• Albert Camus (1913-1960) was een Franse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeknotities 1935-1951 is in het Nederlands uitgegeven onder de titel Dagboek (vertaling Halbo C. Kool)
Juni
Ter dood veroordeelde die elke dag bezoek krijgt van een priester. Vanwege de onthoofding, de knikkende knieën, de lippen die een naam zouden willen vormen, de dwaze aandrang om ter aarde te vallen en zich te verschuilen in een 'Mijn God, mijn God!'
En telkens weer de weerstand in deze man die het zich niet zo makkelijk wil laten maken, die al zijn angst zelf wil verstouwen. Hij sterft zonder een enkele frase, de ogen vol tranen.
De tragische strijd van de lijdende wereld. De futiliteit van het probleem der onsterfelijkheid. Wat ons belang inboezemt, dat is ons lot, jawel. Maar niet 'achteraf', 'tevoren'.
Vertroostende kracht der Hel.
1. Enerzijds betekent eindeloos lijden niets voor ons — We stellen ons rustpozen voor.
2. Wij kunnen het woord eeuwigheid niet bevatten. Het ligt buiten ons voorstellingsvermogen. Of anders alleen voor zover we spreken van 'eeuwig ogenblik'.
v
3. De hel, dat is het leven met dit lichaam—dat altijd nog beter is dan totale vernietiging.
Logische stelling: het uitzonderlijke heeft universele
waarde.
Onlogische stelling: het tragische is innerlijk strijdig.
Praktische stelling: iemand die op een bepaald vlak intelligent is, kan op andere een stommeling zijn.
Diepzinnig zijn door onoprechtheid.
woensdag 31 mei 2023
maandag 29 mei 2023
Maarten 't Hart • 31 mei 1969
• In 1969-1970 hield de Nederlandse schrijver Maarten 't Hart (1944) een onregelmatig dagboek bij.
31 mei. Las eerst Can you forgive her van Trollope waarin een neef en een nicht met elkaar willen trouwen maar gedwarsboomd worden door bloedverwanten. Weer een verrukkelijke Trollope, geestig, vrolijk, vol meesterlijke dialogen en onsterfelijke scènes (wat heb ik gelachen om de weduwe Greenow en haar beide aanbidders). Veruit het beste in het werk is echter het portret van Lady Glencora.
Na Can you forgive her nam ik Doña Perfecta van Perez Galdós ter hand. Waar gaat het over? Over een neef en een nicht die met elkaar willen trouwen maar familieleden verzetten zich daartegen. Vreemd is dat toch! Zoiets heet nu deftig ‘synchroniciteit’. Jung meent dat dat naast het causaliteitsprincipe een tweede belangrijk principe is maar het causaliteitsprincipe is door Einstein al grondig opgeruimd en voor het synchroniciteitsprincipe is, denk ik, toch helemaal geen natuurwetenschappelijk bewijs aan te voeren. Overigens is het opvallend dat Jung dit alles beweert in zijn autobiografie Herinneringen, dromen, gedachten. Een prachtig, hoewel helaas erg humorloos, boek. De titel vooral ook erg karakteristiek voor Jung. Herinneringen en dromen en gedachten zijn typisch innerlijke belevenissen. Jung is geen waarnemer van dingen buiten hem en daardoor ook geen man met een natuurwetenschappelijke instelling.
Nog even terugkomen op Doña Perfecta. Mooie, verbitterde aanval op het Roomskatholicisme. Ik neem me voor meer van deze Benito Perez Galdós te lezen.
269-2018>
31 mei. Las eerst Can you forgive her van Trollope waarin een neef en een nicht met elkaar willen trouwen maar gedwarsboomd worden door bloedverwanten. Weer een verrukkelijke Trollope, geestig, vrolijk, vol meesterlijke dialogen en onsterfelijke scènes (wat heb ik gelachen om de weduwe Greenow en haar beide aanbidders). Veruit het beste in het werk is echter het portret van Lady Glencora.
Na Can you forgive her nam ik Doña Perfecta van Perez Galdós ter hand. Waar gaat het over? Over een neef en een nicht die met elkaar willen trouwen maar familieleden verzetten zich daartegen. Vreemd is dat toch! Zoiets heet nu deftig ‘synchroniciteit’. Jung meent dat dat naast het causaliteitsprincipe een tweede belangrijk principe is maar het causaliteitsprincipe is door Einstein al grondig opgeruimd en voor het synchroniciteitsprincipe is, denk ik, toch helemaal geen natuurwetenschappelijk bewijs aan te voeren. Overigens is het opvallend dat Jung dit alles beweert in zijn autobiografie Herinneringen, dromen, gedachten. Een prachtig, hoewel helaas erg humorloos, boek. De titel vooral ook erg karakteristiek voor Jung. Herinneringen en dromen en gedachten zijn typisch innerlijke belevenissen. Jung is geen waarnemer van dingen buiten hem en daardoor ook geen man met een natuurwetenschappelijke instelling.
Nog even terugkomen op Doña Perfecta. Mooie, verbitterde aanval op het Roomskatholicisme. Ik neem me voor meer van deze Benito Perez Galdós te lezen.
269-2018>
Dirk van Hogendorp • 30 mei 1823
• In de zomer van 1823 maakten Jacob van Lennep (1802-1868) en Dirk van Hogendorp (1797-1845) een voetreis door Nederland. Allebei hielden ze nauwkeurig aantekeningen bij, die werden vastgelegd in reisdagboeken.
Monnickendam 30 Mei 23.
Het is drie uur, en ik ben mijn bed reeds uit. De benaauwdheid der kamer, de slechte lucht en de vlooijen maakten mij het verblijf in mijn bed onmogelijk. Ik stond daarom twee uur vroeger op dan mijn voornemen was, en oordeelde dien tijd niet beter te kunnen besteden dan aan mijn journaal, dat ik gisteren avond niet had kunnen voortzetten. Wij wandelden dan gisteren ochtend ten 6 ½ uit Purmerend door de Purmer naar deze plaats. De weg is goed met boomen bezet, de boerewoningen zijn bij uitstek groot en zindelijk, veele dragen de blijken van Heerenhuizen geweest te zijn. Ik verwonderde mij zoo weinig vee in het land te zien. Bij mijne aankomst was mijne eerste bezigheid de stad te bezichtigen. Blijken van groote welvaart draagt zij niet, de straten zijn ruim en luchtig, goede huizen schaars in getal. De groote kerk is aan het einde der stad gelegen, aan de zijde van Amsterdam. Voor rede van dit zonderling verschijnsel werd mij opgegeven dat de bloei van deze stad in vroeger tijden zoo spoedig was toegenomen dat de meeste huizen ter zelfder tijd gebouwd zijn, en altijd meer Zeewaarts, daar een ieder voor zijne affaires de nabijheid der Zee verkoos. Wezenlijke armen zijn hier niet, door de goede zorg van de regering. Gedurende vijf maanden wordt aan alle behoeftigen des avond gort en melk uitgedeeld, welke mij verzekerd werd van die kwaliteit te zijn, dat men ze bij geen particulier beeter zoude vinden. Het geld tot betaling dezer kosten wordt uit vrijwillige inteekeningen gevonden. In de Fransche tijd was deze stad bijkans in sloopers handen gevallen, doch werd van het dreigend gevaar behoed door de zorgen van den Maire. In het geheel vernam ik dat zij weinig geleden had, dat booter en kaas duur genoeg waren, om den landman een goed inkomen te geven, en dat het behoud van den boer het behoud der stad geweest was. Sedert heeft men zich op de haringvisscherij toegelegd, doch hoezeer deze onderneming door penningen uit ’s Konings eige kas begunstigd werd, ging zij niet voort, door dien andere volken ons in het kaken op zijde gestreefd zijn, en wij dus niet meer de uitsluitende verkoper mogen genoemd worden. Beter gaat het met een rederij welke men sints weinige jaren heeft aangelegd en die nu reeds 7 scheepen in Zee heeft. De regering is bij uitstek bemind en geacht, en de ingezetenen geven alom de ondubbelzinnigste blijken van hartelijke tevredenheid. Onder de merkwaardigheden in den omtrek heb ik Broek en Marken gezien. Broek voldeed niet aan mijne verwachting. Bij de eerste beschouwing zag ik reeds dat dit dorp blijken droeg van grootere welvaart, bloei, zindelijkheid en netheid in vroeger tijden dan tegenwoordig.
Ik werd in deze opinie bevestigd toen ik vernam dat er op het gandschen dorp slechts twee huizen waren, waar de Broeksche zeden strikt gevolgd werden. Des niet tegenstaande is er noch veel welvaart en hier en daar goede smaak. Het is niemand veroorloofd op een paard gezeten door het dorp te komen. Mark[en] is een naar Eiland het gandsche jaar bijkans onder water. De verschillende gehuchten zijn des zomers aan elkander gehecht door dijkjes, des winters gaat men in schuitjes. Het volk was minder schuw dan ik het mij had voorgesteld. Men zeide mij dat dit de gevolgen waren der conscriptie. Deze rede kwam mij aanneemlijk voor, doch nu ontstaat de vraag, en welke invloed heeft de conscriptie op het zedelijke der menschen gehad? Hierover had ik gaarne met den Predikant gesprooken doch de tijd belette mij dit. Het verdient opmerking dat de vrouwen welke een vrijer verlangen, eene kleding aantrekken welke zoo veel te kennen geeft als ik ben te krijgen. De inwooners zijn gezond, sterk, gespierd, en breed geschouderd, de vrouwen blozend van aangezicht.
Monnickendam 30 Mei 23.
Het is drie uur, en ik ben mijn bed reeds uit. De benaauwdheid der kamer, de slechte lucht en de vlooijen maakten mij het verblijf in mijn bed onmogelijk. Ik stond daarom twee uur vroeger op dan mijn voornemen was, en oordeelde dien tijd niet beter te kunnen besteden dan aan mijn journaal, dat ik gisteren avond niet had kunnen voortzetten. Wij wandelden dan gisteren ochtend ten 6 ½ uit Purmerend door de Purmer naar deze plaats. De weg is goed met boomen bezet, de boerewoningen zijn bij uitstek groot en zindelijk, veele dragen de blijken van Heerenhuizen geweest te zijn. Ik verwonderde mij zoo weinig vee in het land te zien. Bij mijne aankomst was mijne eerste bezigheid de stad te bezichtigen. Blijken van groote welvaart draagt zij niet, de straten zijn ruim en luchtig, goede huizen schaars in getal. De groote kerk is aan het einde der stad gelegen, aan de zijde van Amsterdam. Voor rede van dit zonderling verschijnsel werd mij opgegeven dat de bloei van deze stad in vroeger tijden zoo spoedig was toegenomen dat de meeste huizen ter zelfder tijd gebouwd zijn, en altijd meer Zeewaarts, daar een ieder voor zijne affaires de nabijheid der Zee verkoos. Wezenlijke armen zijn hier niet, door de goede zorg van de regering. Gedurende vijf maanden wordt aan alle behoeftigen des avond gort en melk uitgedeeld, welke mij verzekerd werd van die kwaliteit te zijn, dat men ze bij geen particulier beeter zoude vinden. Het geld tot betaling dezer kosten wordt uit vrijwillige inteekeningen gevonden. In de Fransche tijd was deze stad bijkans in sloopers handen gevallen, doch werd van het dreigend gevaar behoed door de zorgen van den Maire. In het geheel vernam ik dat zij weinig geleden had, dat booter en kaas duur genoeg waren, om den landman een goed inkomen te geven, en dat het behoud van den boer het behoud der stad geweest was. Sedert heeft men zich op de haringvisscherij toegelegd, doch hoezeer deze onderneming door penningen uit ’s Konings eige kas begunstigd werd, ging zij niet voort, door dien andere volken ons in het kaken op zijde gestreefd zijn, en wij dus niet meer de uitsluitende verkoper mogen genoemd worden. Beter gaat het met een rederij welke men sints weinige jaren heeft aangelegd en die nu reeds 7 scheepen in Zee heeft. De regering is bij uitstek bemind en geacht, en de ingezetenen geven alom de ondubbelzinnigste blijken van hartelijke tevredenheid. Onder de merkwaardigheden in den omtrek heb ik Broek en Marken gezien. Broek voldeed niet aan mijne verwachting. Bij de eerste beschouwing zag ik reeds dat dit dorp blijken droeg van grootere welvaart, bloei, zindelijkheid en netheid in vroeger tijden dan tegenwoordig.
Ik werd in deze opinie bevestigd toen ik vernam dat er op het gandschen dorp slechts twee huizen waren, waar de Broeksche zeden strikt gevolgd werden. Des niet tegenstaande is er noch veel welvaart en hier en daar goede smaak. Het is niemand veroorloofd op een paard gezeten door het dorp te komen. Mark[en] is een naar Eiland het gandsche jaar bijkans onder water. De verschillende gehuchten zijn des zomers aan elkander gehecht door dijkjes, des winters gaat men in schuitjes. Het volk was minder schuw dan ik het mij had voorgesteld. Men zeide mij dat dit de gevolgen waren der conscriptie. Deze rede kwam mij aanneemlijk voor, doch nu ontstaat de vraag, en welke invloed heeft de conscriptie op het zedelijke der menschen gehad? Hierover had ik gaarne met den Predikant gesprooken doch de tijd belette mij dit. Het verdient opmerking dat de vrouwen welke een vrijer verlangen, eene kleding aantrekken welke zoo veel te kennen geeft als ik ben te krijgen. De inwooners zijn gezond, sterk, gespierd, en breed geschouderd, de vrouwen blozend van aangezicht.
zondag 28 mei 2023
Frida Vogels • 29 mei 1956
• Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.
29 mei — Voornemen om een avond naar Nienke te gaan. Gepingpongd.
Brief van Michiel.
Hij wil me nooit meer zien.
Hij schrijft, dat hij toen ik de laatste keer in Holland was nog eens de proef heeft genomen en me herhaaldelijk heeft geprovoceerd en beledigd, zonder dat ik daar iets van merkte. En dat ik hem in een richting drijf die de zijne niet is.
Hij wil niets meer met me te maken hebben, nooit meer, en als ik daartegenin zou gaan 'zijn de gevolgen voor mijn rekening'.
Ik zal op geen enkele wijze reageren.
Dit is de laatste keer geweest dat ik in Holland was.
Ik heb een autorit gemaakt en gegeten met Prakke. Hij vertelde verhalen over het kamp in Amersfoort. Het is de eerste keer dat ik mezelf zo probeer te ontvluchten. Het kostte me niet eens moeite. Op sommige ogenblikken vergat ik alles. Dat ik nu probeer te schrijven, is eigenlijk een infamie te meer. Ik heb het al zo lang geweten.
29 mei — Voornemen om een avond naar Nienke te gaan. Gepingpongd.
Brief van Michiel.
Hij wil me nooit meer zien.
Hij schrijft, dat hij toen ik de laatste keer in Holland was nog eens de proef heeft genomen en me herhaaldelijk heeft geprovoceerd en beledigd, zonder dat ik daar iets van merkte. En dat ik hem in een richting drijf die de zijne niet is.
Hij wil niets meer met me te maken hebben, nooit meer, en als ik daartegenin zou gaan 'zijn de gevolgen voor mijn rekening'.
Ik zal op geen enkele wijze reageren.
Dit is de laatste keer geweest dat ik in Holland was.
Ik heb een autorit gemaakt en gegeten met Prakke. Hij vertelde verhalen over het kamp in Amersfoort. Het is de eerste keer dat ik mezelf zo probeer te ontvluchten. Het kostte me niet eens moeite. Op sommige ogenblikken vergat ik alles. Dat ik nu probeer te schrijven, is eigenlijk een infamie te meer. Ik heb het al zo lang geweten.
Vincent van Gogh • 28 mei 1888
• Vincent van Gogh (1853-1890) was een Nederlandse schilder. Het fragment hieronder komt uit een brief waarin hij zijn broer Theo voorstelt dat Paul Gauguin en hijzelf zouden gaan samenleven om kosten te besparen.
[Arles, omstreeks 28 mei 1888]
Ik heb over Gauguin nagedacht en ja — als Gauguin hier wil komen dan zijn er de reiskosten voor Gauguin en er zijn de twee bedden of de twee matrassen die we dan absoluut moeten kopen. Maar daarna, aangezien Gauguin een zeeman is, is het waarschijnlijk dat we erin zullen slagen ons potje thuis klaar te maken. En voor hetzelfde geld dat ik voor mij alleen uitgeef, zullen we met zijn tweeën kunnen leven.
Je weet dat het me altijd onzinnig heeft geleken dat de schilders alleen leven, enz. Men verliest er altijd geld mee, als men geïsoleerd is.
Enfin, dit in antwoord op je verlangen hem eruit te helpen. Je kunt niet hem geld sturen om in Bretagne te leven en mij om in de Provence te leven. Maar je zou het goed kunnen vinden dat wij delen en een som vaststellen van laten we zeggen tweehonderdvijftig francs, als je elke maand — en nog buiten mijn werk — een Gauguin krijgt. Is het niet zo dat als we die som niet overschrijden, er zelfs een voordeel zou zijn?
Ik speculeer er trouwens op mij met anderen te combineren. Dus hier is het ontwerp voor een brief aan Gauguin die ik zal schrijven, als je ermee akkoord gaat, met de veranderingen die er ongetwijfeld in de formulering zullen moeten worden aangebracht. [...]
[Arles, omstreeks 28 mei 1888]
Ik heb over Gauguin nagedacht en ja — als Gauguin hier wil komen dan zijn er de reiskosten voor Gauguin en er zijn de twee bedden of de twee matrassen die we dan absoluut moeten kopen. Maar daarna, aangezien Gauguin een zeeman is, is het waarschijnlijk dat we erin zullen slagen ons potje thuis klaar te maken. En voor hetzelfde geld dat ik voor mij alleen uitgeef, zullen we met zijn tweeën kunnen leven.
Je weet dat het me altijd onzinnig heeft geleken dat de schilders alleen leven, enz. Men verliest er altijd geld mee, als men geïsoleerd is.
Enfin, dit in antwoord op je verlangen hem eruit te helpen. Je kunt niet hem geld sturen om in Bretagne te leven en mij om in de Provence te leven. Maar je zou het goed kunnen vinden dat wij delen en een som vaststellen van laten we zeggen tweehonderdvijftig francs, als je elke maand — en nog buiten mijn werk — een Gauguin krijgt. Is het niet zo dat als we die som niet overschrijden, er zelfs een voordeel zou zijn?
Ik speculeer er trouwens op mij met anderen te combineren. Dus hier is het ontwerp voor een brief aan Gauguin die ik zal schrijven, als je ermee akkoord gaat, met de veranderingen die er ongetwijfeld in de formulering zullen moeten worden aangebracht. [...]
Otto van Lidth de Jeude • 27 mei 1940
• Otto van Lidth de Jeude (1881-1952) was een Nederlandse waterbouwkundige en politicus. Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleef hij in Londen. Hij was voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis en vanaf 1942 minister van Oorlog. Over de periode 1940-1945 hield hij een dagboek bij.
27 mei
27 mei
Lunch bij den Gezant waarbij aanwezig de Ministers Albarda, Welter, en Bolkestein en voorts Jhr. Beelaerts. Albarda doet zeer vormelijk en wil
toonen dat hij wel weet hoe zich te gedragen in voornaam gezelschap (wat
hij ook wel weet, maar wat er te dik opgelegd wordt). Welter is gewend aan
dergelijke plechtigheden en Bolkestein heeft de gewoonte, met het hoofd
eenigszins achterover, in de lucht te kijken, hetgeen Beelaerts, geestig als
steeds de opmerking ontlokt: 'Gij denkt zeker ernstig over het spellingsvraagstuk na, want als Minister van Onderwijs hebt ge daarvoor nu volop
den tijd!'
[...]
In een daarop volgende bespreking met Jhr. Beelaerts wordt besloten dat ik een audiëntie bij H.M. de Koningin zal aanvragen en eveneens een onderhoud met Prins Bernhard. Zijn uitlatingen bevestigen mij, dat de houding van het Kabinet inderdaad zeer slap is. Er gaat niets van uit, zij tobben en hebben blijkbaar geen vertrouwen in de toekomst; zij hebben niet of nauwelijks contact met de Engelsche regeering. Kortom, men noemt dat een 'rotzooi'. De Minister-President, Jhr. de Geer, is weifelend als steeds en daarvan gaat niet de minste kracht uit.
[...] Gegeten met Jhr. Beelaerts in Claridge. [...] Fantastische verhalen gehoord over den strijd in Holland, vooral omtrent de straatgevechten in Den Haag. De eerste maal dat ik bijzonderheden van ooggetuigen hoor.
In het hotel nog een na-biertje met Minister Dijxhoorn en Mr. Hart. Mijn vermoedens dat het Kabinet slappe thee is, wordt door de gesprekken volkomen bevestigd. Openlijk wordt reeds gesproken over de wenschelijkheid van het aftreden van De Geer. Er zit niet de minste fut in het gezelschap en de onderlinge samenwerking schijnt ook zeer matig te zijn. Ook Minister Dijxhoorn heb ik steeds als een slappe figuur beschouwd, reeds in Holland toen anderen dat tegenspraken, maar ik heb hem nu wel 'in de gaten'.
[...]
Kleinzielige ruzie van Welter met Hudig en Van Hengel, omdat de laatsten door een conferentie met de Britsche autoriteiten over scheepvaartbelangen niet op het afgesproken uur voor een bespreking aanwezig waren! Met luider stemme wordt hun dat in de lounge verweten. 'Zij toonen meer deferentie voor de Britsche dan voor eigen Regeering!' Foei foei! en dat in dezen ernstigen tijd!
[...]
In een daarop volgende bespreking met Jhr. Beelaerts wordt besloten dat ik een audiëntie bij H.M. de Koningin zal aanvragen en eveneens een onderhoud met Prins Bernhard. Zijn uitlatingen bevestigen mij, dat de houding van het Kabinet inderdaad zeer slap is. Er gaat niets van uit, zij tobben en hebben blijkbaar geen vertrouwen in de toekomst; zij hebben niet of nauwelijks contact met de Engelsche regeering. Kortom, men noemt dat een 'rotzooi'. De Minister-President, Jhr. de Geer, is weifelend als steeds en daarvan gaat niet de minste kracht uit.
[...] Gegeten met Jhr. Beelaerts in Claridge. [...] Fantastische verhalen gehoord over den strijd in Holland, vooral omtrent de straatgevechten in Den Haag. De eerste maal dat ik bijzonderheden van ooggetuigen hoor.
In het hotel nog een na-biertje met Minister Dijxhoorn en Mr. Hart. Mijn vermoedens dat het Kabinet slappe thee is, wordt door de gesprekken volkomen bevestigd. Openlijk wordt reeds gesproken over de wenschelijkheid van het aftreden van De Geer. Er zit niet de minste fut in het gezelschap en de onderlinge samenwerking schijnt ook zeer matig te zijn. Ook Minister Dijxhoorn heb ik steeds als een slappe figuur beschouwd, reeds in Holland toen anderen dat tegenspraken, maar ik heb hem nu wel 'in de gaten'.
[...]
Kleinzielige ruzie van Welter met Hudig en Van Hengel, omdat de laatsten door een conferentie met de Britsche autoriteiten over scheepvaartbelangen niet op het afgesproken uur voor een bespreking aanwezig waren! Met luider stemme wordt hun dat in de lounge verweten. 'Zij toonen meer deferentie voor de Britsche dan voor eigen Regeering!' Foei foei! en dat in dezen ernstigen tijd!
donderdag 25 mei 2023
Eugène Delacroix • 26 mei 1858
• Eugène Delacroix (1798-1863) was een Franse schilder. Dagboekfragmenten en brieven van zijn hand zijn verzameld in Ik heb het niet over middelmatige mensen.
[Champrosay] 11 mei. [1858] - Om elf uur naar Champrosay vertrokken; zeer gelukkig om weer hier te zijn. Ik heb mijn arme buren ontmoet, hun verdriet is hartverscheurend.
Steeds weer zie ik veranderingen. Nu heeft men in het dal onder mijn raam een loods gebouwd waarvan het dak het uitzicht op een deel van de rivier ontneemt. Ze zijn bezig om de muur van Villot af te breken. Aan alles komt een eind, en ook aan ons.
26 mei. [1858] - Terwijl ik bezig was aan de opzet van mijn Christ descendu dans le tombeau, moest ik denken aan een soortgelijke compositie door Baroccio, die je overal ziet; en tegelijk denk ik aan wat Boileau zegt over alle vormen van kunst: 'Niets is mooi behalve de waarheid.' In deze vervloekte compositie is niets naar waarheid: de gebaren zijn verwrongen, de draperieën wapperen ongerijmd, enz. Reminiscenties aan allerlei stijlen van de meesters.
De meesters, en dan spreek ik wel over de grootsten onder hen, met een uitgesproken stijl, drukken de waarheid daardoor uit, anders zouden ze niet mooi zijn. Bij Rafaël zijn de gebaren naïef, ondanks de eigenaardigheid van zijn stijl; wat echter verfoeilijk is, is de imitatie van die eigenaardigheid door imbecielen, die bovendien vals zijn in hun gebaren en hun intenties.
Ingres, die nog nooit een onderwerp heeft weten te schilderen zoals het zich in de natuur voordoet, denkt dat hij op Rafaël lijkt omdat hij bepaalde gebaren, bepaalde vormen, die karakteristiek zijn voor de meester, na-aapt, die zelfs bij hem een zekere gratie krijgen die aan Rafaël doet denken; maar bij de laatste schilder ben je je er zeer bewust van dat ze van binnenuit komen en niet opzettelijk zijn gecultiveerd.
Vertaling: Joop van Helmond104-2014>
[Champrosay] 11 mei. [1858] - Om elf uur naar Champrosay vertrokken; zeer gelukkig om weer hier te zijn. Ik heb mijn arme buren ontmoet, hun verdriet is hartverscheurend.
Steeds weer zie ik veranderingen. Nu heeft men in het dal onder mijn raam een loods gebouwd waarvan het dak het uitzicht op een deel van de rivier ontneemt. Ze zijn bezig om de muur van Villot af te breken. Aan alles komt een eind, en ook aan ons.
26 mei. [1858] - Terwijl ik bezig was aan de opzet van mijn Christ descendu dans le tombeau, moest ik denken aan een soortgelijke compositie door Baroccio, die je overal ziet; en tegelijk denk ik aan wat Boileau zegt over alle vormen van kunst: 'Niets is mooi behalve de waarheid.' In deze vervloekte compositie is niets naar waarheid: de gebaren zijn verwrongen, de draperieën wapperen ongerijmd, enz. Reminiscenties aan allerlei stijlen van de meesters.
De meesters, en dan spreek ik wel over de grootsten onder hen, met een uitgesproken stijl, drukken de waarheid daardoor uit, anders zouden ze niet mooi zijn. Bij Rafaël zijn de gebaren naïef, ondanks de eigenaardigheid van zijn stijl; wat echter verfoeilijk is, is de imitatie van die eigenaardigheid door imbecielen, die bovendien vals zijn in hun gebaren en hun intenties.
Ingres, die nog nooit een onderwerp heeft weten te schilderen zoals het zich in de natuur voordoet, denkt dat hij op Rafaël lijkt omdat hij bepaalde gebaren, bepaalde vormen, die karakteristiek zijn voor de meester, na-aapt, die zelfs bij hem een zekere gratie krijgen die aan Rafaël doet denken; maar bij de laatste schilder ben je je er zeer bewust van dat ze van binnenuit komen en niet opzettelijk zijn gecultiveerd.
Vertaling: Joop van Helmond104-2014>
woensdag 24 mei 2023
Wim Kan • 25 mei 1983
• Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl.
Woensdag 25 mei 24.00 uur
Laat geworden! Boeiende uitzending gezien. ‘Een gebaar’ vanuit Carré. Uitverkocht. Koot en Bie en Freek voor Amnesty International! Mooi! mooi. mooi. Met Herman en Joop Visser die zong voor misschien wel vijf miljoen kijkers: als hij ooit zo seniel werd om een ridderorde aan te nemen, hij die in de Westeinder zou gooien, naast die van Corry en Wim... Ontroerde me toch heel erg, naast Tuf zittend, dit te horen. Samen uitgerangeerd en dan ineens, op een totaal andere manier tot leven te worden geroepen. Heel erg aardig van die Joop Visser! Verder vanmiddag op Middachten twee herten gezien. Eén hinde en één bok met mooi gewei. Frans en Franco liepen vrij ver achter mij. Ze hebben alles maar half gezien! Ontroerend moment. Tweemaal dus vandaag. Verder ben ik ook niet veel meer waard. Overal last van, maar weet niet wat het is. Toch geweldige dag geweest in de stortregens. Het regent nog. Ik ga een ark bouwen...
170-2012>
Woensdag 25 mei 24.00 uur
Laat geworden! Boeiende uitzending gezien. ‘Een gebaar’ vanuit Carré. Uitverkocht. Koot en Bie en Freek voor Amnesty International! Mooi! mooi. mooi. Met Herman en Joop Visser die zong voor misschien wel vijf miljoen kijkers: als hij ooit zo seniel werd om een ridderorde aan te nemen, hij die in de Westeinder zou gooien, naast die van Corry en Wim... Ontroerde me toch heel erg, naast Tuf zittend, dit te horen. Samen uitgerangeerd en dan ineens, op een totaal andere manier tot leven te worden geroepen. Heel erg aardig van die Joop Visser! Verder vanmiddag op Middachten twee herten gezien. Eén hinde en één bok met mooi gewei. Frans en Franco liepen vrij ver achter mij. Ze hebben alles maar half gezien! Ontroerend moment. Tweemaal dus vandaag. Verder ben ik ook niet veel meer waard. Overal last van, maar weet niet wat het is. Toch geweldige dag geweest in de stortregens. Het regent nog. Ik ga een ark bouwen...
170-2012>
dinsdag 23 mei 2023
Peter Handke • 24 mei 1976
• De Oostenrijkse schrijver Peter Handke (1942) publiceerde in 1977 een journaal onder de titel Das Gewicht der Welt - door Hans Hom in het Nederlands vertaald als De last van de wereld. De observaties vormen een bespiegelend dagboek van zijn leven als schrijver en filmregisseur in Parijs, waar hij van 1971 tot 1978 woonde.
24 mei
Onoplettend van louter praktisch moeten zijn; fantasieloos van onoplettendheid
Hij kende haar, keek haar in de ogen, was echter niet in staat haar te laten merken dat hij haar zag
Alsof je op het moment dat je het warenhuis binnenstapt in het neonlicht vanzelf een idioot gezicht aanneemt
De vrouw liep zo elegant met haar kind in de menigte alsof ze haar hond uitliet; en toen ontdekte ik dat het inderdaad een hond was
Ik vroeg aan A. of ze als ze huilde er tenminste niet zo'n afstotelijk gezicht bij wilde trekken (wat ze natuurlijk niet kon)
's Avonds het gevoel de hele dag niets gepresteerd te hebben eer ik niet over iemand anders heb nagedacht. (En nu denk ik ook na!)
De man, keurig gekapt, die bij het zien van mijn verwaaide kop onwillekeurig over zijn hoofd streek
In het besef bereid tc zijn, om aan te vallen, om onmiddellijk terug te slaan, voelde ik me 'mannelijk', volwassen
Ze zuchtte toen ik bij haar de plaats aanraakte waar ze zich zelf liefhad
24 mei
Onoplettend van louter praktisch moeten zijn; fantasieloos van onoplettendheid
Hij kende haar, keek haar in de ogen, was echter niet in staat haar te laten merken dat hij haar zag
Alsof je op het moment dat je het warenhuis binnenstapt in het neonlicht vanzelf een idioot gezicht aanneemt
De vrouw liep zo elegant met haar kind in de menigte alsof ze haar hond uitliet; en toen ontdekte ik dat het inderdaad een hond was
Ik vroeg aan A. of ze als ze huilde er tenminste niet zo'n afstotelijk gezicht bij wilde trekken (wat ze natuurlijk niet kon)
's Avonds het gevoel de hele dag niets gepresteerd te hebben eer ik niet over iemand anders heb nagedacht. (En nu denk ik ook na!)
De man, keurig gekapt, die bij het zien van mijn verwaaide kop onwillekeurig over zijn hoofd streek
In het besef bereid tc zijn, om aan te vallen, om onmiddellijk terug te slaan, voelde ik me 'mannelijk', volwassen
Ze zuchtte toen ik bij haar de plaats aanraakte waar ze zich zelf liefhad
maandag 22 mei 2023
Aarnout • 23 mei 1982
• In het Het groot bescheurboek (1986) van Wim de Bie en Kees van Kooten staan enige fictieve dagboekfragmenten van ene Aarnout.
zondag, 23 mei 1982
Vandaag een fantastisch idee gekregen, want zo kan ik natuurlijk niet doorgaan. Mijn visie op de dagboeken van beroemde voorgangers is zeker interessant, omdat het veel over mijzelf vertelt, maar ik denk toch niet dat mijn dagboek veel opschudding zal veroorzaken, als het gepubliceerd wordt, daarvoor is het genre te bekend. En toen dacht ik, als ik nou 's een brievenboek samenstelde? Mijn correspondentie met door mij bewonderde schrijvers! Dit idee gaf me zoveel energie, dat ik onmiddellijk aan de slag ging, zodat ik bij mijn avondwandeling met de hond, de volgende brief op de post kon doen.
123-2015>
zondag, 23 mei 1982
Vandaag een fantastisch idee gekregen, want zo kan ik natuurlijk niet doorgaan. Mijn visie op de dagboeken van beroemde voorgangers is zeker interessant, omdat het veel over mijzelf vertelt, maar ik denk toch niet dat mijn dagboek veel opschudding zal veroorzaken, als het gepubliceerd wordt, daarvoor is het genre te bekend. En toen dacht ik, als ik nou 's een brievenboek samenstelde? Mijn correspondentie met door mij bewonderde schrijvers! Dit idee gaf me zoveel energie, dat ik onmiddellijk aan de slag ging, zodat ik bij mijn avondwandeling met de hond, de volgende brief op de post kon doen.
Geachte heer Reve,
U kent mij niet, maar ik ken u wel!
Tenminste, als je een schrijver uit zijn boeken kan leren kennen. Dat is trouwens ook mijn vraag aan u: bent u van mening dat het voor de meer dan oppervlakkige lezer noodzakelijk is veel te weten van de schrijver privé? Bijvoorbeeld uit zijn dagboeken en/of brieven? Ikzelf ben daar nog niet helemaal uit, vandaar dat ik erg benieuwd ben naar de mening van u, die ik, in alle bescheidenheid, mijn Toekomstige Broeder in de kunst mag noemen.
Twee postzegels voor antwoord sluit ik hierbij in.
Uw bewonderaar,
Aarnout
123-2015>
zondag 21 mei 2023
Jan Boonstra • 22 mei 1947
• Jan Boonstra was als dienstplichtig soldaat gedetacheerd op West-Java, en hield daar een dagboek bij: Dagboek Indonesië.
15-5- '47 Zwart Schaap [naam van de plaats waar Boonstra dan zit]
Hemelvaartsdag vandaag, zal maar weer eens even wat schrijven! Wij hebben hier een goed leven tegenwoordig. We lopen af en toe een patrouille, en eens in de week staan we op wacht. Verder maar wat boeken lezen en rusten. In de ochtend gaan we gewoonlijk vrijwillig 'n eindje hardlopen, net als 's avonds. Dat is om de spieren wat soepel te houden en om 'n goed uithoudingsvermogen te behouden. Voor de rest vervelen we ons tegen de klippen op. Je zit overal te ver vanaf hier.
Gistermorgen gingen we Patrouille lopen, nou dat was mooie sport. We gingen door sawa's die blank stonden van alle water, berg op, berg af. Het was een sensatie, vooral als een van ons in de modder plonst. Je lacht je dood.
Morgen en overmorgen krijgen we gelegenheid om naar Tjipanas (grotere stad in de buurt) te gaan. Daar komt dan Cabaret, en dan hebben we weer eens een verzetje!
22-5- '47 Zwart Schaap
Hier beginnen ze geïrriteerd te raken. We hebben twee baboes die voor ons wassen, en nu is er een bijgekomen met een leuk snoetje. Ze wordt nu amoureus bejegend door 'n stel van onze jongens, en dat vindt ze wel leuk. Maar onze vaandrig die vindt dat niet zo leuk. Hij wil haar liever voor zichzelf liefhebben, en ala een jongen bij haar staat dan maakt hij het zo dat die jongen uit de buurt moet blijven. Gisteren liet hij een jongen die schoonheid roepen want ze moest voor hem bananen halen.
En toen ging ze met nog 'n baboe, en dat was een lelijkerd. En toen ze op stap waren ging hij er achter aan en stuurde die lelijkerd terug. En dat was dom. Onze vaandrig heeft nu 'n slechte reputatie!
Eergisteren had er weer een ongeluk plaatsgevonden. Op patrouille gleed een jongen van onze sectie uit en kwam met zijn heup op een dikke steen in de kali terecht. Hij ligt nu in 't ziekenzaaltje. Een andere jongen ligt daar ook met ernstige malaria. Momenteel liggen van ons drie man daar met malaria!
15-5- '47 Zwart Schaap [naam van de plaats waar Boonstra dan zit]
Hemelvaartsdag vandaag, zal maar weer eens even wat schrijven! Wij hebben hier een goed leven tegenwoordig. We lopen af en toe een patrouille, en eens in de week staan we op wacht. Verder maar wat boeken lezen en rusten. In de ochtend gaan we gewoonlijk vrijwillig 'n eindje hardlopen, net als 's avonds. Dat is om de spieren wat soepel te houden en om 'n goed uithoudingsvermogen te behouden. Voor de rest vervelen we ons tegen de klippen op. Je zit overal te ver vanaf hier.
Gistermorgen gingen we Patrouille lopen, nou dat was mooie sport. We gingen door sawa's die blank stonden van alle water, berg op, berg af. Het was een sensatie, vooral als een van ons in de modder plonst. Je lacht je dood.
Morgen en overmorgen krijgen we gelegenheid om naar Tjipanas (grotere stad in de buurt) te gaan. Daar komt dan Cabaret, en dan hebben we weer eens een verzetje!
22-5- '47 Zwart Schaap
Hier beginnen ze geïrriteerd te raken. We hebben twee baboes die voor ons wassen, en nu is er een bijgekomen met een leuk snoetje. Ze wordt nu amoureus bejegend door 'n stel van onze jongens, en dat vindt ze wel leuk. Maar onze vaandrig die vindt dat niet zo leuk. Hij wil haar liever voor zichzelf liefhebben, en ala een jongen bij haar staat dan maakt hij het zo dat die jongen uit de buurt moet blijven. Gisteren liet hij een jongen die schoonheid roepen want ze moest voor hem bananen halen.
En toen ging ze met nog 'n baboe, en dat was een lelijkerd. En toen ze op stap waren ging hij er achter aan en stuurde die lelijkerd terug. En dat was dom. Onze vaandrig heeft nu 'n slechte reputatie!
Eergisteren had er weer een ongeluk plaatsgevonden. Op patrouille gleed een jongen van onze sectie uit en kwam met zijn heup op een dikke steen in de kali terecht. Hij ligt nu in 't ziekenzaaltje. Een andere jongen ligt daar ook met ernstige malaria. Momenteel liggen van ons drie man daar met malaria!
Thomas Mann • 21 mei 1945
• Thomas Mann (1875-1955) was een Duitse schrijver. Hij hield zijn leven lang een dagboek bij. Gedeeltes daaruit zijn in het Nederlands vertaald in Dagboeken 1918-1939.
P.P. maandag 21 mei 1945
[...] Mooie en warme brief van Heinrich over de Duitse voordracht. [...] Daarna oude dagboeken vernietigd, uitvoering van een lang gekoesterd voornemen. Verbranding in de oven buiten. [...]
Pacif. Palis., donderdag 24 mei 1945
Reisdag. 8 uur op en na het ontbijt het gecompliceerde werk van het pakken van de reistas verricht. Vroegere lunch. 1/2 3 naar het station gereden met 'huurder' Goll in onze Buick, Erika aan het stuur. Ruim op tijd. In de tuin bij het station bericht van de zelfmoord van Himmler in Eng. gevangenschap. Gifcapsule in zijn mond stukgebeten. [...]137-2014>
P.P. maandag 21 mei 1945
[...] Mooie en warme brief van Heinrich over de Duitse voordracht. [...] Daarna oude dagboeken vernietigd, uitvoering van een lang gekoesterd voornemen. Verbranding in de oven buiten. [...]
Pacif. Palis., donderdag 24 mei 1945
Reisdag. 8 uur op en na het ontbijt het gecompliceerde werk van het pakken van de reistas verricht. Vroegere lunch. 1/2 3 naar het station gereden met 'huurder' Goll in onze Buick, Erika aan het stuur. Ruim op tijd. In de tuin bij het station bericht van de zelfmoord van Himmler in Eng. gevangenschap. Gifcapsule in zijn mond stukgebeten. [...]137-2014>
Viktor Sjklovski • 20 mei 1922
• 'Schrijver's schrijver' Viktor Sjklovski (1893-1984) volgt in zijn Sentimentele reis (vertaald door Charles B. Timmer) de gebeurtenissen in Rusland zoals die plaatsgrepen tussen 1919 en 1923.
20 mei 1922
Ik ga verder met schrijven.
In lang heb ik niet zoveel geschreven, alsof ik van plan ben dood te gaan. Heimwee en een rode zon. Avond.
Ik ben in Moskou gearriveerd. Het trefpunt was in Syromjatniki. Het is kort daarna opgerold.
In Moskou heb ik Lidija Konopljova ontmoet, een blondine met roze wangen. Zij sprak met een Vologda-tongval. Zij was toen al links georiënteerd. Dat kwam haar goed van pas. Ze vertelde dat de boeren op het dorp waar zij onderwijzeres was de bolsjewieken hadden erkend. […]
Mij brachten ze onder op ongeveer zeven werst van de stad, in het krankzinnigengesticht van Saratov. [...]
Ik heb er tamelijk lang gewoond.
Soms heb ik ook wel vlak onder de rook van Saratov in een hooimijt geslapen, maar herinner me niet meer om welke reden.
In het hooi slapen is een kriebelige bedoening en je krijgt er al heel gauw een erg ónsteeds uiterlijk door.
Dan word je ‘s nachts wakker en kijk je, na even wat omhoog te zijn gekrabbeld, naar de zwarte hemel met zijn sterren en dan lig je te peinzen over de zinloosheid van het leven.
De ene zinloosheid die op de andere volgt en het lijkt allemaal zo goed gefundeerd – alleen in het open veld onder een sterrenhemel.
Tijdens mijn verblijf vonden de transporten plaats van Oostenrijkse krijgsgevangenen naar hun vaderland. Velen van hen hadden helemaal geen zin om te gaan. Zij waren zich bij vreemde vrouwen al lekker thuis gaan voelen. De vrouwen huilden. 221-2018>
20 mei 1922
Ik ga verder met schrijven.
In lang heb ik niet zoveel geschreven, alsof ik van plan ben dood te gaan. Heimwee en een rode zon. Avond.
Ik ben in Moskou gearriveerd. Het trefpunt was in Syromjatniki. Het is kort daarna opgerold.
In Moskou heb ik Lidija Konopljova ontmoet, een blondine met roze wangen. Zij sprak met een Vologda-tongval. Zij was toen al links georiënteerd. Dat kwam haar goed van pas. Ze vertelde dat de boeren op het dorp waar zij onderwijzeres was de bolsjewieken hadden erkend. […]
Mij brachten ze onder op ongeveer zeven werst van de stad, in het krankzinnigengesticht van Saratov. [...]
Ik heb er tamelijk lang gewoond.
Soms heb ik ook wel vlak onder de rook van Saratov in een hooimijt geslapen, maar herinner me niet meer om welke reden.
In het hooi slapen is een kriebelige bedoening en je krijgt er al heel gauw een erg ónsteeds uiterlijk door.
Dan word je ‘s nachts wakker en kijk je, na even wat omhoog te zijn gekrabbeld, naar de zwarte hemel met zijn sterren en dan lig je te peinzen over de zinloosheid van het leven.
De ene zinloosheid die op de andere volgt en het lijkt allemaal zo goed gefundeerd – alleen in het open veld onder een sterrenhemel.
Tijdens mijn verblijf vonden de transporten plaats van Oostenrijkse krijgsgevangenen naar hun vaderland. Velen van hen hadden helemaal geen zin om te gaan. Zij waren zich bij vreemde vrouwen al lekker thuis gaan voelen. De vrouwen huilden. 221-2018>
donderdag 18 mei 2023
Max Nord • 19 mei 1944
• Max Nord (1916-2008) was een Nederlandse dichter en journalist. Uit: Dagboeken van toen.
19 mei - K. gisteren in Den Haag doodgeschoten. Vijf gewapende Duitsers belden bij hem aan. Hij ging naar de deur, zag wie het waren en keerde rustig terug. Tegen zijn vrouw zei hij: ‘Ik ga weg, doe jij dadelijk even open.’ Hij liep de tuin in, klom over een schutting, over nog een schutting, en nog één. Toen stond hij op de Waldeck Pyrmontkade en zag kans op een rijdende lijn 3 te springen. Met één kogel werd hij eraf geschoten, dood.
Zijn vrouw hoorde schieten en had intussen de voordeur opengedaan. Zij vroeg een agent: ‘Wat is er aan de hand?’ en zag een man in de straat liggen. De agent antwoordde: ‘Ze hebben een Duitser doodgeschoten.’ Zij ging naar binnen en dacht er nog over waar haar man zou zijn. Toen ze de volgende dag in de buurt verhalen hoorde over de schietpartij, werd ze angstig en ging naar het ziekenhuis. Daar deelde men haar mee dat het inderdaad haar man was. Ze mocht het lijk zien.
K. werkte op de gemeente-distributie, hoorde ik. Of ze hém wel kwamen halen en of ze iets van hem wisten - want zijn vlucht moet toch een reden gehad hebben - ook niet. Het laat zich vermoeden. Te denken dat zijn vrouw de hele nacht rustig heeft liggen slapen, terwijl ze hem dood op straat had zien liggen!
19 mei - K. gisteren in Den Haag doodgeschoten. Vijf gewapende Duitsers belden bij hem aan. Hij ging naar de deur, zag wie het waren en keerde rustig terug. Tegen zijn vrouw zei hij: ‘Ik ga weg, doe jij dadelijk even open.’ Hij liep de tuin in, klom over een schutting, over nog een schutting, en nog één. Toen stond hij op de Waldeck Pyrmontkade en zag kans op een rijdende lijn 3 te springen. Met één kogel werd hij eraf geschoten, dood.
Zijn vrouw hoorde schieten en had intussen de voordeur opengedaan. Zij vroeg een agent: ‘Wat is er aan de hand?’ en zag een man in de straat liggen. De agent antwoordde: ‘Ze hebben een Duitser doodgeschoten.’ Zij ging naar binnen en dacht er nog over waar haar man zou zijn. Toen ze de volgende dag in de buurt verhalen hoorde over de schietpartij, werd ze angstig en ging naar het ziekenhuis. Daar deelde men haar mee dat het inderdaad haar man was. Ze mocht het lijk zien.
K. werkte op de gemeente-distributie, hoorde ik. Of ze hém wel kwamen halen en of ze iets van hem wisten - want zijn vlucht moet toch een reden gehad hebben - ook niet. Het laat zich vermoeden. Te denken dat zijn vrouw de hele nacht rustig heeft liggen slapen, terwijl ze hem dood op straat had zien liggen!
woensdag 17 mei 2023
Jan van der Leeuw • 18 mei 1945
• Jan van der Leeuw (1889-1946) was een Nederlandse schilder en dichter én kloosterling en ziekenverzorger. Zijn oorlogsdagboek oktober 1944 - augustus 1945 is in 1977 gepubliceerd onder de titel Erit.
En ik leef voort. Tel de dagen af. Mei beteekent bijna Juni, Juni beteekent een half jaar voorbij. Juli beteekent nu gaat de herfst komen met de allerliefste maand, de Octobermaand, die als een edel concert is. Een gelukkige Octobermaand, zelfs die van October 1944. Dan de zwarte Novemberdagen en December en Januari, Februari en een liefelijke belofte 'erit'. In Februari hoop ik altijd even ...
En nu is er een vreemde vrede gekomen vol onrust. Op dit oogenblik zou Japan vrede hebben aangevraagd, maar zou er ooit een vrede zijn met zulk een spanningen? Het onbeschaafde volk chanteert, met Moscou. Immers, de eenige verlossing uit deze impasse, Moscou, zou het volk tucht en gehoorzaamheid kunnen leeren omdat Moscou hun allerlaatste instantie is. Na Moscou valt niet meer te chanteeren. Het is heel duidelijk dat ze van zichzelf tucht moeten leeren, de a-sociale 'volksmenschen' zullen dit bitterlijk ondervinden en ze weten niet dat ze voor hun ondergang zelf den weg baanden.
In absoluten zin: de goeden zullen er beter door worden. Ik als oud, semi-kapitalistisch mislukt kunstenaar zal moeten vergaan in het nieuwe wat komen zal. Morgen is het Zaterdag, drie dagen zullen wij vrij zijn en dan komen er nog de feestdagen, zegt men, Zaterdag, Zondag, Maandag ... En dan is het bijna Juni.
95-2013>
En ik leef voort. Tel de dagen af. Mei beteekent bijna Juni, Juni beteekent een half jaar voorbij. Juli beteekent nu gaat de herfst komen met de allerliefste maand, de Octobermaand, die als een edel concert is. Een gelukkige Octobermaand, zelfs die van October 1944. Dan de zwarte Novemberdagen en December en Januari, Februari en een liefelijke belofte 'erit'. In Februari hoop ik altijd even ...
En nu is er een vreemde vrede gekomen vol onrust. Op dit oogenblik zou Japan vrede hebben aangevraagd, maar zou er ooit een vrede zijn met zulk een spanningen? Het onbeschaafde volk chanteert, met Moscou. Immers, de eenige verlossing uit deze impasse, Moscou, zou het volk tucht en gehoorzaamheid kunnen leeren omdat Moscou hun allerlaatste instantie is. Na Moscou valt niet meer te chanteeren. Het is heel duidelijk dat ze van zichzelf tucht moeten leeren, de a-sociale 'volksmenschen' zullen dit bitterlijk ondervinden en ze weten niet dat ze voor hun ondergang zelf den weg baanden.
In absoluten zin: de goeden zullen er beter door worden. Ik als oud, semi-kapitalistisch mislukt kunstenaar zal moeten vergaan in het nieuwe wat komen zal. Morgen is het Zaterdag, drie dagen zullen wij vrij zijn en dan komen er nog de feestdagen, zegt men, Zaterdag, Zondag, Maandag ... En dan is het bijna Juni.
95-2013>
dinsdag 16 mei 2023
Jules Renard • 17 mei 1900
• Jules Renard (1864-1910) was een Franse schrijver. Zijn Dagboek 1900-1910 is verschenen in de Privé Domein-reeks.
17 mei
Prototype van een dorpsburgemeester. Klompen, twee grote lappen op iedere knie, de gulp wijd open alsof dat nu juist netjes was, een hemd met strepen die zijn verschoten, een grijze trui, daar overheen een vest waar de trui onderuit komt, en, als laatste kledingstuk, nóg een dikke roodbruine trui. Een piepklein strohoedje met een zwart lint. Alles even versleten, en toch niet te vervangen.
Hij vindt het een kostbare zaak, om burgemeester te zijn.
'Hoe je ook op je tellen past,' zegt hij, 'zo af en toe moet je toch wel eens over de brug komen. Het kost allemaal een hoop duiten, nietwaar!'
Aan het touw van de koe worden een paar haren vastgemaakt die uit de staart zijn geknipt van het kalf dat bij haar wordt weggehaald. Dat lijkt me zinnig. De geur sust haar, zoals de kleren van een dode het verdriet sussen van degenen die achterblijven. Een merrie in de wei zoekt, om haar veulen te werpen, altijd het water op, als dat er is, rivier, of poel. Je moet haar in de gaten houden, anders vind je het veulen als het al is verdronken. Als het wordt geboren zit het in een vlies als in een soort zak. Het gaat dood als het er niet uit wordt gehaald. In de stal kan zijn moeder, die in haar bewegingen wordt gehinderd door de halster, het daarbij niet helpen.
Een kalf dat gras heeft gegeten is, voor de slager, minder waardevol dan een kalf dat alleen maar melk heeft gedronken.
177-2012>
17 mei
Prototype van een dorpsburgemeester. Klompen, twee grote lappen op iedere knie, de gulp wijd open alsof dat nu juist netjes was, een hemd met strepen die zijn verschoten, een grijze trui, daar overheen een vest waar de trui onderuit komt, en, als laatste kledingstuk, nóg een dikke roodbruine trui. Een piepklein strohoedje met een zwart lint. Alles even versleten, en toch niet te vervangen.
Hij vindt het een kostbare zaak, om burgemeester te zijn.
'Hoe je ook op je tellen past,' zegt hij, 'zo af en toe moet je toch wel eens over de brug komen. Het kost allemaal een hoop duiten, nietwaar!'
Aan het touw van de koe worden een paar haren vastgemaakt die uit de staart zijn geknipt van het kalf dat bij haar wordt weggehaald. Dat lijkt me zinnig. De geur sust haar, zoals de kleren van een dode het verdriet sussen van degenen die achterblijven. Een merrie in de wei zoekt, om haar veulen te werpen, altijd het water op, als dat er is, rivier, of poel. Je moet haar in de gaten houden, anders vind je het veulen als het al is verdronken. Als het wordt geboren zit het in een vlies als in een soort zak. Het gaat dood als het er niet uit wordt gehaald. In de stal kan zijn moeder, die in haar bewegingen wordt gehinderd door de halster, het daarbij niet helpen.
Een kalf dat gras heeft gegeten is, voor de slager, minder waardevol dan een kalf dat alleen maar melk heeft gedronken.
177-2012>
maandag 15 mei 2023
Sergej Diaghilev • 16 mei 1907
• Sergej Pavlovitsj Diaghilev (1872–1929) was een Russische impresario. Op deze website zijn een aantal dagboekfragmenten van hem te vinden.
(16 mei 1907) My first concert ended with an appalling scandal. [The Prince Galitzky scene] was so extra-ordinary successful that the applause went on and on and there seemed no limit to the number of times the excited public would recall Chaliapine. Nikisch got ready to begin conducting 'Kamarinskaya' which was to conclude the program. Several times he raised his arms, ready to start, but the public, by now quite out of hand, refused to be silenced. Then, mortally offended, he threw down his baton and walked out of the orchestra pit. The audience was taken by surprise. Several people began to make their way out. Upstairs in the gallery the din continued, then, in a sudden hush, we heard a deep bass voice thundering out from the remotest heights of the house, in Russian, the words 'Ka-ma-rinska-ya! I screwed your mother'. Grand Duke Vladimir, who was sitting beside me in the box, got up and said to the Grand Duchess, "Well, I think it's time we went home."
Certain incidents attendant on the first staging of 'Boris' in 1874 are well known; such as that the scenes in Pimen's cell and the revolutionary scene with the Innocent were banned, and that the direction of the Imperial Theatres insisted on Mussorgsky's adding the Polish scenes to the Opera. In the autograph score of Mussorgsky, which has never been recopied and of course never published - the score used in the earliest productions of the Opera, before the editing of Rimsky-Korsakov - the scenes in Pimen's cell is not included: but I found it among Rimsky-Korsakov's papers. Much has been said about Mussorgsky's inspired idea of ending the opera not with the death of Boris, but with the scene of revolution and the Innocent's song, as was published in the first edition of Rimsky's version. But in Mussorgsky's manuscript the opera ends with the death of Boris, and on the last page the composer wrote "End of the opera".
When I came to put on 'Boris' in Paris Rimsky-Korsakov restored certain numbers which had been suppressed from the start, including the famous peal of bells, which was to cause a sensation in Paris. I was terrified at the opera's length and worried about the running order. My friends and I had endless discussions with Rimsky-Korsakov about transposing certain scenes. Among other questions we considered whether we could place the coronation after Pimen's cell, so as to separate the two crowd scenes and end the first act with the Coronation Scene - which was chronologically possible (I asked the advice of the historian N.P.Kondakov about this) and theatrically a great improvement. This first year in Paris I gave neither the Inn-scene nor the scene in Marina's bedroom, so afraid was I of dragging out the opera, which anyway most people said the French would never understand!
I persuaded Rimsky-Korsakov on top of his other alterations to revise the coronation scene, which struck me as too short, and to complete and elaborate some of the carillons. He threw himself excitedly into this work; and the last word I had from him just before his death was a telegram to Paris from Russia asking me "How do my new bits sound?"
I had been hearing 'Boris' for nearly twenty years at the Mariinksy, but it was given as seldom as possible, not even every year, and it was the least popular opera in the repertory.
Latterly, since Chaliapine had begun to sing it, his scenes were the only ones ever greeted by applause.
Tchaikovsky's 'Eugene Onegin' had always been the most popular opera in Russia, and when I was organizing my Paris season the Court urged me to present it before any other. When the Empress heard that I was putting on 'Boris', she asked me "Couldn't you find anything more boring to give them?"
192>
(16 mei 1907) My first concert ended with an appalling scandal. [The Prince Galitzky scene] was so extra-ordinary successful that the applause went on and on and there seemed no limit to the number of times the excited public would recall Chaliapine. Nikisch got ready to begin conducting 'Kamarinskaya' which was to conclude the program. Several times he raised his arms, ready to start, but the public, by now quite out of hand, refused to be silenced. Then, mortally offended, he threw down his baton and walked out of the orchestra pit. The audience was taken by surprise. Several people began to make their way out. Upstairs in the gallery the din continued, then, in a sudden hush, we heard a deep bass voice thundering out from the remotest heights of the house, in Russian, the words 'Ka-ma-rinska-ya! I screwed your mother'. Grand Duke Vladimir, who was sitting beside me in the box, got up and said to the Grand Duchess, "Well, I think it's time we went home."
Certain incidents attendant on the first staging of 'Boris' in 1874 are well known; such as that the scenes in Pimen's cell and the revolutionary scene with the Innocent were banned, and that the direction of the Imperial Theatres insisted on Mussorgsky's adding the Polish scenes to the Opera. In the autograph score of Mussorgsky, which has never been recopied and of course never published - the score used in the earliest productions of the Opera, before the editing of Rimsky-Korsakov - the scenes in Pimen's cell is not included: but I found it among Rimsky-Korsakov's papers. Much has been said about Mussorgsky's inspired idea of ending the opera not with the death of Boris, but with the scene of revolution and the Innocent's song, as was published in the first edition of Rimsky's version. But in Mussorgsky's manuscript the opera ends with the death of Boris, and on the last page the composer wrote "End of the opera".
When I came to put on 'Boris' in Paris Rimsky-Korsakov restored certain numbers which had been suppressed from the start, including the famous peal of bells, which was to cause a sensation in Paris. I was terrified at the opera's length and worried about the running order. My friends and I had endless discussions with Rimsky-Korsakov about transposing certain scenes. Among other questions we considered whether we could place the coronation after Pimen's cell, so as to separate the two crowd scenes and end the first act with the Coronation Scene - which was chronologically possible (I asked the advice of the historian N.P.Kondakov about this) and theatrically a great improvement. This first year in Paris I gave neither the Inn-scene nor the scene in Marina's bedroom, so afraid was I of dragging out the opera, which anyway most people said the French would never understand!
I persuaded Rimsky-Korsakov on top of his other alterations to revise the coronation scene, which struck me as too short, and to complete and elaborate some of the carillons. He threw himself excitedly into this work; and the last word I had from him just before his death was a telegram to Paris from Russia asking me "How do my new bits sound?"
I had been hearing 'Boris' for nearly twenty years at the Mariinksy, but it was given as seldom as possible, not even every year, and it was the least popular opera in the repertory.
Latterly, since Chaliapine had begun to sing it, his scenes were the only ones ever greeted by applause.
Tchaikovsky's 'Eugene Onegin' had always been the most popular opera in Russia, and when I was organizing my Paris season the Court urged me to present it before any other. When the Empress heard that I was putting on 'Boris', she asked me "Couldn't you find anything more boring to give them?"
192>
zondag 14 mei 2023
Stijn Streuvels • 15 mei 1917
• Stijn Streuvels (1871–1969) was een Vlaamse schrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog hield hij een dagboek bij.
15 mei 1917
We zijn nu zover gesteld dat, al wie naar de smid gaat - kolen en ijzer moet meedragen - al wie naar de bakker gaat meel, gist en hout moet meedragen. Sommige prijzen zijn ook merkweerdig en onze kleinkinderen zullen er later van spreken - tarwe wordt hier verkocht in 't gebuurte 2,50 fr. de kilo - 60 ctm de kilo voor 't leveren (smokkelen) van aardappelen 1 fr. de kilo - peerdebonen 4,50 de kilo, vlees (niet te krijgen tenzij het rantsoen elke week) - een stukje toiletzeep - 5 fr. - een paar schoenen 75 fr., wollen en andere stoffen - à la merci van de handelaar! en toch gaat het leven voort alsof er niets gebeurde.
134-2012>
15 mei 1917
We zijn nu zover gesteld dat, al wie naar de smid gaat - kolen en ijzer moet meedragen - al wie naar de bakker gaat meel, gist en hout moet meedragen. Sommige prijzen zijn ook merkweerdig en onze kleinkinderen zullen er later van spreken - tarwe wordt hier verkocht in 't gebuurte 2,50 fr. de kilo - 60 ctm de kilo voor 't leveren (smokkelen) van aardappelen 1 fr. de kilo - peerdebonen 4,50 de kilo, vlees (niet te krijgen tenzij het rantsoen elke week) - een stukje toiletzeep - 5 fr. - een paar schoenen 75 fr., wollen en andere stoffen - à la merci van de handelaar! en toch gaat het leven voort alsof er niets gebeurde.
134-2012>
Henry Stimson • 14 mei 1945
• Henry Stimson (1887-1950) was een Amerikaanse politicus en minister van Oorlog in 1911-1913 en in 1940-1945. In de tijd dat iedereen enkel oog had voor de oorlogsdoeleinden van atoomenergie, voorzag hij dat deze een grote invloed op de wereld zou krijgen. Fragmenten uit zijn dagboeken over de jaren 1944 en 1945 staan hier online.
05/14/45 Diary Entry:
"...at twelve o'clock Anthony Eden, the British Foreign Minister, came in. I had about forty-five minutes with him on general matters but especially S-1 {Stimson's code word for the Manhattan Project/atomic bomb project, which he often used in his diary, was S-1]. He brought me messages of congratulation from the Prime Minister [Winston Churchill] and said that he would be very glad to convey to him anything that I wanted to tell him about S-1 in which he was deeply interested. I then outlined to him the progress which we have made and the timetable as it stood now, and told him my own feeling as to its bearing upon our present problems of an international character. After that we had lunch with Marshall and McCloy coming in to share it with us. There we had a talk in general about matters in Europe and particularly Germany and the complications which are being made by Russia's difficulties."
"I talked over with Marshall the list of questions which the State Department had fired at me and which I enumerated in my yesterday's diary and we both decided that they were rather impractical to discuss now with anyone. I had a talk with McCloy about them. I told him to look them over and see what he thought of them; if he thought there was anything serious to answer. I told him that my own opinion was that the time now and the method now to deal with Russia was to keep our mouths shut and let our actions speak for words. The Russians will understand them better than anything else. It is a case where we have got to regain the lead and perhaps do it in a pretty rough and realistic way. They have rather taken it away from us because we have talked too much and have been too lavish with our beneficences to them. I told him this was a place where we really held all the cards. I called it a royal straight flush and we mustn't be a fool about the way we play it. They can't get along without our help and industries and we have coming into action a weapon which will be unique [the atomic bomb]. Now the thing is not to get into unnecessary quarrels by talking too much and not to indicate any weakness by talking too much; let our actions speak for themselves."
Vertaling door ChatGPT:
"...om twaalf uur kwam Anthony Eden, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, binnen. Ik had ongeveer vijfenveertig minuten met hem over algemene zaken, maar vooral over S-1 [Stimsons codewoord voor het Manhattan Project/atoombomproject, dat hij vaak gebruikte in zijn dagboek]. Hij bracht felicitatieberichten van de premier [Winston Churchill] en zei dat hij graag alles wat ik over S-1 wilde vertellen aan hem wilde overbrengen, waarin hij zeer geïnteresseerd was. Ik heb hem toen een overzicht gegeven van de vooruitgang die we hebben geboekt en het tijdschema zoals het er nu voor staat, en vertelde hem mijn eigen gevoel over de gevolgen daarvan voor onze huidige problemen van internationale aard. Daarna hebben we geluncht, waarbij Marshall en McCloy erbij kwamen. Daar hebben we in het algemeen gesproken over zaken in Europa, en met name over Duitsland en de complicaties die worden veroorzaakt door de problemen van Rusland." "Ik heb met Marshall besproken welke vragen het State Department me had gesteld en die ik in mijn dagboek van gisteren heb opgesomd, en we hebben allebei besloten dat het nogal onpraktisch is om ze nu met iemand te bespreken. Ik heb er met McCloy over gesproken. Ik heb hem gevraagd om ze door te nemen en te kijken wat hij ervan vond; als hij vond dat er iets serieus was om op te antwoorden. Ik vertelde hem dat ik zelf van mening was dat de tijd en de methode om nu met Rusland om te gaan was om onze mond te houden en onze daden voor zichzelf te laten spreken. De Russen zullen ze beter begrijpen dan wat dan ook. Het is een geval waarin we de leiding moeten herwinnen en dat misschien op een vrij ruwe en realistische manier moeten doen. Ze hebben het ons min of meer afgenomen omdat we te veel hebben gepraat en te royaal zijn geweest met onze weldaden jegens hen. Ik vertelde hem dat dit een situatie was waarin wij werkelijk alle troeven in handen hadden. Ik noemde het een koninklijke straat en we moeten geen dwaasheid begaan met de manier waarop we het spelen. Ze kunnen niet zonder onze hulp en industrieën en wij gaan een uniek wapen inzetten [de atoombom]. Nu is het de kunst om geen onnodige ruzies te krijgen door te veel te praten en geen zwakte aan te geven door te veel te praten; laat onze daden voor zichzelf spreken."
05/14/45 Diary Entry:
"...at twelve o'clock Anthony Eden, the British Foreign Minister, came in. I had about forty-five minutes with him on general matters but especially S-1 {Stimson's code word for the Manhattan Project/atomic bomb project, which he often used in his diary, was S-1]. He brought me messages of congratulation from the Prime Minister [Winston Churchill] and said that he would be very glad to convey to him anything that I wanted to tell him about S-1 in which he was deeply interested. I then outlined to him the progress which we have made and the timetable as it stood now, and told him my own feeling as to its bearing upon our present problems of an international character. After that we had lunch with Marshall and McCloy coming in to share it with us. There we had a talk in general about matters in Europe and particularly Germany and the complications which are being made by Russia's difficulties."
"I talked over with Marshall the list of questions which the State Department had fired at me and which I enumerated in my yesterday's diary and we both decided that they were rather impractical to discuss now with anyone. I had a talk with McCloy about them. I told him to look them over and see what he thought of them; if he thought there was anything serious to answer. I told him that my own opinion was that the time now and the method now to deal with Russia was to keep our mouths shut and let our actions speak for words. The Russians will understand them better than anything else. It is a case where we have got to regain the lead and perhaps do it in a pretty rough and realistic way. They have rather taken it away from us because we have talked too much and have been too lavish with our beneficences to them. I told him this was a place where we really held all the cards. I called it a royal straight flush and we mustn't be a fool about the way we play it. They can't get along without our help and industries and we have coming into action a weapon which will be unique [the atomic bomb]. Now the thing is not to get into unnecessary quarrels by talking too much and not to indicate any weakness by talking too much; let our actions speak for themselves."
Vertaling door ChatGPT:
"...om twaalf uur kwam Anthony Eden, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, binnen. Ik had ongeveer vijfenveertig minuten met hem over algemene zaken, maar vooral over S-1 [Stimsons codewoord voor het Manhattan Project/atoombomproject, dat hij vaak gebruikte in zijn dagboek]. Hij bracht felicitatieberichten van de premier [Winston Churchill] en zei dat hij graag alles wat ik over S-1 wilde vertellen aan hem wilde overbrengen, waarin hij zeer geïnteresseerd was. Ik heb hem toen een overzicht gegeven van de vooruitgang die we hebben geboekt en het tijdschema zoals het er nu voor staat, en vertelde hem mijn eigen gevoel over de gevolgen daarvan voor onze huidige problemen van internationale aard. Daarna hebben we geluncht, waarbij Marshall en McCloy erbij kwamen. Daar hebben we in het algemeen gesproken over zaken in Europa, en met name over Duitsland en de complicaties die worden veroorzaakt door de problemen van Rusland." "Ik heb met Marshall besproken welke vragen het State Department me had gesteld en die ik in mijn dagboek van gisteren heb opgesomd, en we hebben allebei besloten dat het nogal onpraktisch is om ze nu met iemand te bespreken. Ik heb er met McCloy over gesproken. Ik heb hem gevraagd om ze door te nemen en te kijken wat hij ervan vond; als hij vond dat er iets serieus was om op te antwoorden. Ik vertelde hem dat ik zelf van mening was dat de tijd en de methode om nu met Rusland om te gaan was om onze mond te houden en onze daden voor zichzelf te laten spreken. De Russen zullen ze beter begrijpen dan wat dan ook. Het is een geval waarin we de leiding moeten herwinnen en dat misschien op een vrij ruwe en realistische manier moeten doen. Ze hebben het ons min of meer afgenomen omdat we te veel hebben gepraat en te royaal zijn geweest met onze weldaden jegens hen. Ik vertelde hem dat dit een situatie was waarin wij werkelijk alle troeven in handen hadden. Ik noemde het een koninklijke straat en we moeten geen dwaasheid begaan met de manier waarop we het spelen. Ze kunnen niet zonder onze hulp en industrieën en wij gaan een uniek wapen inzetten [de atoombom]. Nu is het de kunst om geen onnodige ruzies te krijgen door te veel te praten en geen zwakte aan te geven door te veel te praten; laat onze daden voor zichzelf spreken."
zaterdag 13 mei 2023
Erika Mann • 13 mei 1955
• Schrijfster Erika Mann (1905-1969) was de dochter van Thomas Mann. In Mijn vader, de tovenaar (vertaling Paul van Beers) zijn herinneringen en brieven van haar opgenomen.
• Thomas Mann was in 1955 eregast op de Schiller-herdenking in Oost-Duitsland. Zijn vrouw Katia en zijn dochter Erika vergezelden hem.
13 mei
Minister Johannes R. Becher en zijn vrouw met groot gevolg in Wartha ter begroeting. Volksoploop. Spandoeken boven de straat. Kon allemaal nog op 'organisatie' duiden. Rijden verder, gedwongen langzaam, in 'gewichtig konvooi'. 'Bevolking', die van alle kanten toestroomt, ongekunsteld verheugd. Op Z. ['Zauberer' = Thomas Mann] wijzend: 'Dat istie, dat istie' - prachtig op z'n Saksisch. Geen spoor van 'Potemkin-dorpen'. Geen spreekkoren. Niets van 'enscenering'. Z. zegt dat het in 1949 nog anders was. Natuurlijk ook hier en daar deputaties. Kinderen, honderden en honderden, zo niet duizenden, langs onze route. Blozend, vrolijk, behoorlijk gekleed, velen op eigen gelegenheid aangehuppeld gekomen. Schoolklassen met onderwijzers. Burgemeesters en onderwijzers die redevoeringen afsteken. Wit-geüniformeerde verkeersagenten voorop. Zetten in beide richtingen alle verkeer stop om onze colonne ongehinderd doorgang te verlenen. Scherp neem ik de gezichten van de wachtenden op - nieuwsgierige, ook geamuseerde, geen knorrige of heimelijk woedende-. Middageten in Eisenach. Wat een tijd had ons deze kleine afstand gekost! Z. geduldig als steeds. Had ook ditmaal plezier in vrolijke drukte en fantastische bloemenregen... Weimar vlagde... 's Avonds met de Bechers. Zijn aanhankelijkheid aan Z. eerlijk en 'ingewijd'. Stad propvol met 'Schillergasten'- velen van ver: pelgrims uit Oost en West...
14 mei
Ook dit gelukkig achter de rug. Na muziek (D-mol kwartet van Schubert, eerste deel) eerst Becher, beknopt-zakelijk, juist. Z. door niet al te beste geluidversterkers gehinderd. Gehoest onder het publiek. Te weinig studenten? Verloop en totale effect desondanks quite satisfactory. Tot slot nog eens muziek (Beethoven, F-dur kwartet, eerste deel). Becher, zowel voor het begin als na afloop roerend attent om Z. zoveel mogelijk te ontzien... Bij het vertrek schouwburgplein (met het gedenkteken van Schiller en Goethe) zwart van de mensen die de uitzending hadden gehoord. Warm applaus. Mensen aan alle ramen, velen met binocles en ouderwetse veldkijkers. Dat is niet te ensceneren... Feestelijke lunch in 'De Olifant'-zonder een Mager*... Ook enige Russen tegenwoordig. Z. vermeldt hen in zijn dankwoord als 'uw Sovjetvrienden'. Zal hem door volgzame Atlantic-pac-ters vast en zeker als 'mijn Sovjetvrienden' worden aangerekend. Doet er niet toe... 's Avonds de Jungfrau. Niveau van de opvoering: zie 'Stuttgart'. Karel VII (Horst Schulze) werkelijk goed... Z. nu toch moe. We gaan voor het einde heen.
* Aldus de naam van de kelner en het factotum van 'De Olifant' in T. M's 'Lotte in Weimar'. 198-2016
• Thomas Mann was in 1955 eregast op de Schiller-herdenking in Oost-Duitsland. Zijn vrouw Katia en zijn dochter Erika vergezelden hem.
13 mei
Minister Johannes R. Becher en zijn vrouw met groot gevolg in Wartha ter begroeting. Volksoploop. Spandoeken boven de straat. Kon allemaal nog op 'organisatie' duiden. Rijden verder, gedwongen langzaam, in 'gewichtig konvooi'. 'Bevolking', die van alle kanten toestroomt, ongekunsteld verheugd. Op Z. ['Zauberer' = Thomas Mann] wijzend: 'Dat istie, dat istie' - prachtig op z'n Saksisch. Geen spoor van 'Potemkin-dorpen'. Geen spreekkoren. Niets van 'enscenering'. Z. zegt dat het in 1949 nog anders was. Natuurlijk ook hier en daar deputaties. Kinderen, honderden en honderden, zo niet duizenden, langs onze route. Blozend, vrolijk, behoorlijk gekleed, velen op eigen gelegenheid aangehuppeld gekomen. Schoolklassen met onderwijzers. Burgemeesters en onderwijzers die redevoeringen afsteken. Wit-geüniformeerde verkeersagenten voorop. Zetten in beide richtingen alle verkeer stop om onze colonne ongehinderd doorgang te verlenen. Scherp neem ik de gezichten van de wachtenden op - nieuwsgierige, ook geamuseerde, geen knorrige of heimelijk woedende-. Middageten in Eisenach. Wat een tijd had ons deze kleine afstand gekost! Z. geduldig als steeds. Had ook ditmaal plezier in vrolijke drukte en fantastische bloemenregen... Weimar vlagde... 's Avonds met de Bechers. Zijn aanhankelijkheid aan Z. eerlijk en 'ingewijd'. Stad propvol met 'Schillergasten'- velen van ver: pelgrims uit Oost en West...
14 mei
Ook dit gelukkig achter de rug. Na muziek (D-mol kwartet van Schubert, eerste deel) eerst Becher, beknopt-zakelijk, juist. Z. door niet al te beste geluidversterkers gehinderd. Gehoest onder het publiek. Te weinig studenten? Verloop en totale effect desondanks quite satisfactory. Tot slot nog eens muziek (Beethoven, F-dur kwartet, eerste deel). Becher, zowel voor het begin als na afloop roerend attent om Z. zoveel mogelijk te ontzien... Bij het vertrek schouwburgplein (met het gedenkteken van Schiller en Goethe) zwart van de mensen die de uitzending hadden gehoord. Warm applaus. Mensen aan alle ramen, velen met binocles en ouderwetse veldkijkers. Dat is niet te ensceneren... Feestelijke lunch in 'De Olifant'-zonder een Mager*... Ook enige Russen tegenwoordig. Z. vermeldt hen in zijn dankwoord als 'uw Sovjetvrienden'. Zal hem door volgzame Atlantic-pac-ters vast en zeker als 'mijn Sovjetvrienden' worden aangerekend. Doet er niet toe... 's Avonds de Jungfrau. Niveau van de opvoering: zie 'Stuttgart'. Karel VII (Horst Schulze) werkelijk goed... Z. nu toch moe. We gaan voor het einde heen.
* Aldus de naam van de kelner en het factotum van 'De Olifant' in T. M's 'Lotte in Weimar'. 198-2016
donderdag 11 mei 2023
Gerrit Ossenkoppele • 12 mei 1940
• Fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
'Even later zag ik door het schietgat een klein hondje komen aanrennen, waarschijnlijk van één van de boerderijen vandaan. Hij kwam naar binnen en nestelde zich tegen mij aan. Je kon zien dat hij vreselijk bang was: hij jankte zachtjes. Ik probeerde hem af te schuiven naar de anderen maar daar wilde hij niets van weten. Hij bleef bij mij. Toen zei één van de soldaten: "als ik toch moet sneuvelen, wil ik niet bij een dode hond liggen" en dus werd besloten het dier verder de loopgraaf in te jagen. Dit mislukte telkens weer. De hond wilde bij ons blijven. Toen bood ik mij aan om de hond een heel eind verder de loopgraaf in te brengen tot het punt waar een mitrailleur stond. Hopelijk bleef het dier daar. Nauwelijks had ik een twintigtal meters afgelegd of er kwam een granaat aansuizen en naar het geluid te oordelen zou die vlak bij mij neerkomen. Ik had het hondje onder mijn arm genomen en liet me in de loopgraaf vallen toen de granaat ontplofte. Ik lag helemaal onder het zand en was eerst geheel versuft, stond daarna op, schudde al het zand van mij af en constateerde dat ik niet gewond was. Dat had ik er dus goed afgebracht maar waar was de hond gebleven? Ik zag hem nergens meer, was hij verder de loopgraaf ingelopen? Plots zag ik echter tussen het zand de staart van het beestje. Ik trok er aan en schrok toen hevig: hij had een granaatscherf in zijn buik en was dood. Toen ik terug kwam in de stelling en het de anderen vertelde, konden die het eerst niet geloven. Ze gingen kijken en toen hebben wij het hondje in de loopgraaf begraven.
• Gerrit Ossenkoppele, gelegerd bij de Grebbeberg
'Even later zag ik door het schietgat een klein hondje komen aanrennen, waarschijnlijk van één van de boerderijen vandaan. Hij kwam naar binnen en nestelde zich tegen mij aan. Je kon zien dat hij vreselijk bang was: hij jankte zachtjes. Ik probeerde hem af te schuiven naar de anderen maar daar wilde hij niets van weten. Hij bleef bij mij. Toen zei één van de soldaten: "als ik toch moet sneuvelen, wil ik niet bij een dode hond liggen" en dus werd besloten het dier verder de loopgraaf in te jagen. Dit mislukte telkens weer. De hond wilde bij ons blijven. Toen bood ik mij aan om de hond een heel eind verder de loopgraaf in te brengen tot het punt waar een mitrailleur stond. Hopelijk bleef het dier daar. Nauwelijks had ik een twintigtal meters afgelegd of er kwam een granaat aansuizen en naar het geluid te oordelen zou die vlak bij mij neerkomen. Ik had het hondje onder mijn arm genomen en liet me in de loopgraaf vallen toen de granaat ontplofte. Ik lag helemaal onder het zand en was eerst geheel versuft, stond daarna op, schudde al het zand van mij af en constateerde dat ik niet gewond was. Dat had ik er dus goed afgebracht maar waar was de hond gebleven? Ik zag hem nergens meer, was hij verder de loopgraaf ingelopen? Plots zag ik echter tussen het zand de staart van het beestje. Ik trok er aan en schrok toen hevig: hij had een granaatscherf in zijn buik en was dood. Toen ik terug kwam in de stelling en het de anderen vertelde, konden die het eerst niet geloven. Ze gingen kijken en toen hebben wij het hondje in de loopgraaf begraven.
• Gerrit Ossenkoppele, gelegerd bij de Grebbeberg
woensdag 10 mei 2023
Karin Spaink • 11 mei 2012
• Ter gelegenheid van het Het nationale Canta-ballet hield schrijver Karin Spaink voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
• 10 mei
• 14, 15 mei
• 16 mei
Vrijdag 11 mei
Onderweg spot ik een rode Canta, ik kan hem nog net aanhouden. ‘Heeft u al gehoord van Het Nationale Canta Ballet?’ vraag ik de bestuurders. ‘We maken een voorstelling met een heleboel Cantaatjes en de dansers van Het Nationale Ballet. We zoeken nog deelnemers! Danst u mee?’ Verrast nemen ze de folders aan. Ze beloven erover na te denken.
Bij Waaijenberg in Zuidoost bekijk ik het pièce de résistance dat Marco, een van de Canta-monteurs, heeft gemaakt voor de etalage van Atheneum Nieuwscentrum: we zetten daar komende week een doormidden gesneden autootje neer. Een plakje Canta!
’s Avonds rijd ik naar de boekpresentatie van Monique Samuels. Ik geef haar De benenwagen en krijg in ruil haar Mozaïek van de revolutie. ‘Van Karin, die geen Arabisch spreekt; voor Monique, die niet kan autorijden,’ schrijf ik voorin.
Zondag 13 mei
Met de trein naar paps en mams. We gaan gezamenlijk op bezoek bij goede vrienden van mijn ouders: Hij is ernstig ziek, er wordt al over euthanasie gesproken. Die grote charmeur is veranderd in een stil en dun popje…
Onderweg merk ik hoe krampachtig mijn moeder rijdt. Ze was altijd een goede chauffeur, maar de ouderdom speelt haar parten. Ze houdt het stuur onhandig vast, ze remt te abrupt en stopt soms voor groen. ‘Lieverd,’ zeg ik, ‘eigenlijk denk ik dat je niet meer rijden moet.’ Ze zucht. Ze weet het zelf ook: ze voelt zich niet langer prettig op de grote weg. ‘Misschien moet jij ook aan de Canta?’ opper ik voorzichtig. We giechelen.
In Almelo kunnen we nog een uurtje in de tuin zitten. De kat nestelt zich naast ons en snuift vergenoegd de rook van mijn sigaret op, hij is dol op nicotine. Mooi moment: mijn vader die naast me gaat zitten en trots mijn nieuwe boek openslaat.
189-2017>
• 10 mei
• 14, 15 mei
• 16 mei
Vrijdag 11 mei
Onderweg spot ik een rode Canta, ik kan hem nog net aanhouden. ‘Heeft u al gehoord van Het Nationale Canta Ballet?’ vraag ik de bestuurders. ‘We maken een voorstelling met een heleboel Cantaatjes en de dansers van Het Nationale Ballet. We zoeken nog deelnemers! Danst u mee?’ Verrast nemen ze de folders aan. Ze beloven erover na te denken.
Bij Waaijenberg in Zuidoost bekijk ik het pièce de résistance dat Marco, een van de Canta-monteurs, heeft gemaakt voor de etalage van Atheneum Nieuwscentrum: we zetten daar komende week een doormidden gesneden autootje neer. Een plakje Canta!
’s Avonds rijd ik naar de boekpresentatie van Monique Samuels. Ik geef haar De benenwagen en krijg in ruil haar Mozaïek van de revolutie. ‘Van Karin, die geen Arabisch spreekt; voor Monique, die niet kan autorijden,’ schrijf ik voorin.
Zondag 13 mei
Met de trein naar paps en mams. We gaan gezamenlijk op bezoek bij goede vrienden van mijn ouders: Hij is ernstig ziek, er wordt al over euthanasie gesproken. Die grote charmeur is veranderd in een stil en dun popje…
Onderweg merk ik hoe krampachtig mijn moeder rijdt. Ze was altijd een goede chauffeur, maar de ouderdom speelt haar parten. Ze houdt het stuur onhandig vast, ze remt te abrupt en stopt soms voor groen. ‘Lieverd,’ zeg ik, ‘eigenlijk denk ik dat je niet meer rijden moet.’ Ze zucht. Ze weet het zelf ook: ze voelt zich niet langer prettig op de grote weg. ‘Misschien moet jij ook aan de Canta?’ opper ik voorzichtig. We giechelen.
In Almelo kunnen we nog een uurtje in de tuin zitten. De kat nestelt zich naast ons en snuift vergenoegd de rook van mijn sigaret op, hij is dol op nicotine. Mooi moment: mijn vader die naast me gaat zitten en trots mijn nieuwe boek openslaat.
189-2017>
dinsdag 9 mei 2023
Oorlogsellende • 10 mei 1940
Fragmenten opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
[10 mei]
'Ik herinner me ook nog wel dat van een van de eerste patiënten waar ik aan de tafel stond het been werd geamputeerd en ik dus met dat been in de hand stond en er mee wegwandelde. Dat was natuurlijk ook niet mijn dagelijkse werk.
Als de mensen klaar waren met de operatie of verbonden waren dan werden ze gewoon naar zaal gebracht en het verplegend personeel besteedde geen aandacht aan het feit of die mensen een Duitser of een Nederlander was. Tot er op een gegeven ogenblik een signaal, na een paar uur, van de verpleging kwam dat op een zaal bepaalde patiënten uit hun bed waren gekomen en daar de strijd gingen voortzetten. Ze hadden waarschijnlijk eerst liggen schelden of zo iets en zijn toen met hun hoofden verbonden of met hun armen verbonden, met verband om in ieder geval, aan het knokken geslagen.'
• Een arts die kwam helpen in het ziekenhuis in Leiden
Ik denk bijvoorbeeld aan die oorspronkelijk uit Katwijk (naar hij mij nog vertellen kon) afkomstige man wiens benen en armen waren afgerukt. We legden hem op een zandwagen; ik sprak kort met hem en we baden samen (hij sloot nog zijn ogen) en terwijl hij werd weggereden, zong hij luidkeels, zodat het over het plein te horen was, het "Ere zij God in den hoge en vrede op aarde". Voor hij in Bronovo kwam, was hij reeds gestorven.'
• Veldpredikant L.D. Terlaak Poot, bij het gebombardeerde vliegveld Ockenburg in Den Haag
'Uw zoon heb ik vrijdagmorgens om 8 uur in het water aangetroffen met een schot boven in zijn lichaam. Ik moest hem achterlaten nadat ik hem op de kant heb geholpen. Tegen mij heeft hij niets anders gezegd dan dat hij raak geschoten was.'
Een luitenant aan de ouders van de 21-jarige Wim Rattink uit Apeldoorn, overleden op de plek waar hij gevonden is, een slootkant in het gehucht Maaldrift, bij Wassenaar.
'Auf diese Messerschmidt flog eine holländische Fokker zu und wurde sofort abgeschossen. Die Fokker kam etwa 50 meter von meinem Zuggefechtsstand runter und zerschellte. Wir eilten hin, glaubten aber, es sei nichts mehr zu retten. Nach Beendigung der Kämpfe hörte ich, der Pilot habe überlebt und sei am Nachmittag, als wir das Gelände geräumt hatten, gerettet worden. Ich habe ihn dann im Krankenhaus Leiden, in dem auch unsere Verwundeten lagen, besucht.'
• De Duitse luitenant Teusen, bij Den haag
[10 mei]
'Ik herinner me ook nog wel dat van een van de eerste patiënten waar ik aan de tafel stond het been werd geamputeerd en ik dus met dat been in de hand stond en er mee wegwandelde. Dat was natuurlijk ook niet mijn dagelijkse werk.
Als de mensen klaar waren met de operatie of verbonden waren dan werden ze gewoon naar zaal gebracht en het verplegend personeel besteedde geen aandacht aan het feit of die mensen een Duitser of een Nederlander was. Tot er op een gegeven ogenblik een signaal, na een paar uur, van de verpleging kwam dat op een zaal bepaalde patiënten uit hun bed waren gekomen en daar de strijd gingen voortzetten. Ze hadden waarschijnlijk eerst liggen schelden of zo iets en zijn toen met hun hoofden verbonden of met hun armen verbonden, met verband om in ieder geval, aan het knokken geslagen.'
• Een arts die kwam helpen in het ziekenhuis in Leiden
Ik denk bijvoorbeeld aan die oorspronkelijk uit Katwijk (naar hij mij nog vertellen kon) afkomstige man wiens benen en armen waren afgerukt. We legden hem op een zandwagen; ik sprak kort met hem en we baden samen (hij sloot nog zijn ogen) en terwijl hij werd weggereden, zong hij luidkeels, zodat het over het plein te horen was, het "Ere zij God in den hoge en vrede op aarde". Voor hij in Bronovo kwam, was hij reeds gestorven.'
• Veldpredikant L.D. Terlaak Poot, bij het gebombardeerde vliegveld Ockenburg in Den Haag
'Uw zoon heb ik vrijdagmorgens om 8 uur in het water aangetroffen met een schot boven in zijn lichaam. Ik moest hem achterlaten nadat ik hem op de kant heb geholpen. Tegen mij heeft hij niets anders gezegd dan dat hij raak geschoten was.'
Een luitenant aan de ouders van de 21-jarige Wim Rattink uit Apeldoorn, overleden op de plek waar hij gevonden is, een slootkant in het gehucht Maaldrift, bij Wassenaar.
'Auf diese Messerschmidt flog eine holländische Fokker zu und wurde sofort abgeschossen. Die Fokker kam etwa 50 meter von meinem Zuggefechtsstand runter und zerschellte. Wir eilten hin, glaubten aber, es sei nichts mehr zu retten. Nach Beendigung der Kämpfe hörte ich, der Pilot habe überlebt und sei am Nachmittag, als wir das Gelände geräumt hatten, gerettet worden. Ich habe ihn dann im Krankenhaus Leiden, in dem auch unsere Verwundeten lagen, besucht.'
• De Duitse luitenant Teusen, bij Den haag
maandag 8 mei 2023
Jan Somer • 9 mei 1940
Kapitein Jan Somer (1899-1979) — fragment opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
‘Ik merkte sarcastisch op dat hij ook de Duitse militair-attaché wel kon opbellen om te vragen of het waar was, dat de Duitsers in de komende nacht Nederland zouden binnenvallen. In stede van mijn ironie te begrijpen, moedigde generaal Fabius het idee nog aan en inderdaad belde overste Van de Plassche de Duitse luchtvaartattaché, generaal Wenninger, op. Het bleek (althans zo deed mevrouw Wenninger, die overste Van de Plassche te woord stond, voorkomen) dat generaal Wenninger niet thuis was. Dientengevolge ontspon zich met mevrouw Wenninger een geanimeerd discours over een uitstapje naar de tulpenvelden gedurende de Pinksterdagen; overste Van de Plassche zou wel voor een permit zorgen. Aan het slot stelde overste Van de Plassche schertsend de vraag of mevrouw Wenninger ook op de hoogte was van de geruchten dat het Duitse leger in de komende nacht Nederland zou binnenvallen. Zonder twijfel zal het antwoord van mevrouw Wenninger ontkennend geweest zijn, doch enige minuten later belde generaal Wenninger zelf terug en deelde mee dat hij zich verwonderde over de in omloop zijnde geruchten. Hij gaf de verzekering dat Duitsland tegen Nederland niets in het schild voerde.’
Kapitein Jan Somer over luitenant-kolonel J.G.M. van de Plassche, hoofd van de afdeling inlichtingen van het Algemeen Hoofdkwartier
‘Ik ga lekker nog een biertje drinken en wens niet meer gestoord te worden. Ze komen toch niet.’
Luitenant-kolonel Van de Plassche
‘Ik merkte sarcastisch op dat hij ook de Duitse militair-attaché wel kon opbellen om te vragen of het waar was, dat de Duitsers in de komende nacht Nederland zouden binnenvallen. In stede van mijn ironie te begrijpen, moedigde generaal Fabius het idee nog aan en inderdaad belde overste Van de Plassche de Duitse luchtvaartattaché, generaal Wenninger, op. Het bleek (althans zo deed mevrouw Wenninger, die overste Van de Plassche te woord stond, voorkomen) dat generaal Wenninger niet thuis was. Dientengevolge ontspon zich met mevrouw Wenninger een geanimeerd discours over een uitstapje naar de tulpenvelden gedurende de Pinksterdagen; overste Van de Plassche zou wel voor een permit zorgen. Aan het slot stelde overste Van de Plassche schertsend de vraag of mevrouw Wenninger ook op de hoogte was van de geruchten dat het Duitse leger in de komende nacht Nederland zou binnenvallen. Zonder twijfel zal het antwoord van mevrouw Wenninger ontkennend geweest zijn, doch enige minuten later belde generaal Wenninger zelf terug en deelde mee dat hij zich verwonderde over de in omloop zijnde geruchten. Hij gaf de verzekering dat Duitsland tegen Nederland niets in het schild voerde.’
Kapitein Jan Somer over luitenant-kolonel J.G.M. van de Plassche, hoofd van de afdeling inlichtingen van het Algemeen Hoofdkwartier
‘Ik ga lekker nog een biertje drinken en wens niet meer gestoord te worden. Ze komen toch niet.’
Luitenant-kolonel Van de Plassche
zondag 7 mei 2023
Jan Somer • 8 mei 1940
Kapitein Jan Somer over zijn chef, generaal Hendrik Fabius, die
de koningin moest vertellen dat het gerucht rondging dat
Duitsland een ultimatum zou stellen aan Nederland — opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luuc Kooijmans.
‘Fabius zei: “Hare Majesteit mag niet verontrust worden, want dan wordt zij bang.” Ik zei: “Dat geeft niet, de koningin heeft recht om te weten hoe de internationale situatie is.”
Generaal Fabius is naar Hare Majesteit gegaan en om ongeveer kwart voor twaalf weer teruggekomen voor de lunch. Nogal opgewekt vertelde hij, dat hij Hare Majesteit had ingelicht, maar dat van het ultimatum had hij maar achterwege gelaten, “want dan zou zij bang zijn geworden...” Op dat moment hebben Römer en ik beiden “Godverdomme!” geroepen en gezegd: “En nu gaat u terug, vanmiddag, want u moet het wèl vertellen!”’
‘Fabius zei: “Hare Majesteit mag niet verontrust worden, want dan wordt zij bang.” Ik zei: “Dat geeft niet, de koningin heeft recht om te weten hoe de internationale situatie is.”
Generaal Fabius is naar Hare Majesteit gegaan en om ongeveer kwart voor twaalf weer teruggekomen voor de lunch. Nogal opgewekt vertelde hij, dat hij Hare Majesteit had ingelicht, maar dat van het ultimatum had hij maar achterwege gelaten, “want dan zou zij bang zijn geworden...” Op dat moment hebben Römer en ik beiden “Godverdomme!” geroepen en gezegd: “En nu gaat u terug, vanmiddag, want u moet het wèl vertellen!”’
Soldaat H. Kamp • 7 mei 1940
Dagboekfragment van soldaat H, Kamp uit Haarlem, opgenomen in De meidagen van 1940. Een collectief dagboek van Luc Kooijmans.
‘Als het ANP berichten uitzendt, staan we allemaal in gespannen aandacht om de radio. Mijn slaapie zegt, dat we vanavond wel niet meer uit mogen gaan. Ik maak hem heftige verwijten over zijn pessimisme, doch helaas bleek hij gelijk te hebben. Op het appel van 8 uur deelde de kapitein ons mede, dat wij in de kazerne geconsigneerd zijn en dat wij het gebouw niet dan in uiterste noodzaak mogen verlaten. Voor het gaan naar de latrines, die toch op nog geen 15 meter afstand waren gelegen, moet aan de sergeanten toestemming worden gevraagd.
Het wordt een avond van koortsachtige bedrijvigheid. Kisten met scherpe munitie worden aangedragen en uitgedeeld, totdat onze patroontasschen gevuld zijn. Trommels voor de lichte mitrailleur worden gereedgemaakt en schutters en helpers voor dit wapen aangewezen. De korporaals, die de meeste ervaring hadden, moesten het machinegeweer zoonoodig bedienen. Het dragen van dit wapen lieten ze aan ons over.
Wij krijgen noodrantsoenen, bestaande uit drie blikjes scheepsbeschuit en een blikje gehakt. Onze uitrusting werd volledig op oorlogssterkte gebracht. Tenslotte werd onze bepakking in orde gemaakt voor onverwijld vertrek. De stemming onder ons was kalm en zelfs een weinig geamuseerd. We waren van mening dat het hier slechts een oefening gold die de werkelijkheid zooveel mogelijk moest benaderen.’
‘Als het ANP berichten uitzendt, staan we allemaal in gespannen aandacht om de radio. Mijn slaapie zegt, dat we vanavond wel niet meer uit mogen gaan. Ik maak hem heftige verwijten over zijn pessimisme, doch helaas bleek hij gelijk te hebben. Op het appel van 8 uur deelde de kapitein ons mede, dat wij in de kazerne geconsigneerd zijn en dat wij het gebouw niet dan in uiterste noodzaak mogen verlaten. Voor het gaan naar de latrines, die toch op nog geen 15 meter afstand waren gelegen, moet aan de sergeanten toestemming worden gevraagd.
Het wordt een avond van koortsachtige bedrijvigheid. Kisten met scherpe munitie worden aangedragen en uitgedeeld, totdat onze patroontasschen gevuld zijn. Trommels voor de lichte mitrailleur worden gereedgemaakt en schutters en helpers voor dit wapen aangewezen. De korporaals, die de meeste ervaring hadden, moesten het machinegeweer zoonoodig bedienen. Het dragen van dit wapen lieten ze aan ons over.
Wij krijgen noodrantsoenen, bestaande uit drie blikjes scheepsbeschuit en een blikje gehakt. Onze uitrusting werd volledig op oorlogssterkte gebracht. Tenslotte werd onze bepakking in orde gemaakt voor onverwijld vertrek. De stemming onder ons was kalm en zelfs een weinig geamuseerd. We waren van mening dat het hier slechts een oefening gold die de werkelijkheid zooveel mogelijk moest benaderen.’
Otto van Eck • 6 mei 1793
• Otto Cornelis van Eck (1780-1798) stamde uit een oude Gelderse familie van hoge ambtenaren en regenten. Hij overleed op zijn 18de aan tuberculose. In de jaren daarvoor hield hij (op last van zijn ouders) een dagboek bij.
Woensdag 1 Maij [1793]
Vanmorgen was het zeer winderig, zoodat Mama mij niet uit wilde laeten gaen en ik dus ook niet na de catechizatie bij ds l'Ange geweest ben. Na de middag is het egter beeter weder geworden, zodat ik nog wat gewandeld heb. Gister is Mama door den tandmeester Schutz een wortel van een tand uitgetrokken en vandaeg (zeide vanmorgen den d[okte]r) is zij merkelijk beter. O, wat ben ik blijd. Nu begint de hoop, dat die lieve moeder welhaast weder hersteld zal zijn, weder te herleven. Gister is Papa na L[eiden] vertrokken en voor 't overige is er vandaeg niets bijzonders voorgevallen.
Donderdag 2 Mei [1793]
Deeze avond koomt Papa thuis (ik denk wel dat hij weder niet lang zal kunnen blijven, maer wij zien hem dan eevenwel eens) Mama had vanmorgen weeder meer pijn aan haere koon als gisteravond, maer deeze avond is zij weder merklijk beter en haere dikte ook oneindig verminderd. Morgen zullen wij hooren wat den dr Van Laer zegt. Zo zij deeze nagt niet erger word, denk ik vast geen kwaad, als ook van D[ientje], welke nu (mag men zeggen) de ziekte geheel over is.
Vrijdag 3 Mei [1793]
Vandaeg is er niets bijzonders voorgevallen als dat vooreerst Eva (de keukenmeid) en Leentje (de werkmeid) verhuist zijn, 'twelk gants niet plaizierig is. Ten tweeden heb ik mij vanmorgen door de hr. Schutz een kies laeten trekken, welke operatie mijn geleider zoo aandeed, dat hij er flauw van viel en ten derden is Papa deeze avond weder vertrokken en Doortje is om hem gezelschap te houden met hem meedegegaen.
Maandag 6 Mei [1793]
Deezen avond komt Papa met Doortje weder thuis. Mama is nu door Gods goedheid wederom geheel geneezen mag men zeggen. Zij heeft er nog wel een weinig pijn aen de wang, dog dezelve is nu evenwel niet meer zo dik en heeft zijne natuurlijke gedaente weder. Dientje is ook van de ziekte der kinderpokjes geheel hersteld, egter nu een weinig lusteloos doordien zij de hoektandjes krijgt.
Woensdag 1 Maij [1793]
Vanmorgen was het zeer winderig, zoodat Mama mij niet uit wilde laeten gaen en ik dus ook niet na de catechizatie bij ds l'Ange geweest ben. Na de middag is het egter beeter weder geworden, zodat ik nog wat gewandeld heb. Gister is Mama door den tandmeester Schutz een wortel van een tand uitgetrokken en vandaeg (zeide vanmorgen den d[okte]r) is zij merkelijk beter. O, wat ben ik blijd. Nu begint de hoop, dat die lieve moeder welhaast weder hersteld zal zijn, weder te herleven. Gister is Papa na L[eiden] vertrokken en voor 't overige is er vandaeg niets bijzonders voorgevallen.
Donderdag 2 Mei [1793]
Deeze avond koomt Papa thuis (ik denk wel dat hij weder niet lang zal kunnen blijven, maer wij zien hem dan eevenwel eens) Mama had vanmorgen weeder meer pijn aan haere koon als gisteravond, maer deeze avond is zij weder merklijk beter en haere dikte ook oneindig verminderd. Morgen zullen wij hooren wat den dr Van Laer zegt. Zo zij deeze nagt niet erger word, denk ik vast geen kwaad, als ook van D[ientje], welke nu (mag men zeggen) de ziekte geheel over is.
Vrijdag 3 Mei [1793]
Vandaeg is er niets bijzonders voorgevallen als dat vooreerst Eva (de keukenmeid) en Leentje (de werkmeid) verhuist zijn, 'twelk gants niet plaizierig is. Ten tweeden heb ik mij vanmorgen door de hr. Schutz een kies laeten trekken, welke operatie mijn geleider zoo aandeed, dat hij er flauw van viel en ten derden is Papa deeze avond weder vertrokken en Doortje is om hem gezelschap te houden met hem meedegegaen.
Maandag 6 Mei [1793]
Deezen avond komt Papa met Doortje weder thuis. Mama is nu door Gods goedheid wederom geheel geneezen mag men zeggen. Zij heeft er nog wel een weinig pijn aen de wang, dog dezelve is nu evenwel niet meer zo dik en heeft zijne natuurlijke gedaente weder. Dientje is ook van de ziekte der kinderpokjes geheel hersteld, egter nu een weinig lusteloos doordien zij de hoektandjes krijgt.
woensdag 3 mei 2023
Ernst Heldring • 4 mei 1940
• Ernst Heldring (1871-1954) was een Nederlandse reder, bankier en politicus. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl. Het fragment is ook opgenomen in De meidagen van 1940 van Luuc Kooijmans.
4 Mei 1940.
De Geallieerden ontruimen Noorwegen, behalve in het Noorden. Een grooter klap aan hun prestige is op het oogenblik niet denkbaar, en welk vertrouwen kunnen de overgebleven neutralen nog in de beteekenis van hun hulp en hun beloften stellen? Het begon met de straffelooze agressie van Japan tegen China ondanks het negenmogendheden verdrag. Daarna volgde de holle bluf tegen Italië in zijn Abyssinische plannen en toen de inlijving van Oostenrijk, het in den steek laten van Tsjechoslovakije en Polen. Nu Denemarken en Noorwegen. Voorwaar, wij zijn op ons zelve aangewezen. De kans is groot, dat de volgende bliksemslag ons treft, met wellicht Italië, dat zich steeds meer aan den Duitschen kant schaart, als nieuwe belager der Engelschen en Franschen, die daardoor nog minder dan tot dusver in het Noorden zullen kunnen ageeren.
Vijf jaar geleden verliet ons Miek [jongste dochter, in 1935 overleden], alsof zij welbewust naar een land van heerlijke schoonheid opsteeg en het rijk der verschrikking achter zich liet. Wederom is het een zonnige, kleurige lentetijd, waarin alles zingt van schoonere en hoogere dingen, en mijn gedachten zijn steeds bij haar. Gisteren was ik op de begraafplaats. Het was alsof men mij er alleen liet met hen die in ons voortleven.
Vandaag wandelde ik over de hei van Bussum naar Laren en vandaar naar den Soestdijkerstraatweg bij Heidepark. Vooral het laatste gedeelte, de afdaling naar het kleine Wasmeer, vol water, zooals zelden voorkomt, was prachtig. En in de tuinen en bongerds bloeiden de Japansche kers en de perebomen.
Op Hemelvaart liepen [zoon] Alex en ik over de Veluwe en door het Leuvenumsche bosch van Ermelo naar den Mallejan en vandaar naar Nunspeet, in het geheel een kleine 6 uur. Verrukkelijk.
4 Mei 1940.
De Geallieerden ontruimen Noorwegen, behalve in het Noorden. Een grooter klap aan hun prestige is op het oogenblik niet denkbaar, en welk vertrouwen kunnen de overgebleven neutralen nog in de beteekenis van hun hulp en hun beloften stellen? Het begon met de straffelooze agressie van Japan tegen China ondanks het negenmogendheden verdrag. Daarna volgde de holle bluf tegen Italië in zijn Abyssinische plannen en toen de inlijving van Oostenrijk, het in den steek laten van Tsjechoslovakije en Polen. Nu Denemarken en Noorwegen. Voorwaar, wij zijn op ons zelve aangewezen. De kans is groot, dat de volgende bliksemslag ons treft, met wellicht Italië, dat zich steeds meer aan den Duitschen kant schaart, als nieuwe belager der Engelschen en Franschen, die daardoor nog minder dan tot dusver in het Noorden zullen kunnen ageeren.
Vijf jaar geleden verliet ons Miek [jongste dochter, in 1935 overleden], alsof zij welbewust naar een land van heerlijke schoonheid opsteeg en het rijk der verschrikking achter zich liet. Wederom is het een zonnige, kleurige lentetijd, waarin alles zingt van schoonere en hoogere dingen, en mijn gedachten zijn steeds bij haar. Gisteren was ik op de begraafplaats. Het was alsof men mij er alleen liet met hen die in ons voortleven.
Vandaag wandelde ik over de hei van Bussum naar Laren en vandaar naar den Soestdijkerstraatweg bij Heidepark. Vooral het laatste gedeelte, de afdaling naar het kleine Wasmeer, vol water, zooals zelden voorkomt, was prachtig. En in de tuinen en bongerds bloeiden de Japansche kers en de perebomen.
Op Hemelvaart liepen [zoon] Alex en ik over de Veluwe en door het Leuvenumsche bosch van Ermelo naar den Mallejan en vandaar naar Nunspeet, in het geheel een kleine 6 uur. Verrukkelijk.
dinsdag 2 mei 2023
J. Slauerhoff • 3 mei 1928
• Tijdens zijn jaren als scheepsarts hield J. Slauerhoff (1898-1936) een dagboek bij, dat later gepubliceerd werd in De Gids.
Dond. 3 Mei. Rio [de] Janeiro. Natasja geagiteerd door late komst G. Bijna stervende teruggezonden.
Nacht voor Bahia. Causerie aan 't venster, zeer Spaansch. De omgang met N. verloopt zonder verlies van zelfbeheersching. Zij is een Amerikaansche met Russische ondergrond. Soms wil zij dieper schijnen dan zij is, soms lijkt het of zij oppervlakkig is om haar diepte te verbergen. Ze doet veel dingen die zij later berouwt: verlegen in omgang, ik kan [me] dat voorstellen. Denkelijk is zij beter in haar parijsch milieu. Wel sur le retour. In elk geval ben ik goed bestand gebleven tegen zelfverlies, de enkele aanvechtingen dreven als wolken voorbij de zon van mijn geconcentreerde zelfbeschouwing. Wellicht dat de geschiedenis van B.A. toch medehielp om de S-factor te elimineeren. En dit dank zij dégout, helaas.
Ik verlang niet naar Holland, ik ben blij dat N. tot Ch. [Cherbourg] slechts gaat.
Feest: vergeleken bij vroeger, niet verwachting en ontstemming, deelname zonder gevoelstoon. Het spaansche costuum, de breede zwarte hoeden zeer flatteus. Het slot waardig, champagne, monte-la-dessus dijdans. Kinderachtige vrees van W. voor zijn fotografieën. Laten wij hem daarin! Koelte. Muziek der golven.
Ça y est. Na het feest. "How kind you are to-day, what has happened to you ..." Vergeving, ze was geënerveerd. Wandeling door de gangen. Bezoek aan de lijkenkamer, kussen daar en in de apotheek en in de gang.
Twee dagen later middag in de spanning, die ik verloren dacht. Het paarlensnoer gegrepen. Veneratie. Daarna zelfspot. Karakteristiek is dat zij vraagt: you will always come to me when we are upstairs. Elle a besoin d'être adorée en public!
Las Palmas. Bezoek aan de wondertuin met de familie Diaz, de eerwaardige senator. Hoe kalm was dat; eerst betreur ik haar afwezigheid, daarna zie ik het beter in. Maar teruggekeerd val ik weer in haar armen. Wij zullen in Lisboa alleen uitgaan. Als 't maar gebeurt.
Nieuwe sterretjes: Sa. Pereira, de artistieke blonde met de leelijke tanden. Mlle Fraga die bekent zoo gaarne te flirten. Suzanne reste toujours ainsi sentimentale, sans doute elle a un bon exercice à bord pour le flirt à l'allemande. Mme Rampon s'offre sous le prétexte d'auscultation. [...]
Dond. 3 Mei. Rio [de] Janeiro. Natasja geagiteerd door late komst G. Bijna stervende teruggezonden.
Nacht voor Bahia. Causerie aan 't venster, zeer Spaansch. De omgang met N. verloopt zonder verlies van zelfbeheersching. Zij is een Amerikaansche met Russische ondergrond. Soms wil zij dieper schijnen dan zij is, soms lijkt het of zij oppervlakkig is om haar diepte te verbergen. Ze doet veel dingen die zij later berouwt: verlegen in omgang, ik kan [me] dat voorstellen. Denkelijk is zij beter in haar parijsch milieu. Wel sur le retour. In elk geval ben ik goed bestand gebleven tegen zelfverlies, de enkele aanvechtingen dreven als wolken voorbij de zon van mijn geconcentreerde zelfbeschouwing. Wellicht dat de geschiedenis van B.A. toch medehielp om de S-factor te elimineeren. En dit dank zij dégout, helaas.
Ik verlang niet naar Holland, ik ben blij dat N. tot Ch. [Cherbourg] slechts gaat.
Feest: vergeleken bij vroeger, niet verwachting en ontstemming, deelname zonder gevoelstoon. Het spaansche costuum, de breede zwarte hoeden zeer flatteus. Het slot waardig, champagne, monte-la-dessus dijdans. Kinderachtige vrees van W. voor zijn fotografieën. Laten wij hem daarin! Koelte. Muziek der golven.
Ça y est. Na het feest. "How kind you are to-day, what has happened to you ..." Vergeving, ze was geënerveerd. Wandeling door de gangen. Bezoek aan de lijkenkamer, kussen daar en in de apotheek en in de gang.
Twee dagen later middag in de spanning, die ik verloren dacht. Het paarlensnoer gegrepen. Veneratie. Daarna zelfspot. Karakteristiek is dat zij vraagt: you will always come to me when we are upstairs. Elle a besoin d'être adorée en public!
Las Palmas. Bezoek aan de wondertuin met de familie Diaz, de eerwaardige senator. Hoe kalm was dat; eerst betreur ik haar afwezigheid, daarna zie ik het beter in. Maar teruggekeerd val ik weer in haar armen. Wij zullen in Lisboa alleen uitgaan. Als 't maar gebeurt.
Nieuwe sterretjes: Sa. Pereira, de artistieke blonde met de leelijke tanden. Mlle Fraga die bekent zoo gaarne te flirten. Suzanne reste toujours ainsi sentimentale, sans doute elle a un bon exercice à bord pour le flirt à l'allemande. Mme Rampon s'offre sous le prétexte d'auscultation. [...]
maandag 1 mei 2023
Hans Christian Andersen • 2 mei 1868
• Hans Christian Andersen (1805-1875) was een Deense (sprookjes)schrijver. Een keuze uit zijn dagboeken is gepubliceerd in Nooit rijk, nooit tevreden, nooit verliefd (vertaald door Edith Koenders).
Zaterdag 2 mei 1868 [Amsterdam] Helder zonnig, maar de kachel aan, kijk uit op de groene takken van de uitgelopen bomen. Brief verstuurd naar mevrouw Collin en juffrouw Ørsted. Tevergeefs Ten Kate opgezocht. Naar Hengel gegaan, vergiste me en liep bij zijn broer binnen die ziek was. [...] Bijna de hele Kalverstraat door gelopen en moe thuisgekomen. Na het middageten zijn we naar de dierentuin gereden, de bomen waren uitgelopen, de bloemen stonden in bloei, zon en veel mensen. In de eerste laan hingen grote papegaaien en kakatoes los in de bomen als gekleurde lampen voor een feest; zwarte zwanen zwommen rond; een witte met een zwarte hals. Een jonge dromedaris; nijlpaarden. [...]
Maandag 4 mei 1868 [Amsterdam] Zonnig maar koud. Naar de dichter Heye gegaan die erg blij was me te zien, ik vertaalde Kinderpraat voor hem. [...] Naar Van Lennep geweest, zijn roman Klaasje Zevenster in vijf delen, waaraan hij schreef toen ik hier twee jaar geleden was, heeft al een derde druk beleefd. Zijn dochter is hofdame geworden, hij zag er goed uit. [...]
Dinsdag 5 mei 1868 [Amsterdam] Zonnig maar koud. Een brief aan Kneppelhout gestuurd naar zijn buitenhuis ‘De Hemelsche Berg’ bij Arnhem, heb [architect] Vilhelm Boye, die nu op de terugreis is, aanbevolen als leraar Deens. Brief aan Einar Drewsen in Parijs. Mevrouw Hengel bezocht en haar dochtertje gezien, er is een jaar geleden een zoon Jan bij gekomen. [...] Ten Kate kwam eten, hij was levendig en onderhoudend, na tafel kwamen er veel mensen, Ten Kate las zijn geversificeerde vertaling van De mooiste roos van de wereld voor en verder in proza in het Nederlands Het meisje dat op het brood ging staan. Brandt las Het is echt waar en ik herhaalde dit in het Deens zodat men kon horen hoe mijn voordracht klinkt. [...] G. Brandt bracht een toost op mij uit, Ten Kate improviseerde een gedicht voor mij. Het liep tegen enen toen we uiteengingen. De maan scheen mooi.
Donderdag 7 mei 1868 [van Amsterdam naar Antwerpen] Om half acht op, mijn fles met port laten vullen; voor zeven dagen zeven gulden fooi gegeven. Georg Brandt en de kleine Sara vergezelden me naar het station. Ik heb de route over Utrecht genomen, omdat die tot vlak bij de stoomboot in Rotterdam voert.[...] Het oponthoud duurde een uur, in de brandende zon, ik vond dat het schip langzaam voer, er kwamen andere stoomboten die meevoeren. Dordrecht zag er heel aanlokkelijk uit. Toen ik bij Moerdijk in de trein stapte, kon ik haast geen ademhalen, zo heet was het er, het was kwart voor vijf toen we in Antwerpen aankwamen, waar ik mijn intrek in hotel St.-Antoine heb genomen. Zeer goede maaltijd om zes uur; een jonge Duitser, half Nederlander, was mijn buurman. In de schemering een eindje door de straten gelopen en om negen uur naar bed gegaan.191-2017>
Zaterdag 2 mei 1868 [Amsterdam] Helder zonnig, maar de kachel aan, kijk uit op de groene takken van de uitgelopen bomen. Brief verstuurd naar mevrouw Collin en juffrouw Ørsted. Tevergeefs Ten Kate opgezocht. Naar Hengel gegaan, vergiste me en liep bij zijn broer binnen die ziek was. [...] Bijna de hele Kalverstraat door gelopen en moe thuisgekomen. Na het middageten zijn we naar de dierentuin gereden, de bomen waren uitgelopen, de bloemen stonden in bloei, zon en veel mensen. In de eerste laan hingen grote papegaaien en kakatoes los in de bomen als gekleurde lampen voor een feest; zwarte zwanen zwommen rond; een witte met een zwarte hals. Een jonge dromedaris; nijlpaarden. [...]
Maandag 4 mei 1868 [Amsterdam] Zonnig maar koud. Naar de dichter Heye gegaan die erg blij was me te zien, ik vertaalde Kinderpraat voor hem. [...] Naar Van Lennep geweest, zijn roman Klaasje Zevenster in vijf delen, waaraan hij schreef toen ik hier twee jaar geleden was, heeft al een derde druk beleefd. Zijn dochter is hofdame geworden, hij zag er goed uit. [...]
Dinsdag 5 mei 1868 [Amsterdam] Zonnig maar koud. Een brief aan Kneppelhout gestuurd naar zijn buitenhuis ‘De Hemelsche Berg’ bij Arnhem, heb [architect] Vilhelm Boye, die nu op de terugreis is, aanbevolen als leraar Deens. Brief aan Einar Drewsen in Parijs. Mevrouw Hengel bezocht en haar dochtertje gezien, er is een jaar geleden een zoon Jan bij gekomen. [...] Ten Kate kwam eten, hij was levendig en onderhoudend, na tafel kwamen er veel mensen, Ten Kate las zijn geversificeerde vertaling van De mooiste roos van de wereld voor en verder in proza in het Nederlands Het meisje dat op het brood ging staan. Brandt las Het is echt waar en ik herhaalde dit in het Deens zodat men kon horen hoe mijn voordracht klinkt. [...] G. Brandt bracht een toost op mij uit, Ten Kate improviseerde een gedicht voor mij. Het liep tegen enen toen we uiteengingen. De maan scheen mooi.
Donderdag 7 mei 1868 [van Amsterdam naar Antwerpen] Om half acht op, mijn fles met port laten vullen; voor zeven dagen zeven gulden fooi gegeven. Georg Brandt en de kleine Sara vergezelden me naar het station. Ik heb de route over Utrecht genomen, omdat die tot vlak bij de stoomboot in Rotterdam voert.[...] Het oponthoud duurde een uur, in de brandende zon, ik vond dat het schip langzaam voer, er kwamen andere stoomboten die meevoeren. Dordrecht zag er heel aanlokkelijk uit. Toen ik bij Moerdijk in de trein stapte, kon ik haast geen ademhalen, zo heet was het er, het was kwart voor vijf toen we in Antwerpen aankwamen, waar ik mijn intrek in hotel St.-Antoine heb genomen. Zeer goede maaltijd om zes uur; een jonge Duitser, half Nederlander, was mijn buurman. In de schemering een eindje door de straten gelopen en om negen uur naar bed gegaan.191-2017>
Abonneren op:
Posts (Atom)