• Claire Goll (1890–1977) was een Duits-Franse journaliste, schrijfster en dichteres, en echtgenote van de dichter Yvan Goll. Uit: Alles is ijdelheid (vertaald door Frans de Haan en Marianne Kaas).
[1 november 1919]
'Over drie weken heb je Picasso leren kennen,’ zei Yvan tegen me toen we op de ochtend van de eerste november 1919 in Parijs aankwamen.
Korte tijd later ontmoette ik Picasso inderdaad bij de kunsthandelaar Henry Kahnweüer.
Is dat nu Picasso?' vroeg ik.
Veel indruk maakte hij niet op me. Ik had gedacht een reus te zien, maar ik kwam tegenover een kleine, zwijgzame man, gekleed in een verschoten gabardine te staan. Alleen aan de magnetische blik in zijn ogen kon je zien dat je met een genie te doen had.
Mijn eerste dag in Parijs gaf me in kort bestek een totaalbeeld van het bestaan. Ik zag eerst in de tuin van het Luxembourg een voedster een kind de borst geven, toen een bruiloftsstoet die het stadhuis uitkwam, daarna een dronkemansruzie en ten slotte een kist op een lijkwagen die getrokken werd door vier paarden opgetuigd met dekens met zilveren sterren erop.
Tot aan het vallen van de nacht liepen we rond op zoek naar een goedkoop hotel. Ten slotte kwamen we terecht in een gribus in de rue Pigalle, wat je noemt een hol van snollen en souteneurs. De eerste nacht al werden we ruw uit onze slaap gewekt door een afschuwelijk gekrijs.
'Help! Help! Ze vermoorden me!'
Gewapend met een stoel rende Yvan de gang op. Hij hoefde zijn heldhaftigheid niet te bewijzen: een pooier gaf een tippelaarster een aframmeling, dat was alles...
zondag 31 oktober 2021
Paul Léautaud • 31 oktober 1933
• Paul Léautaud (1872-1956) was een Franse schrijver. Onderstaand fragment komt uit Particulier dagboek 1933.
Zondag 29 oktober 1933. - Vanochtend een briefje van M.D. waarin zij voorstelt woensdagavond of zaterdag van de komende week bij haar te komen. Deksels! Wat een behoefte.
Gelukkige vrouwen, die maar hun mond hoeven open te doen. Ik heb haar net gisteravond een brief geschreven om haar op de hoogte te stellen van mijn dentale ongelukje, en gezegd dat ik niet weet of ik mij de komende tijd zal durven vertonen. Aan de andere kant zou de terugkeer van de 'Gesel' best deze week kunnen zijn. Zij heeft het in haar laatste brief over woensdagochtend. Ik moet een volgende brief afwachten om te weten wat ik moet doen. Donderdagavond met M.D. bij mij thuis, heb ik, ik weet niet meer hoe ik ertoe kwam, het voorbeeld aangehaald van mijn vader in zijn goede dagen, als hij met twee vrouwen tegelijk de liefde bedreef, en met elk drie of vier keer achter elkaar. Zij had de vrijmoedigheid - die zeldzaam is bij vrouwen - om toe te geven dat dat heel plezierig moet zijn (voor een vrouw), omdat het een heel plezierige gewaarwording is (de Gesel heeft me dat al gezegd) te voelen dat een man ejaculeert. Nou en of! Net zoals voor ons om de vrouw die wij liefkozen verschillende keren achter elkaar te zien klaarkomen.
Dinsdag 31 oktober. - Ik trof de 'Gesel' thuis aan toen ik kwam om te lunchen. Vanochtend teruggekeerd, zonder dat ze mij wilde lastig vallen met het verzoek haar van de trein te halen. Ik moet morgen de middag bij haar doorbrengen, ik ben nauwelijks in vorm.
Ik heb dus aan M.D. geschreven dat ik de zaterdag kies, tenzij ik bij mijn terugkomst 'een... dringende "liefdesverklaring" zou vinden'. Ik heb niets gevonden. Maar ik zal morgenochtend iets krijgen.
Ik sta er mooi op, met twee vrouwen die ik moet bevredigen.
De dingen komen altijd te laat. Dat is op alle gebieden zo.
De 'Gesel' begon trouwens met het afratelen van haar argwanende opmerkingen over mijn kuisheid tijdens haar afwezigheid.
Zondag 29 oktober 1933. - Vanochtend een briefje van M.D. waarin zij voorstelt woensdagavond of zaterdag van de komende week bij haar te komen. Deksels! Wat een behoefte.
Gelukkige vrouwen, die maar hun mond hoeven open te doen. Ik heb haar net gisteravond een brief geschreven om haar op de hoogte te stellen van mijn dentale ongelukje, en gezegd dat ik niet weet of ik mij de komende tijd zal durven vertonen. Aan de andere kant zou de terugkeer van de 'Gesel' best deze week kunnen zijn. Zij heeft het in haar laatste brief over woensdagochtend. Ik moet een volgende brief afwachten om te weten wat ik moet doen. Donderdagavond met M.D. bij mij thuis, heb ik, ik weet niet meer hoe ik ertoe kwam, het voorbeeld aangehaald van mijn vader in zijn goede dagen, als hij met twee vrouwen tegelijk de liefde bedreef, en met elk drie of vier keer achter elkaar. Zij had de vrijmoedigheid - die zeldzaam is bij vrouwen - om toe te geven dat dat heel plezierig moet zijn (voor een vrouw), omdat het een heel plezierige gewaarwording is (de Gesel heeft me dat al gezegd) te voelen dat een man ejaculeert. Nou en of! Net zoals voor ons om de vrouw die wij liefkozen verschillende keren achter elkaar te zien klaarkomen.
Dinsdag 31 oktober. - Ik trof de 'Gesel' thuis aan toen ik kwam om te lunchen. Vanochtend teruggekeerd, zonder dat ze mij wilde lastig vallen met het verzoek haar van de trein te halen. Ik moet morgen de middag bij haar doorbrengen, ik ben nauwelijks in vorm.
Ik heb dus aan M.D. geschreven dat ik de zaterdag kies, tenzij ik bij mijn terugkomst 'een... dringende "liefdesverklaring" zou vinden'. Ik heb niets gevonden. Maar ik zal morgenochtend iets krijgen.
Ik sta er mooi op, met twee vrouwen die ik moet bevredigen.
De dingen komen altijd te laat. Dat is op alle gebieden zo.
De 'Gesel' begon trouwens met het afratelen van haar argwanende opmerkingen over mijn kuisheid tijdens haar afwezigheid.
Andy Warhol • 30 oktober 1985
• Andy Warhol (1928-1987) was een Amerikaanse kunstenaar. Hij hield een dagboek bij van 1976-1987. Vertaling Christine Quant.
WOENSDAG 30 OKTOBER 1985
Ik denk dat ik er niet langer over kan zwijgen.
[NOOT: Dagenlang heeft Andy het Dagboek zijn verslag niet willen geven van deze dag. Ten slotte heeft hij het op 2 november gedaan.] O.K., omdat het moet. Woensdag. De dag dat mijn grootste nachtmerrie werkelijkheid werd.
Het begon er al mee dat Benjamin mij niet kwam ophalen. Ik ben niet naar de modeshow bij Matsuda geweest. Ik werk het snel af, want anders kan ik het niet aan. Niemand van kantoor wilde met mij mee naar de boekwinkel van Rizzoli in Soho, maar Roberts oude assistent Bernard was net op bezoek, en die zou meegaan. Rupert zette ons af. Het is een langwerpige winkel, maar er werd op de tweede verdieping op een soort overloop gesigneerd.
Ik had zo ongeveer een uur lang exemplaren van America gesigneerd, toen een meisje dat in de rij stond en mij haar exemplaar te signeren gaf - deed wat zij deed. Hier mag het Dagboek zelf schrijven.
[Zij trok Andy's pruik van zijn hoofd en gooide die over de trapleuning naar een man die er de winkel mee uitrende. Bernard hield de vrouw vast terwijl de zaak de politie belde, maar Andy wilde haar geen procesverbaal bezorgen. Mensen bij Rizzoli vroegen of hij liever zou stoppen, maar er stonden nog mensen met boeken te wachten, dus hij zou doorgaan. Zijn jas, een ontwerp van Calvin Klein, had een capuchon; Andy trok deze over zijn hoofd en bleef zo signeren.]
Ik weet niet waarom ik haar niet over de leuning heb geduwd. Zij was knap en goed gekleed, ik denk dat ik kreng tegen haar zei of zoiets, en haar vroeg hoe zij het in haar hoofd haalde. Maar vooruit, het kan mij niet schelen — als er een foto van komt, vooruit maar. Er waren massa's mensen met camera's. Misschien haalt het wel de omslag van Details. Wie zal het zeggen. Als ik het meisje had geslagen of zoiets, dan zou ik fout zijn geweest, en dan had ik een proces aan mijn broek, noem maar op. Het wordt weer net zo gewelddadig als in de zestiger jaren. Meestal sta ik bij dergelijke dingen, maar hier zat ik, en de mensen stonden hoger dan ik, helemaal verkeerd, en ik was moe en alles gebeurde zo snel, maar Bernard heeft mij goed opgevangen. Weet je, je zit daar, iedereen is vriendelijk en je denkt natuurlijk niet dat er iets zal gebeuren. Het was een knap meisje, echt een goed uitziend, goed gekleed meisje. Ze hebben haar daar een tijdje vastgehouden, en haar toen laten gaan. Een heel aparte ervaring. Ik denk dat die mensen iedereen hadden verteld dat zij het gingen doen, want later zeiden velen dat zij iets hadden gehoord. Het was een hele schok. Het deed fysiek pijn, en het deed ook pijn dat niemand mij had gewaarschuwd.
Ik had net een ander magisch kristal gekregen, dat mij zogenaamd moet beschermen en dit soort dingen moet voorkomen.
Het was net een nieuwe schietpartij, het was net niet echt. Ik was daar net een soort clown, die de mensen aan het lachen moest maken. En dat zo vlak voor Halloween. Bernard heeft mij afgezet, en ik heb hem $ 10 gegeven.
Toen belde PH om te vragen hoe laat ik 's morgens naar Washington zou vertrekken, maar ik hield het kort, want ik wilde haar niet vertellen wat er gebeurd was, want dat kon ik niet aan.
Ik denk dat zij er toch achterkwam, want een uur later belde zij terug, zei dat zij trots op mij was, en dat ik een 'groot man' was. En (lacht) dat was een première. Dat was het dan, en nu hoef ik er nooit meer over te praten.
ZATERDAG 2 NOVEMBER 1985
Iedereen is zo (lacht) aardig tegen mij. Niemand praat over wat er woensdag is gebeurd.
WOENSDAG 30 OKTOBER 1985
Ik denk dat ik er niet langer over kan zwijgen.
[NOOT: Dagenlang heeft Andy het Dagboek zijn verslag niet willen geven van deze dag. Ten slotte heeft hij het op 2 november gedaan.] O.K., omdat het moet. Woensdag. De dag dat mijn grootste nachtmerrie werkelijkheid werd.
Het begon er al mee dat Benjamin mij niet kwam ophalen. Ik ben niet naar de modeshow bij Matsuda geweest. Ik werk het snel af, want anders kan ik het niet aan. Niemand van kantoor wilde met mij mee naar de boekwinkel van Rizzoli in Soho, maar Roberts oude assistent Bernard was net op bezoek, en die zou meegaan. Rupert zette ons af. Het is een langwerpige winkel, maar er werd op de tweede verdieping op een soort overloop gesigneerd.
Ik had zo ongeveer een uur lang exemplaren van America gesigneerd, toen een meisje dat in de rij stond en mij haar exemplaar te signeren gaf - deed wat zij deed. Hier mag het Dagboek zelf schrijven.
[Zij trok Andy's pruik van zijn hoofd en gooide die over de trapleuning naar een man die er de winkel mee uitrende. Bernard hield de vrouw vast terwijl de zaak de politie belde, maar Andy wilde haar geen procesverbaal bezorgen. Mensen bij Rizzoli vroegen of hij liever zou stoppen, maar er stonden nog mensen met boeken te wachten, dus hij zou doorgaan. Zijn jas, een ontwerp van Calvin Klein, had een capuchon; Andy trok deze over zijn hoofd en bleef zo signeren.]
Ik weet niet waarom ik haar niet over de leuning heb geduwd. Zij was knap en goed gekleed, ik denk dat ik kreng tegen haar zei of zoiets, en haar vroeg hoe zij het in haar hoofd haalde. Maar vooruit, het kan mij niet schelen — als er een foto van komt, vooruit maar. Er waren massa's mensen met camera's. Misschien haalt het wel de omslag van Details. Wie zal het zeggen. Als ik het meisje had geslagen of zoiets, dan zou ik fout zijn geweest, en dan had ik een proces aan mijn broek, noem maar op. Het wordt weer net zo gewelddadig als in de zestiger jaren. Meestal sta ik bij dergelijke dingen, maar hier zat ik, en de mensen stonden hoger dan ik, helemaal verkeerd, en ik was moe en alles gebeurde zo snel, maar Bernard heeft mij goed opgevangen. Weet je, je zit daar, iedereen is vriendelijk en je denkt natuurlijk niet dat er iets zal gebeuren. Het was een knap meisje, echt een goed uitziend, goed gekleed meisje. Ze hebben haar daar een tijdje vastgehouden, en haar toen laten gaan. Een heel aparte ervaring. Ik denk dat die mensen iedereen hadden verteld dat zij het gingen doen, want later zeiden velen dat zij iets hadden gehoord. Het was een hele schok. Het deed fysiek pijn, en het deed ook pijn dat niemand mij had gewaarschuwd.
Ik had net een ander magisch kristal gekregen, dat mij zogenaamd moet beschermen en dit soort dingen moet voorkomen.
Het was net een nieuwe schietpartij, het was net niet echt. Ik was daar net een soort clown, die de mensen aan het lachen moest maken. En dat zo vlak voor Halloween. Bernard heeft mij afgezet, en ik heb hem $ 10 gegeven.
Toen belde PH om te vragen hoe laat ik 's morgens naar Washington zou vertrekken, maar ik hield het kort, want ik wilde haar niet vertellen wat er gebeurd was, want dat kon ik niet aan.
Ik denk dat zij er toch achterkwam, want een uur later belde zij terug, zei dat zij trots op mij was, en dat ik een 'groot man' was. En (lacht) dat was een première. Dat was het dan, en nu hoef ik er nooit meer over te praten.
ZATERDAG 2 NOVEMBER 1985
Iedereen is zo (lacht) aardig tegen mij. Niemand praat over wat er woensdag is gebeurd.
donderdag 28 oktober 2021
Monique van de Ven • 29 oktober 1982
• Monique van de Ven (1952) is een Nederlandse actrice. In 1982 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands dagboek' bij, ter gelegenheid van de première van haar film Ademloos.
Vrijdag
Word wakker, en denk: hè, nee! Met loden benen hijs ik me in bad, en langzaam begin ik m'n tempo te verhogen. M'n gekreukeld gezicht ontplooit zich als ik nog wat kritieken lees. Voorbespreking tv-programma Sonja B. Hol naar bank waar m'n geld uit ondergrondse tunnels wordt gezogen. Zoek 'n boeket bloemen uit voor Joop A., want vind altijd dat je je bewondering moet laten blijken. Veel te vaak wordt dat uitgesteld. Het goeie voornemen belandt op een lijstje, wordt overgeschreven op een nieuw lijstje, wordt overgeschreven op een nieuw lijstje...
Boterhammetje met kaas. Duw woorden tot zinnen door kabel over oceaan naar J. in Californië. Naar Hilversum, rij nu zelf, dus even zoeken. Prima interview Hans v. W.; Punt uit.
Op weg naar Arnhem. Zie onderweg afslag Apeldoorn, Ermelo, Denk terug aan: feestelijke ontvangst in psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk t.g.v. opening theaterzaal en vertoning 'Ademloos': Burgemeesters, bestuursleden, kortom: nette pakken. Zaal vol personeel, patiënten, ongeduldig enthousiasme. Plezier mensen met wat handtekeningen. Film begint: licht uit, geen geluid. Licht aan, film stopt. Licht uit, licht aan. Gelach, pauze. De fanfare improviseert, wij ook; er worden vanuit de zaal vragen gesteld als: Bent U verliefd op de kapitein van de Liefdesboot?
Linda, Mady en ik proberen zo goed mogelijk antwoord te geven. Ondertussen: Er komt een Man uit de Grote Stad om de projektor draaiend te krijgen.
Twee uur later: film begint. Geluid luid, alsof er continu twee intercitytreinen om de feestzaal razen. Onvergetelijke avond. Arnhem: Willen hapje eten. Mady wil Balkan, ik wil wild. Het wordt: een open haardvuur, een goed glas wijn... dus Balkan. Discussie met publiek na afloop van voorstelling bevestigt onze indruk: ontroering.
Met toneelschoolmensen naar stamcafé. Heimwee naar die tijd slaat toe.
's Nachts heel laat loop ik in het donker de trap op en schrik me een hartverlamming: Rupert haalt uit door de spijlen van de trap. Eet nog een gekregen bonbon en schrijf met volle mond en één oog dicht...
Vrijdag
Word wakker, en denk: hè, nee! Met loden benen hijs ik me in bad, en langzaam begin ik m'n tempo te verhogen. M'n gekreukeld gezicht ontplooit zich als ik nog wat kritieken lees. Voorbespreking tv-programma Sonja B. Hol naar bank waar m'n geld uit ondergrondse tunnels wordt gezogen. Zoek 'n boeket bloemen uit voor Joop A., want vind altijd dat je je bewondering moet laten blijken. Veel te vaak wordt dat uitgesteld. Het goeie voornemen belandt op een lijstje, wordt overgeschreven op een nieuw lijstje, wordt overgeschreven op een nieuw lijstje...
Boterhammetje met kaas. Duw woorden tot zinnen door kabel over oceaan naar J. in Californië. Naar Hilversum, rij nu zelf, dus even zoeken. Prima interview Hans v. W.; Punt uit.
Op weg naar Arnhem. Zie onderweg afslag Apeldoorn, Ermelo, Denk terug aan: feestelijke ontvangst in psychiatrisch ziekenhuis Veldwijk t.g.v. opening theaterzaal en vertoning 'Ademloos': Burgemeesters, bestuursleden, kortom: nette pakken. Zaal vol personeel, patiënten, ongeduldig enthousiasme. Plezier mensen met wat handtekeningen. Film begint: licht uit, geen geluid. Licht aan, film stopt. Licht uit, licht aan. Gelach, pauze. De fanfare improviseert, wij ook; er worden vanuit de zaal vragen gesteld als: Bent U verliefd op de kapitein van de Liefdesboot?
Linda, Mady en ik proberen zo goed mogelijk antwoord te geven. Ondertussen: Er komt een Man uit de Grote Stad om de projektor draaiend te krijgen.
Twee uur later: film begint. Geluid luid, alsof er continu twee intercitytreinen om de feestzaal razen. Onvergetelijke avond. Arnhem: Willen hapje eten. Mady wil Balkan, ik wil wild. Het wordt: een open haardvuur, een goed glas wijn... dus Balkan. Discussie met publiek na afloop van voorstelling bevestigt onze indruk: ontroering.
Met toneelschoolmensen naar stamcafé. Heimwee naar die tijd slaat toe.
's Nachts heel laat loop ik in het donker de trap op en schrik me een hartverlamming: Rupert haalt uit door de spijlen van de trap. Eet nog een gekregen bonbon en schrijf met volle mond en één oog dicht...
woensdag 27 oktober 2021
Koos van Zomeren • 28 oktober 2009
• Koos van Zomeren (1946) is een Nederlandse schrijver. Dit fragment komt uit Naar de natuur, een natuur- en mijmerdagboek ineen.
28 oktober De herfst is nu wel op z'n hoogtepunt. Het is zacht en betrekkelijk zonnig, en in dit licht oogt de ene bosrand nog spectaculairder dan de andere. Hoe je verder ook over beuken kunt denken, ze verkleuren fantastisch. Ze hebben iets heftigs, iets gepassioneerds. Beuken zijn romantici. (In de driehoek Oosterbeek, Wolfheze, Doorwerth. Toen ik op die beuken liep te broeden, viel mijn oog op een paar solitaire berken op een heideveld - dat zachte, uniforme geel, zo introvert, zo melancholiek; berken hebben voor mij geen nadere aanbeveling nodig.)
Kasteel Groeneveld, de Groeneveldlezing door Auke van der Woud. Ernstige vormen van sociaal verkeer. Hij heeft beloofd me de tekst van zijn verhaal toe te sturen, ik geloof dat ik het er niet helemaal mee eens was.
29 oktober Er zijn dagen dat ik bespottelijk weinig te doen heb. Twee telefoontjes - en als het ene gelukt is, denk ik: laat ik het andere maar uitstellen, dan heb ik morgen ook wat te doen. Daarover dan een dagboekaantekening, en het zit er weer op. Het zal niet lang meer duren of ik kan mijn Dostojevski's gaan herlezen.
28 oktober De herfst is nu wel op z'n hoogtepunt. Het is zacht en betrekkelijk zonnig, en in dit licht oogt de ene bosrand nog spectaculairder dan de andere. Hoe je verder ook over beuken kunt denken, ze verkleuren fantastisch. Ze hebben iets heftigs, iets gepassioneerds. Beuken zijn romantici. (In de driehoek Oosterbeek, Wolfheze, Doorwerth. Toen ik op die beuken liep te broeden, viel mijn oog op een paar solitaire berken op een heideveld - dat zachte, uniforme geel, zo introvert, zo melancholiek; berken hebben voor mij geen nadere aanbeveling nodig.)
Kasteel Groeneveld, de Groeneveldlezing door Auke van der Woud. Ernstige vormen van sociaal verkeer. Hij heeft beloofd me de tekst van zijn verhaal toe te sturen, ik geloof dat ik het er niet helemaal mee eens was.
29 oktober Er zijn dagen dat ik bespottelijk weinig te doen heb. Twee telefoontjes - en als het ene gelukt is, denk ik: laat ik het andere maar uitstellen, dan heb ik morgen ook wat te doen. Daarover dan een dagboekaantekening, en het zit er weer op. Het zal niet lang meer duren of ik kan mijn Dostojevski's gaan herlezen.
dinsdag 26 oktober 2021
Henk Romijn Meijer • 27 oktober 1992
• Henk Romijn Meijer (1929-2008) was een Nederlandse schrijver. Nazomer in La Coutonnade.
17 okt.
Het huis van buurman Gérard is verkocht aan iemand uit het Noorden (Duinkerken).
Gérards monsterlijke dochter had geen gras over de dood van haar vader laten groeien: het huis stond al voor de begrafenis te koop aangeboden. Hoe vaak hadden we Gérard niet, in een staat van beginnende dronkenschap, horen vertellen dat zijn dochter het enige was waarvoor hij nog een beetje langer in leven zou willen blijven? Bij wijze van tegemoetkoming aan dit sentiment had ze hem bezocht telkens wanneer zij en haar minuscule echtgenootje om baar geld verlegen zaten. Echt iets voor die verschrikking, zeiden wij, om zo'n broodmager ventje te trouwen dat wel drie keer in zijn vrouw rond kan draaien. Ze werken op dezelfde bank, ergens in de buurt van Parijs.
De Duinkerkenaar komt een schaaf bij me lenen. Hij heeft lang grijs haar dat hij in brede banen los achterover kamt, zoals kunstenaars zich vroeger kamden. Hij vertelt me dat hij handelsreiziger is en dat hij in zijn vrije tijd sculpturen van hout maakt die hij de volgende zomer aan voorbijgangers in La Coutonnade aan de man wil brengen, toeristen, buitenlanders die op zoek zijn naar een typisch Franse sculptuur. Hij trekt een gezicht van vertel me maar eens waarom ik mijn gang niet zou mogen gaan en waarom die verkoop niet zou lukken. Ik knik, ik val hem niet af en niet aan. Hij heeft een stem die licht van klank is zoals stuiters die tegen elkaar tikken en hij praat onophoudelijk. Ik leen hem mijn schaaf, want al zijn gereedschap is nog in Duinkerken waar hij nog een huis heeft, of nog twee of drie, mijn aandacht is even verslapt. Hij vraagt me of ik detectives schrijf en ik zeg nee. Ik zeg: ‘De deur van de schuur staat altijd open. U kunt het gereedschap nemen dat u nodig heeft.’ Hij zegt: ‘Kun je alles hier open laten staan? Doet u uw auto op slot?’ En hij zegt: ‘Alles wat ik leen breng ik terug.’
Ik vraag buurvrouw Luçette wat ze vindt van die nieuwe buurman, dat zelfklevende individu. Luçette slaat haar hand voor haar mond. Ze zegt: ‘Ik vind het verschrikkelijk om hem te zien waar ik Gérard altijd zag. En wat lult die man! Wat kan die man lullen!’ Ik vertel Luçette dat die man sculpturen op het plein voor zijn huis wil verkopen aan de gaande en komende man, bij voorkeur aan buitenlanders. ‘In godsnaam,’ zegt Luçette, ‘en wat wil hij nog meer?’ ‘Hij bedoelt het goed,’ zeg ik, ‘hij wil graag in de smaak vallen. Hij heeft zijn radio al zachter gezet omdat die herrie voor ons niet te harden was. Hij bedoelt het niet kwaad.’
20 okt.
De vrouw van die nieuwe buurman is aangekomen, een rustig iemand die dat lullen van haar man zo'n beetje over haar kant laat gaan. Haar man snoeit de bomen die Gérard heeft geplant met de snoeischaar die hij van mij heeft geleend. Op weg naar de brievenbus zet ik het min of meer op een lopen, met niet meer dan een vluchtige groet naar de snoeiende buur.
Tegen de avond zegt Luçette: ‘Heb je het al gehoord? Die buurman, ik weet zijn naam nog niet eens, die is vanmorgen voor het eerst van zijn leven naar Monsieur Meuble in Gramat gegaan om een paar stoelen te kopen en weet je wat er gebeurde? Bij de kassa kreeg hij te horen dat hij een luxe reis voor twee personen naar Egypte had gewonnen, voor veertien dagen. Drie december vertrekken ze!’
27 okt.
Onze man uit Duinkerken heeft een zaag van Alexis geleend. Hij is naar Duinkerken vertrokken zonder hem terug te brengen en hij blijft minstens vijf weken weg.
17 okt.
Het huis van buurman Gérard is verkocht aan iemand uit het Noorden (Duinkerken).
Gérards monsterlijke dochter had geen gras over de dood van haar vader laten groeien: het huis stond al voor de begrafenis te koop aangeboden. Hoe vaak hadden we Gérard niet, in een staat van beginnende dronkenschap, horen vertellen dat zijn dochter het enige was waarvoor hij nog een beetje langer in leven zou willen blijven? Bij wijze van tegemoetkoming aan dit sentiment had ze hem bezocht telkens wanneer zij en haar minuscule echtgenootje om baar geld verlegen zaten. Echt iets voor die verschrikking, zeiden wij, om zo'n broodmager ventje te trouwen dat wel drie keer in zijn vrouw rond kan draaien. Ze werken op dezelfde bank, ergens in de buurt van Parijs.
De Duinkerkenaar komt een schaaf bij me lenen. Hij heeft lang grijs haar dat hij in brede banen los achterover kamt, zoals kunstenaars zich vroeger kamden. Hij vertelt me dat hij handelsreiziger is en dat hij in zijn vrije tijd sculpturen van hout maakt die hij de volgende zomer aan voorbijgangers in La Coutonnade aan de man wil brengen, toeristen, buitenlanders die op zoek zijn naar een typisch Franse sculptuur. Hij trekt een gezicht van vertel me maar eens waarom ik mijn gang niet zou mogen gaan en waarom die verkoop niet zou lukken. Ik knik, ik val hem niet af en niet aan. Hij heeft een stem die licht van klank is zoals stuiters die tegen elkaar tikken en hij praat onophoudelijk. Ik leen hem mijn schaaf, want al zijn gereedschap is nog in Duinkerken waar hij nog een huis heeft, of nog twee of drie, mijn aandacht is even verslapt. Hij vraagt me of ik detectives schrijf en ik zeg nee. Ik zeg: ‘De deur van de schuur staat altijd open. U kunt het gereedschap nemen dat u nodig heeft.’ Hij zegt: ‘Kun je alles hier open laten staan? Doet u uw auto op slot?’ En hij zegt: ‘Alles wat ik leen breng ik terug.’
Ik vraag buurvrouw Luçette wat ze vindt van die nieuwe buurman, dat zelfklevende individu. Luçette slaat haar hand voor haar mond. Ze zegt: ‘Ik vind het verschrikkelijk om hem te zien waar ik Gérard altijd zag. En wat lult die man! Wat kan die man lullen!’ Ik vertel Luçette dat die man sculpturen op het plein voor zijn huis wil verkopen aan de gaande en komende man, bij voorkeur aan buitenlanders. ‘In godsnaam,’ zegt Luçette, ‘en wat wil hij nog meer?’ ‘Hij bedoelt het goed,’ zeg ik, ‘hij wil graag in de smaak vallen. Hij heeft zijn radio al zachter gezet omdat die herrie voor ons niet te harden was. Hij bedoelt het niet kwaad.’
20 okt.
De vrouw van die nieuwe buurman is aangekomen, een rustig iemand die dat lullen van haar man zo'n beetje over haar kant laat gaan. Haar man snoeit de bomen die Gérard heeft geplant met de snoeischaar die hij van mij heeft geleend. Op weg naar de brievenbus zet ik het min of meer op een lopen, met niet meer dan een vluchtige groet naar de snoeiende buur.
Tegen de avond zegt Luçette: ‘Heb je het al gehoord? Die buurman, ik weet zijn naam nog niet eens, die is vanmorgen voor het eerst van zijn leven naar Monsieur Meuble in Gramat gegaan om een paar stoelen te kopen en weet je wat er gebeurde? Bij de kassa kreeg hij te horen dat hij een luxe reis voor twee personen naar Egypte had gewonnen, voor veertien dagen. Drie december vertrekken ze!’
27 okt.
Onze man uit Duinkerken heeft een zaag van Alexis geleend. Hij is naar Duinkerken vertrokken zonder hem terug te brengen en hij blijft minstens vijf weken weg.
maandag 25 oktober 2021
Doeschka Meijsing • 26 oktober 1982
• Doeschka Meijsing (1947-2012) was een Nederlandse schrijfster. Deel 1 van haar dagboeken is verschenen in de Privé Domein-reeks, onder de titel En liefde in mindere mate.
Amsterdam, dinsdag 26 oktober 1982
0.01 uur. Hele avond met Gerda getelefoneerd, omdat ik terug wilde. Zij wil niet het risico lopen als ik blijf drinken. Het enige is dat ze opnieuw wil bekijken of we samen kunnen als ik een jaar in m'n eentje getoond heb zonder alcohol te kunnen. God, wat ben ik bang & ongelukkig. Ik weet niet of ik het aankan in m'n eentje, maar de drank maakt me angstiger & ongelukkiger. Ik moet, ik moet. Joep zegt ook dat ik moet. Maar dan? Ik ben alleen, alleen, alleen. Toch zal ik de sprong moeten wagen. Voor mezelf. God, help me.
14.58 uur. Ben in een buitengewone lethargie gevallen. Dwing mezelf op tijd op te staan (8.30 uur), loop mijn boodschap naar Querido. Lees De eeuwige stad uit, verheugd omdat ook daar de lethargie zijn plaats heeft gevonden; drink koffie, slik Seresta om de wijn te kunnen laten staan. Ga direct een slaapje doen en zal daarna een stukje lever gaan kopen en spa en sangrita. Loopje terug om vervelende brieven te gaan beantwoorden. Zo zal mijn leven de komende tijd zijn. Ik moet dit volhouden om niet in de angst terecht te komen. Een saai & glansloos leven? Ja. Om Gerda terug te vinden? Nee, om mijn kapotte ik weer op poten te meppen. Wie vijfendertig is geworden moet een stap doen.
Amsterdam, dinsdag 26 oktober 1982
0.01 uur. Hele avond met Gerda getelefoneerd, omdat ik terug wilde. Zij wil niet het risico lopen als ik blijf drinken. Het enige is dat ze opnieuw wil bekijken of we samen kunnen als ik een jaar in m'n eentje getoond heb zonder alcohol te kunnen. God, wat ben ik bang & ongelukkig. Ik weet niet of ik het aankan in m'n eentje, maar de drank maakt me angstiger & ongelukkiger. Ik moet, ik moet. Joep zegt ook dat ik moet. Maar dan? Ik ben alleen, alleen, alleen. Toch zal ik de sprong moeten wagen. Voor mezelf. God, help me.
14.58 uur. Ben in een buitengewone lethargie gevallen. Dwing mezelf op tijd op te staan (8.30 uur), loop mijn boodschap naar Querido. Lees De eeuwige stad uit, verheugd omdat ook daar de lethargie zijn plaats heeft gevonden; drink koffie, slik Seresta om de wijn te kunnen laten staan. Ga direct een slaapje doen en zal daarna een stukje lever gaan kopen en spa en sangrita. Loopje terug om vervelende brieven te gaan beantwoorden. Zo zal mijn leven de komende tijd zijn. Ik moet dit volhouden om niet in de angst terecht te komen. Een saai & glansloos leven? Ja. Om Gerda terug te vinden? Nee, om mijn kapotte ik weer op poten te meppen. Wie vijfendertig is geworden moet een stap doen.
zondag 24 oktober 2021
M.C. • 25 oktober 1915
• Uit: Een reis naar de Rievière in den jare 1915. door M.C. (Wie er meer over weet mag het zeggen (graag in de comments)).
24 Oct.
Onze Lieve Heer laat vreemd gewas groeien.
Er was hier aangekomen een barones K., afkomstig uit de Russische Oostzeeprovincies, niettegenstaande dat Duitsch-sprekend en Duitsch-voelend. Gisterenavond in het salon verwaardigde ze zich met ons te praten, al spoedig over den oorlog, heel vrijelijk en naar eigen overtuiging. Ze heeft een souvereine manier, de dingen te zeggen... ‘België?... Het mocht voor België inderdaad een geluk heeten, dat de Duitschers er eindelijk eens orde geschaft hadden!’ - Ik zag de opkomende woede in de oogen der Belgen. ‘Ja, als orde schaffen vernielen is!’ hoonde de jonge vrouw ‘dan zijn we gelukkig, heel gelukkig’ - Men leidde af. Men begon over iets anders te spreken. Nu over Griekenland en koning Constantijn. Het leek veiliger... Jawel! - Daar vertelde de Belg, dat de vorige koning, die immers Fransche neigingen had, ook den meesten tijd in Parijs doorbracht, niet zooals men beweerd had, door een' Bulgaar vermoord was, maar door een' Duitscher.
En vanmorgen kwam de barones zich beklagen. Ze had den heelen nacht niet kunnen slapen, omdat die Belg gezegd had, dat de moordenaar van den vroegeren Griekschen koning een Duitscher was geweest. Waarop de Hongaarsche kalm: ‘Hebt u niet eerst de Belgen beleedigd, door over België te zeggen...’ enz. Groote verwondering van barones K. En slotoverpeinzing: ‘Het is beter, niet over den oorlog te spreken. Er zijn menschen, die dat niet kunnen verdragen.’
25 Oct.
Waar zijn mevrouw R. en juffrouw K.?
26 Oct.
De Duitschers ‘siegen’, doen niets dan ‘siegen’. Nu ‘siegen’ zij op den Balkan.
De jonge X. is er vol van. Hij verkondigt het 's morgens aan 't ontbijt Hij kan er niet over zwijgen aan het middageten. Hij oreert in het salon En hij vindt er een willig gehoor. Er zijn gaandeweg meer Duitschers gekomen: ze eten hier of correspondeeren met de Entente-landen.
Hij weet dan precies te becijferen, hoeveel kanonnen al buitgemaakt zijn, hoeveel soldaten de geallieerden al verloren hebben (waarom becijfert hij niet liever de eigen verliezen? Hij zou er al licht meer van kunnen weten), hoeveel transportschepen er in de Middellandsche zee door Duitsche duikbooten in den grond geboord werden enz. enz. Iederen dag brengt Wolff een nieuw. ‘Niets van waar!’ hoort men roepen van een' anderen kant.
‘Laten ze verder gaan!’ zei de jonge Belg ‘al maar verder! De wereld is oneindig, maar zij zijn het niet. Om een wereldrol te kunnen spelen, moet men wereldgedachten hebben. Wat staat er in de Duitsche couranten te lezen? De oorlog met Rusland moet voortgezet worden. Waarom? Rusland moet tot revolutie gedreven worden, dat het eeuwenlang zich in zijn ontwikkeling belemmerd voelt. Wat? Is één ontwikkeling belemmerd, niet een verlies voor allen? Volken worden stelselmatig ondermijnd, opdat Pruisen zijn hak op hen kan zetten. En dat volk wil een wereldrol spelen?’ - ‘Laten ze nog verder gaan!’ ging hij voort. ‘Voor de geallieerden strijdt een moreele macht. Zij achtten die macht gering, de Duitschers! Zij was klein en nietig! Nu strijdt zij tegen hen! Zij groeit met de tijden! En vroeg of laat zullen zij er toch voor moeten knielen. Wee den overwonnenen!’
‘Hoe vreeselijk moet het zijn!’ meende Seraphine, uit eigen overpeinzingen ontwakend ‘om nu te sterven en niet te zien, hoe deze oorlog beslist wordt.’ - ‘Zou hij beslist worden?’ vroeg ik. ‘Misschien niet op militair gebied’ meende de Belg ‘op economisch’ - En Seraphine: ‘Waardoor dan bewezen zou zijn, dat oorlog uit den tijd is!’
24 Oct.
Onze Lieve Heer laat vreemd gewas groeien.
Er was hier aangekomen een barones K., afkomstig uit de Russische Oostzeeprovincies, niettegenstaande dat Duitsch-sprekend en Duitsch-voelend. Gisterenavond in het salon verwaardigde ze zich met ons te praten, al spoedig over den oorlog, heel vrijelijk en naar eigen overtuiging. Ze heeft een souvereine manier, de dingen te zeggen... ‘België?... Het mocht voor België inderdaad een geluk heeten, dat de Duitschers er eindelijk eens orde geschaft hadden!’ - Ik zag de opkomende woede in de oogen der Belgen. ‘Ja, als orde schaffen vernielen is!’ hoonde de jonge vrouw ‘dan zijn we gelukkig, heel gelukkig’ - Men leidde af. Men begon over iets anders te spreken. Nu over Griekenland en koning Constantijn. Het leek veiliger... Jawel! - Daar vertelde de Belg, dat de vorige koning, die immers Fransche neigingen had, ook den meesten tijd in Parijs doorbracht, niet zooals men beweerd had, door een' Bulgaar vermoord was, maar door een' Duitscher.
En vanmorgen kwam de barones zich beklagen. Ze had den heelen nacht niet kunnen slapen, omdat die Belg gezegd had, dat de moordenaar van den vroegeren Griekschen koning een Duitscher was geweest. Waarop de Hongaarsche kalm: ‘Hebt u niet eerst de Belgen beleedigd, door over België te zeggen...’ enz. Groote verwondering van barones K. En slotoverpeinzing: ‘Het is beter, niet over den oorlog te spreken. Er zijn menschen, die dat niet kunnen verdragen.’
25 Oct.
Waar zijn mevrouw R. en juffrouw K.?
26 Oct.
De Duitschers ‘siegen’, doen niets dan ‘siegen’. Nu ‘siegen’ zij op den Balkan.
De jonge X. is er vol van. Hij verkondigt het 's morgens aan 't ontbijt Hij kan er niet over zwijgen aan het middageten. Hij oreert in het salon En hij vindt er een willig gehoor. Er zijn gaandeweg meer Duitschers gekomen: ze eten hier of correspondeeren met de Entente-landen.
Hij weet dan precies te becijferen, hoeveel kanonnen al buitgemaakt zijn, hoeveel soldaten de geallieerden al verloren hebben (waarom becijfert hij niet liever de eigen verliezen? Hij zou er al licht meer van kunnen weten), hoeveel transportschepen er in de Middellandsche zee door Duitsche duikbooten in den grond geboord werden enz. enz. Iederen dag brengt Wolff een nieuw. ‘Niets van waar!’ hoort men roepen van een' anderen kant.
‘Laten ze verder gaan!’ zei de jonge Belg ‘al maar verder! De wereld is oneindig, maar zij zijn het niet. Om een wereldrol te kunnen spelen, moet men wereldgedachten hebben. Wat staat er in de Duitsche couranten te lezen? De oorlog met Rusland moet voortgezet worden. Waarom? Rusland moet tot revolutie gedreven worden, dat het eeuwenlang zich in zijn ontwikkeling belemmerd voelt. Wat? Is één ontwikkeling belemmerd, niet een verlies voor allen? Volken worden stelselmatig ondermijnd, opdat Pruisen zijn hak op hen kan zetten. En dat volk wil een wereldrol spelen?’ - ‘Laten ze nog verder gaan!’ ging hij voort. ‘Voor de geallieerden strijdt een moreele macht. Zij achtten die macht gering, de Duitschers! Zij was klein en nietig! Nu strijdt zij tegen hen! Zij groeit met de tijden! En vroeg of laat zullen zij er toch voor moeten knielen. Wee den overwonnenen!’
‘Hoe vreeselijk moet het zijn!’ meende Seraphine, uit eigen overpeinzingen ontwakend ‘om nu te sterven en niet te zien, hoe deze oorlog beslist wordt.’ - ‘Zou hij beslist worden?’ vroeg ik. ‘Misschien niet op militair gebied’ meende de Belg ‘op economisch’ - En Seraphine: ‘Waardoor dan bewezen zou zijn, dat oorlog uit den tijd is!’
E. du Perron • 24 oktober 1936
• De Nederlandse schrijver E. du Perron (1899-1940) publiceerde in 1939 Scheepsjournaal van Arthur Ducroo, een ietwat gefictionaliseerd journaal van een bootreis die hij maakte in 1936. Du Perron-biograaf Kees Snoek schrijft er hier meer over.
24 October.
De ellende van deze boot is die van een familiepension waarin iedereen te veel vrije tijd heeft. Op het dek lezen gaat niet meer zonder dat je wordt aangesproken; het gebeurt vroeger of later, maar altijd. Er moet gepraat worden, al is er niet één woord bij dat hout snijdt. O, Robert Louis Stevenson, op je reizen zo praatvaardig altijd, en bij allerlei lieden, hoe heb je het aangelegd? In de engelse stijl? Als de mensen je zó zwaar en langzaam uitleggen wat volstrekt niets betekent, hoe kan je dan dingen zeggen die iets betekenen en vlug? De verstgevorderde Deen hier aan boord, de dokter, is ons komen vertellen hoeveel hij houdt van Zwitserland (‘the most marvellous country I ever saw!’) en van sneeuw en kou; alles komt uit bij deze Denen, hun lunch, hun zoenlust (voor het overige heeft de volkswijsheid waarschijnlijk gelijk die een al-of-niet pittige keuken in verband brengt met sexuele prestaties), en dat Hamlet een Deen was weiger ik te geloven. Te zijn of niet te zijn? kom-kom, hij had zich al lang bij het laatste neergelegd.
En toch, wie weet: als we een paar eigen vrienden hadden, met wie wij konden lachen en roddelen naar hartelust, dan werd alles misschien gezellig. Een van onze krampen wordt veroorzaakt door de beheersing in het roddelen: het heeft geen zin je met de ene (hier is een woord niet ingevuld) te verbroederen tegen de andere. Steeds nog het idee: zij horen bij elkaar, wij staan alleen. Hoewel in de laatste tijd beginnen wij met eerbied te kijken naar een paar andere mensen die zich ook niet ‘aansluiten’. Er is één heer bij (een Deen van Bangkok) die met niemand spreekt dan met zijn eigen vrouw en een oude dame van zijn tafeltje; hij leest ook nooit, hij zit maar ergens en staart; men heeft uitgemaakt dat hij ‘niet gezond’ moet zijn, d.w.z. neurasthenisch. Troostende gedachte: wat zal dit alles gauw vergeten zijn; het is niet voor niets dat ik het hier opteken. Wat blijven zal, zijn misschien een paar beelden. De zee, op verschillende manieren geregistreerd; als kleuren: van saffier tot lood; als materie: van transparant tot olieachtig, stopverfachtig; als vormen: zelden puntige of hoge ruggen, maar veel plooien in perpetuum mobile, soms alsof ze zich makkelijk plooiden, soms stug. Het witte rasterwerk van de verschansing, en de wit-en-rode reddingsboeien met Kobenhavn erop, en de crème-en-groene luchtkokers.
Wat zal het langst nablijven? De grote wilde veren aan de hemel, juist toen het handschoentje haar zeeziekte op dek kwam laten doorwaaien? Het wegzeilen van het water als vleugels, links en rechts van het schip, daar waar het z.g. zeepsop, de groene champagne enz. ophoudt? De pastelhemel van vanavond, abrikozen en krijt, met een citroengele, d.w.z. groene maan erin? Er is nu een heerlijke wind en bijna geen deining, of dit schip vaart vaster dan ooit, onder zijn last van torpedo's! Wij hebben één dag ‘wijnkleurige’ golven menen te zien; een soort paarsig vuilgrijs als van troebel druivensap. En bruinvissen of dolfijnen - niemand heeft het precies kunnen zeggen - die ons vergezelden, springend en op zij neerploffend als veulens (de dokter filmt ze, met veel list en koppigheid). En toen wij de golf van Suez uitkwamen, een zonsondergang, vlakbij het eiland Shadwan, als een illustratie voor een gedicht van Slauerhoff; met gouden banen in de lucht, goud-bruin-geel als op sigarettendoosjes of egyptische postzegels, en precies een halfmaantje erbij, zoals er toch óók bij hoorde, vond het handschoentje, dat juist in de tobbe had rondgezwommen en in badkostuum naast ons kwam staan. En nauwelijks was zij weg, of het halvemaantje liet gouden hiërogliefen vallen op de baren, zowaar de arabische letters die er nog aan ontbraken.
24 October.
De ellende van deze boot is die van een familiepension waarin iedereen te veel vrije tijd heeft. Op het dek lezen gaat niet meer zonder dat je wordt aangesproken; het gebeurt vroeger of later, maar altijd. Er moet gepraat worden, al is er niet één woord bij dat hout snijdt. O, Robert Louis Stevenson, op je reizen zo praatvaardig altijd, en bij allerlei lieden, hoe heb je het aangelegd? In de engelse stijl? Als de mensen je zó zwaar en langzaam uitleggen wat volstrekt niets betekent, hoe kan je dan dingen zeggen die iets betekenen en vlug? De verstgevorderde Deen hier aan boord, de dokter, is ons komen vertellen hoeveel hij houdt van Zwitserland (‘the most marvellous country I ever saw!’) en van sneeuw en kou; alles komt uit bij deze Denen, hun lunch, hun zoenlust (voor het overige heeft de volkswijsheid waarschijnlijk gelijk die een al-of-niet pittige keuken in verband brengt met sexuele prestaties), en dat Hamlet een Deen was weiger ik te geloven. Te zijn of niet te zijn? kom-kom, hij had zich al lang bij het laatste neergelegd.
En toch, wie weet: als we een paar eigen vrienden hadden, met wie wij konden lachen en roddelen naar hartelust, dan werd alles misschien gezellig. Een van onze krampen wordt veroorzaakt door de beheersing in het roddelen: het heeft geen zin je met de ene (hier is een woord niet ingevuld) te verbroederen tegen de andere. Steeds nog het idee: zij horen bij elkaar, wij staan alleen. Hoewel in de laatste tijd beginnen wij met eerbied te kijken naar een paar andere mensen die zich ook niet ‘aansluiten’. Er is één heer bij (een Deen van Bangkok) die met niemand spreekt dan met zijn eigen vrouw en een oude dame van zijn tafeltje; hij leest ook nooit, hij zit maar ergens en staart; men heeft uitgemaakt dat hij ‘niet gezond’ moet zijn, d.w.z. neurasthenisch. Troostende gedachte: wat zal dit alles gauw vergeten zijn; het is niet voor niets dat ik het hier opteken. Wat blijven zal, zijn misschien een paar beelden. De zee, op verschillende manieren geregistreerd; als kleuren: van saffier tot lood; als materie: van transparant tot olieachtig, stopverfachtig; als vormen: zelden puntige of hoge ruggen, maar veel plooien in perpetuum mobile, soms alsof ze zich makkelijk plooiden, soms stug. Het witte rasterwerk van de verschansing, en de wit-en-rode reddingsboeien met Kobenhavn erop, en de crème-en-groene luchtkokers.
Wat zal het langst nablijven? De grote wilde veren aan de hemel, juist toen het handschoentje haar zeeziekte op dek kwam laten doorwaaien? Het wegzeilen van het water als vleugels, links en rechts van het schip, daar waar het z.g. zeepsop, de groene champagne enz. ophoudt? De pastelhemel van vanavond, abrikozen en krijt, met een citroengele, d.w.z. groene maan erin? Er is nu een heerlijke wind en bijna geen deining, of dit schip vaart vaster dan ooit, onder zijn last van torpedo's! Wij hebben één dag ‘wijnkleurige’ golven menen te zien; een soort paarsig vuilgrijs als van troebel druivensap. En bruinvissen of dolfijnen - niemand heeft het precies kunnen zeggen - die ons vergezelden, springend en op zij neerploffend als veulens (de dokter filmt ze, met veel list en koppigheid). En toen wij de golf van Suez uitkwamen, een zonsondergang, vlakbij het eiland Shadwan, als een illustratie voor een gedicht van Slauerhoff; met gouden banen in de lucht, goud-bruin-geel als op sigarettendoosjes of egyptische postzegels, en precies een halfmaantje erbij, zoals er toch óók bij hoorde, vond het handschoentje, dat juist in de tobbe had rondgezwommen en in badkostuum naast ons kwam staan. En nauwelijks was zij weg, of het halvemaantje liet gouden hiërogliefen vallen op de baren, zowaar de arabische letters die er nog aan ontbraken.
Marinus van der Lubbe • 23 oktober 1931
• De (onschuldig) voor de brandstichting in de Duitse Rijksdag (1933) veroordeelde Marinus van der Lubbe (1909-1934) hield in 1931 korte tijd een dagboek bij, toen hij (liftend?) door Duitsland en verder reisde. Het is opgenomen in Roodboek, een publicatie uit 1933 die Van der Lubbe moest vrijpleiten. De fragmenten hieronder gaan over Kroatië.
Vrijdag 23 Oct 1931.
Nu van nacht heeft ik best geslapen op de boot. Ik word hier zoo'n beetje als gast behandeld, en treft al zeer goed. Ik denk dat ik nog één nachje hier op de boot zal slapen en morgen Zaterdag wel in Belgrad zal zijn. Gelukkig is hier op de boot een jongen die Duitsch kan spreken, en ik dus eenigen aanspraak heeft. Van deze heeft ik ook nu vernomen dat er Oorlog is tusschen China en Japan om Mansjoerijën. Verder heeft ik gister mijn dagboek nagelezen, wat je soms echter zeer slecht kan. Ik stuur het dan ook maar op, omdat ik toch naar Holl. moet schrijven, en sluit deze brief dan maar in het boek. Toch heeft ik nog wel een weekje noodig om van Belgrad naar Hongarijën te komen. Affijn daar is niets aan te doen, de zelvde weg terug is toch ook vervelend. Slechts wil ik nu opmerken daar ik strakje Serbië verlaat, dat ik van die halfwildheid van dit land weinig gemerk heeft, en weer een hoogdenkend idee van Joegoe Slavi zelf is denk ik. Mijn mondorgel die ik gekocht had, is door het meerijden met een vrachtauto stuk gegaan en heeft ik maar weggegooid. Veel kan ik er nog niet van, en een anderen koop ik niet meer.
Zaterdag 24 Oct. 1931 Belgrad.
Zoo is de post van morgen vroeg in Belgrad aangekomen. In Belgrad ben ik naar de Hongaarsche gezant gegaan, welke op mijn pas een stempel gedrukt heeft, om twee maanden in Hongarijën te mogen reizen. Dus nu kan ik van uit Belgrad dit Boek naar Holland sturen gelijk met die Brief, terwijl Budapest de plaats voor posterestand voor brieven uit Holland is. Hiermee sluit ik nu mijn dagboek met een kleine eindconcluzie.
Slot Concluzie.
Als men dit gedeeltenlijk reisboek doorbladerd, lijk het misschien op 't eerste moment ontzettend lastig, om op dergelijken wijzen te reizen. Dit is het ook gedeelenlijk wel iets, en de grootste fout is ook, dat ik niets geen kaarten of fotos bij mij had, om iets ruimer te kunnen leven. Als men zooals nu, heelemaal in Serbiën en Oostenrijk enz. enz. zit, en men heeft iets dergelijks bij zich, is dit altijd beter. Toch kom ik nu weer aardig dicht bij Duitschland, en daar behoef je heelemaal geen zorgen te hebben, daar je er makenlijk en goed kan reizen.
Zaterdag 24 Oct. 1931 M.v.d. Lubbe.
Vrijdag 23 Oct 1931.
Nu van nacht heeft ik best geslapen op de boot. Ik word hier zoo'n beetje als gast behandeld, en treft al zeer goed. Ik denk dat ik nog één nachje hier op de boot zal slapen en morgen Zaterdag wel in Belgrad zal zijn. Gelukkig is hier op de boot een jongen die Duitsch kan spreken, en ik dus eenigen aanspraak heeft. Van deze heeft ik ook nu vernomen dat er Oorlog is tusschen China en Japan om Mansjoerijën. Verder heeft ik gister mijn dagboek nagelezen, wat je soms echter zeer slecht kan. Ik stuur het dan ook maar op, omdat ik toch naar Holl. moet schrijven, en sluit deze brief dan maar in het boek. Toch heeft ik nog wel een weekje noodig om van Belgrad naar Hongarijën te komen. Affijn daar is niets aan te doen, de zelvde weg terug is toch ook vervelend. Slechts wil ik nu opmerken daar ik strakje Serbië verlaat, dat ik van die halfwildheid van dit land weinig gemerk heeft, en weer een hoogdenkend idee van Joegoe Slavi zelf is denk ik. Mijn mondorgel die ik gekocht had, is door het meerijden met een vrachtauto stuk gegaan en heeft ik maar weggegooid. Veel kan ik er nog niet van, en een anderen koop ik niet meer.
Zaterdag 24 Oct. 1931 Belgrad.
Zoo is de post van morgen vroeg in Belgrad aangekomen. In Belgrad ben ik naar de Hongaarsche gezant gegaan, welke op mijn pas een stempel gedrukt heeft, om twee maanden in Hongarijën te mogen reizen. Dus nu kan ik van uit Belgrad dit Boek naar Holland sturen gelijk met die Brief, terwijl Budapest de plaats voor posterestand voor brieven uit Holland is. Hiermee sluit ik nu mijn dagboek met een kleine eindconcluzie.
Slot Concluzie.
Als men dit gedeeltenlijk reisboek doorbladerd, lijk het misschien op 't eerste moment ontzettend lastig, om op dergelijken wijzen te reizen. Dit is het ook gedeelenlijk wel iets, en de grootste fout is ook, dat ik niets geen kaarten of fotos bij mij had, om iets ruimer te kunnen leven. Als men zooals nu, heelemaal in Serbiën en Oostenrijk enz. enz. zit, en men heeft iets dergelijks bij zich, is dit altijd beter. Toch kom ik nu weer aardig dicht bij Duitschland, en daar behoef je heelemaal geen zorgen te hebben, daar je er makenlijk en goed kan reizen.
Zaterdag 24 Oct. 1931 M.v.d. Lubbe.
donderdag 21 oktober 2021
Rienk Prins • 22 oktober 1916
• Rienk Prins (1895-1984) was tijdens de Eerste Wereldoorlog soldaat. Hij hield over die periode een dagboek bij.
De 17de september weer 4 dagen en de 21ste kregen we een 8-daagsche oefening, troffen mooi weer zoodat alles best afliep. De 30ste september ging ik met 2 dagen permissie maar kreeg een telegram achterna voor 10 dagen verlenging wat dan mijn najaarsverlof was.
Daarna moest ik in St. Michielsgestel terugkeren en kwam de hele compie in een school. De 16de oktober 1916 kregen we weer een 4-daagsche oefening en troffen toen slecht weer met veel regen zoodat deze oefening niet tot zijn recht kwam. De 20ste en 21ste moesten we met z’n tienen naar Goirle de handgranaat gooien, welke dan ontploften zoodat de scherven ons om de ooren vlogen, voorwaar een gevaarlijk baantje.
De 22ste oktober 1916 ging ik weer met 4 dagen verlof. De 27ste vertrokken we uit de school en kregen inkwartiering met 8 man bij W. vd Ekart. Ook hier was een militair tehuis. De 4de november kreeg ik weer 9 dagen extra en pas van te voren de tijding van mijn broer dat ie afgekeurd was voor den dienst. Dit alles stemde mij tot groote vreugde.
Daarop volgde dat we de 29ste november gezamenlijk als vrienden en vriendinnen naar de meting te Leeuwarden zijn geweest, welke dag door de begunstiging van mooi weer en andere bizonderheden mij nooit meer zal vergeten en mij tot de grootste vreugde en hoogste geluk heeft gebracht. Op al deze weldaden gezien, kon ik niet anders, hoewel de druk der mobilisatie nog steeds voortduurde, God loven en prijzen met een dankbaar harte en in ootmoed tot Hem naderen om Zijne verdere bijstand.
Den 18de november 1916 ging ik weer met 5 dagen verlof en de 9de december kreeg ik 14 dagen, doch moest ik tot spijt kort voor de kerstdagen terug. Den 6de januari kreeg ik weer verlof tot de 21ste. Den 16de was ’t moeders verjaardag, waar alle broers en zusters kwamen te feliciteren, behalve broer J die niet thuis mocht komen. Dit verlof meer dan dubbel genoten, bovenal van 13 tot de 18de. Onvergetelijk.
De 17de september weer 4 dagen en de 21ste kregen we een 8-daagsche oefening, troffen mooi weer zoodat alles best afliep. De 30ste september ging ik met 2 dagen permissie maar kreeg een telegram achterna voor 10 dagen verlenging wat dan mijn najaarsverlof was.
Daarna moest ik in St. Michielsgestel terugkeren en kwam de hele compie in een school. De 16de oktober 1916 kregen we weer een 4-daagsche oefening en troffen toen slecht weer met veel regen zoodat deze oefening niet tot zijn recht kwam. De 20ste en 21ste moesten we met z’n tienen naar Goirle de handgranaat gooien, welke dan ontploften zoodat de scherven ons om de ooren vlogen, voorwaar een gevaarlijk baantje.
De 22ste oktober 1916 ging ik weer met 4 dagen verlof. De 27ste vertrokken we uit de school en kregen inkwartiering met 8 man bij W. vd Ekart. Ook hier was een militair tehuis. De 4de november kreeg ik weer 9 dagen extra en pas van te voren de tijding van mijn broer dat ie afgekeurd was voor den dienst. Dit alles stemde mij tot groote vreugde.
Daarop volgde dat we de 29ste november gezamenlijk als vrienden en vriendinnen naar de meting te Leeuwarden zijn geweest, welke dag door de begunstiging van mooi weer en andere bizonderheden mij nooit meer zal vergeten en mij tot de grootste vreugde en hoogste geluk heeft gebracht. Op al deze weldaden gezien, kon ik niet anders, hoewel de druk der mobilisatie nog steeds voortduurde, God loven en prijzen met een dankbaar harte en in ootmoed tot Hem naderen om Zijne verdere bijstand.
Den 18de november 1916 ging ik weer met 5 dagen verlof en de 9de december kreeg ik 14 dagen, doch moest ik tot spijt kort voor de kerstdagen terug. Den 6de januari kreeg ik weer verlof tot de 21ste. Den 16de was ’t moeders verjaardag, waar alle broers en zusters kwamen te feliciteren, behalve broer J die niet thuis mocht komen. Dit verlof meer dan dubbel genoten, bovenal van 13 tot de 18de. Onvergetelijk.
woensdag 20 oktober 2021
Zygmunt Klukowski • 21 oktober 1942
• Zygmunt Klukowski (1885-1959) was hoofdarts in een klein Pools ziekenhuis. Hij hield gedurende de oorlog een dagboek bij, dat in 1959 werd gepubliceerd.
October 21, 1942
Today I planned to try to go to Zamosc again. I woke up very early to be ready, but around 6 A.M. I heard noise and through the window saw unusual movement. This was the beginning of the so-called German displacement of the Jews, in reality a liquidation of the entire Jewish population in Szczebrzeszyn.
From early morning until late at night we witnessed indescribable events. Armed SS soldiers, gendarmes, and 'blue police' ran through the city looking for Jews. Jews were assembled in the marketplace. The Jews were taken from their houses, barns, cellars, attics, and other hiding places. Pistol and gun shots were heard throughout the entire day. Sometimes hand grenades were thrown into the cellars. Jews were beaten and kicked; it made no difference whether they were men, women, or small children.
By 3 P.M. more than 900 Jews had been assembled. The Germans began moving them to the outskirts of the city. All had to walk except for members of the Judenrat and the Jewish police; they were allowed to use horse-drawn wagons. The action didn't stop even after they were taken out of town. The Germans still carried on the search for Jews. It was posted that the penalty for hiding Jews is death, but for showing their hiding places special rewards will be given.
All Jews will be shot. Between 400 and 500 have been killed. Poles were forced to begin digging graves in the Jewish cemetery. From information I received approximately 2,000 people are in hiding. The arrested Jews were loaded into a train at the railroad station to be moved to an unknown location.
It was a terrifying day, I cannot describe everything that took place. You cannot imagine the barbarism of the Germans. I am completely broken and cannot seem to find myself.
We received news of robberies increasing everywhere. During the last few weeks the incidence of rape has also increased. I have already examined many pregnancies. A few days ago the wife of a well-known farmer and later a young schoolteacher came in for examination.
October 21, 1942
Today I planned to try to go to Zamosc again. I woke up very early to be ready, but around 6 A.M. I heard noise and through the window saw unusual movement. This was the beginning of the so-called German displacement of the Jews, in reality a liquidation of the entire Jewish population in Szczebrzeszyn.
From early morning until late at night we witnessed indescribable events. Armed SS soldiers, gendarmes, and 'blue police' ran through the city looking for Jews. Jews were assembled in the marketplace. The Jews were taken from their houses, barns, cellars, attics, and other hiding places. Pistol and gun shots were heard throughout the entire day. Sometimes hand grenades were thrown into the cellars. Jews were beaten and kicked; it made no difference whether they were men, women, or small children.
By 3 P.M. more than 900 Jews had been assembled. The Germans began moving them to the outskirts of the city. All had to walk except for members of the Judenrat and the Jewish police; they were allowed to use horse-drawn wagons. The action didn't stop even after they were taken out of town. The Germans still carried on the search for Jews. It was posted that the penalty for hiding Jews is death, but for showing their hiding places special rewards will be given.
All Jews will be shot. Between 400 and 500 have been killed. Poles were forced to begin digging graves in the Jewish cemetery. From information I received approximately 2,000 people are in hiding. The arrested Jews were loaded into a train at the railroad station to be moved to an unknown location.
It was a terrifying day, I cannot describe everything that took place. You cannot imagine the barbarism of the Germans. I am completely broken and cannot seem to find myself.
We received news of robberies increasing everywhere. During the last few weeks the incidence of rape has also increased. I have already examined many pregnancies. A few days ago the wife of a well-known farmer and later a young schoolteacher came in for examination.
dinsdag 19 oktober 2021
Karl Philipp Moritz • 20 oktober 1787
• Karl Philipp Moritz (1756-1793) was een Duitse schrijver en filosoof. Zijn dagboek van een reis naar Italië is gepubliceerd als Reisen eines Deutschen in Italien in den Jahren 1786 bis 1788.
Vertaling onderaan.
Rom 20 oktober.
Vatikan.
Die höchste Pracht und die höchste Armut wohnen hier nebeneinander; das unermeßliche Vatikan und die ungeheure Peterskirche sind mit engen, schmutzigen Straßen und niedrigen Hütten umgeben, deren Bewohner durch Not und Elend in diese verpestete Gegend gebannt sind, wo sie mit jedem Sommer bösartigen Fiebern und Seuchen entgegensehen, wodurch eine große Anzahl von ihnen hingerafft wird.
Durch die ungesunde Luft wird auch der Papst sogleich mit dem Anfange des Sommers vom Vatikan vertrieben und bezieht seinen angenehmen Sommerpalast auf dem Quirinalischen Hügel, wo man in Rom die gesundeste Luft einatmet.
Einige Straßen in der Gegend des Vatikans sind so ungesund, daß die armen Bewohner des Nachts nicht in ihren Hütten schlafen dürfen, wenn sie tödliche Krankheiten vermeiden wollen.
Der junge Maler Kirsch aus Dresden fand hier auch seinen Tod, weil er seiner Jugend und Stärke zuviel zutraute und es wagte, im Sommer eine Wohnung in dieser Gegend zu beziehen.
Machinevertaling met DeepL:
Rom 20 oktober.
Vatikan.
Die höchste Pracht und die höchste Armut wohnen hier nebeneinander; das unermeßliche Vatikan und die ungeheure Peterskirche sind mit engen, schmutzigen Straßen und niedrigen Hütten umgeben, deren Bewohner durch Not und Elend in diese verpestete Gegend gebannt sind, wo sie mit jedem Sommer bösartigen Fiebern und Seuchen entgegensehen, wodurch eine große Anzahl von ihnen hingerafft wird.
Durch die ungesunde Luft wird auch der Papst sogleich mit dem Anfange des Sommers vom Vatikan vertrieben und bezieht seinen angenehmen Sommerpalast auf dem Quirinalischen Hügel, wo man in Rom die gesundeste Luft einatmet.
Einige Straßen in der Gegend des Vatikans sind so ungesund, daß die armen Bewohner des Nachts nicht in ihren Hütten schlafen dürfen, wenn sie tödliche Krankheiten vermeiden wollen.
Der junge Maler Kirsch aus Dresden fand hier auch seinen Tod, weil er seiner Jugend und Stärke zuviel zutraute und es wagte, im Sommer eine Wohnung in dieser Gegend zu beziehen.
Machinevertaling met DeepL:
De grootste pracht en de grootste armoede leven hier naast elkaar; het immense Vaticaan en de immense Sint-Pieterskerk worden omringd door smalle, vuile straatjes en lage hutten, waarvan de bewoners door nood en ellende naar deze vervuilde streek zijn verbannen, waar zij elke zomer te maken krijgen met gemene koortsen en epidemieën, waardoor een groot aantal van hen wordt weggevoerd.
Vanwege de ongezonde lucht wordt ook de paus aan het begin van de zomer uit het Vaticaan verjaagd en neemt hij zijn intrek in zijn aangename zomerpaleis op de Quirinaalheuvel, waar men de gezondste lucht van Rome inademt.
Sommige straten rond het Vaticaan zijn zo ongezond dat de arme bewoners 's nachts niet in hun hutten mogen slapen als zij dodelijke ziekten willen vermijden.
Ook de jonge schilder Kirsch uit Dresden vond hier de dood, omdat hij te veel aan zijn jeugd en kracht dacht en het aandurfde om 's zomers in deze buurt een flat te betrekken.
Vertaald met www.DeepL.com/Translator
maandag 18 oktober 2021
Joseph Pearce • 19 oktober 2009
• Joseph Pearce (1951) is een Vlaamse schrijver. Marokkaans dagboek. Foto: Koen Broos.
Maandag 19 oktober 2009
Het deel van mijn hersenen dat op reisangst is voorgeprogrammeerd kan het nog altijd niet geloven dat ik zonder ongelukken in Casablanca ben aangekomen. Enkel bij de uitgang van station Brussel-Zuid was er kort paniek. Waar stond de shuttlebus voor de luchthaven van Charleroi? Tom Lanoye wilde naar links, René Los naar rechts. Beiden waren zeker van hun zaak. Het was de eerste keer dat ik hen hoorde discussiëren, want bij ons vertrek in Antwerpen hadden ze zich onmiddellijk op de kranten gestort die René in het station had gekocht. Gisteren was er het referendum over de Lange Wapper, en de vijand had verloren. Terwijl zij alle commentaren uitplozen, zocht ik op de sportbladzijden naar het resultaat van FC Vilvoorde. Op de luchthaven liet de veiligheidsagent mij door voordat hij mij helemaal had gefouilleerd; zijn aandacht was al bij de aantrekkelijke jongedame achter mij. Anne Provoost en Osama Abdulrasol hadden grotere zorgen. De schrijfster mocht niet aan boord omdat haar reispas was verlopen, de muzikant wilde niet aan boord omdat zijn instrument het niet zou overleven als het met de gewone bagage zou worden meegegeven. Eind goed, al goed, natuurlijk. Wat Osama bespeelt, weet ik niet. Een soort Irakese luit, zei René. Hij klonk zeker van zijn zaak. Ik zal het aan Osama zelf moeten vragen. Manu Claeys reist ook mee. Hij is de man van Anne en de bezieler van stRaten-generaal en hij is dus, zoals alle Antwerpenaren in onze karavaan, een vriend. Het was vandaag 25°C en vrij zonnig. Zal het goede weer aanhouden? Als wij met jou een wandeling maken, zegt Mieke de Loof, is het altijd goed weer. Maar Mieke is er niet bij. En dit is geen wandeling, maar een expeditie die zich misschien een weg door onbegrip en wantrouwen zal moeten banen. Ik constateer nu pas dat ik zonder enige verwachting naar Marokko ben vertrokken. Is dat goed of slecht? Toen Benno Barnard vernam dat ik naar Marokko zou reizen, vond hij het nodig om mij te waarschuwen. Ik heb daar schrijvers ontmoet, mailde hij, die mij de hand weigerden te schudden omdat ik het voor Israël opnam. Of was het slechts één schrijver? Ik moet het afleren om mijn mails onmiddellijk te deleten. Straks lees ik voor het slapengaan een hoofdstuk uit Een vage buitenlander, Benno's pas verschenen loflied op Engeland. Als anglofiel ben ik uiteraard nieuwsgierig. Vanavond uitstekend gegeten in een restaurant vlak bij de haven. Ilke Froyen van Het Beschrijf was erbij, net als Latifa Baqa en Mohamed Nedali. De Marokkanen hadden weinig honger, en ze vonden het er bijzonder duur. Mijn Frans was roestig, maar een Vlaming se débrouille, n'est-ce pas? Beide auteurs hebben met ons geconverseerd alsof we oude vrienden waren, Latifa goedlachs en spontaan, Mohamed de bedaardheid in persoon. Zij woont in Agadir, hij in de buurt van Marrakech. Zij geeft les in communicatieve vaardigheden (of zoiets) aan een technische hogeschool, hij geeft Frans aan een lyceum. Mohamed is de enige van de vier auteurs die in het Frans schrijft, de anderen schrijven in het Arabisch. Omdat we in het halfduister aten, kon ik niet zien of er medelijden dan wel jaloezie uit de ogen van Mohamed flitste toen hij hoorde dat ik ongetrouwd was en geen kinderen had. Hopelijk discussiëren we de volgende dagen over dingen die er werkelijk toe doen. Toen we het restaurant verlieten, zag ik dat het in de oude fortificaties van de stad was ingebouwd. Les prix du restaurant étaient aussi fortifiés, zei ik. Mohamed moest hartelijk lachen. Mijn eerste woordgrap in het Frans, en een grap die ook grappig werd gevonden! Een waardige afronding van een lange, maar mooie dag. And so to bed.
Maandag 19 oktober 2009
Het deel van mijn hersenen dat op reisangst is voorgeprogrammeerd kan het nog altijd niet geloven dat ik zonder ongelukken in Casablanca ben aangekomen. Enkel bij de uitgang van station Brussel-Zuid was er kort paniek. Waar stond de shuttlebus voor de luchthaven van Charleroi? Tom Lanoye wilde naar links, René Los naar rechts. Beiden waren zeker van hun zaak. Het was de eerste keer dat ik hen hoorde discussiëren, want bij ons vertrek in Antwerpen hadden ze zich onmiddellijk op de kranten gestort die René in het station had gekocht. Gisteren was er het referendum over de Lange Wapper, en de vijand had verloren. Terwijl zij alle commentaren uitplozen, zocht ik op de sportbladzijden naar het resultaat van FC Vilvoorde. Op de luchthaven liet de veiligheidsagent mij door voordat hij mij helemaal had gefouilleerd; zijn aandacht was al bij de aantrekkelijke jongedame achter mij. Anne Provoost en Osama Abdulrasol hadden grotere zorgen. De schrijfster mocht niet aan boord omdat haar reispas was verlopen, de muzikant wilde niet aan boord omdat zijn instrument het niet zou overleven als het met de gewone bagage zou worden meegegeven. Eind goed, al goed, natuurlijk. Wat Osama bespeelt, weet ik niet. Een soort Irakese luit, zei René. Hij klonk zeker van zijn zaak. Ik zal het aan Osama zelf moeten vragen. Manu Claeys reist ook mee. Hij is de man van Anne en de bezieler van stRaten-generaal en hij is dus, zoals alle Antwerpenaren in onze karavaan, een vriend. Het was vandaag 25°C en vrij zonnig. Zal het goede weer aanhouden? Als wij met jou een wandeling maken, zegt Mieke de Loof, is het altijd goed weer. Maar Mieke is er niet bij. En dit is geen wandeling, maar een expeditie die zich misschien een weg door onbegrip en wantrouwen zal moeten banen. Ik constateer nu pas dat ik zonder enige verwachting naar Marokko ben vertrokken. Is dat goed of slecht? Toen Benno Barnard vernam dat ik naar Marokko zou reizen, vond hij het nodig om mij te waarschuwen. Ik heb daar schrijvers ontmoet, mailde hij, die mij de hand weigerden te schudden omdat ik het voor Israël opnam. Of was het slechts één schrijver? Ik moet het afleren om mijn mails onmiddellijk te deleten. Straks lees ik voor het slapengaan een hoofdstuk uit Een vage buitenlander, Benno's pas verschenen loflied op Engeland. Als anglofiel ben ik uiteraard nieuwsgierig. Vanavond uitstekend gegeten in een restaurant vlak bij de haven. Ilke Froyen van Het Beschrijf was erbij, net als Latifa Baqa en Mohamed Nedali. De Marokkanen hadden weinig honger, en ze vonden het er bijzonder duur. Mijn Frans was roestig, maar een Vlaming se débrouille, n'est-ce pas? Beide auteurs hebben met ons geconverseerd alsof we oude vrienden waren, Latifa goedlachs en spontaan, Mohamed de bedaardheid in persoon. Zij woont in Agadir, hij in de buurt van Marrakech. Zij geeft les in communicatieve vaardigheden (of zoiets) aan een technische hogeschool, hij geeft Frans aan een lyceum. Mohamed is de enige van de vier auteurs die in het Frans schrijft, de anderen schrijven in het Arabisch. Omdat we in het halfduister aten, kon ik niet zien of er medelijden dan wel jaloezie uit de ogen van Mohamed flitste toen hij hoorde dat ik ongetrouwd was en geen kinderen had. Hopelijk discussiëren we de volgende dagen over dingen die er werkelijk toe doen. Toen we het restaurant verlieten, zag ik dat het in de oude fortificaties van de stad was ingebouwd. Les prix du restaurant étaient aussi fortifiés, zei ik. Mohamed moest hartelijk lachen. Mijn eerste woordgrap in het Frans, en een grap die ook grappig werd gevonden! Een waardige afronding van een lange, maar mooie dag. And so to bed.
zondag 17 oktober 2021
Nicolaas Beets • 18 oktober 1834
• Nicolaas Beets (1814-1903) was een Nederlandse schrijver. In zijn studententijd hield hij van 1833-1836 een dagboek bij.
's Gravenhage Zaterdag 18 Oct.
De hevige storm van gisteren en eergisteren heeft te Zandvoort éen**, te Katwijk drie, en te Scheveningen waarheen ik mij begeef, een vijfde schip doen stranden. 't Was een Brik, gevoerd door een Deen, komende van Bordeaux met een lading wijn en pruimen en bestemd naar Hamburg. In de herberg zag en sprak ik den Kapitein, die met twee der bemanning, de eenige die van de zes behouden waren, aan den gemeenen haard zat. Een stoere kerel; Noords mannelijk schoon; kort van stel, goed in 't vleesch, forsch gespierd; groote blauwe oogen, blond-bruin haar, bruinroode wangen, spierwitte tanden. Hij zat daar neder met al het uiterlijk van een man die een zwaren worstelstrijd heeft doorgestaan. Tweemaal vierentwintig uren had hij met de stormen gekampt, en daarin wel gewisselijk de geheele gamma der mannelijke gemoedsbewegingen doorgeloopen. Zes uren had hij met hoop op behoud voor anker gelegen. 's Namiddags te twee uren was dit bezweken, en hem niets overgebleven dan op de kust aan te houden, ten einde zoo ver mogelijk op het strand te schieten. 't Was gelukt, maar vier jonge mannen, aan wie deelgenootschap in allerlei gevaar hem verknocht had, had hij voor zijne oogen zien verdrinken; hijzelf en de beide overigen, daarna niet dan met levensgevaar gered. Zoo zat hij daar neder, vrijwezende; niet klagend, niet morrend, niet wrevelig, maar zijn lot getroost, met de bewustheid zijn plicht te hebben gedaan. Ik althans heb hem geen andere klacht hooren uiten, dan dat hij ‘meer dan de helft zijner mannen had verloren; dat hij vier lijken zou zien aanspoelen!’
** Te Zandvoort strandde het brikschip de Goede Wil, onder kapitein Langeland, met steenkolen van Sunderland naar Dordrecht onderweg, te Katwijk het fregat de Surinaamsche Vriend, onder kapitein J.A. de Lange, van Suriname naar Amsterdam, het brikschip Guardian, onder kapitein Flatten, met steenkolen van Sunderland naar Rotterdam, en een onbekend schip. Tussen Scheveningen en Ter Heide strandde het brikschip de Susanna, onder kapitein P. Ipsen, met wijn van Bordeaux naar Altona.
's Gravenhage Zaterdag 18 Oct.
De hevige storm van gisteren en eergisteren heeft te Zandvoort éen**, te Katwijk drie, en te Scheveningen waarheen ik mij begeef, een vijfde schip doen stranden. 't Was een Brik, gevoerd door een Deen, komende van Bordeaux met een lading wijn en pruimen en bestemd naar Hamburg. In de herberg zag en sprak ik den Kapitein, die met twee der bemanning, de eenige die van de zes behouden waren, aan den gemeenen haard zat. Een stoere kerel; Noords mannelijk schoon; kort van stel, goed in 't vleesch, forsch gespierd; groote blauwe oogen, blond-bruin haar, bruinroode wangen, spierwitte tanden. Hij zat daar neder met al het uiterlijk van een man die een zwaren worstelstrijd heeft doorgestaan. Tweemaal vierentwintig uren had hij met de stormen gekampt, en daarin wel gewisselijk de geheele gamma der mannelijke gemoedsbewegingen doorgeloopen. Zes uren had hij met hoop op behoud voor anker gelegen. 's Namiddags te twee uren was dit bezweken, en hem niets overgebleven dan op de kust aan te houden, ten einde zoo ver mogelijk op het strand te schieten. 't Was gelukt, maar vier jonge mannen, aan wie deelgenootschap in allerlei gevaar hem verknocht had, had hij voor zijne oogen zien verdrinken; hijzelf en de beide overigen, daarna niet dan met levensgevaar gered. Zoo zat hij daar neder, vrijwezende; niet klagend, niet morrend, niet wrevelig, maar zijn lot getroost, met de bewustheid zijn plicht te hebben gedaan. Ik althans heb hem geen andere klacht hooren uiten, dan dat hij ‘meer dan de helft zijner mannen had verloren; dat hij vier lijken zou zien aanspoelen!’
** Te Zandvoort strandde het brikschip de Goede Wil, onder kapitein Langeland, met steenkolen van Sunderland naar Dordrecht onderweg, te Katwijk het fregat de Surinaamsche Vriend, onder kapitein J.A. de Lange, van Suriname naar Amsterdam, het brikschip Guardian, onder kapitein Flatten, met steenkolen van Sunderland naar Rotterdam, en een onbekend schip. Tussen Scheveningen en Ter Heide strandde het brikschip de Susanna, onder kapitein P. Ipsen, met wijn van Bordeaux naar Altona.
Willem de Clercq • 17 oktober 1820
• Willem de Clercq (1795-1844) was bankier, dichter en voorman van het protestantse Réveil in Nederland. Zijn dagboeken vormden de basis voor Naar zijn dagboek.
Dingsdag 17 Oct.
Een heerlijke avond. Reeds lang had ik gewenscht Da Costa, dien ik nog slechts in eenige kringen gezien had, nader te leeren kennen. Ik gaf hem deze begeerte te verstaan, en nu kwam hij op een recht genoegelijken avond bij mij. Hij is wezenlijk dichter, vol vuur, vol gevoel; wij doorliepen de schoonste stukken van verschillende letterkunde. Spanje, Italië, Portugal, alles had zijn beurt. Hij is eenvoudig, zonder pedanterie, en was veel beminnelijker dan toen hij in de vergadering bij Pauly op Hartsen aangehitst werd om den adeldom of de denkbeelden der ultra's te verdedigen. Hij begrijpt juist wat het improviseeren is, en was de eerste, die mij den raad gaf: of improviseer niet meer, of schrijf geene verzen meer. Het eene kan niet met het ander gaan, en dan is het eerste, wijl het zeldzamer is te verkiezen, omdat dan de wereld voor u open ligt en gij geen enkel denkbeeld, dat als gij schrijft buiten uw plan zou vallen, behoeft te laten ontsnappen. - Alle dichters moesten eigenlijk improvisatoren zijn. Hij verzocht mij zelfs nog eens voor hem te improviseeren, hetgeen zijne goedkeuring wegdroeg. Wij spraken over zijne vorming, over Bilderdijk, over zooveel schoons en groots.
Dingsdag 17 Oct.
Een heerlijke avond. Reeds lang had ik gewenscht Da Costa, dien ik nog slechts in eenige kringen gezien had, nader te leeren kennen. Ik gaf hem deze begeerte te verstaan, en nu kwam hij op een recht genoegelijken avond bij mij. Hij is wezenlijk dichter, vol vuur, vol gevoel; wij doorliepen de schoonste stukken van verschillende letterkunde. Spanje, Italië, Portugal, alles had zijn beurt. Hij is eenvoudig, zonder pedanterie, en was veel beminnelijker dan toen hij in de vergadering bij Pauly op Hartsen aangehitst werd om den adeldom of de denkbeelden der ultra's te verdedigen. Hij begrijpt juist wat het improviseeren is, en was de eerste, die mij den raad gaf: of improviseer niet meer, of schrijf geene verzen meer. Het eene kan niet met het ander gaan, en dan is het eerste, wijl het zeldzamer is te verkiezen, omdat dan de wereld voor u open ligt en gij geen enkel denkbeeld, dat als gij schrijft buiten uw plan zou vallen, behoeft te laten ontsnappen. - Alle dichters moesten eigenlijk improvisatoren zijn. Hij verzocht mij zelfs nog eens voor hem te improviseeren, hetgeen zijne goedkeuring wegdroeg. Wij spraken over zijne vorming, over Bilderdijk, over zooveel schoons en groots.
An Rutgers van der Loeff-Basenau • 16 oktober 1974
• An Rutgers van der Loeff-Basenau (1910-1990) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1974 hield zij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
Woensdag 16 oktober
in Zeeland a.s. onderwijzers te woord gestaan. Die goedwillende, maar verbaasde gezichten als je beweert dat aan kinderen maar al te dikwijls knollen voor citroenen worden verkocht! En dat zij zelf daaraan druk zullen meedoen als ze zich niet veel beter dan gebruikelijk is op de hoogte stellen van moderne kinderliteratuur.
Oef! In de trein terug waart een griepbacil rond. Misschien ontspring ik de dans nog.
De tamtam van de Kinderboekenweek begint pas over drie dagen. Maar de persconferentie hebben we al gehad, een goedbedoelde maar tamelijk naargeestige gebeurtenis. Terwijl Zuidbeveland zwart aan me voorbijschiet, denk ik er over. De prijs van de kinderboeken vindt men te hoog. Ook de Consumentenbond deed een duit in het zakje. Maar worden schoenen duurder, dan slikt men dat, want kinderen moeten vooral droge voeten houden. En op hun voeding kan ook niet worden bezuinigd. Op hun geestelijk voedsel wel? Is het niet een kwestie van evenwichtig prioriteiten stellen? Bij het nachtelijke, totaal verlaten perron van Goes flitst door me heen: een kookboek samenstellen met erg lekkere, eenvoudige menu's en dan telkens: 'En nu, lieve mensen, heb je zo veel bezuinigd dat je morgen best een fijn boek kan gaan kopen.'
Och kom, ik ben een beetje tollerig. Maar die prijzenstrijd zit me hoog. Alsof een uitgever zou kunnen toveren wanneer hij geconfronteerd wordt met verdubbeling van de papierprijs, met enorm gestegen zet-, druk- en bindkosten. Ik ken er trouwens enkelen die bijna kunnen toveren. Dat zijn de kleine uitgevers die met uiterst krappe marges hardnekkig kwaliteitsboeken op de markt blijven brengen en daarbij amper hun apparaat draaiende kunnen houden. Dank zij grote inspanning lukt het. Overigens geen reden voor het publiek om warm te lopen, hoor, laat staan dankbaar te zijn.
Woensdag 16 oktober
in Zeeland a.s. onderwijzers te woord gestaan. Die goedwillende, maar verbaasde gezichten als je beweert dat aan kinderen maar al te dikwijls knollen voor citroenen worden verkocht! En dat zij zelf daaraan druk zullen meedoen als ze zich niet veel beter dan gebruikelijk is op de hoogte stellen van moderne kinderliteratuur.
Oef! In de trein terug waart een griepbacil rond. Misschien ontspring ik de dans nog.
De tamtam van de Kinderboekenweek begint pas over drie dagen. Maar de persconferentie hebben we al gehad, een goedbedoelde maar tamelijk naargeestige gebeurtenis. Terwijl Zuidbeveland zwart aan me voorbijschiet, denk ik er over. De prijs van de kinderboeken vindt men te hoog. Ook de Consumentenbond deed een duit in het zakje. Maar worden schoenen duurder, dan slikt men dat, want kinderen moeten vooral droge voeten houden. En op hun voeding kan ook niet worden bezuinigd. Op hun geestelijk voedsel wel? Is het niet een kwestie van evenwichtig prioriteiten stellen? Bij het nachtelijke, totaal verlaten perron van Goes flitst door me heen: een kookboek samenstellen met erg lekkere, eenvoudige menu's en dan telkens: 'En nu, lieve mensen, heb je zo veel bezuinigd dat je morgen best een fijn boek kan gaan kopen.'
Och kom, ik ben een beetje tollerig. Maar die prijzenstrijd zit me hoog. Alsof een uitgever zou kunnen toveren wanneer hij geconfronteerd wordt met verdubbeling van de papierprijs, met enorm gestegen zet-, druk- en bindkosten. Ik ken er trouwens enkelen die bijna kunnen toveren. Dat zijn de kleine uitgevers die met uiterst krappe marges hardnekkig kwaliteitsboeken op de markt blijven brengen en daarbij amper hun apparaat draaiende kunnen houden. Dank zij grote inspanning lukt het. Overigens geen reden voor het publiek om warm te lopen, hoor, laat staan dankbaar te zijn.
donderdag 14 oktober 2021
Bridget Jones • 15 oktober 199?
• Bridget Jones is het beroemde romanpersonage van Helen Fielding uit haar boek Het dagboek van Bridget Jones uit 1996. Vertaling: Martha Heesen.
VRIJDAG 13 OKTOBER
58,5 kg (maar ben tijdelijk veranderd in wijnzak), 0 eenheden alcohol (maar leef van inhoud wijnzak), 0 calorieën (z.g.). (Kan maar beter eerlijk zijn: niet z.g. want alleen maar 0 omdat ik meteen na het eten 5876 calorieën heb uitgekotst.)
O, god, ik ben zo alleen. Een heel weekeinde voor de boeg, met niemand om van te houden of plezier mee te maken. Maar wat kan het me schelen. Ik heb een verrukkelijke gestoomde gemberpudding van Marks & Spencer die ik in de magnetron kan zetten.
ZONDAG 15 OKTOBER
57 kg (beter), 5 eenheden alcohol (maar bijzondere gelegenheid), 16 sigaretten, 2456 calorieën, 245 minuten lang aan mr Darcy gedacht.
8.55 Net even sigaretten wezen halen, ga me nu aankleden voor Pride and Prejudice op de BBC. Niet te geloven dat er nog zo veel auto's op de weg zijn. Moeten die mensen niet naar huis om zich voor te bereiden? Heerlijk dat iedereen er zo verslaafd aan is. De grond voor mijn eigen verslaving, dat weet ik wel, is de eenvoudige menselijke behoefte om te zien dat Darcy Elizabeth krijgt. Tom zegt dat voetbalgoeroe Nick Hornby in zijn boek schrijft dat de obsessie van mannen voor voetbal niet een kwestie is van plaatsvervangende spanning; de door testosteron opgezweepte fans wensen niet dat zij in het veld staan, beweert Hornby, ze zien hun team als hun gekozen vertegenwoordiging, ongeveer zoals een parlement. Dat is precies mijn houding tegenover Darcy en Elizabeth. Zij zijn mijn gekozen vertegenwoordigers in het veld van de versierkunst, of liever, hofmakerij. Maar ik wil geen doelpunten zien. Ik zou het vreselijk vinden om Darcy en Elizabeth in bed te zien, met een sigaret na afloop. Dat zou echt onnatuurlijk zijn, en verkeerd, en ik zou algauw niet meer geïnteresseerd zijn.
10.30 Jude belde net, en we hebben twintig minuten lang gegromd: 'Howhow, die mr Darcy.' Hij praat zo mooi, zo'n beetje alsof het hem te veel moeite is. Ding-dong! Toen hadden we een lang gesprek over de respectieve goede kanten van mr Darcy en Mark Darcy, en we waren het erover eens dat mr Darcy aantrekkelijker was vanwege zijn slechte manieren, maar dat we toch niet over het hoofd mochten zien dat hij alleen maar een romanpersonage was.
VRIJDAG 13 OKTOBER
58,5 kg (maar ben tijdelijk veranderd in wijnzak), 0 eenheden alcohol (maar leef van inhoud wijnzak), 0 calorieën (z.g.). (Kan maar beter eerlijk zijn: niet z.g. want alleen maar 0 omdat ik meteen na het eten 5876 calorieën heb uitgekotst.)
O, god, ik ben zo alleen. Een heel weekeinde voor de boeg, met niemand om van te houden of plezier mee te maken. Maar wat kan het me schelen. Ik heb een verrukkelijke gestoomde gemberpudding van Marks & Spencer die ik in de magnetron kan zetten.
ZONDAG 15 OKTOBER
57 kg (beter), 5 eenheden alcohol (maar bijzondere gelegenheid), 16 sigaretten, 2456 calorieën, 245 minuten lang aan mr Darcy gedacht.
8.55 Net even sigaretten wezen halen, ga me nu aankleden voor Pride and Prejudice op de BBC. Niet te geloven dat er nog zo veel auto's op de weg zijn. Moeten die mensen niet naar huis om zich voor te bereiden? Heerlijk dat iedereen er zo verslaafd aan is. De grond voor mijn eigen verslaving, dat weet ik wel, is de eenvoudige menselijke behoefte om te zien dat Darcy Elizabeth krijgt. Tom zegt dat voetbalgoeroe Nick Hornby in zijn boek schrijft dat de obsessie van mannen voor voetbal niet een kwestie is van plaatsvervangende spanning; de door testosteron opgezweepte fans wensen niet dat zij in het veld staan, beweert Hornby, ze zien hun team als hun gekozen vertegenwoordiging, ongeveer zoals een parlement. Dat is precies mijn houding tegenover Darcy en Elizabeth. Zij zijn mijn gekozen vertegenwoordigers in het veld van de versierkunst, of liever, hofmakerij. Maar ik wil geen doelpunten zien. Ik zou het vreselijk vinden om Darcy en Elizabeth in bed te zien, met een sigaret na afloop. Dat zou echt onnatuurlijk zijn, en verkeerd, en ik zou algauw niet meer geïnteresseerd zijn.
10.30 Jude belde net, en we hebben twintig minuten lang gegromd: 'Howhow, die mr Darcy.' Hij praat zo mooi, zo'n beetje alsof het hem te veel moeite is. Ding-dong! Toen hadden we een lang gesprek over de respectieve goede kanten van mr Darcy en Mark Darcy, en we waren het erover eens dat mr Darcy aantrekkelijker was vanwege zijn slechte manieren, maar dat we toch niet over het hoofd mochten zien dat hij alleen maar een romanpersonage was.
woensdag 13 oktober 2021
William Soutar • 14 oktober 1943
• Bij de Schotse dichter William Soutar (1898-1943) werd op jonge leeftijd de ziekte van Bechterew geconstateerd. De laatste veertien jaar van zijn leven was hij aan zijn bed gekluisterd. In die periode hield hij een dagboek bij, waaruit gedeelten zijn gepubliceerd onder de titel Diaries of a dying man (Nederlandse vertaling: Dagboek van een stervende, vertaling van Harry Oltheten).
Donderdag 14 oktober
Een of twee puntjes die genoteerd moeten worden.
Tijdens perioden dat ik me slaperig voel geeft het me nu een zekere voldoening om af en toe met diepe stem een zin uit te spreken. Vaak hebben die nergens iets mee te maken, maar even vaak vinden zij hun oorsprong in de beelden die aan mijn bijna slapend geestesoog voorbijtrekken. Er gebeurt iets en ik stel er een vraag over alsof mijn ouders mijn gedachten kunnen lezen. Als ik vrij diep ben weggezakt, denk ik me in dat er iemand in de kamer is en wanneer ik geen antwoord krijg op mijn vraag ben ik altijd verbaasd dat niemand mij heeft gehoord. Vaak open ik dan mijn ogen en merk dat ik half heb geslapen. Maar vanmorgen, net nadat mijn bed was opgemaakt, en terwijl moeder stof afnam, dutte ik plotseling in, en hoorde Jean Soutar levendig verslag doen van een ongeluk dat twee soldaten was overkomen voor Frans cottage. Toen Jean klaar was vroeg ik mam of ze gehoord had hoe het met de soldaten ging. Zij was volkomen verbijsterd en ik moest de zaak uitleggen. Gisterennacht moet ik heel wat afgepraat hebben, want mijn ouders zeiden dat ze rond tien voor twee uit mijn kamer geluiden hoorden.
[William Soutar stierf op vrijdag 15 oktober 1943 tussen 2 en 4 uur ’s nachts]
Een of twee puntjes die genoteerd moeten worden.
Tijdens perioden dat ik me slaperig voel geeft het me nu een zekere voldoening om af en toe met diepe stem een zin uit te spreken. Vaak hebben die nergens iets mee te maken, maar even vaak vinden zij hun oorsprong in de beelden die aan mijn bijna slapend geestesoog voorbijtrekken. Er gebeurt iets en ik stel er een vraag over alsof mijn ouders mijn gedachten kunnen lezen. Als ik vrij diep ben weggezakt, denk ik me in dat er iemand in de kamer is en wanneer ik geen antwoord krijg op mijn vraag ben ik altijd verbaasd dat niemand mij heeft gehoord. Vaak open ik dan mijn ogen en merk dat ik half heb geslapen. Maar vanmorgen, net nadat mijn bed was opgemaakt, en terwijl moeder stof afnam, dutte ik plotseling in, en hoorde Jean Soutar levendig verslag doen van een ongeluk dat twee soldaten was overkomen voor Frans cottage. Toen Jean klaar was vroeg ik mam of ze gehoord had hoe het met de soldaten ging. Zij was volkomen verbijsterd en ik moest de zaak uitleggen. Gisterennacht moet ik heel wat afgepraat hebben, want mijn ouders zeiden dat ze rond tien voor twee uit mijn kamer geluiden hoorden.
[William Soutar stierf op vrijdag 15 oktober 1943 tussen 2 en 4 uur ’s nachts]
dinsdag 12 oktober 2021
Wolfhilde von König • 13 oktober 1939
• Wolfhilde von König (1925–1993) was een Duits meisje dat in de oorlogsjaren bij de Hitlerjugend zat, en toen een dagboek bijhield. Vertaling Hedwig Hamer en Monika Trujillo.
Munich, 13 October 1939
My wish has finally come true. My first day working at the train station. I got used to it quickly. I had to get train tickets for the refugees from the western areas. Five hours I stood on the job and am very tired. But still, a job like that is very nice and satisfying when one can help exhausted people. A thankful word, along with happy and grateful faces, is enough appreciation for the job done.
Munich, 20 October 1939
There is a Jungmädel leaders' conference in Untergau. Elfriede Horn spoke about the big projects coming up for us: The care for the wounded in the military hospitals, the toy collcction for our German children in Poland, train station service, food stamp distribution and other things are our next tasks, which we do with happy hearts.
Munich, 13 October 1939
My wish has finally come true. My first day working at the train station. I got used to it quickly. I had to get train tickets for the refugees from the western areas. Five hours I stood on the job and am very tired. But still, a job like that is very nice and satisfying when one can help exhausted people. A thankful word, along with happy and grateful faces, is enough appreciation for the job done.
Munich, 20 October 1939
There is a Jungmädel leaders' conference in Untergau. Elfriede Horn spoke about the big projects coming up for us: The care for the wounded in the military hospitals, the toy collcction for our German children in Poland, train station service, food stamp distribution and other things are our next tasks, which we do with happy hearts.
maandag 11 oktober 2021
Samuel Pepys • 12 oktober 1666
• De Engelsman Samuel Pepys (1633-1703) hield negen jaar (in geheimschrift) een dagboek bij, waarin hij op ongedwongen toon noteerde wat hij zoal meemaakte, van zijn moeilijkheden met de stoelgang en zijn amoureuze escapades tot allerlei zaken van landsbelang. Een selectie is in vertaling (van Heleen ten Holt) verschenen als Geheim dagboek van een puritein.
Pepys [spreek uit 'pieps'] had bij de Grote brand van Londen van begin september zijn familie zijn goud laten begraven in de tuin (alsmede zijn parmezaanse kaas), maar toen hij het op 10 oktober weer wilde opgraven, kostte het grote moeite alle munten weer terug te vinden. Op 11 oktober zocht hij verder.
11 oktober 1666
Zodra het licht werd op. Will Hewer en ik zijn meteen met emmers en een zeef de tuin in gegaan; we hebben alle aarde uit de kuil verzameld en naar een van de priëlen gebracht; daar hebben we de emmers met aarde gezeefd, net als ze in andere delen van de wereld doen om diamanten te zoeken. Tot onze grote tevredenheid zijn er (nadat we al verscheidene emmers geleegd hadden zonder iets te vinden) ten slotte met veel moeite nog vierendertig munten bijgekomen, zodat er nu nog maar twintig ontbreken. Mijn vader heeft beloofd dat hij ook nog eens zal zoeken; hij vond het allemaal heel erg, de arme man, maar ik heb hem verzekerd dat ik best tevreden ben en dat is ook zo. Het gaf me zelfs een zeker plezier te bedenken dat het bijna evenveel moeite kost je geld te bewaren als het te verdienen.
12 oktober 1666
Vanmiddag om vijf uur waren we weer thuis. Heb het goud gelukkig veilig hierheen gekregen. Toen ik thuiskwam, hoorde ik dat vandaag de begrafenis van sir William Batten was. Hij is van hieruit met zowat tweehonderd volgkoetsen naar Walthamstow gebracht en daar begraven.
Pepys [spreek uit 'pieps'] had bij de Grote brand van Londen van begin september zijn familie zijn goud laten begraven in de tuin (alsmede zijn parmezaanse kaas), maar toen hij het op 10 oktober weer wilde opgraven, kostte het grote moeite alle munten weer terug te vinden. Op 11 oktober zocht hij verder.
11 oktober 1666
Zodra het licht werd op. Will Hewer en ik zijn meteen met emmers en een zeef de tuin in gegaan; we hebben alle aarde uit de kuil verzameld en naar een van de priëlen gebracht; daar hebben we de emmers met aarde gezeefd, net als ze in andere delen van de wereld doen om diamanten te zoeken. Tot onze grote tevredenheid zijn er (nadat we al verscheidene emmers geleegd hadden zonder iets te vinden) ten slotte met veel moeite nog vierendertig munten bijgekomen, zodat er nu nog maar twintig ontbreken. Mijn vader heeft beloofd dat hij ook nog eens zal zoeken; hij vond het allemaal heel erg, de arme man, maar ik heb hem verzekerd dat ik best tevreden ben en dat is ook zo. Het gaf me zelfs een zeker plezier te bedenken dat het bijna evenveel moeite kost je geld te bewaren als het te verdienen.
12 oktober 1666
Vanmiddag om vijf uur waren we weer thuis. Heb het goud gelukkig veilig hierheen gekregen. Toen ik thuiskwam, hoorde ik dat vandaag de begrafenis van sir William Batten was. Hij is van hieruit met zowat tweehonderd volgkoetsen naar Walthamstow gebracht en daar begraven.
zondag 10 oktober 2021
Zygmunt Klukowski • 11 oktober 1939
• Zygmunt Klukowski (1885-1959) was hoofdarts in een klein Pools ziekenhuis. Hij hield gedurende de oorlog een dagboek bij, dat in 1959 werd gepubliceerd.
October 11, 1939
The town is crowded with Germans. They are quartered in all the larger houses. Most of them are from Austria and some from Vienna. In general the Germans are trying to clean up the city. For this work they are using only Jews. Jews must sweep the streets, clean all the public latrines, and fill all the street trenches. Plastered everywhere are German notices giving an idea of what we can expect in the future.
We must return all arms. We must record all contagious diseases. The police curfew is from 10 P.M. until 5:30 A.M. The restrictions applying to Jewish shops change from day to day. Sometimes the Jews are allowed to open their shops, and sometimes they are not. It seems that most of the orders are aimed at the Jews.
October 11, 1939
The town is crowded with Germans. They are quartered in all the larger houses. Most of them are from Austria and some from Vienna. In general the Germans are trying to clean up the city. For this work they are using only Jews. Jews must sweep the streets, clean all the public latrines, and fill all the street trenches. Plastered everywhere are German notices giving an idea of what we can expect in the future.
We must return all arms. We must record all contagious diseases. The police curfew is from 10 P.M. until 5:30 A.M. The restrictions applying to Jewish shops change from day to day. Sometimes the Jews are allowed to open their shops, and sometimes they are not. It seems that most of the orders are aimed at the Jews.
Gottlieb Mittelberger • 10 oktober 1750
• Gottlieb Mittelberger (1714-1758) was een Duitse schoolmeester die in 1750 naar Amerika emigreerde - hij kwam daar op 10 oktober aan. In 1754 keerde hij weer terug. Zijn dagboek werd in 1898 gepubliceerd. Hieronder een in het Engels vertaalde passage.
[10 oktober 1750]
"...during the voyage there is on board these ships terrible misery, stench, fumes, horror, vomiting, many kinds of seasickness, fever, dysentery, headache, heat, constipation, boils, scurvy, cancer, mouth rot, and the like, all of which come from old and sharply-salted food and meat, also from very bad and foul water, so that many die miserably.
Add to this want of provisions, hunger, thirst, frost, heat, dampness, anxiety, want, afflictions and lamentations, together with other trouble, as e.g., the lice abound so frightfully, especially on sick people, that they can be scraped off the body. The misery reaches a climax when a gale rages for two or three nights and days, so that every one believes that the ship will go to the bottom with all human beings on board. In such a visitation the people cry and pray most piteously.
No one can have an idea of the sufferings which women in confinement have to bear with their innocent children on board these ships. Few of this class escape with their lives; many a mother is cast into the water with her child as soon as she is dead. One day, just as we had a heavy gale, a woman in our ship, who was to give birth and could not give birth under the circumstances, was pushed through a loophole (porthole) in the ship and dropped into the sea, because she was far in the rear of the ship and could not be brought forward.
Children from one to seven years rarely survive the voyage; and many a time parents are compelled to see their children miserably suffer and die from hunger, thirst, and sickness, and then to see them cast into the water. I witnessed such misery in no less than thirty-two children in our ship, all of whom were thrown into the sea. The parents grieve all the more since their children find no resting place in the earth, but are devoured by the monsters of the sea. It is a notable fact that children who have not yet had the measles or smallpox generally get them on board the ship, and mostly die of them.
When a husband or wife has died at sea, when the ship has made more than half of her trip, the survivor must pay or serve not only for himself or herself, but also for the deceased. When both parents have died over halfway at sea, their children, especially when they are young and have nothing to pawn or to pay, must stand for their own and their parents' passage, and serve till they are twenty-one years old. When one has served his or her term, he or she is entitled to a new suit of clothes at parting; and if it has been so stipulated, a man gets in addition a horse, a woman, a cow."
[10 oktober 1750]
"...during the voyage there is on board these ships terrible misery, stench, fumes, horror, vomiting, many kinds of seasickness, fever, dysentery, headache, heat, constipation, boils, scurvy, cancer, mouth rot, and the like, all of which come from old and sharply-salted food and meat, also from very bad and foul water, so that many die miserably.
Add to this want of provisions, hunger, thirst, frost, heat, dampness, anxiety, want, afflictions and lamentations, together with other trouble, as e.g., the lice abound so frightfully, especially on sick people, that they can be scraped off the body. The misery reaches a climax when a gale rages for two or three nights and days, so that every one believes that the ship will go to the bottom with all human beings on board. In such a visitation the people cry and pray most piteously.
No one can have an idea of the sufferings which women in confinement have to bear with their innocent children on board these ships. Few of this class escape with their lives; many a mother is cast into the water with her child as soon as she is dead. One day, just as we had a heavy gale, a woman in our ship, who was to give birth and could not give birth under the circumstances, was pushed through a loophole (porthole) in the ship and dropped into the sea, because she was far in the rear of the ship and could not be brought forward.
Children from one to seven years rarely survive the voyage; and many a time parents are compelled to see their children miserably suffer and die from hunger, thirst, and sickness, and then to see them cast into the water. I witnessed such misery in no less than thirty-two children in our ship, all of whom were thrown into the sea. The parents grieve all the more since their children find no resting place in the earth, but are devoured by the monsters of the sea. It is a notable fact that children who have not yet had the measles or smallpox generally get them on board the ship, and mostly die of them.
When a husband or wife has died at sea, when the ship has made more than half of her trip, the survivor must pay or serve not only for himself or herself, but also for the deceased. When both parents have died over halfway at sea, their children, especially when they are young and have nothing to pawn or to pay, must stand for their own and their parents' passage, and serve till they are twenty-one years old. When one has served his or her term, he or she is entitled to a new suit of clothes at parting; and if it has been so stipulated, a man gets in addition a horse, a woman, a cow."
zaterdag 9 oktober 2021
William Russell • 9 oktober 1861
• William Howard Russell (1820-1907) schrijft hier over president Abraham Lincoln. Hij "was a reporter for the London Times and kept a diary of his impressions as he covered the war in both the North and South. We join his account three weeks after Lincoln's inauguration. The Southern states have seceded and established the Confederacy but open warfare would not commence until April 12 when the Confederates bombard Fort Sumter in Charleston harbor. Russell sits in an anteroom as the new President enters." Uit: My Diary.
October 9
Calling on the General [McClellan - commander of the Army of the Potomac] the other night at his usual time of return, I was told by the orderly, who was closing the door, 'The General's gone to bed tired, and can see no one. He sent the same message to the President, who came inquiring after him ten minutes ago.'
This poor President! He is to be pitied; surrounded by such scenes, and trying with all his might to understand strategy, naval warfare, big guns, the movements of troops, military maps, reconnaissances, occupations, interior and exterior lines, and all the technical details of the art of slaying. He runs from one house to another, armed with plans, papers, reports, recommendations, sometimes good humoured, never angry, occasionally dejected, and always a little fussy. The other night, as I was sitting in the parlour at headquarters, with an English friend who had come to see his old acquaintance the General, walked in a tall man with a navy's cap, and an ill-made shooting suit, from the pockets of which protruded paper and bundles. 'Well,' said he to Brigadier Van Vliet, who rose to receive him, 'is George in?'
'Yes, sir. He's come back, but is lying down, very much fatigued. I'll send up, sir, and inform him you wish to see him.'
'Oh, no; I can wait. I think I'll take supper with him. Well, and what are you now, - I forget your name - are you a major, or a colonel, or a general?' 'Whatever you like to make me, sir.'
Seeing that General McClellan would be occupied, I walked out with my friend, who asked me when I got into the street why I stood up when that tall fellow came into the room.
'Because it was the President.'
'The President of what?'
'Of the United States.'
'Oh! come, now you're humbugging me. Let me have another look at him.'
He came back more incredulous than ever, but when I assured him I was quite serious, he exclaimed, 'I give up the United States after this.'
But for all that, there have been many more courtly presidents who, in a similar crisis, would have displayed less capacity, honesty, and plain dealing than Abraham Lincoln."
October 9
Calling on the General [McClellan - commander of the Army of the Potomac] the other night at his usual time of return, I was told by the orderly, who was closing the door, 'The General's gone to bed tired, and can see no one. He sent the same message to the President, who came inquiring after him ten minutes ago.'
This poor President! He is to be pitied; surrounded by such scenes, and trying with all his might to understand strategy, naval warfare, big guns, the movements of troops, military maps, reconnaissances, occupations, interior and exterior lines, and all the technical details of the art of slaying. He runs from one house to another, armed with plans, papers, reports, recommendations, sometimes good humoured, never angry, occasionally dejected, and always a little fussy. The other night, as I was sitting in the parlour at headquarters, with an English friend who had come to see his old acquaintance the General, walked in a tall man with a navy's cap, and an ill-made shooting suit, from the pockets of which protruded paper and bundles. 'Well,' said he to Brigadier Van Vliet, who rose to receive him, 'is George in?'
'Yes, sir. He's come back, but is lying down, very much fatigued. I'll send up, sir, and inform him you wish to see him.'
'Oh, no; I can wait. I think I'll take supper with him. Well, and what are you now, - I forget your name - are you a major, or a colonel, or a general?' 'Whatever you like to make me, sir.'
Seeing that General McClellan would be occupied, I walked out with my friend, who asked me when I got into the street why I stood up when that tall fellow came into the room.
'Because it was the President.'
'The President of what?'
'Of the United States.'
'Oh! come, now you're humbugging me. Let me have another look at him.'
He came back more incredulous than ever, but when I assured him I was quite serious, he exclaimed, 'I give up the United States after this.'
But for all that, there have been many more courtly presidents who, in a similar crisis, would have displayed less capacity, honesty, and plain dealing than Abraham Lincoln."
donderdag 7 oktober 2021
Arthur Lehning • 8 oktober 1936
• Arthur Lehning (1899-2000) was een Nederlandse anarchist, publicist en vertaler. Toen in 1936 de Spaanse burgeroorlog begon, sloot hij zich aan bij de Catalaanse anarchisten. Hij hield over die tijd een dagboek bij. Het onderste deel is een brief, die dezelfde dag beschrijft.
8 oktober
avond 11 uur Hotel Continental ■ Ik sprak vandaag een eindeloos aantal mensen - van alle landen. Mijn 'indrukken' weer te geven is moeilijk - ze zijn ook niet onverdeeld. Hoe jammer, dat je niet hier bent, en overal zou zien CNT/FAI. Op iedere auto. De tram (alle trams): CNT - dat wil zeggen het gehele bedrijf is van het syndicaat, gecollectiviseerd - eveneens de metro; de omnibus UGT & CNT. Zo ook veel grote bedrijven. Van het regionaalgebouw, een paleis met honderden comité's, waait een enorme zwart-rode vlag.
Ik was vanmiddag waar Ascaso gedood is; er is al een plaat aangebracht, en vol bloemen - naïef en rührend. Pou - die je kent? - maakt de Spaanse persdienst.Ook de Zweden en Duitsers zag ik vandaag. Elli ook, maar Nante nog niet. Bij Helmut en Dora gegeten. Hun huis is werkelijk het mooiste wat ik in Barcelona zag. Ongelooflijk.
Vanmiddag met twee gedelegeerden uit Valencia gesproken: José Pros en López, over de toestand daar. Ze vroegen naar Valencia te komen.
Op de Ramblas een leven als altijd. Heel weinig 'politie'; heel weinig gewapenden in het algemeen. Alleen 's avonds is alles vroeg stil. Om 10 uur waren alle winkels, alle café's gesloten. De fooien in de café's zijn afgeschaft.
Vanmiddag met Helmut bij zijn radiouitzending. De kranten informeren hier matig over alles.
8 oktober
avond 11 uur Hotel Continental ■ Ik sprak vandaag een eindeloos aantal mensen - van alle landen. Mijn 'indrukken' weer te geven is moeilijk - ze zijn ook niet onverdeeld. Hoe jammer, dat je niet hier bent, en overal zou zien CNT/FAI. Op iedere auto. De tram (alle trams): CNT - dat wil zeggen het gehele bedrijf is van het syndicaat, gecollectiviseerd - eveneens de metro; de omnibus UGT & CNT. Zo ook veel grote bedrijven. Van het regionaalgebouw, een paleis met honderden comité's, waait een enorme zwart-rode vlag.
Ik was vanmiddag waar Ascaso gedood is; er is al een plaat aangebracht, en vol bloemen - naïef en rührend. Pou - die je kent? - maakt de Spaanse persdienst.Ook de Zweden en Duitsers zag ik vandaag. Elli ook, maar Nante nog niet. Bij Helmut en Dora gegeten. Hun huis is werkelijk het mooiste wat ik in Barcelona zag. Ongelooflijk.
Vanmiddag met twee gedelegeerden uit Valencia gesproken: José Pros en López, over de toestand daar. Ze vroegen naar Valencia te komen.
Aantekeningen voor mij:Ik moet je dan ook vertellen wat er hier gebeurd is toen men bericht kreeg van mijn 'arrestatie' door Helmut, die onmiddellijk naar het Comité Regional was gegaan, en vandaar telefoneerde naar Aurelio Fernandez, die nu hoofd van de politie is, om zo te zeggen.
De Consejo Economico van Valencia bestaat alleen uit UGT/CNT. De Consejo Executivo bestaat uit alle partijen. Collectivisatie van taxis en tram (CNT). Het is een fout van Barcelona geweest, dat hier de Consejo Economico niet ook uit UGT/CNT bestaat. Ook kleinere bedrijven, als de kappers, zijn gecollectiviseerd. Van Madrid worden moeilijkheden gemeld. De Columne de Hierro ligt voor Teruel.
Op de Ramblas een leven als altijd. Heel weinig 'politie'; heel weinig gewapenden in het algemeen. Alleen 's avonds is alles vroeg stil. Om 10 uur waren alle winkels, alle café's gesloten. De fooien in de café's zijn afgeschaft.
Vanmiddag met Helmut bij zijn radiouitzending. De kranten informeren hier matig over alles.
woensdag 6 oktober 2021
Jan Frans van der Straelen • 7 oktober 1812
• Jan Frans van der Straelen (1731-1801) hield vele jaren een kroniek bij van de gebeurtenissen te Antwerpen. Na zijn dood zette zijn zoon zijn werkzaamheden voort. De kronijk van Antwerpen. Deel 8. 1803-1817.
In alle deze troubelen hoorde men dat de Fransche in Moscou getrokken waren, welke groote stad door de Russen verlaeten was; volgens dat men leest is die schoone stad door de vlammen gedeeltelijk verslonden.
Den sondag 11 October wird den Te Deum alhier gesongen over de victoriën in Rusland behaeld. De huijsen moesten savonds verligt worden, alle hetwelk met het geluij en geschut aengecondigt wird.
Den 7 en 8 October geschiede de lotinge alhier op 't stadhuijs onder de jonge lieden geboren van 1 Januarij 1793 tot ult. December van den zelven jaere, voor de inscriptie van het jaer 1813, welke vooruijts opgeroepen wirden, hetwelk groote verslaegentheijd onder onse inwoonders gebrogt en vele goede menschen bedugt maekten.
Den sondag 11 October wird den Te Deum alhier gesongen over de victoriën in Rusland behaeld. De huijsen moesten savonds verligt worden, alle hetwelk met het geluij en geschut aengecondigt wird.
dinsdag 5 oktober 2021
Salvador Dalí • 6 oktober 1920
• Salvador Dalí was een Spaanse schilder (1904-1989). Na zijn dood werden zijn dagboeken uit 1919-1920 gepubliceerd. Begin oktober 1920 schreef hij in zijn dagboek een aantal herinneringen op aan de voorbije zomer en aan Cadaqués, het vissersdorp waar zijn familie een huis bezat.
Oktober
Het atelier
In huis is er geen plaats voor mijn atelier. Daarom ging ik er een zoeken in het dorp, niet ver van huis. Het was een grote witgekalkte kamer op de bovenverdieping van een armzalig vissershuisje. Toen ik de eerste keer binnenging, lag het er vol met (...) en vistuig en bergen vuile kleren, er stonden potten met ansjovis, stoelen in de hoeken, fusten wijn. Het plafond dreigde naar beneden te komen. Je zag hier en daar de blauwe hemel door de rieten betengeling heen. Het was heel schilderachtig maar ook heel smerig en een beetje gevaarlijk. Het vertrek werd uitgeruimd en toen ik eenmaal binnen stond nam ik het nauwkeuriger in ogenschouw. Aan de voorkant was een balkon vanwaar je de zee en de hemel zag, een diepblauwe en onbewolkte hemel. Schepen met bolle, door de zon vergeelde zeilen voeren langs en de zwaluwen en andere vogels vlogen uitgelaten kwetterend rond. Ertegenover was een raam met uitzicht op de bergen van Pani en op de voorgrond op tuinen met amandelbomen. Tegen een muur stond een witgekalkt barok altaar waarop ik een doll vol rozemarijn en distels neerzette. In een wormstekige kast bracht ik mijn boeken onder, Baroja, Ruben Dario, Eca de Queiroz, en ook nog een deeltje Kant geloof ik, die ik de hele zomer niet open heb geslagen. Bovendien had ik de hele collectie Gowans bij me en nog een paar boeken met reproducties. Op een tafel, de vaas met kwasten, de doos verf, een vel papier, een inktpot en potlood en een hamer om de stoelen en de spanramen in elkaar te zetten, rollen Ingrespapier en linnen. De grote schildersezel in het midden van het vertrek en de kleine opgehangen aan een spijker. Daarna, daarna, wreef ik me voldaan in de handen en keek ik vertederd dat atelier rond waarvan ik, ook al kende ik hem nog nauwelijks, al begon te houden. Vanaf het balkon, waar een paar pispotten en pannen met peterselie en andere planten stonden, zag je een terras dat was aangelegd op rotsen die de zee instaken. Op dat terras stonden vuurrode geraniums, groeiden tomaten, pompoenen en een vijgeboom, kippen en konijnen renden er vrij rond. Dichterbij was een latwerk met wingerd eromheen dat als hemel diende boven een stenen tafel. Die wingerd klom tot mijn balkon en toonde me zijn stevige bladeren die breed en groen waren ...
De tijd verstreek, de witte muren raakten bedekt met steeds meer doeken... Ik bracht er zoele, rustige, stralende middagen door, schilderend totdat het donker werd en de sterren verschenen. Dat was het moment waarop je heel goed het geruis van de golven over het zand hoorde. De hemel begon te glanzen en achter een paar braamstruiken aan de kant van de bergen klonk schuchter het eerste lied van een krekel en de glimwormen leken groenige sterren. Even later kwam kalm de maan tevoorschijn en hoorde je het plassen, ook rustig, van roeispanen en, wie weet, het ook rustige gesmak van een zoen.
Oktober
Het atelier
In huis is er geen plaats voor mijn atelier. Daarom ging ik er een zoeken in het dorp, niet ver van huis. Het was een grote witgekalkte kamer op de bovenverdieping van een armzalig vissershuisje. Toen ik de eerste keer binnenging, lag het er vol met (...) en vistuig en bergen vuile kleren, er stonden potten met ansjovis, stoelen in de hoeken, fusten wijn. Het plafond dreigde naar beneden te komen. Je zag hier en daar de blauwe hemel door de rieten betengeling heen. Het was heel schilderachtig maar ook heel smerig en een beetje gevaarlijk. Het vertrek werd uitgeruimd en toen ik eenmaal binnen stond nam ik het nauwkeuriger in ogenschouw. Aan de voorkant was een balkon vanwaar je de zee en de hemel zag, een diepblauwe en onbewolkte hemel. Schepen met bolle, door de zon vergeelde zeilen voeren langs en de zwaluwen en andere vogels vlogen uitgelaten kwetterend rond. Ertegenover was een raam met uitzicht op de bergen van Pani en op de voorgrond op tuinen met amandelbomen. Tegen een muur stond een witgekalkt barok altaar waarop ik een doll vol rozemarijn en distels neerzette. In een wormstekige kast bracht ik mijn boeken onder, Baroja, Ruben Dario, Eca de Queiroz, en ook nog een deeltje Kant geloof ik, die ik de hele zomer niet open heb geslagen. Bovendien had ik de hele collectie Gowans bij me en nog een paar boeken met reproducties. Op een tafel, de vaas met kwasten, de doos verf, een vel papier, een inktpot en potlood en een hamer om de stoelen en de spanramen in elkaar te zetten, rollen Ingrespapier en linnen. De grote schildersezel in het midden van het vertrek en de kleine opgehangen aan een spijker. Daarna, daarna, wreef ik me voldaan in de handen en keek ik vertederd dat atelier rond waarvan ik, ook al kende ik hem nog nauwelijks, al begon te houden. Vanaf het balkon, waar een paar pispotten en pannen met peterselie en andere planten stonden, zag je een terras dat was aangelegd op rotsen die de zee instaken. Op dat terras stonden vuurrode geraniums, groeiden tomaten, pompoenen en een vijgeboom, kippen en konijnen renden er vrij rond. Dichterbij was een latwerk met wingerd eromheen dat als hemel diende boven een stenen tafel. Die wingerd klom tot mijn balkon en toonde me zijn stevige bladeren die breed en groen waren ...
De tijd verstreek, de witte muren raakten bedekt met steeds meer doeken... Ik bracht er zoele, rustige, stralende middagen door, schilderend totdat het donker werd en de sterren verschenen. Dat was het moment waarop je heel goed het geruis van de golven over het zand hoorde. De hemel begon te glanzen en achter een paar braamstruiken aan de kant van de bergen klonk schuchter het eerste lied van een krekel en de glimwormen leken groenige sterren. Even later kwam kalm de maan tevoorschijn en hoorde je het plassen, ook rustig, van roeispanen en, wie weet, het ook rustige gesmak van een zoen.
In die ruimte had eerder Ramon Pichot geschilderd. Op de muren zag je figuren van hem. Enkele waren interessant: kletsende katten, priesters en tegen de muur gekwakte verf. Mijn atelier bereik je via een smalle donkere trap. Vroeger moest je door de eetkamer heen, een eetkamer die altijd donker en smerig was; en dan nog door een ondefinieerbaar vertrek met een kam vol haren en een spiegel vol vliegenpoep; daarna kwam je in een hok waar de kippen en konijnen sliepen, en daar zag je een met een roeispaan afgesloten deur, achter die deur was de trap die naar mijn atelier loopt.
maandag 4 oktober 2021
Marinus van der Lubbe • 5 oktober 1931
• De (onschuldig) voor de brandstichting in de Duitse Rijksdag (1933) veroordeelde Marinus van der Lubbe (1909-1934) hield in 1931 korte tijd een dagboek bij, toen hij (liftend?) door Duitsland en verder reisde. Het is opgenomen in Roodboek, een publicatie uit 1933 die Van der Lubbe moest vrijpleiten. De fragmenten hieronder gaan over Kroatië.
Naziek Zondag 4 Oct. 1931.
Toen ik uit Bamuna wegging, kreeg ik van die boer nog een heerlijk stuk krentebrood mee, met 2 groote trossen druiven en appels. Dat trof dus. Ook is er in dat dorp vandaag een soort feest katoliek, die ieder jaar op de eerste Zondag van St. Michiel gehouden word. Toen ik er vanmorgen uitging, zag ik dat ze al vroeg bezig waren een soort markt met feestelijk heden bij elkaar aan 't timmeren waren. Ook heb ik van die boer nog vernomen dat hier in de dorpen de 4 jarigen, en in de steden de 7 jarigen leerplicht is. En dat de boeren nog aardig veel voor hun bouwland per jaar moeten betalen.
Osjik Maandag 5 Oct. 1931.
Als ik het in Ierbregen en Bulgarijen ook zoo slecht treft, als dat ik nu in Europa alles moet loopen, zal mijn reisplan niet erg goed uitkomen. En daar ik met 't voorjaar in Holl. terug wil zijn, zal ik het misschien niet kunnen volbrengen. Affijn in Constantinopel moet nog al veel werk zijn, zooals je hier over 't algemeen hoort, dus misschien blijf ik daar dan wel een paar weken werken. Zoo moet ik het in ieder geval uitrekenen dat ik met 1 Mei in Berlijn ben, dan kan ik dat nog is een keer meemaken en ben ik op tijd thuis. Ook ben ik hier wat je noemt echte zigeuners tegegekomen. 't Is tipies zoo eigenaardig die lui gekleed zijn. Ik geloof dat ze soms juist zoon heele stukkende jas en broek dragen om dat ze dat graag doen, en niet anders willen. Ook wil ik nog even schrijven dat de meeste huizen bij de boeren, hier geen vloeren hebben, en ze zoo op de verharden grond leven. Ook is 't Holl. metselwerk tegen hier gerekend, het toppunt van netheid.
Naziek Zondag 4 Oct. 1931.
Toen ik uit Bamuna wegging, kreeg ik van die boer nog een heerlijk stuk krentebrood mee, met 2 groote trossen druiven en appels. Dat trof dus. Ook is er in dat dorp vandaag een soort feest katoliek, die ieder jaar op de eerste Zondag van St. Michiel gehouden word. Toen ik er vanmorgen uitging, zag ik dat ze al vroeg bezig waren een soort markt met feestelijk heden bij elkaar aan 't timmeren waren. Ook heb ik van die boer nog vernomen dat hier in de dorpen de 4 jarigen, en in de steden de 7 jarigen leerplicht is. En dat de boeren nog aardig veel voor hun bouwland per jaar moeten betalen.
Osjik Maandag 5 Oct. 1931.
Als ik het in Ierbregen en Bulgarijen ook zoo slecht treft, als dat ik nu in Europa alles moet loopen, zal mijn reisplan niet erg goed uitkomen. En daar ik met 't voorjaar in Holl. terug wil zijn, zal ik het misschien niet kunnen volbrengen. Affijn in Constantinopel moet nog al veel werk zijn, zooals je hier over 't algemeen hoort, dus misschien blijf ik daar dan wel een paar weken werken. Zoo moet ik het in ieder geval uitrekenen dat ik met 1 Mei in Berlijn ben, dan kan ik dat nog is een keer meemaken en ben ik op tijd thuis. Ook ben ik hier wat je noemt echte zigeuners tegegekomen. 't Is tipies zoo eigenaardig die lui gekleed zijn. Ik geloof dat ze soms juist zoon heele stukkende jas en broek dragen om dat ze dat graag doen, en niet anders willen. Ook wil ik nog even schrijven dat de meeste huizen bij de boeren, hier geen vloeren hebben, en ze zoo op de verharden grond leven. Ook is 't Holl. metselwerk tegen hier gerekend, het toppunt van netheid.
zaterdag 2 oktober 2021
Eugène Delacroix • 4 oktober 1854
Eugène Delacroix (1798-1863) was een Franse schilder. Dagboekfragmenten en brieven van zijn hand zijn verzameld in Ik heb het niet over middelmatige mensen (vertaling: Joop van Helmond).
4 oktober. [1854] – Ik heb al vroeg begrepen dat enig bezit voor een man in mijn positie onontbeerlijk is. Voor mij zou het even vervelend zijn om er te veel van te hebben als helemaal niets. Maar een bescheiden mate van welstand is noodzakelijk voor mijn waardigheid en zelfrespect. Dat is wat ik heb leren waarderen en wat absoluut noodzakelijk is, veel meer dan de bescheiden luxe die men zich kan permitteren als men enigszins rijk is. Wat die noodzakelijke onafhankelijkheid onmiddellijk met zich meebrengt, is gemoedsrust, omdat men ontheven is van de problemen en de vernederende stappen die men moet ondernemen als men om geld verlegen zit. Men moet uiterst omzichtig te werk gaan om deze essentiële zekerheid te verwerven en te behouden; men moet onophoudelijk de noodzaak van gemoedsrust en de afwezigheid van materiële zorgen voor ogen houden, waardoor men in staat wordt gesteld zich geheel te wijden aan hogere inspanningen, wat voorkomt dat de ziel en de geest worden ondermijnd.
Deze overpeinzingen zijn me ingegeven door een gesprek met Riesener, die me na het eten is komen opzoeken, en door wat hij me heeft verteld over de toestand waarin de Pierrets verkeren. Zijn eigen omstandigheden lijken me voor de toekomst en misschien nu al ook niet veel florissanter. Zijn hele leven heeft hij zich als een idioot gedragen; in zijn geest is een basis van gezond verstand aanwezig, maar die heeft hij nooit in zijn gedrag naar buiten laten komen.
[...]
4 oktober. [1854] – Ik heb al vroeg begrepen dat enig bezit voor een man in mijn positie onontbeerlijk is. Voor mij zou het even vervelend zijn om er te veel van te hebben als helemaal niets. Maar een bescheiden mate van welstand is noodzakelijk voor mijn waardigheid en zelfrespect. Dat is wat ik heb leren waarderen en wat absoluut noodzakelijk is, veel meer dan de bescheiden luxe die men zich kan permitteren als men enigszins rijk is. Wat die noodzakelijke onafhankelijkheid onmiddellijk met zich meebrengt, is gemoedsrust, omdat men ontheven is van de problemen en de vernederende stappen die men moet ondernemen als men om geld verlegen zit. Men moet uiterst omzichtig te werk gaan om deze essentiële zekerheid te verwerven en te behouden; men moet onophoudelijk de noodzaak van gemoedsrust en de afwezigheid van materiële zorgen voor ogen houden, waardoor men in staat wordt gesteld zich geheel te wijden aan hogere inspanningen, wat voorkomt dat de ziel en de geest worden ondermijnd.
Deze overpeinzingen zijn me ingegeven door een gesprek met Riesener, die me na het eten is komen opzoeken, en door wat hij me heeft verteld over de toestand waarin de Pierrets verkeren. Zijn eigen omstandigheden lijken me voor de toekomst en misschien nu al ook niet veel florissanter. Zijn hele leven heeft hij zich als een idioot gedragen; in zijn geest is een basis van gezond verstand aanwezig, maar die heeft hij nooit in zijn gedrag naar buiten laten komen.
[...]
Ted Hughes • 3 oktober 1963
• Ted Hughes (1930-1998) was een Britse dichter en echtgenoot van Sylvia Plath. Hieronder een brief aan zijn minnares Assia Wevill, enige maanden na de dood van Sylvia Plath. Hughes en Wevill kregen een relatie en een kind, maar enige jaren later zou ook Wevill zelfmoord plegen, en ook haar dochter ombrengen. Uit: Ik wil nooit vergeven worden (vertaald door Nelleke van Maaren).
[3 oktober 1963]
Asseenke –
Gespannen als een gitaarsnaar kwam ik hier aan & was de rest van de dag bezig met pogingen om te ontspannen, een beetje rondhangen en koffie drinken, appels eten en in het ene boek na het andere beginnen.
Onze avond op Primrose Hill had onze norm moeten zijn – niet een uitzonderlijke gebeurtenis. Werkt het nog door bij jou? Hoop van wel. Want als het niet zo is, is de enige toekomst niets dan stompzinnig geknoei. Ik heb daar zo schoon genoeg van dat ik nog meer gedoe niet aan kan, het is te vernederend & te vernietigend.
Hier is het volkomen anders – zo raar om hier te zijn zonder de elektrische wolk. De rust is verbijsterend – ik heb tijden niets gedaan, alleen maar rondgehangen. Ik zag buiten een deur, in een van de schuren, die ik nog nooit eerder had gezien.
Ik opende die – een grote schuur, even groot als de keuken in Fitzroy Road. Al die tijd dat we hier waren had ik die deur nog nooit gezien. Het ligt er vol interessante vaten en stenen potten. Raar om te bedenken dat Sylvia dat niet wist, dat ze er nooit in heeft gekeken.
Ik had je net aan de telefoon, en de fout waardoor we werden verbroken was als gewoonlijk op de Primrose Line – ze konden de verbinding niet herstellen. O, Assia – ik hoorde je zeggen Hallo, Hallo, Hallo, en de telefoon heen en weer schudden, en ik riep Assia! Assia!, en jij bleef maar zeggen Hallo, Hallo. En toen klonk je steeds verder af, geruis, en op de lijn kwamen andere stemmen.
[...]
Ik begin net aan een hutspot van schrijven en ronddolen. Ik ga de komende maand meer doen dan ik het hele afgelopen jaar heb gedaan, zoals je zult merken. Volgende week ga ik het stuk inleveren, en aan een volgend beginnen. Ik wil proberen of het mogelijk is mezelf eruit te schrijven – bij wijze van experiment.
[...]
Heb je intussen je voorliefde voor schaaldieren voldoende bevredigd? Hoe komt het dat ik nooit iets bij je naar binnen kan krijgen, maar dat je met Ducker rustig negen oesters eet – in het beste humeur van de wereld, je zit te schudden van het lachen en je bent overweldigend, neem ik aan.
Doe wat je wilt.
Iedereen hier heeft naar Sylvia’s uitzending geluisterd. Ze zijn allemaal gênant vriendelijk.
Wat doe je? Hou een dagboek bij en stuur het op. Misschien kom ik dit weekend langs als ik de kinderen ga halen – het is bijna even snel.
Met mij is alles zoals het was, Assia.
Ted
[3 oktober 1963]
Asseenke –
Gespannen als een gitaarsnaar kwam ik hier aan & was de rest van de dag bezig met pogingen om te ontspannen, een beetje rondhangen en koffie drinken, appels eten en in het ene boek na het andere beginnen.
Onze avond op Primrose Hill had onze norm moeten zijn – niet een uitzonderlijke gebeurtenis. Werkt het nog door bij jou? Hoop van wel. Want als het niet zo is, is de enige toekomst niets dan stompzinnig geknoei. Ik heb daar zo schoon genoeg van dat ik nog meer gedoe niet aan kan, het is te vernederend & te vernietigend.
Hier is het volkomen anders – zo raar om hier te zijn zonder de elektrische wolk. De rust is verbijsterend – ik heb tijden niets gedaan, alleen maar rondgehangen. Ik zag buiten een deur, in een van de schuren, die ik nog nooit eerder had gezien.
Ik opende die – een grote schuur, even groot als de keuken in Fitzroy Road. Al die tijd dat we hier waren had ik die deur nog nooit gezien. Het ligt er vol interessante vaten en stenen potten. Raar om te bedenken dat Sylvia dat niet wist, dat ze er nooit in heeft gekeken.
Ik had je net aan de telefoon, en de fout waardoor we werden verbroken was als gewoonlijk op de Primrose Line – ze konden de verbinding niet herstellen. O, Assia – ik hoorde je zeggen Hallo, Hallo, Hallo, en de telefoon heen en weer schudden, en ik riep Assia! Assia!, en jij bleef maar zeggen Hallo, Hallo. En toen klonk je steeds verder af, geruis, en op de lijn kwamen andere stemmen.
[...]
Ik begin net aan een hutspot van schrijven en ronddolen. Ik ga de komende maand meer doen dan ik het hele afgelopen jaar heb gedaan, zoals je zult merken. Volgende week ga ik het stuk inleveren, en aan een volgend beginnen. Ik wil proberen of het mogelijk is mezelf eruit te schrijven – bij wijze van experiment.
[...]
Heb je intussen je voorliefde voor schaaldieren voldoende bevredigd? Hoe komt het dat ik nooit iets bij je naar binnen kan krijgen, maar dat je met Ducker rustig negen oesters eet – in het beste humeur van de wereld, je zit te schudden van het lachen en je bent overweldigend, neem ik aan.
Doe wat je wilt.
Iedereen hier heeft naar Sylvia’s uitzending geluisterd. Ze zijn allemaal gênant vriendelijk.
Wat doe je? Hou een dagboek bij en stuur het op. Misschien kom ik dit weekend langs als ik de kinderen ga halen – het is bijna even snel.
Met mij is alles zoals het was, Assia.
Ted
Constantijn Huygens • 2 oktober 1696
• Constantijn Huygens jr. (1628-1697) was een Nederlandse staatsman. Hij was daarnaast bekend om zijn werk aan wetenschappelijke instrumenten en als kroniekschrijver van zijn tijd.
2 Sond.
Was naermiddagh tot mevrouw Wilson, die alle dry haer kinderen aen de pokjes laghen. Sij seyde mij, dat sij haer oom van Walenburg, nogh nooyt niet gesien hadde; dat haer oom van Dijckvelt haer nooyt niet een stuyver van sijn eygen gegeven hadde, en̅ niet als het inkomen van haer goedt, dat hij in handen had en administreerde; dat hij seer veel gedaen hadde voor de familie van Schadé, en̅ de kinderen, daer sij geloofde dat er verscheydene van sijn maecksel onder waeren, seer hadde voortgeholpen.
2 Sond.
Was naermiddagh tot mevrouw Wilson, die alle dry haer kinderen aen de pokjes laghen. Sij seyde mij, dat sij haer oom van Walenburg, nogh nooyt niet gesien hadde; dat haer oom van Dijckvelt haer nooyt niet een stuyver van sijn eygen gegeven hadde, en̅ niet als het inkomen van haer goedt, dat hij in handen had en administreerde; dat hij seer veel gedaen hadde voor de familie van Schadé, en̅ de kinderen, daer sij geloofde dat er verscheydene van sijn maecksel onder waeren, seer hadde voortgeholpen.
Abonneren op:
Posts (Atom)