruyt een hoer te willen trouwen. Had een koets gekocht, en daer achter op de Con. en̅ de Coningin doen schilderen, en daerbij: I am satisfied in all.

Had brieven van mijn vr. van̅ 9en, 12en, 16en en 19en Februar. In die van̅ 9en schrijft, dat de vrouw van Valckenburgh, naer dat sij van̅ koetsier, haer man, wettel. gescheiden was, omdat haer geslagen had en qual. getracteert, op conditie dat sij hem 1000 gl. 's jaers soude uytkeeren en aen comptant geldt 2000 gl., weder bij hem geloopen was, en̅ een testament gemaeckt hadde, waerbij sij hem al haer goedt had gemaeckt; 't welck Made de St Martin soo had ontstelt, dat men meende dat sij de doe verleden weeck ontijdigh soude in de kraem gekomen hebben, en schier desperaet was. Schrijft oock, dat neef de Willem sijn suster soo langh was aengeweest, dat sij hem belooft en versekert hadde, dat sij met Gersdorf niet soude trouwen, maer dat sij weder op haer broer begeert hadde, dat hij niet soude beletten, dat hij bij haer soude komen, want dat sij hem altemet eens wilde sien, dat hij haer hadde toegestaen, en̅ nu beyde wel te vrede waeren. In de brief van̅ 12en seght sij, dat Made de St Martin haer smergens, daeghs te voren, had laten weten, dat sij die nacht in̅ kraem was gekomən van een soon en van een dochter, daer sij wel gewenscht hadde geen kinderen meer te krijgen. Dat in̅ voorgaende weeck op ordre van de Staten alle Deensche schepen gearresteert en̅ beslagen waeren. Dat die verlede saterdach daer tijding was gekomen, dat het doode lichaem van de Wilde omtrent Texel gevonden was. Dat de Hr van Engelenburgh, Hoochschout van̅ Bosch, in̅ Haegh gestorven was, en̅ onder andere de Hr van Duyvenvoorde de charge solliciteerde voor sijn broer, de Hr van Rosande.

Naermidd. was tot Dorp, daer hij, Mevr. Boddenbroeck, Capn Bodenbroeck en Villatte saten en speelden bruyten. Dorp met sijn wolle muts op.

Nicolaas Beets • 23 februari 1834

Nicolaas Beets (1814-1903) was een Nederlandse schrijver. In zijn studententijd hield hij van 1833-1836 een dagboek bij.

s Gravenhage Zaterdag 22 febr.
Met mijn gastheer (den hr. S.) Meyerbeer's [opera] ‘Robert le Diable’ gaan zien en hooren. De muziek van 't stuk overheerlijk. De conceptie van 't stuk ook niet kwaad. Met dat al de strekking gevaarlijk. Doch opera's worden zelden verstaan, en indien al, 't is tegenwoordig een tijd, waarin het nieuwe een genoegzame reden is om godsdienst, goede zeden, en goeden smaak ten offer te brengen. Trouwens de decoraties lieten niets te wenschen over.

's Gravenhage 23 febr.
Wandeling met mijn gastheer, een totaal buitenman. 'k Slaagde er in een conversatie naar zijn hart gaande te houden over buitenleven, koren, schapen, paarden, koeien, boomen, stukken land enz., maar groot was mijn verlegenheid, wanneer hij mij in staat achtte een paard of stuk land te tauxeeren.

In 't Bosch de prinses van Oranje [Anna Paulowna, echtgenote van de latere koning Willem III] ontmoet, die om de foule [drukte] te vermijden haar ochtendwandeling vroeger dan deze doet en reeds terugkeerde. Zij was verzeld van éene dame, en werd gevolgd door twee lakkeien. Op eenigen afstand volgde haar rijtuig. Heerlijk gezicht, dat eener Vorstin, die de liefde van haar land, de lust van haar volk is, weldadig en liefderijk, als een Engel Gods; schoon, vriendelijk, innemend, gracieus als de veder op haar hoofd, Geheel Vorstin, geheel Gratie.

Cartharina Schrader • 22 februari 1700

Catharina Schrader (1656-1746) was een Friese vroedvrouw, die bijna 50 jaar haar vak uitoefende. Ze hield een journaal bij waarin ze de bevallingen beschreef.

1700 den 22 feber[wary] bij Pitter Muys sijn wiff Jancke. Een son, na dat 7 jar gewacht had.

1700 den 12 mert bij Doytse brauwer sijn wiff Jankce, nae dat all 2 dagen een meyster bij gewest waer met een meyster Van den Berg. Enn waer dat gen ontschluytinge. Most opgeschroft en noch met grotte muyte dor een ander meyst[er] verlost worden met instrumenten. Het kynt dot. Mar nit geschonden als sij plas vant hoft.

1700 den 12 mer[t] bij Jackop Filltie sijn wif scholaper. Mar qwam met sijn ruge tot de gebortte. En gen ontschluytinge. Most har stoffen datter ontschluytinge qwam. Kerde het don, qwam dubelt met het ersken ter werlet. War bijnae doedt, doch bequam wer.

1700 den 13 ben ick op de Zingel bij Jackop Evertz verver en garentwinder sijn wiff Gebke [gehaald]. Mar qwam met het aremken tot de gebortte. Most het keren. Qwam met de streng voruyt mar geluckte - Goed lof - hast. Mar war het kynt langer alls een uhr doedt. Doch beqwam wer. Een son.

donderdag 20 februari 2025

Boudewijn Büch • 21 februari 1998

Een boekenkast op reis. Persoonlijke kroniek 1998
Boudewijn Büch (1948-2002)

20-21 februari
Lummel en lees. Vandaag op kantoor een kandidaat ontvangen voor de functie van producer/-ster. Wat een droevigheid! Kon na vijf minuten nauwelijks verhelen dat het sollicitatiegesprek geen enkele zin had. In de vroege avond bij een kopje thee mijn natuurhistorische artikelen doorgenomen. Wil daar eventueel een boek van maken, nadat ik uiteraard alles geheel herschreven en uitgebreid heb, maar de lust tot het maken van boeken zal mij wel blijven ontbreken. Verstandig artikel over de tragische olifant Jumbo in American history (februari 1998, p. 38 en verder; ik schreef een tijdje geleden en stukje over het beest; het reusachtige dier kwam als circusolifant van Barnum om het leven bij een treinongeluk in Amerika anno 1885).
Ik had gisteren een – althans wat mij betreft – ontroerende ontmoeting bij Albert Heijn. Ik kwam binnen met mijn boodschappentas. Zij stond haar gulden uit haar boodschappenkarretje terug te grabbelen. Zij lachte. Ik zei: 'Nou, dan zal ik je maar eens een hand geven', en vroeg of ze écht geen last heeft gehad van de talloze stukjes die ik een paar jaar geleden over haar schreef in mijn televisiecolumn in de Nieuwe revu. In die stukjes schreef ik dat ik verliefd op haar was. En dat is ook werkelijk zo. Nog steeds. Maar het werd uiteraard niks en het zal ook nooit wat worden. Nu ontmoette ik haar voor het eerst in levenden lijve. Ik ben voorbestemd tot allenigheid. ‘Dan ga ik maar,’ zei ze ietwat schutterig. ‘Ja, ja,’ zei ik nog onzekerder. Daar ging ze, Caroline de Bruijn, dat leuke meisje met die zwarte krulletjes uit Goede tijden, slechte tijden.

[Ben over de ontmoeting met de actrice een gedicht aan het schrijven. Het vlot niet erg. Dit heb ik tot nu toe:

GOEDE TIJDEN, SLECHTE TIJDEN

Het verlangen tussen statiegeld en kassabon;
daar sta je in de hal van Albert Heijn.
Ik ben de Romeo van het supermarktbalkon
en in jouw tas zit zout, afwasmiddel en azijn.

Je lacht en ik zeg de dingen zoals ze komen:
zinledigheid alsof liefde in de dood moet wonen.
Het is de schoonheid van de grote stad:
... ]



woensdag 19 februari 2025

W.F. Hermans • 20 februari 1959

Uit: Verscheur deze brief. Ik vertel veel te veel. Zijnde de briefwisseling tussen de schrijvers W.F. Hermans en Gerard Reve. Hieronder de brief waarin Hermans laat weten geen prijs meer te stellen op verdere brieven/vriendschap.

Willem Frederik Hermans aan Gerard Reve, 20 februari 1959 (doorslag)


zo feb. '59

Arme Gerard,
Mensen die mij om bijdragen voor Tirade aan het hoofd zeuren, hebben (naar keuze):
a) mij niet goed gelezen,
b) mij wel gelezen, maar niet begrepen,
c) een bord voor het hoofd
d) er een beetje plezier in mij te treiteren.
 
In alle vier de gevallen is het nutteloze moeite als ik de redenen waarom ik niet in Tirade wil schrijven ga toelichten. Mijn vroegere haat is de laatste tijd bezig in groot agressief medelijden over te gaan, omdat ik besef dat ik, hoewel ik op deze wereld niets cadeau gekregen heb of gestolen, er toch in sommige opzichten minder slecht aan toe ben, dan de meeste personen die mijn waardering niet konden wegdragen.
Maar, hoe onbegrensd mijn medelijden ook moge wezen, mijn tijd is niet onbegrensd. Daarom is in ongenade laten vallen wel het meest geschikte middel om van het gezeur af te komen. Dit overkomt jou dus bij dezen.


[Op een apart velletje staat een kopie van deze brief, ingeleid met de volgende passage:]
Tot in het eind der vijftiger jaren heb ik Van het Reve van tijd tot tijd ontmoet en gesproken. Hij was echter steeds drukker in de weer met het door mij zeer gehate tijdschrift 'Tirade'. Op 18 feb. 1959 deed hij mij zelfs het beledigende verzoek aan dat vod mee te werken. Hij had de slechte smaak daaraan toe te voegen:
'Ik verbaas mij meer en meer dat ik je nooit meer zie. Moet ik aannemen dat ik in ongenade ben?'

Hierop antwoordde ik: [volgt kopie van de brief van 20 februari 1959]

dinsdag 18 februari 2025

Anja Meulenbelt • 19 februari 2007

Anja Meulenbelt (1945) is een Nederlandse schrijfster. Op haar website houdt ze een dagboek bij. 

maandag 19 februari 2007
In Trouw zag ik de slogan vermeld die het goed deed op het PvdA-congres: ‘Je hebt jongetjes. Je hebt meisjes. Je hebt Klaas’. Toevallig weten wij, hier op dit weblog, wie de bedenkster is van die slogan, dat is Claar. Klaas de Vries wilde wel naar de Eerste Kamer, maar mocht niet omdat er iets te dwangmatig werd vastgehouden aan een gelijke vertegenwoordiging van vrouwen en mannen op de lijst. Daar kwam protest tegen en met succes. Klaas de Vries staat nu 3. En komt er in. Ik vind het erg leuk om hem als collega te kunnen verwelkomen.

De dubbele nationaliteitenkwestie zeurt nog een tijdje voort. Nu komen alle BNers tevoorschijn die ook een dubbel paspoort hebben, met prinses Maxima aan top, en Jordi Cruijff. In de VS wordt er geen toestand van gemaakt. Arnold Schwarzenegger heeft nog steeds de Oostenrijke nationaliteit naast de Amerikaanse. Je hebt ook drs. P, die in het echt Heinz Polzer heet en altijd Zwitser is gebleven, en Adam Curry die nooit is genaturaliseerd. We zijn geloof ik al haast vergeten dat minister Hirsch Ballin van Justitie in 1991 juist een voorstel deed om dubbele nationaliteiten toe te staan, juist om het makkelijker te maken om de Nederlandse nationaliteit aan te vragen.

Ondertussen is de Eerste Kamer op reces, en ik ben op reces en mijn weblog gaat nu ook een weekje op reces. Reacties worden vandaag nog verwerkt. Daarna ben ik weg, zonder laptop, geen internet in de buurt, met een ouderwetse stapel boeken die gelezen willen worden. Toedeloe!


maandag 17 februari 2025

Daniil Charms • 18 februari 1933

Daniil Charms (1905-1942) staat tegenwoordig bekend als Ruslands grootste absurdistische schrijver en dichter, maar de weg naar deze roem was moeilijk.

Zaterdag 18 februari 1933
Oudjaar heb ik met Glebova gevierd. Maar later kwamen Alisa Ivanovna en Snabkov. Zij kusten elkaar en ik vond het een kwelling om te zien. Daarna had ik een paar dagen ruzie met Alisa Ivanovna. Dit gebeurde na de 4e, toen ik met haar in een huurkoetsje zat en ik haar bijna een kusje had gegeven. We gingen heel teder uiteen, maar de volgende dag wenste ze me niet meer te zien. En meer dan een week hebben we elkaar niet ontmoet. Met moeite hebben we 't daarna bijgelegd. Maar wat ik me in die dagen allemaal niet in m'n hoofd haalde! Op Vvedenskij was ik jaloers!
De 20e januari echter sloten we weer vriendschap. Eind januari ontstond er een woelige tijd in verband met de invoering van het binnenlands paspoort. Alisa Ivanovna en ik zagen elkaar letterlijk iedere dag. Meer en meer werd ik op haar verliefd en op 1 februari vertelde ik haar dit. We noemden het vriendschap en bleven elkaar ontmoeten.
3 februari knielde ik neer aan de voeten van ALICE en legde mijn hoofd op haar knieën. Een mieterse geur steeg van haar op. En ik werd definitief verliefd.
7 februari begonnen ALICE en ik elkaar te kussen. En toen kwam ik tot de ontdekking dat ik impotent was. Afschuwelijk!
10 februari wandelde ik met ALICE in de kloostertuin, op de brug over de Fontanka en kuste haar. Met mijn hand beroerde ik haar schaamhaartjes.
11 februari vertrok ALICE naar Vsjevolozjskoje. En vandaar belde ALICE me de 12e op. 's Middags was ik naar Tsarskoje geweest en die avond ben ik naar ALICE gegaan; ze was alweer in de stad teruggekeerd. Tsjernetsov en Kondraijev zaten er. ALICE deed nogal kil.
13 februari liet ALICE zich niet kussen. Een hele poos stupide tegen haar zitten praten.
14 februari was ALICE bij mij. We kusten elkaar. Ik kuste haar been. ALICE was heel lief.
15 februari. 's Ochtends ALICE van de Staatsuitgeverij naar huis gebracht. En die avond zat ik weer bij haar. Hartstochtelijk zaten we te kussen. Maar weer was ik impotent. Dat verontrust me vreselijk. Door de tricotstof heen heb ik ALICE een kusje op haar schaamheuvel gegeven.
16 februari hadden we een tamelijk teder telefoongesprek. Morgen gaat ALICE tot de 20e naar Vsjevolozjskoje. Ze beloofde me de 18e te zullen bellen en een brief te schrijven. Diezelfde avond van de 16e was ik bij de Lipavskij's. Daar was ook Jakov Droeskin. Om 11 uur keerde ik naar huis terug.
De 17e. De hele dag bezig geweest een brief aan ALICE te schrijven. En 's avonds heb ik 'm verstuurd. Het kwelt me vreselijk dat ik seksueel totaal onmachtig ben. Ik moet een dokter opzoeken. De 18e. ALICE heeft niet gebeld. Gejne was hier vanmiddag. Vanavond ben ik naar Esther gegaan. Ze ligt ziek. Ik zat bij haar op bed en kittelde haar 'daar' met m'n vinger. Ondanks het feit, dat het `daar' heel nattig was, raakte ik niet opgewonden. Dit baart me grote zorgen.

zondag 16 februari 2025

Frits Bolkestein • 17 februari 2000

• Politicus Frits Bolkestein (1933) was eurocommissaris van 1999-2004, en hield in die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Grensverkenningen.

Dinsdag 15 februari
Prodi's toespraak voor het EP [Europees Parlement]. Tekst echt wel goed maar presentatie - hoewel in het Italiaans - toch matig. Ik begrijp niets van de Italiaanse politiek. Vervolgens mondelinge vragen over onder andere het Zweedse alcoholprobleem. Ik heb verschillende afgevaardigden uitgenodigd een borrel in de bar van het Parlement te komen drinken. Rommelige Commissievergadering. Werd lang over human resources, dat wil zeggen personeelspolitiek, gesproken. Om 11.00 uur 's avonds werd het wipo-toetredingsverdrag behandeld en om middernacht was ik klaar om per auto naar Frankfurt te gaan, waar ik om 02.00 uur in het Sheraton-hotel aankwam: een slaapfabriek bij het vliegveld.

Donderdag 17 februari
Om 10.00 uur een debat in het EP over UCITS. Mijn speaking note bevatte zulke lange zinnen dat de tolken (ik sprak in het Nederlands) de draad volledig kwijtraakten en de leden mij met glazige ogen aanstaarden. De volgende keer moet ik zinnen zonder bijzinnen krijgen want dit is te gek voor woorden. Gelukkig kon ik met het toestel van 12.20 uur terug naar Brussel. 's Avonds met Femke naar het museum van Elsene voor een tentoonstelling van Die Brücke met prachtige schilderijen van Kirchner, Emil Nolde, Schmidt-Rottluff en Otto Müller. De school van de Duitse expressionisten is in Nederland altijd minder bekend gebleven. Ik vraag mij af waarom.

Georg Michael Lill • 19 februari 1916

Georg Michael Lill (1884-1952) was soldaat in WO 1. Zijn oorlogsdagboek is hier te lezen.

[Vertaling door ChatGPT onder de Duitse tekst]

den 19. Februar 1916
Die bekanntesten Männer, denen wir für ihre schamlose Arbeit diesen traurigen Krieg zu verdanken haben, ist folgende saubere Gesellschaft

1. König Eduard von England
2. Sir Edward Grey, England
3. Lord Northcliffe, England
4. Raymond Poincare Frankreich President
5. Théophile Delcassé, Frankreich
6. Alexander Petrowitsch v. Iswolsky, R.
7. Winston Churchill, E.
8. Bunan Warilla. d. Besitz d. „Matin“, F.
9. Maria Fedorowna, d. Zarin Mutter, R.
10. König Albert, B.
11. Großfürst Nikolai-Nikolajewitsch, R.
12. Suwarin und die Nowoje Wremja, R.
13. Herbert Henry Asquith, E.
14. Die beiden Cambon. Botschaften in E. und Deutsch
15. Wladimir Alexandrowitsch, Schuchomlinov
16. Nikitas Töchter

Erzerum im Kaukasus gefallen. Die Russen erbeuteten eine Anzahl Geschütze, die Besatzung entkam ziemlich.

Carvin-Epinoy, den 20. Februar
Schöner, kühler Frühlingstag. Heute erschien über Carvin ein feindliches Flugzeuggeschwader von 18 Stück. Bomben wurden keine geworfen. Heute nacht heftige Kanonade. In derselben Nacht flog ein größeres Geschwader nach Cambrai und bombardiert die Flugzeuganlage. In selbiger Nacht waren auch 2 Luftballons bei uns an der Front. Kommen und Gehen, wie gewöhnlich vorerst unbekannt.

Carvin-Epinoy, den 21. II. 1916
Trockener Frühlingstag, heftige Kanonade. Die Lebensmittelausfuhr aus Belgien an die Fronttruppen ist von heute ab eingestellt. Auch ein Beweis der knapp werdenden Vorräte.

Epinoy, den 22.
Trübes Wetter. Gegen 11 Uhr starker Schneefall, der sich in Regen auflöste. Sehr ruhig an der Front.

Epinoy, den 23. II. 1916
Starker Frost, der den ganzen Tag anhält, zeitweise Schneefall. Bei Verdun die Front auf 10 km Breite und 3 km Tiefe vorgeschoben. 3.000 Gefangene. Zur Zeit sind auf der ganzen Front Teilkämpfe zu unserem Vorteil wahrzunehmen. Bei uns verhältnismäßig ruhig.


[Ongecorrigeerde vertaling door ChatGPT]


19 februari 1916
De bekendste mannen aan wie wij deze droevige oorlog te danken hebben vanwege hun schaamteloze daden, zijn de volgende keurige gezelschap:

Koning Eduard van Engeland
Sir Edward Grey, Engeland
Lord Northcliffe, Engeland
Raymond Poincaré, president van Frankrijk
Théophile Delcassé, Frankrijk
Alexander Petrowitsch von Iswolski, Rusland
Winston Churchill, Engeland
Bunan Warilla, eigenaar van Le Matin, Frankrijk
Maria Fjodorowna, de moeder van de tsarina, Rusland
Koning Albert, België
Grootvorst Nikolaj Nikolajewitsj, Rusland
Suwarin en de Nowoje Wremja, Rusland
Herbert Henry Asquith, Engeland
De beide Cambons, ambassadeurs in Engeland en Duitsland
Wladimir Alexandrowitsch, Soechoemlinov
Nikita’s dochters

Erzerum in de Kaukasus is gevallen. De Russen hebben een aantal kanonnen buitgemaakt, maar het garnizoen wist grotendeels te ontsnappen.

Carvin-Épinoy, 20 februari
Prachtige, koele lentedag. Vandaag verscheen er boven Carvin een vijandelijk eskader van 18 vliegtuigen. Er werden geen bommen geworpen. Vannacht hevig kanonvuur. In dezelfde nacht vloog een groter eskader naar Cambrai en bombardeerde daar de luchtmachtinstallatie. Diezelfde nacht waren er ook twee luchtballonnen aan ons front. Komen en gaan, zoals gewoonlijk voorlopig onbekend.

Carvin-Épinoy, 21 februari 1916
Droge lentedag, hevig kanonvuur. De uitvoer van voedsel uit België naar de fronttroepen is vanaf vandaag stopgezet. Ook een bewijs dat de voorraden schaars beginnen te worden.

Épinoy, 22 februari
Bewolkt weer. Rond 11 uur een hevige sneeuwval, die overging in regen. Zeer rustig aan het front.

Épinoy, 23 februari 1916
Strenge vorst die de hele dag aanhoudt, met af en toe sneeuwval. Bij Verdun is het front over een breedte van 10 km en een diepte van 3 km opgeschoven. 3.000 gevangenen. Op dit moment vinden er langs het hele front gevechten plaats die in ons voordeel uitvallen. Bij ons is het relatief rustig.

Lodewijk van Deyssel • 15 februari 1893

Lodewijk van Deyssel (1864-1952) was een Nederlandse schrijver. Hieronder een brief die hij schreef aan Arnold Ising jr.

• Portret: Jan Veth.

15 februarie 1893.

Amice,
Sedert een dag of twaalf ben ik hier en besteed al mijn tijd aan het doen van langzame wandelingen in het gebergte. Ik ben vooruitgegaan daar ik reeds meermalen op éen dag vier uur gewandeld heb, maar dan zeer langzaam. Lezen en schrijven is mij echter hinderlijk. Ik verander (doorgehaald: echter) als een barometer en dit is een teeken van groote zwakte. Gedurende de laatste regendagen was ik ellendig. Vandaag veel beter.
17 feb. - Ik had je al eerder willen schrijven, maar ben òf wandelend òf thuis en dood-moe. Gisteren was ik 6 uur in de lucht. - Zoodat v.d.G. 2 Mrt. in den echt treedt. - Ik ben nu zoo mogelijk nog meer uit alles uit. En dat moet ook. Zoo hoop ik ook uit mijn ziekte te komen. Maar dat akelige is nog lang niet weg. Heb je tijd, schrijf mij dan eens een woordje over jezelf en je omgeving. Mijn hand en groet.

Karel Alb. Thijm.

donderdag 13 februari 2025

Andy Warhol • 14 februari 1978

Andy Warhol (1928-1987) was een Amerikaanse kunstenaar. Hij hield een dagboek bij van 1976-1987. Vertaling Christine Quant.

Dinsdag 14 februari 1978 • Niet te geloven hoeveel mensen dit jaar Valentijn vieren. Het was een echt feest, een groot feest. Paulette kwam mij ophalen om naar de 'I love New York'-party te gaan in Tavern on the Green. [activiste] Bella Abzug was er ook. Vandaag waren er verkiezingen om te zien of zij burgemeester Koch kon wippen. Zij moet het opnemen tegen Bill Green. Catherine opgepikt om naar Vitas' Valentijnsparty te gaan in Le Club. Catherine had haar laarzen aan (taxi $ 3), [fotograaf] Peter Beard en Tom Sullivan arriveerden. Tom en Catherine hebben de afspraak dat elk van hen overal heen mag en alles met anderen mag, en dus was hij met een verblindende schone, een zestienjarig model, en zij met mij. Jerry Hall was er, zij kijkt uit naar een huis voor Mick, waar zij een half jaar samen gaan wonen. Ik geloof dat ik het later aan een journalist heb verteld, maar dat kan mij niet schelen. Niemand houdt van Jerry Hall, iedereen vindt haar onecht. Maar ik vind haar wel leuk. Het is een schatje. Wij gingen naar Studio 54 en iedereen was er.

Woensdag 15 februari 1978
Kater, kon niet uit bed komen.
[...]
Bella Abzug heeft het moeten afleggen tegen Bill Green.

woensdag 12 februari 2025

Daniil Charms • 13 februari 1933

Daniil Charms (1905-1942) staat tegenwoordig bekend als Ruslands grootste absurdistische schrijver en dichter, maar de weg naar deze roem was moeilijk.

8 februari 1933
Ik kan me niet beheersen en moet Alisa Ivanovna vandaag even zien. Haar nu opzoeken betekent bijna zeker dat ik alles voorgoed bederf. Ik weet hoe stom het is, maar ik kan me niet inhouden. Ik ga en met de hulp van Ksenija komt alles misschien wel in orde.
                                  Daniil

---

Nu zit ik in de kamer van Alisa Ivanovna. Een heel akelig gevoel. Ik zie niets wat erop lijkt dat Alisa Ivanovna me aardig vindt. Haar houding tegenover mij is veranderd. Het zou verstandig zijn gewoon maar op te stappen. Maar het is afschuwelijk om haar op zo'n manier voor altijd te moeten verliezen.
Opnieuw begon ze een gesprek over mijn misse daad. Wat ze daaronder verstaat weet ik niet, maar het houdt in ieder geval niets goeds in.
De Here smeek ik ervoor te zorgen dat Alisa Ivanovna mijn vrouw wordt. Maar klaarblijkelijk vindt God dat niet noodzakelijk. Moge Gods wil alom geschieden!
Ik wil van Alisa Ivanovna houden maar dat wordt op zo'n manier niks. Jammer! Sela.
Ik zou zo gelukkig zijn wanneer Alisa Ivanovna van mij zou houden en als dat dan ook nog Gods wil zou zijn!
Here, ik vraag U alles te richten zoals U goeddunkt. En moge Gods wil geschieden!
In Uw handen, o Here, leg ik mijn lot, richt alles naar Uw wil.
Die lieve Alisa Ivanovna moet mijn vrouw worden, dacht ik steeds, maar nu weet ik niets meer. Sela!
Ik zie hoe Alisa Ivanovna me meer en meer ontglipt.
Heer, o Here, moge alom Uw wil geschieden.
Amen.

                                           13 februari 1933
                                           Daniil Charms

dinsdag 11 februari 2025

P.J.M. Aalberse • 12 februari 1918

Piet Aalberse (1871-1948) was een Nederlandse katholieke politicus. Hij hield van 1891-1947 een dagboek bij.

dinsdag 12 februari 1918
’t Gaat niet goed met Gukie. De laatste dagen scheen de temperatuur weer te willen dalen; hij bleef zoo om de 38. Maar vannacht is hij in plaats van te dalen weer opgeloopen tot 39.1 vanmorgen en 39.2 om 12 uur.

’t Is zielig, zooals zij daar ligt. Haar armpjes en handjes geheel lam, haar beenen ook zoo goed als lam. En ik vrees, dat dit proces nog voortgaat; ze kan bijna niet urineeren. Wel komt er, zonder dat ze ’t merkt, wat los, maar ze klaagde over een naar gevoel in haar buik – zij ‘moest’, maar ’t kwam maar niet. Ook pols en ademhaling zijn gestegen. Wat zal ’t worden?

Vanmorgen was de chirurg tweemaal geweest en had aan de zuster deze boodschap voor ons achtergelaten: niets aan te doen, maar afwachten. Ik vrees dat de boodschap eenigszins anders luidde, maar dat ’t nonnetje ’t niet durfde zeggen … Ze sliep nu weer, toen ik van haar heenging. Lize bleef bij haar. Hoe zal ’t vanavond, hoe morgen zijn? …

O God, o God, verhoor toch ons bidden, verhoor ’t gebed onzer onschuldige kinderen! St. Raphaël, hemelsche geneesheer, wees bij haar en help haar! St. Joseph, verkrijg voor ons hare genezing! …

7 februari

maandag 10 februari 2025

Knut Hamsun • 11 februari 1946

• De Noorse Nobelprijswinnaar Knut Hamsun (1859–1952) werd kort na de oorlog gearresteerd wegens collaboratie met de Duitse bezetter. Langs overwoekerde paden (vertaald door Cora Polet) schreef hij tijdens zijn gevangenschap. Uiteindelijk zou hij veroordeeld worden tot een hoge geldboete.

Het jaar is 1946, 11 februari. Ik ben weer uit de psychiatrische kliniek. Waarmee niet bedoeld is dat ik vrij ben, maar ik kan weer ademhalen. Ademen is in feite het enige wat ik voorlopig kan doen. Ik ben er slecht aan toe. Ik was gezond toen ik erin kwam. Misschien dat ik later nog terugkom op mijn verblijf in de Psychiatrische Kliniek, op de vriendelijke zusters, de hartelijke, goede hoofdzuster, Kerstmis '45, de paden, de wandelingen — dat alles moet wachten. Ik moet op krachten komen. Allereerst moet ik proberen terug te mogen keren naar het bejaardentehuis in Landvik. Het gaat niet gemakkelijk, want het tehuis heeft een nieuwe leiding en mijn oude kamer is bezet door een andere bejaarde, het huis is vol. Politiechef Onsrud uit Arendal deed voor mij wat hij kon en alle mensen in het tehuis werkten eveneens mee, ik werd toegelaten. Hier moest mijn herstel plaatsvinden. Maar ik was niet een van de jongsten meer, het was moeilijk mijn normale leven, dat vier maanden geleden afgebroken was, weer op te nemen. Mijn herstel duurde maanden. Ik weigerde iemand te ontvangen, er kwamen brieven, ik beantwoordde ze niet, ik kon niet. Ik maakte mijn wandelingen door de sneeuwprut, maar daarna beefde ik over mijn hele lichaam. Ik doezelde en sliep veel, zelfs midden overdag als ik in een stoel ging zitten; de mensen zeiden dat dat door zwakte kwam.

[...]

Ook verder probeerde ik orde op zaken te stellen zo goed ik kon, ik kruiste op de kalender belangrijke dagen aan, ik abonneerde me zonder toestemming op een paar kranten, ik herstelde mijn kleren. Het is volop winter, maar de zon schijnt en de dagen worden al langer en langer, we hebben een soort evenaartijd: om zeven uur avondschemer en als het opnieuw zeven uur is dageraad. Dat evenwicht wordt een tijdje aardig gehandhaafd, dan schuift de evenaar op. In die tijd had ik geen zin in lezen. Ik had immers die cultuurgeschiedenis, de bijbel en het boek over Nieuw- Guinea, maar ik werd gauw moe van goede boeken en ik las liever rommel en kranten.

[...]

De dagen verstreken, de maanden verstreken, ik werd niet veel beter. Er sterft iemand in het tehuis, we zitten dik in onze bejaarden, sommige verdwijnen dus, maar andere komen ervoor in de plaats, het maakt op ons achtergeblevenen geen indruk, zo is het nu eenmaal. De sneeuw is weg en het is voorjaar, stukje bij beetje krijg ik meer zin om te werken, maar ik heb er de kracht niet toe. Brieven beantwoord ik nog steeds niet.
De tabak is nu van de bon, maar dat is ook niet om over naar huis te schrijven, nee helemaal niet. Wat wil ik dan, waarom lig ik toch zo dwars? Voorjaar, zomer en alles, maar mijn God wat een mallotige situatie! Ik slijp twee nieuwe potloden met het dolkmes voor een sublieme verklaring, maar die wil maar niet komen. Wat moet ik nu doen? Ik ben helemaal uit mijn doen, dat is het, ik heb genoeg van mij zelf; ik heb geen wensen, geen interesses, kan geen plezier meer hebben. Vier of vijf zintuigen in een soort schemertoestand en het zesde is me afhandig gemaakt.
Dat heb ik aan de procureur-generaal te danken.

zondag 9 februari 2025

Rutger Kopland • 10 februari 1996

Rutger Kopland (1934-2012) was een Nederlandse dichter en hoogleraar. In 1996 gaf hij na zijn emeritaat colleges over poëzie in enige Oost-Europese landen. Hij hield over die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Jonge sla in het Oosten. Het onderstaande fragment beschrijft de eerste dag van zijn verblijf in St. Petersburg en Tartu.

10 februari 1996
Halfzeven sta ik voor een raam in de Jordaan. Het sneeuwt. Over een paar uur ben ik in St. Petersburg. De wereld is nog moeilijk te begrijpen. Ik moet iets doen.
Om kwart voor acht staan wij, mijn vrouw en ik, aan balie tien op Schiphol. Het meisje achter haar computer blijkt al helemaal op ons te hebben gerekend. En bij het instappen in het vliegtuig alweer zo'n lieve vrouw. Ook daar was op ons gerekend. Ik begin weer vertrouwd te raken met de wereld.
Om drie uur landen we in St. Petersburg, een stil vliegveldje, te vergelijken met vliegveld Eelde. Hier en daar staan wat besneeuwde toestellen van Aeroflot in de sneeuw. Door de verlaten aankomsthal vliegen wat vogeltjes, het ruikt naar vreemde sigaretten, overal staan Camelasbakken, knarsend zet zich een bagageband in beweging, door een poort met versleten flappen komt onze koffer, rustig, alsof hij nog slaapt. Door luidsprekers komt pittige Amerikaanse muziek, bij de uitgang worden we verwelkomd door lieve Nederlands sprekende Russinnen, die ons met een roestig volkswagenbusje met zware klappen over het verwoeste wegdek naar ons hotel brengen, waar wij met dollars een kamer betalen met Philips televisie, gedesinfecteerd bad, en uitzicht op de Neva.
Mijn vrouw en ik gaan wandelen, maar het is snerpend koud, min twintig graden Celsius en oostenwind bij heldere hemel. Ook al zijn we gekleed als Michelinmannetjes — nog nooit heb ik in mijn leven zoveel kleren aangehad — we moeten terug, terug naar de kamer van het hotel. Ik zit in een vlekkerige fauteuil, met een glaasje Bokma van Schiphol, te kijken. De verkeersweg voor het hotel langs de Neva: een stroom van geblutste, dikke rookwolken producerende Amerikaanse, Franse, Duitse, Japanse, Italiaanse, Russische auto's, die in Nederland allang gestorven zouden zijn. Alsof een autokerkhof tot leven is gewekt. En daarachter de Neva, vlekkeloos wit gevroren, het oorlogsschip de Aurora, de dageraad van de oktoberrevolutie, de eindeloze, statig bebouwde oevers. Die winterse ansichtkaart uit St. Petersburg.
Op weg naar een maaltijd dwalen we door ons honderden meters lange hotel. Het is zo'n vijfentwintig jaar oud en de architectuur is het produkt van wat de Russen de Repressance stijl noemen. De mens moet zich hier zeer klein voelen omdat de Staat zo groot is. Wat ons betreft lukt dat aardig. De hallen op de begane grond en de eerste verdieping zijn ongeveer zo groot als een voetbalveld, de plafonds zo hoog als die van een bovenmaatse sporthal. De verdiepingen zijn verbonden met het soort trappen vanwaar men parades afneemt. Het gebouw is leeg, schaars verlicht, hier en daar staan gigantische plastic fauteuils waar waarschijnlijk nog nooit iemand in heeft gezeten. Aan het eind van onze tocht belanden we in een duister restaurant, de tafels zijn chique gedekt, maar op één na onbezet. De wanden zijn van spiegelglas, waardoor de leegte zich verdubbelt. Uit luidsprekers komt Russische Amerikaanse muziek. Maar we hebben honger en blijven. Goed gegeten trouwens, met dollars betaald.

Anna Dostojevskaja • 9 februari 1881

• De veel jongere Anna Grigorjevna Dostojevskaja (1846-1918) bleek de juiste vrouw om de aan gokken verslaafde Russische schrijver Fjodor Dostojevski (1821-1881) in de juiste richting te leiden. In haar Herinneringen (vertaald door Charles B. Timmer) beschrijft ze zijn leven met hem.

9 februari 1881
Ik werd tegen zeven uur wakker en zag, dat mijn man mijn kant opkeek.
‘Nou, hoe voel je je, mijn lieve?’ vroeg ik, me over hem heen buigend.
‘Weet je, Anja,’ zei Fjodor Michajlovitsj heel zacht fluisterend, ‘ik slaap al een uur of drie niet, lig steeds te denken en eerst nu is het mij helder voor de geest gaan staan, dat ik vandaag zal sterven.’
‘Toe nu, lieveling, waarom denk je zoiets?’ zei ik, hevig ontsteld. ‘Het gaat je immers een stuk beter [...]. In godsnaam, Fedja, kwel je zelf niet met zulke twijfels, je zult leven, nog lang, heus!’
’Nee, ik weet, dat ik vandaag dood ga. Steek een kaars aan, Anja, en geef mij het Evangelie!’
[Dostojevski] sloeg het Evangelie dikwijls in gedachten, of als hij ergens zijn twijfels over had, op een willekeurige plaats open om dan de tekst te lezen, die op de eerste bladzijde stond (aan zijn linkerhand). En ook nu wilde Fjodor Michajlovitsj zijn twijfels aan het Evangelie toetsen. Hij sloeg de Heilige Schrift zelf open en verzocht mij te lezen.
Het boek lag open bij het Evangelie van Mattheüs, 3:14, 15 en ik las: ‘Doch Johannes weigerde hem zeer, zeggende: Mij is nodig van u gedoopt te worden, en komt gij tot mij ?
Maar Jezus antwoordende, zeide tot hem: Laat nu af, want aldus betaamt ons alle gerechtigheid te vervullen.’
‘Je hoort het - “laat nu af” - dus ik zal sterven,’ zei mijn man en hij sloeg het boek dicht.

[Dostojevski overleed diezelfde dag.]

Frederik van Eeden • 8 februari 1891

• De Nederlandse schrijver en psychiater Frederik van Eeden (1860-1932), hield naast een uitgebreid dagboek ook een dromenboek bij.

7 februari 1891
Droom: een Japansche dame, oud, leelijk, met leelijke mond en tanden. Ik zei een Japansch woord voor ‘rijtuig’: ‘janekuri’ — ze sprak mij verachtelijk na, om mijn slechte uitspraak en verbeterde ‘Jáne-ku-ri-’

8 februari 1891
Laat naar bed gegaan. Tegen den morgen veel en prachtig gedroomd. Mooi en grandioos — als op de hoogte van mijn beschreven werk. — Een feest in een stad — Luxemburg of Maastricht. Veel spoorreis om er te komen. Een groote, breede laan door groen bosch. Daar aan 't eind, daar is de kathedraal. Mama loopt bij me. Ik kijk in 't groen en zie vogels, bloemen en dieren. Intens zomer en buitengevoel. De gevel van de kathedraal zal verlicht worden, een groote frontomraming van kleine lichtjes. Het licht valt wit en ver door de groote laan. Tegelijk nacht en dag. Maar er is een feest. Daar gaat het woest toe. Een carneval. Dit is niet goed, het mag niet. Er komt bericht van den koning dat de groote verlichting plotseling niet branden wil. Is er een doode? - neen, het feest is zondig. Ik ga naar buiten — de verlichting is gedoofd. Ik kom feestvierenden tegen. Woest hollende paarden die geheel in vlam staan, of ze met brandend pek overgoten zijn. Voor mij de kathedraal — een ontzachlijk Gotisch gebouw — grooter dan al wat ik ken. Het staat lomp en wat vervormd, als een grof titanisch werk van verschrikkelijke kracht/ een lage, breede lompgebouwde poort onderaan, en daarop getorend, ongeloofelijk hoog, een massa steen met gothische spitsen, die niet recht op gaat maar wat overhelt als van overmatige, omhoogstrevende kracht. Somber, donkergrijs. Ik loop onderlangs in een angstigmakende schaduw. Ik denk: ‘nu kan het gebeuren, dat het instort en mij verplettert. Het kan juist nu gebeuren.’ Ik zing, een plechtig oratoriumgezang. Ik zing luid galmend op, met volle stem en volkomen zuiver, heerlijk mooi. Een heerlijke sensatie. Het is een klacht, met deze woorden: ‘Nun habe ich, Gott, deinen Gnaden verloren.’ Terwijl ik zing hoor ik uit de kathedraal de begeleiding van mijn zang. Ik weet het is de koning die hetzelfde zingt.
Onbeschrijfelijke aandoening van mooi, van gemeenschap in devotie. Dan veel intermezzo's vaag. Het voortdurend gevoel van hoog boven 't gewone leven, in de hooge sfeer van mijn boek. Dan een wandeling 's morgens vroeg, op een zonnige weg bij een veer aan een rivier, waar 't zeer druk is in de buurt van Parijs. Een heerlijke zomerweg langs 't water. Iets als de weg naar Zuilen. In de verte torens van een Hollandsche stad. Het is warm, ik doe mijn demi-saison uit.

Maandag 9 februari 1891
's Nachts gedroomd van Engelsche goudstukken. Kwartjes, sovereigns. Er kwam een postkwitantie voor 2 guinjes die ik aan Tuckey betalen moet [voor Liébault]. Toen ik vanmorgen in Amsterdam kwam was het eerste wat v.R. mij zei: Ik heb Adriaan weggestuurd met de 2 guinjes voor Tuckey{...}; Een droom gehad van heftig sensueel verlangen. Met bevrediging.

donderdag 6 februari 2025

Louis Tas (Loden Vogel) • 7 februari 1945

Louis Tas (1920-2011) publiceerde onder het pseudoniem Loden Vogel Dagboek uit een kamp, over zijn ervaringen in Bergen-Belsen. Na de oorlog werd hij een bekende Amsterdamse psychoanalyticus, die veel kunstenaars en acteurs onder zijn clientèle had. Interview.

Woensdag 7 februari
[...] Het vroegere kamp voor Russen, waar nu vrouwen wonen uit Auschwitz en Birkenau, is werkelijk een fascinerende plaats: ik was nog steeds er niet aan gewend en het spijt me dat ik dit kijkje in het hiernamaals niet heb kunnen rekken. Een conclusie: Poolse jodinnen liggen me niet, en Pools-Jiddisch óók niet, de charme van het oostjodendom ligt uitsluitend bij de Russen.
Er zijn daar ook arische Poolsen en Russinnen. Alles is in doorlopende beweging: steeds komen er nieuwe transporten aan; velen hebben dagenlang gelopen. De selectieverhalen uit Auschwitz kende ik al: ik vind vergassen minder wreed dan het uithongeren van hier. (Bij een ‘natuurlijk’ sterfteverval, zoals hier, krijgt men een overwegen van het arbeitsunfähige deel van de bevolking: hier zo sterk, dat de drollen op straat blijven liggen, en de zieken niet verpleegd worden, en de was niet gedaan.)
De corruptie is heel sterk in dat kamp, en van het eten krijgen de vrouwen maar de helft; de andere helft dient om een grote minderheid van ‘Lagerältesten’, ‘Blockowa's’, ‘Stubowa's’, ‘Kapo's’ en andere, met zijden kousen en hoge laarzen uitgeruste vrouwen goed te voeden. Dezen zwaaien met stokken, schreeuwen, trappen en het is alles komedie; iedereen steelt brutaal, niemand vreest klappen, namen noteren zoals hier gebeurt niet. 's Ochtends om 4 uur moest ik de transporten aardappelen en koolraapsnippers van schilkeuken naar keuken begeleiden, en kon niet verhinderen dat horden hongerige vrouwen (onderweg attaqueerden, uit het donker komend en er weer in verdwijnend, en) de bakken leegmaakten. Op het laatst sloeg ik er met een bezem op - zonder succes. Later namen 4 Russinnen het van me over, die steeds, voor zover dat in het donker gíng, het terrein vrij ranselden. 's Ochtends om 4 uur zijn ze al op om te stelen, geen wonder dat het broodmagazijn op een nacht is leeggeplunderd. In ons kamp liggen keuken en magazijn buiten het hek, daar zijn het barakken tussen de andere. De Uscha, een heel aardige, met wie het prettig werken was, heeft toch vrouwen uit de gang gegooid, waar ze al onze koolraapvaten (werk van één dag) in 3 minuten hadden leeggemaakt, sloeg ze, trapte ze op de grond liggend halfdood.
[...]

woensdag 5 februari 2025

Wouter Jacobsz • 6 februari 1573

Dagboek van broeder Wouter Jacobsz (Gualtherus Jacobi Masius) prior van Stein. Amsterdam 1572-1578 en Montfoort 1578-1579.

Dit is een zo getrouw mogelijke modernisering van de tekst, waarbij de zinsstructuur en betekenis behouden blijven. De tekst weerspiegelt de onzekerheid en chaos van de tijd, waarin de strijd tussen de Spanjaarden en de Geuzen grote onzekerheid bracht. [Aldus ChatGPT, die ook de moderne - ongecorrigeerde - vertaling maakte. Het origineel staat onderaan, voor de liefhebbers.]

Op de zesde van deze maand kwam bij mij de bode uit Leerdam, die in Delft bij de prior van Syon was geweest om een boodschap van het klooster van de Lelie over hun vaderschap over te brengen. Deze goede man was echter in handen gevallen van de Geuzen, die hem alles hadden afgenomen wat hij bij zich had, inclusief de brief van de prior van Syon met het antwoord op hetgeen wij hem hadden geschreven. Dit nieuws bracht ons in een diepe neerslachtigheid, omdat we nu zonder antwoord bleven.
Deze bode vertelde mij dat hij de prior persoonlijk had gesproken in het klooster van Sint-Anna, waar hij nog steeds in zijn geestelijk habijt (kloosterkleding) was. Hij bleef daar voor de lunch van elf uur tot even na één uur. Hierdoor bleek onwaar te zijn wat eerder werd rondverteld, namelijk dat deze goede heer met nog twee anderen bij de moeder van broeder Jeroen zou hebben gelogeerd, terwijl hij in werkelijkheid met een geschoren hoofd en een baard rondliep. De bode bevestigde ook dat dezelfde geruchten die eerder in Delft en in de prinselijke rechtbank werden verspreid vals waren, en dat er in Leiden daadwerkelijk oproer was geweest. Dit kwam doordat men zei dat enkele eerzame mensen verraad beraamden om de stad onder de gehoorzaamheid van de koning te brengen.
Op deze dag kwam ook S. Anna Zandersdochter uit het Agnietenklooster in Gouda naar Amsterdam en ging wonen bij de Magdalenenzusters. Diezelfde dag heb ik opnieuw een brief gestuurd aan de prior van Syon namens het klooster van de Lelie.
Uit Gouda werd mij verteld dat daar onrust begon te ontstaan en dat de rebellen eisten dat men de pastoor uit de stad verdreef, of anders zouden zij opnieuw soldaten in de stad willen hebben.

Verder gebeurde er op deze dag dat een timmerman, geheel naakt, werd binnengebracht vanuit de stad Amsterdam. Hij was vermoord door de Spanjaarden, omdat zij hadden gezien dat hij veel geld bij zich had, dat hij had verdiend door handel te drijven in het leger van de koning. Twee van de Spanjaarden werden hiervoor opgehangen en nog eens twee werden gevangengenomen.
Lezer, neem kennis van alles wat hier geschreven staat en verwonder u over deze benarde, onderdrukte en wilde tijd waarin wij leven. De last was zwaarder dan men zou kunnen geloven, zelfs als het perfect kon worden opgeschreven. Wij worden bovendien steeds banger en onzekerder, omdat het leger van de koning zo weinig vooruitgang boekt. De ene dag ging voorbij, de andere kwam, zonder dat we hoorden dat er iets wezenlijks werd gedaan, wat vreemd was. Ondertussen zagen we dat de Geuzen steeds brutaler werden en zich nergens zorgen om leken te maken, omdat ze er steeds zekerder van werden dat niemand hen zou kunnen schaden.
Bovendien spraken zij openlijk uit dat er geen twijfel over bestond dat de Geuzen eerder de heerschappij over Amsterdam zouden krijgen dan dat het koninklijke leger Haarlem zou kunnen versterken. Hierdoor verkeerden alle eerzame mensen in groot gevaar, voortdurend verscheurd tussen angst en hoop, zonder enig vooruitzicht op troost of hulp. Alles wat aan onze zijde werd ondernomen, liep immers anders en tegengesteld dan gehoopt.
Toch hadden wij altijd nog God, tot wie wij onze ogen en ons hart konden opheffen om hulp, bijstand, genade en vergeving te verkrijgen.


Op den sesten deser maent is bij mij gecoemen die bode van Leerdam, die tot Delft bij den prior van Syon geweest was om die bootscap van tconvent van Lely roerende haer paterschap, ende was dese goede man onder den gosen haer handen geweest, die hem al ontnoemen hadden soe wat hij hadde met den brief doer den prior van Syon roerende tantwoert van tgunt wij hem gescreven hadden. Ende vonden ons doer dien sijn nederlage seer verslaegen, alsoe wij sonder bescheyt bleven. Dese bode seyde mij, dat hij den prior selver gesproken hadde int convent van sint Anna, wesende noch in sijn geestelick habijt, blivende int selfde convent ten eten van des middachs te elven tot over eenen toe. Ende bevonden hier gelogen te sijn die fame, die voerens gegaen hadde, dat dese goede heer met sijn driën tot broeder Jeroens moeder gelogeert soude sijn, gaende int waerlick met een gescoeren hooft ende een baert. Affirmeerde oeck dese selfde wuytstel te sijn die fame die van Delft ende van den prinsch recht voerens gespreyt was ende dat waerachtelick binnen Leyden oproer geweest hadde, doerdien dat geseyt werde, dat sekere goede menschen verraet wuytstelden om den stadt onder des conincks obediëntie te brengen.
Quaeme oeck op desen dach binnen Amstelredam S. Anna Zandersdochter van dAgnieten binnen der Goude ende ginck tot den Magdaleenen om daer te woenen. Hebbe noch op desen dach wederom een missive gesonden an den prior van Zyon wuyt den naeme van tconvent van der Lelie.
Van der Goude werde mij vertelt, dat die warre daer mede began te rijsen ende dat die rebelle wilden dat men den pastoer2 daer wuyt den stadt verdreef, of dat sij wederom daerinne soudaeten wilden hebben.

Geboerde voerts op desen dach, dat binnen gebracht werden geheel naeckt een timmerman wuyt die stadt Amsterdam ende was vermoert van den Spaengers, omdat sij gesien hadden dat wel gelt bij hem was, van hem vercregen doerdien dat hij int conincks leger soetelde. Ende waeren van die Spaengers twee gehanghen ende noch twee gevanghen. Merckt leser alt gunt hier an malcander gescreven wert ende verwondert u van dese benaude, geperste ende woeste wilde tijt, daerinne wij geweest sijn. Die last was swaerder dan men wel soude konnen geloeven, al waert perfectelick mocht gescreven werden. Wij worden oeck voerts altijts meerder vervaert ende verbaest, om reden dat des conincks leger soe weynich vordelde. Want die een dach voer ghinck ende dander nae, sonder dat wij hoerden datter yet gedaen worde twelck sonderling was. Ende vermerckten den goosen noch altijts het hooft meer ende meer op te steken, als die niet eens en troerden maer meerder seker waeren dat haer nyemant crencken soude mogen. Oeck waeren onder haerluyden al die opelick wuyt die mont spraken, dat niet te twivelen en stonde of die gosen souden eer meesters werden van Amstelredam dan des conincks leger Haerlem soude mogen becrachtighen. Stonden hier om alle goede menschen in swaere dangier, tusschen vreese ende hoepe gestadelick ghepinicht, niet siende eenigen middelen vanwaen wij troost mochten wachten, alsoe toch soewat an onse sijde angerecht werde geheel anders ende contrarie liep. Hoewel wij noch altijts God hadden, tot wiens wij ons oogen ende ons hart keeren mochten om hulp, bijstant, genaede ende gracie te verwerven.

Mensje van Keulen • 5 februari 1976

Mensje van Keulen (1946) is schrijver. In 1976 hield ze een dagboek bij dat is gepubliceerd als Alle dagen laat (2006).

5 februari
Op de nu al weken opengebroken Keizersgracht kwam een wiel tijdens het achteruitrijden, toen ik een grote buis ontweek, met een dreun in een kuil. Gas geven hielp me er niet uit. Een man in een auto achter me belde aan bij een pand om hulp van een paar collega's.
'Dat gaat nooit.'
'Hopeloos. Zal wel helemaal stuk zijn ook.'
'Moet minstens een plank bij.'
Ze probeerden de auto met zijn drieën op te tillen, hijgend, met rode koppen, in hun witte overhemden en keurige pantalons. Plotseling verscheen een rijzige heer met een hoge, ouderwetse fiets en zei: 'Heren, dit gaat heus wel. Als we maar aan de rechterkant gaan staan met zijn vieren.' En het werkte. Ik heb wel tien keer bedankt. Ik kon weer rijden. 'Het zand mag je gratis meenemen,' riep iemand me na.

Ik volg een cursus Spaans voor beginners. Ik zit in een lokaal, achter een tafeltje, evenals nog zo'n dertig cursisten. Als ik overhoord wil worden, druk ik op een knop en dan luistert een lerares achter glas naar me. Ze heeft een vreemd, onderaan uitdijend gezicht alsof ze het kunstgebit van een ander in heeft.

Lon zou om negen uur thuis zijn, nadat hij op de Weesperzij gegeten had. Nu, over twaalven, is hij er nog niet. Omdat ik bits tegen hem deed aan de telefoon? (Je ziet maar wat je doet, ik eet wel een uitsmijter, je ziet maar, dag.') Heb je haar hand vastgehouden? Dan doet mijn hand nu pijn. Raak je haar hals, haar arm, wat dan ook aan, dan wordt het daar bij mij ijskoud.

Vlagen van ongerustheid verdringen de woede. Ik probeer te dichten. Een ballade van elf kwatrijnen. Omarmend, noem het maar dwangmatig rijm. Een dichter is al snel een aansteller. Ik houd meer van dieren. En van Stan Laurel.

Toen Lon thuiskwam was het halfvier. Ik kon me niet inhouden, schold tegen hem. Maar net als in sprookjes waarin een zekere vraag niet gesteld of een zeker woord niet gezegd mag worden, stelde ik die ene vraag niet.

maandag 3 februari 2025

Annie Romein-Verschoor • 4 februari 1942

• Annie Romein-Verschoor (1895-1978) was een bekende geschiedkundige, net als haar (nog bekendere) man Jan. In Omzien in verwondering heeft ze haar herinneringen neergeschreven: “halve eeuw sociale en culturele geschiedenis van Nederland, en tegelijk een intellectueel en emotioneel zelfportret”.

4 februari 1942
Het voorjaar van ’42 was uitzonderlijk koud, de sneeuw lag hier en daar meters hoog en werd slecht geruimd. Op mijn verjaardag ging ik met Annelies naar Hoog-Laren om Bart [zoon, opgenomen wegens tbc], die we al een kort berichtje hadden gestuurd over Jans [echtgenoot Jan Romein] arrestatie, verslag te doen. Voor dag en dauw in een bijna stapvoets rijdende lijn 8 met zijn doodse blauwe lichtpitjes door de verduisterde stad naar het station, van Bussum af lopen. Maar lopen was gewoon in de oorlog. Op de rijksweg ter hoogte van de Gooise Boer werd ik eens aangesproken door een keurige mevrouw – ze had zelfs nog een hoedje op en niet het uniform geworden hoofddoekje – die met een gebaar in oostelijke richting vroeg: ‘Is dat de weg naar Zwolle?’ en ik even gewoon terug; ‘Ja zeker, loopt u maar rechtuit.’ [...] De bewoners van het kamp Amersfoort mochten eenmaal per maand een brief schrijven en ontvangen: Jan op een ouderwets gevouwen en roodgelijnd velletje postpapier, ik mocht niet meer dan één kwarto vel vullen. Het waren puzzels, waar je aan weerskanten uren mee bezig was, om op dat éne vel en die tergend wijd getrokken lijntjes alles te zeggen en te suggereren wat je wilde overbrengen. Hetty Tielrooy kwam huilend met Johannes’ eerste brief bij me: hij had alleen maar op de eerste bladzijde geschreven dat hij zo’n kiespijn had. Je werd hard in die dagen. Ik zei: ‘Troost je, hij kan het niet zo slecht hebben als hij over niets anders heeft te klagen.’

zondag 2 februari 2025

Wim Hazeu • 3 februari 2006

• Wim Hazeu (1940-2024) was een Nederlandse schrijver en biograaf. In het tijdschrift Liter publiceerde hij Een jaar voorafgaande aan de Lucebertbiografie Fragmenten uit een dagboek.

3 februari 2006
- Ik heb de afgelopen dagen, op grond van mijn archief, de levens en werken van Elburg en Schierbeek bestudeerd, met name hun uitspraken. Zij waren per slot van rekening nauw bij het leven van Lucebert betrokken. Zo vul ik de tweede cirkel om Lucebert heen in (de eerste wordt gevormd door zijn familie, onderwijzers, leraren en jeugdvriendjes). Aan de biografie van Elburg werkt Jan van der Vegt, aan die van Schierbeek Ernst Bruinsma. Je zou je kunnen voorstellen dat de drie biografen met elkaar in een schoolgebouw zitten, elk in een lokaal, met een centrale archiefruimte waarin alle materiaal betreffende de Vijftigers is samengebracht. Je kan elkaar dan van informatie voorzien. Maar zo werkt het niet; als het erop aankomt zijn biografen even individualistisch als romanschrijvers.

Morgenavond receptie van De Bezige Bij in De Rode Hoed aan de Keizersgracht te Amsterdam. Ik zal erheen gaan. Misschien kan ik Remco Campert of Rudy Kousbroek inlichten dat ik hen eventueel zal bellen voor een afspraak over Lucebert. Het contract heb ik nog niet getekend. De uitgever vraagt er ook niet naar.

Julien Green • 2 februari 1970

Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse, religieus ingestelde schrijver. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.

2 februari - Ik ben Gilgamesj aan het lezen, het schitterende Babylonische epos uit oeroude tijden, drieduizend jaar geleden geschreven, zeggen sommigen, vierduizend, zegt de Britannica. Het vindt, wat betreft de schoonheid van het verhaal, de prachtige taal, de diepzinnige vragen die het opwerpt, zijns gelijke alleen maar in de bijbel. Vol verrukking heb ik de circa honderd bladzijden gelezen die omstreeks 1830 door Engelse geleerden aan de vergetelheid ontrukt zijn - en wat is er sindsdien een speurwerk verricht, hoeveel tonnen aan kleitabletten vol spijkerschrift naar Londen verzonden... Het gevecht met Chuwawa in het cederwoud, de dood van Enkidu, de voorspellende dromen, de zondvloed die opgeroepen wordt door een god die zich stoort aan het gedruis van de mensheid, de liefde van Gilgamesj voor Enkidu, zijn reis door gevaarlijke streken om in het land der onsterfelijkheid te komen, zijn panische angst voor de dood, het is ons allemaal vertrouwd.
Als ik dood ben zal in mijn dagboek van 1948 het verhaal van een bijzondere nacht worden gevonden. Alles wat ik er nu over kan zeggen, is dat ik leef van de herinnering aan Gods pracht.

Honoré Blijdenstijn • 1 februari 1941

• Op vrijdag 10 mei 1940 begon de 57-jarige directeur van de Rijkskweekschool in Amersfoort, Honoré Blijdenstijn, in een eenvoudig schriftje, dagelijks te noteren wat hem bezighield. Vijf jaar en 23 schriftjes later hield hij daar mee op.

1 Februari '41. ’t Geval Lyceum-Baarn wordt thans als volgt verteld: de Opbouw (N) had een gezelligen avond in de aula van ’t Lyceum; opbouwers maakten daarvan misbruik door schoolborden en muren vol te kladden met voor de Duitsers beledigende opschriften. Hun kapitein had een verontwaardigde strafpreek gehouden, naar den geest van velen te Deutsch-freundlich. Daarom is hij gedood.

Zo handelt ’t plebs, dat door de gemeenschap onderhouden wordt, met een verantwoordelijk leider, die zijn plicht doet! Velen houden zulke laffe misdaden voor heldenmoed. Het doden van N.S.B - ers (men zegt, dat er reeds 750 „koud gemaakt” zijn), wordt ook door orthodoxe Christenen als een loffelijke daad beschouwd!

Ik heb 31 Jan en 1 Febr gecollecteerd voor de Winterhulp-Nederland, daarmee de mening van zeer velen trotserend. De lastercampagne tegen deze instelling is buitensporig geweest. Evenwel: persoonlijke onaangenaamheden heb ik op mijn gang niet ondervonden. Ik had als rayon den Utr. weg van de „Witte” tot de Westerstraat. ’t Totaalbedrag was matig: 66 woningen f 39.–. Slechts zeer enkelen gaven niet; verder waren de giften zeer uiteenlopend. Een dokter met een grote praktijk gaf ... een kwartje. De vrouw van een pover banketbakkertje f 2,00. (Toch was uit de vorige opbrengst voor Amersfoort f 10.400 beschikbaar gesteld, plm. 2 maal ’t bedrag dat in de plaats zelf bijeen-gebracht was.)