zondag 4 november 2018

Edmond en Jules de Goncourt -- 2 november 1852

Edmond de Goncourt (1822-1896), Franse schrijver, criticus en uitgever, hield samen met zijn broer Jules (1830-1870) (en na diens dood alleen) een beroemd geworden dagboek bij.

November
We souperen dit jaar veel buitenshuis: krankzinnige soupers met Léoville als warme wijn en rijstrand met perziken, soupers van 72 frank. We doen dat in het gezelschap van meisjes van plezier die we op goed geluk in Mabille hebben opgepikt, gelegenheidssnolletjes, die aan deze uitgelezen maaltijden beginnen terwijl ze nog een stuk worst van het avondeten tussen hun kiezen hebben. Eentje riep er eens onbevangen: ‘Kijk eens aan, vier uur... Mama is haar worteltjes al aan het schoonmaken!’ We voeren ze dronken en we kleden het beest uit dat in de zijden jurk steekt. Villedeuil, die de volgende dag altijd een rekening moet betalen en door schuldbrieven wordt achtervolgd, probeert bijna iedere avond zijn ellende mét zijn bankbiljetten in een orgie te verdrinken.
Lugubere feesten die altijd ongeluk brengen.
Gisteren, of liever de afgelopen nacht – het was vier uur in de morgen – waren we in kamer 7 van het Maison d’Or, te midden van de muurpanelen met de gouden randjes en de grote, weelderige, breedgebladerde rode en witte bloemen, die door hun reliëf de indruk willen wekken in coromandellak te zijn uitgevoerd. Op de roodfluwelen canapé lag, lui uitgestrekt, een meisje met rood haar, een prostituée die Sabine heette en die iets had van zowel een wolvin, een leeuwin als een koe, zonder korset, zonder jurk, haar boezem ontbloot en haar onderjurk opgetrokken tot boven haar knieën. Op de schoorsteen stond een onaangeroerde fruitmand.
Met rode ogen en koortsige lippen jengelde ze af en toe wat op het kinderlijke toontje van dronken vrouwen. Dan weer vloekte ze, knarste met haar tanden en wilde bijten; ik tilde haar hoofd op toen ze het liet zakken. Vloekend moest ze overgeven.
Tegelijkertijd zat Charles bij Edmond te snikken: ‘Loui­se! ik houd van haar! ik houd zo van haar!’ Hij had het over Louise Rouvroy. Er was op dat moment een niet nader aangeduide verkoeling tussen hen beiden opgetreden. Zij behandelde hem nogal onverschillig in de hoop hem daardoor des te meer te laten dokken. Het meisje richtte zich op om hem te zien huilen en tussen haar gehik door zei ze tegen hem: ‘Huilt u maar eens uit, mijnheer de graaf, huilt u maar eens goed uit, dat is weer eens wat anders. Ze geeft niets om u en ze zal ook nooit wat om u geven. Vooruit, Charles, huil gerust nog maar wat door! En ach, met een briefje van duizend... Of geef haar twee briefjes van duizend!’ En terzelfder tijd was ik bezig de namen van alle minnaars van Louise als koud water over zijn hoofd te gieten.
‘Vooruit,’ zei Edmond, ‘verdomme nog aan toe, vergeet die meid, en laten we naar het bordeel gaan! Die Rouvroy geeft niets om je, dat moet nou maar eens duidelijk gezegd worden. Ze heeft maling aan je. Zo is het toch? Laatst was ik echt behoorlijk boos: je stuurt je rijtuig om haar familie te verslepen, je zoekt haar op in de loge die je voor haar hebt gehuurd, en ze zegt niet meer dan een paar woorden tegen je... In haar theater lachen ze je uit. Ze weten dat je door haar van het kastje naar de muur wordt gestuurd.’
‘Ik heb haar voor twaalfduizend frank aan juwelen gegeven,’ zei Charles, terwijl er langzaam dikke tranen op zijn grote zwarte baard drupten.
‘Nou, verdraaid nog aan toe! Je bent jong, je geeft een tijdschrift uit, je hebt een rijtuig, je hebt een theater en je krijgt de beschikking over een jaarrente van tachtigduizend frank. Wel verdomme, ik zou in jouw geval over een vrouw heen lopen alsof het een stuk straat was!’
Het meisje begon te kotsen. Met zijn handen onder zijn kin scheen Edmond, die tegenover haar zat, in de toekomst van Villedeuil te kijken. Villedeuil met zijn lange haren voor zijn roodbehuilde ogen, kuste snikkend een klein portretje van Louise Rouvroy. Ik goot wat ijswater over het hoofd van het meisje.
En de straatvegers op het trottoir van de boulevard keken naar boven, jaloers op al het plezier dat in het verblekende kaarslicht van ons zaaltje scheen te schitteren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten