zondag 25 november 2018

Multatuli -- 27 november 1845

Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker, 1820-1887) schreef zijn liefdesbrieven in twee lichtingen – in 1845-1846 aan zijn eerste vrouw, Everdine van Wijnbergen, en in 1862-1863 aan zijn (op dat moment nog toekomstige) tweede vrouw, Mimi Hamminck Schepel. Uit: Liefdesbrieven (bezorgd door Paul van ’t Veer).

Poerwakarta 27 november 1845
Toen ik namelijk voor zijne aankomst op P.[arakan] S.[alak] was, sprak W. v. d. H.[ucht] er dikwijls over dat hij van plan was mij aan zijnen broeder aan te bevelen wanneer deze in Indië landelijke ondernemingen aanving. Het zoude er dan natuurlijk van afhangen of de conditiën mij voordeelig genoeg toeschenen om van het gouvernement af te zien. Er zijn vele redenen voor en tegen. Bij het gouvernement heb ik bijna zeven jaren dienst en aanspraak op een redelijke betrekking; als ik kwam te sterven zoudt gij pensioen genieten, dat wel niet veel is, maar toch altijd genoeg om u in Holland onafhankelijk te doen zijn. […] Hier staat echter weder tegenover dat ik het land niet gaarne dien, omdat ik niet hollandsch gezind ben, en dat vele principes die voorgeschreven zijn mij zeer tegen de borst stuiten. Het is mij menigmaal gebeurd (op Sumatra) dat ik in verzoeking kwam om met opoffering van alles tegen het gouvernement de partij van Inlanders te kiezen. Daarbij hangt men zoo geheel van de willekeur af die ons dikwijls plaatst onder menschen die geheel en al boven hunne eigenlijke aanspraken geplaatst zijn. Ik behoef mij op het oogenblik nog niet te vermoeien met het berekenen der voor of nadeelen die uit eene verandering van carrière zouden voortvloeien daar het mij nog niet gepresenteerd is, en gij begrijpt wel dat ik mij niet zal aanbieden. Laat u ook nooit een woord ontvallen alsof ik daar idee op had.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten