maandag 27 april 2020

Luise Rinser • 28 april 1986

• Luise Rinser (1911-2002) was een Duitse schrijfster en politiek activiste. Ze publiceerde verschillende boeken met dagboekaantekeningen.

Tsjernobyl. Op 25 april voorlezen uit eigen werk in het theater in Tübingen. Slecht voorgelezen, moeizaam, merkwaardig geblokkeerd. Op de 26e net zo, op de 27e nog erger. Ik voelde mij ziek en toch niet. Er spookte iets vreemds in mij rond, ongrijpbaar, ik had blauwe lippen. Omdat ik aardbevingen, ook ver verwijderde, voel aankomen, dacht ik dat dat het was, maar het was het niet: de 27e 's nachts hoorde ik het bericht van de ramp in Tsjernobyl. Langs welke wegen komt zo'n voorgevoel tot stand? Als je je de tijd niet meer als een lijn voorstelt waarbij de dingen eerder en later komen, dan begrijp je verschijnselen als telepathie. Tijd is gelijke-tijd, gelijktijdigheid. Alles bestaat altijd, alles kan altijd geweten worden, verleden en toekomst. Maar wij zijn niet gewend alles tegelijk te zien. Alleen bijzonder gevoelige en in die kennis geoefende mensen kunnen dingen die in ruimte en tijd ver weg zijn als nu aanwezig ervaren. Het kan natuurlijk zijn dat ik geen telepathische ervaring had, maar heel gewoon de radioactiviteit voelde als een lichamelijke belasting.
Of ik bang was toen de gebeurtenis in de Oekraïne bekend werd? Bang voor het geval Tsjernobyl en zijn gevolgen? Zo niet. Niet voor het geval Tsjernobyl. Dat is er maar één van de vele die gebeurd zijn en die verborgen zijn gehouden of gebagatelliseerd zijn. Al lang kunnen we weten (als we het niet verdringen) dat het aantal kankergevallen in de buurt van kerncentrales in Engeland en in de VS onrustbarend toeneemt, vooral bij kinderen die aan leukemie sterven. Ja, ja, we weten het, maar de beschaving eist nu eenmaal offers. Toen ik in Indonesië was, werd mij verteld dat ze daar tot voor kort bij de bouw van een brug een kind (of enkele kinderen) levend inmetselden: offers aan de goden. Dat schokt ons, nietwaar? Wij offeren vele duizenden kinderen bij de bouw van kerncentrales, wij offeren hen aan een afgod die technische vooruitgang heet. Wat zijn wij toch voor duivels. En wat dwaas. We offeren immers onszelf.
Was ik dus bang? Ja, voor onze hybris. Bang was ik toen ik las dat de Amerikanen hun nieuwe bemande ruimteschip Challenger hebben genoemd: uitdager. Wie daagden ze uit? De challenge werd beantwoord met de vernietiging van de raket en de dood van zeven mensen. Een heel ander soort angst had ik toen ik hoorde dat de Bondsrepubliek van de Sovjet-Unie een hoge schadevergoeding heeft geëist voor de besmetting van gras en melk. Als alle volkeren die wij helpen met onze wapens (ook gifwapens) of met steun aan vreemde oorlogen door wapenleveranties, eens volledige schadevergoeding van ons zouden eisen? Als wij al het leed dat wij direct en indirect over andere volkeren hebben gebracht eens met geld moesten betalen? Ik schaam mij voor de kleinzieligheid van onze regering. Hier is toch alleen meegevoel op z'n plaats, want de arbeiders die in Tsjernobyl zijn gestorven of in elk geval ziek geworden, zijn mensen en onze broeders. Zo verdorven is ons politieke denken. Daarvoor, en voor de gevolgen, ben ik bang.
Ik had te doen met Gorbatsjov. Het was zijn schuld niet, maar het is toch bekend hoe politieke verdachtmaking functioneert. Een buitenkansje is het geval Tsjernobyl voor de antisovjet-, de antisocialistische pers. En nuttig voor de VS omdat het de aandacht van de ernstige interne problemen afleidt.
Opnieuw de vraag naar mijn angst. Voor mij dus: nee; zo eenvoudig niet. Maar toen ik een paar dagen na het bekend worden van de zaak door mijn tuin liep en mijn hond gras wilde eten, zoals alle honden doen om hun darmen te reinigen, riep ik: 'Nee, geen gras eten, dat is vergiftig! Dat was net zoals in het sprookje van Broertje en zusje: 'Drink niet uit de beek, anders word je een ree.'
Als dat alles was, een ree worden. Geen gras eten, anders eet je vergif!
Toen ik naar mijn rozen keek, die dit jaar opvallend rijk bloeien (radioactieve invloed?) dacht ik: Weten jullie, schoonheden, dat jullie met radium besmet zijn? Hoe lang zullen jullie daar weerstand aan bieden?
En een paar dagen later in Rome: hoe anders keek ik naar de mensen, naar die duizend onbekenden: jullie ten dode opgeschrevenen, jullie dragen de kanker in je, jullie zelf en jullie kinderen. Wij allemaal. We zitten allemaal in hetzelfde zwarte schip, dat naar het dodeneiland vaart.
Nooit eerder heb ik zoveel van de mensen gehouden.
(...)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten