zondag 7 juli 2019

Frans Lion Cachet • 6 juli 1896

Frans Lion Cachet (1835-1899) was een Nederlandse predikant en schrijver. In 1896 bracht hij een jaar door in Indonesië, en hield toen een dagboek/reisjournaal bij.

Maandag, 6 Juli, ongeveer 2.30, begaven wij ons weder op reis. Ons reisplan luidde: Maandagavond tot naar Bandar Sidajoe, en daar vernachten; Dinsdag Kendil bezoeken, en 's avonds doorrijden naar Soerdjå; Woensdag Banaran bezoeken en terug naar Bandar; Donderdag naar Poerbå en logeeren te Kasso; om dan D.V. Vrijdag terug te zijn te Pekalongan. Tot naar Bandar Sidajoe zouden wij gebruik maken van een rijtuig, en daar zouden rijpaarden ons wachten voor de reis tot naar Kasso. Nachtverblijf zouden wij vinden in pesanggrahans. En alles dus geregeld zijnde, gingen wij, ongeveer 2.30, in een gehuurde ‘Deeleman’ met twee paarden, op weg.

In vliegendste vaart ging het door, tot een weinig voorbij Tjiloeloek, doch toen, bij het stijgen van het terrein, verminderden onze paarden hun spoed. Arme, magere dieren, wier Inlandsche drijver van geen medelijden wist. Een regenbui van zweepslagen viel voortdurend op hen neder, zoodra zij het minste teeken gaven van niet snel voort te kunnen, totdat eindelijk gebeurde, waartegen ik onophoudelijk gewaarschuwd had, dat zij bleven ‘staan’. En nu ving het tobben aan, tot wij, in het duister, Bandar Sidajoe bereikten, waar wij even stil hielden bij den Controleur, den heer Abell, die mij, schoon zijn echtgenoote onwel was, een kamer aanbood en ons tot den avondmaaltijd noodigde. Onwillig om hem moeite te geven, bedankten wij beleefd, en begaven ons naar de tegenoverliggende pesanggrahan, waar wij goede kamers vonden en wel geherbergd werden. Straks, terwijl wij ons eenvoudig maal, uit Pekalongan medegebracht, gebruikten, kwam een bediende met een keurig souper in een aantal schotels, door Mevrouw Abell uit de Kontroleuran toegezonden. Het was waarlijk meer dan vriendelijk. Na het avondeten ging Br. Horstman, die over koude klaagde (de therm, stond op 75 Fahr.!), naar zijn kamer; doch de avond was mij te schoon, de atmosfeer te verkwikkelijk, de sterrenhemel te prachtig, alles in de natuur, zoo plechtig-rustig, zong zulk een sweet lullaby, dat ik niet aanstonds zijn voorbeeld kon volgen. Trouwens: men behoeft toch ook niet te slapen, om te rusten.

1 opmerking: