maandag 31 december 2018

Frederik van Eeden -- 31 december 1923

Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij.

vrijdag 28 december
Storm en sneeuw. ▫ Van morgen met mijn lieve vrouw om 8 uur naar de kerk. Daar kreeg ze een flauwte, na de communie te hebben gekreegen. De lange tocht door de dikke sneeuw had haar uitgeput. Ik bracht haar naar buiten en bij de familie Schippereyn kwam ze weer tot zichzelf. ▫ Ik was zeer bedroefd, omdat zij het zoo naar moest vinden. En ik weet niet hoe ik haar digter bij de kerk kan laten woonen. ▫ Het lijkt me nog het beste Lize, onze duitsche meid te houden als huishoudster, en de juffrouw door een jonge kracht te vervangen. Die Uwe maakt toch ieder tot vijand. Een kleine ziel. Maar ze diende ons toch trouw.

zaterdag 29 december
Het gaat mij nog altijd eeven slecht. Ik kan niet bidden dat is 't ergste.

Gister het bericht in het Berl. Tageblatt van mijn reis naar Engeland in 1917. Ik had er nog al plezier in, totdat mijn vrouw opmerkte dat Lloyd George wel ‘woest’ zou zijn, omdat ik mij had voorgedaan als pro-entente en heimelijk toch pro-duitsch was. Toen begreep ik er toch te zijn ingeloopen. Weer een truc door den booze gespeeld. Ik had welligt beeter gedaan te zwijgen. Het motief was toch weer een zeekere ijdelheid. Mijn vijanden zien weer zelfverheffing in die ‘moeyelijke en gevaarlijke reis’. ▫ Nu sloeg mij dit weer geheel ter neer. Het is mooi winterweer. Maar ik zie geen licht.

Van morgen weer een aanvraag op 1 Jan. in Diligentia te spreeken. Ik wees het dadelijk af.

zondag 30 december
Vrij goed weer omstreeks vriespunt. ▫ Ik stond op in tranen, en na het koffiemaal moest ik de kamer uit, en schreide radeloos. Ik had Hugo een klap gegeeven, en ik was lang in bitter zelfverwijt. God zij mij arme zondaar genadig!!

Uit mijn ellende rees zooeeven het beeld van Sirius, die uit zijn hoogste glorie neertuimelt in de diepste diepte, om te leeren Gods majesteit te erkennen. Hij eindigt als melaatsche, broeder Humilitas.

maandag 31 december
Zeer koud, 7o Fahrenheit. ▫ Mijn onrust wat verminderd. Het is nu vechten teegen de kou. Het verslindt schatten aan brandstof.

Ik las het roerende stukje van Steffens: Honger. Ik barstte in tranen uit, ten laatste.

Europe is een goed tijdschrift.

zondag 30 december 2018

Paul Léautaud -- 29 december 1933

• Schrijver en kattenliefhebber Paul Léautaud (1872-1956) hield twéé dagboeken bij: het literaire dagboek voor het leven van alledag, en het particuliere dagboek voor zijn seksleven en zijn verhoudingen met vrouwen. Uit: Particulier dagboek 1933 (vertaald door Ed Jongma).

Zaterdag 29 december 1933.
Maaltijd bij M.D. Een brave avond, omdat een bepaalde toestand op komst is, die haar minder ontvankelijk maakt. Ik heb haar op de hoogte gebracht van de opmerkingen van de 'Gesel' [bijnaam voor een andere minnares]. Het was een schok voor haar. Een lichte verkoeling. Tegen het einde van de avond, volgens haar eigen zeggen verdwenen. Heb ik er goed aan gedaan? Heb ik er verkeerd aan gedaan? Zij verzekert mij dat ik er goed aan heb gedaan. Dat het beter is dat zij het weet. Heeft zich erover verbaasd dat opnieuw een situatie ontstaat die zij kent van al haar verhoudingen. Heeft mij verzekerd dat er ten opzichte van mij niets in haar is veranderd. Gebruikte zelfs het woord tederheid. Betreurt enkel het verdwijnen van: oprechtheid.
Bekende vanavond dat zij de minnares is geweest van haar oude vriend M... zonder dat hij haar ooit in de ware zin des woords heeft bezeten. Hij voerde bepaalde liefkozingen bij haar uit... Ik vroeg haar: 'En jij dan? Jij zoog hem zeker af.' Antwoord, heel rustig: 'Ja.' Zij was negentien. Het is belachelijk – en dat heb ik haar gezegd, zulke dingen zijn, zelfs na zo lange tijd, nooit prettig om te horen, wat niet alleen belachelijk is, maar ook idioot, omdat het nogal duidelijk is dat een vrouw van 46 vóór jou andere minnaars heeft gehad, net zoals jij andere minnaressen. Nog een gevolg: opwinding. Maar ik (denk?) dat ze niet tevreden was, zij weigerde alles.

vrijdag 28 december 2018

Susan Sontag -- 28 december 1977

As Consciousness is Harnessed to Flesh bevat (dagboek)notiti-es van schrijfster Susan Sontag (1933-2004) uit de periode 1964-1980-.

[december 1977]

Best films (not in order)

1. Bresson, Pickpocket
2. Kubrick, 2001
3. Vidor, The Big Parade
4. Visconti, Ossessione
5. Kurosawa, High and Low
6. [Hans-Jürgen] Syberberg, Hitler
7. Godard, 2 ou 3 Choses …
8. Rossellini, Louis XIV
9. Renoir, La Règle du Jeu
10. Ozu, Tokyo Story
11. Dreyer, Gertrud
12. Eisenstein, Potemkin
13. Von Sternberg, The Blue Angel
14. Lang, Dr. Mabuse
15. Antonioni, L’Eclisse
16. Bresson, Un Condamné à Mort …
17. Gance, Napoléon
18. Vertov, The Man with the [Movie] Camera
19. [Louis] Feuillade, Judex
20. Anger, Inauguration of the Pleasure Dome
21. Godard, Vivre Sa Vie
22. Bellocchio, Pugni in Tasca
23. [Marcel] Carné, Les Enfants du Paradis
24. Kurosawa, The Seven Samurai
25. [Jacques] Tati, Playtime
26. Truffaut, L’Enfant Sauvage
27. [Jacques] Rivette, L’Amour Fou
28. Eisenstein, Strike
29. Von Stroheim, Greed
30. Straub, …Anna Magdalena Bach
31. Taviani bro[ther]s, Padre Padrone
32. Resnais, Muriel
33. [Jacques] Becker, Le Trou
34. Cocteau, La Belle et la Bête
35. Bergman, Persona
36. [Rainer Werner] Fassbinder, … Petra von Kant
37. Griffith, Intolerance
38. Godard, Contempt
39. [Chris] Marker, La Jetée
40. Conner, Crossroads
41. Fassbinder, Chinese Roulette
42. Renoir, La Grande Illusion
43. [Max] Ophüls, The Earrings of Madame de …
44. [Iosif] Kheifits, The Lady with the Little Dog
45. Godard, Les Carabiniers
46. Bresson, Lancelot du Lac
47. Ford, The Searchers
48. Bertolucci, Prima della Rivoluzione
49. Pasolini, Teorema
50. [Leontine] Sagan, Mädchen in Uniform

[List continues up to number 228, where SS abandons it.]

donderdag 27 december 2018

Willem Janszoon Verwer -- 27 december 1574

Willem Janszoon Verwer (ca. 1533-ca. 1595) was advocaat en regent van het Weeshuis en van het Leprozenhuis te Haarlem. Van 1572-1581 hield hij een 'Memoriaelbouck' bij van gebeurtenissen te Haarlem, onder meer van het beleg van de stad door de Spanjaarden in 1572-1573.



[27 December 1574]
Den 27 op St. Jans Evangelisten dach na middach zijnder veel Duijtse knechten met parden ende waghen uut die Beverwijck ghecomen binnen der stadt, waerdoer die goede burghers zeer belast waren.

[28 December 1574]
Den 28 zijn die Duijtze met haer baghagij te schepe geghaen na Sparendam.

[29 December 1574]
Den 29 dachs na der Onnoselen kinderen hebben die Duijtze knechten binnen Haerlem een vergadering ghemackt op die Merckt ende zij wouden ghelt hebben van haer soudij ende dat van haer capiteijns ofte, zoe die sprack ghinck, op die burgers kosten of zij wouden haer cappiteijnen, vaendregers, hopluijden, etc. in die ijsers leggen. Diet rommoer duerde den heele dach doer tot den avont toe, sanderdaechs etc.

Frits Bolkestein -- 26 december 2001

• Politicus Frits Bolkestein (1933) was eurocommissaris van 1999-2004, en hield in die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Grensverkenningen.

Woensdag 26 december
De meid van Heijermans gezien in een piepklein theater aan de Nieuwezijds Voorburgwal: goed gespeeld door twee dames (o.a. Olga Zuiderhoek). Heb veel bewondering voor Heijermans. Als je zijn taal zou moderniseren, zou hij velen aanspreken.

dinsdag 25 december 2018

Pieter van der Meer de Walcheren -- 25 december 1907

Pieter van der Meer de Walcheren (1880-1970) was een Nederlandse dichter-schrijver. Zijn veelgelezen dagboeken zijn in verschillende delen uitgegeven.

25 December
S. was bij ons. Wij fuifden lichtelijk. Wij hadden een voortreffelijken fazant ten geschenke gekregen en een plumpudding. Het leven leek draaglijk, was zelfs aannemelijk aldus. In opgewekte lustige stemming werden de gerechten verorberd, waarna wij, zoals meestal gebeurt, philosofisch werden, en het gesprek weldra ging over het bestaan der ziel. S. beweert dat de ziel een sproke is, een woord zonder eigenlijken inhoud; hij oppert de hypothesen van een kosmisch fluïde, van de electriciteit, van het resultaat van de harmonische samenvoeging der cellen waaruit het menselijk lichaam bestaat. Christine gelooft vast dat de ziel bestaat. - ‘Hoe bewijst ge onwederlegbaar haar bestaan?’ werpt S. tegen. - En ik, ik spreek den één zowel als den ander tegen, beaam even sterk het één als het ander. Mij lijkt haar niet-bestaan even verdedigbaar als haar bestaan! Welk onnozel nodeloos gezwets! - En met dat al zitten wij daar in een kamer, drie schamele mensen, ieder met een wereld van gedachten, van verlangens die nimmer weerklank vinden in het botte heelal van materie. De waan verblindt ons. Is dat gelukkig of ongelukkig?

donderdag 20 december 2018

Jan Hanlo -- 21 december 1968

Jan Hanlo (1912-1969) was een Nederlandse schrijver. Uit: Tirade.

21-12-68. Ik wil toch terug naar het katholieke geloof. Maar dan voortaan zonder kruipen en zonder gebedsmagie. De reden dat ik het Christelijk geloof toch het beste vind is dat uit Christus' leer in ieder geval blijkt dat Hij de verbetering van de mens van binnen uit wil. Dat is voor mij het meest typische van het Christendom en de Christelijke leer lijkt mij daardoor toch het echtste. Het Boeddisme zal die gedachte ook wel hebben, maar het Boeddisme is nóg meer dan het Christendom een absolute verachter van het tijdelijke leven (‘leven is lijden’, door verlangen; verlangen dus doden). Ja, het Christendom (Paulus) heeft dat zeer zeker ook wel. Ja. Maar om het zo deprimerend en ontmoedigend voor te stellen als Kierkegaard dat doet, lijkt mij ook niet nodig. Ik wil in ieder geval niet ‘kruipen’ (waar Kierkegaard geen bezwaar tegen heeft, tegen kruipen). Een tiran zal God toch wel niet zijn. Hij zal je een behoorlijk stuk verlichting geven en vrijheid laten, al lees je dat inderdaad niet uit de Bijbel. Maar de Bijbel aanvaard ik niet meer voetstoots. Ik blijf erbij dat God in de Bijbel gebrekkig wordt geschilderd: eigenlijk toch: de Boeman, de geborneerde oude man die ongeveer alle aardigheid zachtheid vriendelijkheid mist Als God niet vriendelijk en aardig voor mij wordt, zal ik Hem trouwens toch nooit kunnen beminnen; dan is de hemel toch niet voor mij. Ik moet maar eens proberen wat meer af te wachten wat God met mij doet (hoewel je de levenservaringen nooit met enige zekerheid zo kunt interpreteren). Ik heb als zijn schepsel recht op een behoorlijke behandeling, dat is een gedachte die er bij mij toch niet uit te krijgen is. Hij moet maar bereiken - als Hij dat zo graag wil - dat ik Hem bemin. Men moet beter maar afwachten. (Zoals Willem Wouters eens zei: ‘ik heb geen geloof maar wel vertrouwen, en jij hebt wel geloof maar geen vertrouwen’).

En om dat in de praktijk te brengen: dat afwachten, moet ik inderdaad - zoals zo vaak gezegd wordt - er minder over denken, gewoon er niet aan willen denken. Dus andere dingen doen. Denk maar: het is gelukkiger niet te kruipen en te tobben, en dan maar niet te krijgen wat je graag wil, dan door kruipen en te veel smeken een afgodsbeeld van een tiran (God) in je ziel te onderhouden.

Wacht eerst maar tot God je meer verlicht, bv. omtrent zonde en schuld.

Want dat voortdurend denken over God is, net als ‘kruipen’, ook een ziekelijke verslaving, gebondenheid. Een neurose. Begin eens om er niet meer aan toe te geven. Afwachten. Als God fatsoenlijk is (en anders is Hij geen God) zal Hij je wel helpen. Hij zal de initiatieven wel gaan nemen. Mijn gezoek (‘zoekt en ge zult vinden’ (!) - in de Bijbel staat heel wat van twee kanten, iets met z'n tegenspraak op een andere plaats) zit Hem misschien daarbij juist in de weg.

Gek, die crisis die gisteren het hoogst was, is vandaag plotseling geweken. Of dat blijvend zal zijn weet ik natuurlijk niet. 21-12-68.

Olga Freidenberg -- 20 december 1943

Olga Freidenberg (1890-1955) in een brief aan haar neef, de Russische schrijver Boris Pasternak (1890-1960); de twee onderhielden een jarenlange correspondentie. Uit: Contradans in brieven (vertaald door Kristien Warmenhoven).

Leningrad, 20 december 1943
Omstreeks tien uur 's ochtends heeft mama een hartaanval gekregen, die haar rechterkant heeft verlamd en haar spraak en hersenen heeft aangetast. [...]
Het snijdt door mijn ziel als ik zie hoe zij ontwricht is en haar geheugen en bewustzijn zijn aangetast. Als een ziel in metempsychose [zielsverhuizing] doorloopt zij de kring van haar vroegere leven, spreekt in ijlkoorts over haar kindertijd, dan over haar gezin en haar zorgen. En ik volg haar door de gruwelijke labyrinten van het niet-bestaan. Aanvankelijk kreeg ik koude rillingen en trilde ik over al mijn ledematen wanneer ze vroeg: ‘Waar zijn mijn kinderen?' en ze mij Leonid noemde en met de verontwaardiging van een trotse moeder zei dat ik Olja niet was. Zodra de sluizen van het bewustzijn en de realiteit het begaven verschenen Aleksandr, Leonid en mama (grootmoeder) en dat verliep volgens een eigen strenge deugdelijke logica, zonder ijlkoorts. En nu ben ik er aan gewend geraakt te worden teruggezet in onze kinderjaren, in ons gezin, in een verschuiving van tijd en periodes, zonder ijlkoorts en op een ander bestaansniveau.
[...] Haar boeken zijn op tafel blijven liggen met haar bril er bovenop: Shakespeare, de opengeslagen bladzijden van Elektra.

maandag 17 december 2018

S.S. Dabill -- 18 december 1940

Uit het dagboek van dominee Samuel Stafford Dabill (1886-19??)

Set off at 7o'clock in the dark.
Carriages fairly well lighted but put into darkness at each station.
Arrived at London at 9.30. A huge hole at Waterloo made it impossible to get out the ordinary way. Went down towards Lambeth Bridge. Terrific damage in St. Thomas' Hospital. Thought of the nurses there.
A hole in the Archbishops Wall at Lambeth Palace. Walked up Millbank and passed the Houses Of Parliament. All seemed well there. Whitehall looking shabby and many of the Government offices bombed out. Went into the United Services exhibition. The most interesting exhibit- the electrically heated silk ........... of the German flares and the packed and open parachutes. It is a big thing to go in such a little space.
Walked along the Mall. Some of the embassies bombed out and at Buckingham Palace a large band playing. Half the windows there patched up with cardboard.......................................................
Walked through Green Park into Piccadilly. Great destruction in Piccadilly. Not as much destruction in Oxford St. as I had expected to see. In New Oxford St. the destruction tremendous. Craters everywhere making the streets smelly.
How bravely the shops carry on. Went into St. Mary Woolnoth and heard an address from Professor Cromstead on " What Christ means to me". The lovely playing of "He that shall endure to the end".
Walked over London Bridge and Tower Bridge. Not much destruction in the docks. The Tower hit at one corner. Pudding Lane where the Great Fire broke out again in ruins. Shall we rebuild as worthily as they did? The Monument to the Great Fire standing there. Went into St. Paul's. The majestic old Cathedral with the round .................. altar. Yet it seemed immensely .......... and quiet. Edward said it will be hard to picture a Christmas tree without and within.
Went into Gammages. A huge 500lbs bomb ....................................... from the neighbourhood. Did a little shopping in Gammages.
Went on the Underground. The spaces marked for sleepers on the platform. A cruel smell and vile air. What sights. Remember them. The last thing I saw was an exhibition in Charing Cross of local prints. The lovely flowers. Ah! brave old city. But how much more can it stand.

zondag 16 december 2018

Lord Byron -- 17 december 1813

George Gordon Byron (1788–1824), beter bekend als Lord Byron, was een Engels schrijver en dichter. Byrons reputatie berust niet alleen op zijn geschriften, maar ook op zijn leven vol aristocratische excessen, enorme schulden en talrijke liefdesaffaires. Lady Caroline Lamb noemde hem "mad, bad, and dangerous to know".

December 17th, 18th, 1813
[...] Went to my box at Covent Garden to-night; and my delicacy felt a little shocked at seeing S——'s mistress (who, to my certain knowledge, was actually educated, from her birth, for her profession) sitting with her mother, "a three-piled b——d, b——d Major to the army," in a private box opposite. I felt rather indignant; but, casting my eyes round the house, in the next box to me, and the next, and the next, were the most distinguished old and young Babylonians of quality;—so I burst out a laughing. It was really odd; Lady —— divorced—Lady —— and her daughter, Lady ——, both divorceable—Mrs. ——, in the next the like, and still nearer ———! What an assemblage to me, who know all their histories. It was as if the house had been divided between your public and your understood courtesans;—but the intriguantes much outnumbered the regular mercenaries. On the other side were only Pauline and her mother, and, next box to her, three of inferior note. Now, where lay the difference between her and mamma, and Lady —— and daughter? except that the two last may enter Carleton and any other house, and the two first are limited to the opera and b—— house. How I do delight in observing life as it really is!—and myself, after all, the worst of any. But no matter—I must avoid egotism, which, just now, would be no vanity.

I have lately written a wild, rambling, unfinished rhapsody, called "The Devil's Drive" the notion of which I took from Person's "Devil's Walk." Redde some Italian, and wrote two Sonnets on ——. I never wrote but one sonnet before, and that was not in earnest, and many years ago, as an exercise—and I will never write another. They are the most puling, petrifying, stupidly platonic compositions. I detest the Petrarch so much, that I would not be the man even to have obtained his Laura, which the metaphysical, whining dotard never could.

Achilles Cools -- 16 december 2004

• Achilles Cools (1949) is een Belgische kunstenaar die zijn inspiratie vindt in de biologie. Uitgebroed. Dagboek van een beeldenmaker.

16 december
Midden in de stad, bij een struikenperkje zat een groepje pestvogels. Het ging als een lopend vuurtje bij de vogelaars rond. Niet altijd storm ik op zeldzaamheden af, maar het was niet ver en het was lang geleden dat ik die zigeunervogels nog eens tegenkwam.
Er zaten er negentien. Ze waren niet schuw, zelfs heel dichtbij bleven ze nog zitten. In de dunbevolkte taiga's, de eeuwig zingende bossen rond de poolcirkel, hebben ze nooit mensen gezien, daarom kennen ze hier ook geen angst voor ons. Maar lang zal dat niet duren.
Wat zochten die pestvogels hier? Ze ritsten aan de bessen van Gelderse roos vlak bij een fietspad. Heel bedeesd klonk hun fijne trillen. Een verrekijker hadden we niet nodig. Hoge kuiven en alleraardigste versieringen op hun geel omzoomde vleugels; fijne rode wasplaatjes op de armpennen. Hun zijdeachtig verenpak had niets dat aan pest doet denken. Ik zou ze liever 'besvogels' noemen, want in bessen-struiken zijn ze altijd te vinden. Als het moet maken ze daar hele wereldreizen voor. Het zijn eigenlijk hongertochten naar het zuiden. Hun komst vertelt ons dat de natuur, als het aan haar ligt, gewoon wil doorgaan.

J.M.A. Biesheuvel -- 15 december 1981

• J.M.A. Biesheuvel (1939) is een Nederlandse schrijver. In 1981 hield hij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij (onder het pseudoniem 'God zelf').

Maandag [14 december]
Hele dag in bed, heb geen zin om naar kantoor te gaan. Lig veel te denken aan de 'De trui', als ik in slaap val droom ik ervan, 's Avonds weet ik het verhaal in vier uur af te schrijven en begin meteen aan een nieuw verhaal: 'De bruid'. (Afgekeken van het verhaal 'De bruid' van Tsjechov op aanraden van Karel.) Eva is nu 'Ultima Thule' van Nabokov aan het lezen. Ik vind dat ze behoorlijk kapsones krijgt. Eva moet eigenlijk voor mij zorgen, voor de dieren, voor de belasting, voor de administratie, ze moet mijn wandelend geweten zijn en nu ligt ze gewoon Nabokov te lezen? Zoiets heb ik nog nooit meegemaakt. En als ze Nabokov eenmaal goed vindt, zal ze mijn verhalen klote vinden.

Dinsdag [15 december]
Ik sta maar eens vroeg op en wandel naar de Universiteitsbibliotheek. Met Ronald Breugelmans neem ik het verhaal, de novelle: 'De trui' door op goed Nederlands en spelfouten, 's Middags ga ik gewoon naar kantoor. Ik heb er vier uur droevig voor het raam gestaan, een lege badkamer, alleen een bureau en een stoel. Het avondeten is heel lekker, 's Avonds komt Jan van de Craats spelen op de piano, ik zing daarbij. Eerst bekende nummertjes van Mozart en dan de hele Winterreise van Schubert. Ik vind het zo mooi dat de tranen me in de ogen staan. Neeltje, een van de laatst aangelopen vrouwtjeszwerfpoezen, zingt af en toe mee en Mikkie de hond denkt dat ik huil. Hij huilt af en toe bij een ontroerende passage. 'Jeder Strom wird 's Meer gewinnen, jedes Leiden auch sein Grab!' Terwijl we spelen komt Pim van der Meiden binnen en geeft Eva een overdruk van zijn geruchtmakende artikel: 'Het Nederlands als wereldtaal'. Ik rook nog een sigaar en als we uitgezonden zijn duik ik gauw in bed. 'Hehe,' denk ik, 'er gaat toch niets boven je bed.'

woensdag 12 december 2018

Harry Graf Kessler -- 13 december 1922

Harry Graf Kessler (1868-1937) was een Duitse kunstverzamelaar, museumdirecteur, schrijver, publicist, politicus, diplomaat en pacifist. Hij hield 57 jaar lang een dagboek bij. Een selectie daaruit is (door Peter Claessens) in het Nederlands vertaald als Dans op de vulkaan.

• In 1922 wordt in de Haagsche Dierentuin in Den Haag een groot internationaal Vredescongres gehouden, georganiseerd door de Internationale Vakverbonden (een | twee).

Den Haag, 13 december 1922.
Woensdag Derde zittingsdag. De bolsjewiek Rotstein bracht veertien punten naar voren die het internationaal georganiseerde proletariaat moest aannemen om de vrede te garanderen. Alleen al de kokette parallel met de veertien punten die Wilson met hetzelfde doel voor ogen, een duurzame vredesgarantie, had opgesteld, ontstemde de toehoorders en ontnam zijn rede alle ernst. Je kon niet om het gevoel heen, dit is toneelspel, ironie, journalistiek, geknipt voor de cultuurpagina's.
Andere ongewild ironisch-tragische situatie: terwijl Helene Stöcker het onvoorwaardelijke recht van elk mens op zijn leven proclameerde en daarmee het recht op militairedienstweigering onderbouwde, liep Friedrich Adler, de moordenaar van Stürgkh, als een ziek roofdier, groot, zwaar, gebogen, met zijn gedweeë roofdierogen achter een goudgerande, fonkelende bril, rond in de zaal als een van de meest gevierde mannen op dit congres. Uiteindelijk, in de ogen Gods, heeft Techow ook niks anders gedaan dan Adler.
De voornaamste redenaars vandaag waren, naast de bolsjewiek Rotstein, de mensjewiek Abramowicz, een bleke, door rampspoed getekende, tragische figuur, Grumbach, retorisch en als een stier brullend, een Danton uit de Elzas, de Spaanse socialist Caballero, een toreador, Ben Tillett, de historische Engelse rooie, die het voorkomen had van een gentleman van middelbare leeftijd. Wels, Duits regeringssocialist, vriend van Noske en vredesapostel met de verontwaardiging over de schanddaden van de Entente als cliché, Friedrich Adler zelf, die heel slim en sceptisch sprak. Ik sprak 's middags over algemene staking en Volkenbond, waarvan ik de uitbreiding in de zin van de Braunschweigse resolutie eiste.


• Harry graaf Kessler (1868-1937) was een gedreven, liberaal denkende aristocraat die zich inzette voor een verenigd Europa, het pacifisme, de Volkenbond en het Nietzschearchief. Als diplomaat in dienst van de regering, maar ook als onafhankelijk kosmopoliet en kunstpromotor stond hij in contact met de grote politici, industriëlen, denkers en kunstenaars van zijn tijd.

maandag 10 december 2018

Walter Benjamin -- 11 december 1926

Walter Benjamin (1892-1940) was een Duitse (marxistische) filosoof en vertaler. In de winter van 1926-’27 bezocht hij Moskou, vanwege de partij, maar ook vanwege de liefde. Zijn dagboek van dat bezoek (Dagboek uit Moskou, vertaald door Hans Hom) is “een uniek portret van een tussen hoop en afkeer heen en weer geslingerde intellectueel en een even uniek portret van Moskou in de jaren twintig”.

11 december 1926
Een en ander over de signatuur van Moskou. Bepalend voor mij is de eerste dagen vooral dat ik moeilijk kan wennen aan het lopen op de geheel met ijs bedekte straten. Ik moet zo goed opletten waar ik mijn voeten neerzet dat ik weinig om me heen kan kijken. Dat werd beter toen Asja gisterenmorgen overschoenen voor me kocht. Dat was niet zo moeilijk als Reich had vermoed. Voor de bouwwijze van de stad zijn de vele een en twee verdiepingen hoge huizen karakteristiek. Ze geven haar het aanzien van een stad van zomervilla's, de aanblik ervan doet je de kou dubbel zo hevig voelen. Vaak zie je ze gesausd in pasteltinten: vooral rood, maar ook blauw, geel en groen. Het trottoir is opvallend smal, men is met de grond zo gierig als men royaal is met het luchtruim. Bovendien ligt het ijs aan de huizenkant zo dik, dat een gedeelte van de stoep niet gebruikt wordt. Overigens is hij zelden duidelijk geprofileerd ten opzichte van de rijbaan: sneeuw en ijs nivelleren de verschillende straatniveaus. Je komt heel dikwijls queues tegen voor de staatswinkels; voor boter en andere belangrijke zaken staat men in de rij. Er is een onnoemelijk aantal winkels en nog veel meer venters, die niets meer dan een wasmand met appels, met mandarijnen of met cacaouets voor zich hebben staan. Om de koopwaar tegen de kou te beschermen ligt ze onder een wollen lap, waarop twee of drie monsterexemplaren te zien zijn.

zondag 9 december 2018

Mary Louise Rothwell -- 10 december 1942

• Mary Louise Rothwell hield na de aanval op Pearl Harbor enige tijd een dagboek bij.

Wednesday, December 10
Today mother, Matah and I went down to the market. The place was simply mobbed. We were lucky enough to get there rather early, so we could go right in. Some people coming a little later had to wait in line outside, because the clerks would allow only a certain number of people in at a time. We got all we wanted, except rice, sugar, flour, and bread. There was a great deal of canned food, but the staples had been cleaned right out. The perishables, especially milk, are not hard to get at all; in fact, there is a surplus of fresh milk.

There were so many people in the place that Matah almost fainted. She got weak and had to sit down and drink some ice water. Finally I helped her out to the car and took her place in line.

Mother bought yards and yards of blue denim at Ireton’s. She got it to lightproof some rooms, so that we wouldn’t have to sit in the dark night after night. This afternoon she and I fixed the study, her bedroom, and my bedroom. It’s really grand, because it shuts out light but lets in air. The one drawback is that during the day we can’t take off the denim shades without prying off all the tacks. Oh well, it’s worth it.

Frank volunteered for coast Guard duty and went down this afternoon to get his identification papers and such. He’s going out tonight with George Stepp and a C.G. crew on the Ahi. Apparently he is to get his breakfasts and dinners from the Coast Guard. Well, he got into the CG service sooner than he expected! Mother is rather worried about him; but she says that we all have to do our part. Besides, Frank and Bob would be doing the very same thing if they were here; and if each one of us said, "My life is too precious to risk," we would all be so soft that we would be beaten completely.

This afternoon from 3 to 3:15 we had a practice air-raid alarm and all the Coast Artillery guns fired a few shots for testing. It really didn’t affect us much, because we were in the house anyway; however, the radio announcers ordered everyone under cover. We just went about our business (inside the house, of course) and 15 minutes later the radio announced that the "air-raid" was over.

[...]

zaterdag 8 december 2018

Soetan Sjahrir -- 9 december 1934

• Soetan Sjahrir (1909-1966), was een Indonesisch politicus en de eerste premier van dat land. Hij speelde een grote rol in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. In 1934 werd hij gerarresteerd. Hij doet verslag van zijn gevangenschap en verbanning in een dagboek, dat is gepubliceerd als Indonesische overpeinzingen.

29 Maart 1934.
- Al een maand zit ik nu achter de tralies, maar ik ben nog steeds even wijs: ik weet nog steeds niet, waarvoor ik eigenlijk in hechtenis ben gesteld. Ze hebben het mij bij de inhechtenisneming niet verteld. Het enige wat ik weet is dat het iets met de P.N.I. [Pendidikan Nasional Indonesia]) te maken heeft, maar wàt is voorlopig nog een geheim voor mij.
[...]

9 Dec. 1934.
- Het besluit, gedateerd 16 November, is gevallen: Digoel. Dus toch Digoel. Het heeft mij een beetje verrast, maar dat ligt natuurlijk aan mijn naïeveteit. De conclusie luidt: ‘Wegens haatzaaien en gevaar voor de openbare rust en orde krachtens Art. 37 Indische Staatsregeling en in overeenstemming met den Raad van Indië aangewezen tot verblijfplaats de hoofdplaats van de tijdelijke onder-afdeeling Boven-Digoel, afdeeling Amboina, Gouvernement der Molukken’. Er is dus geen concrete beschuldiging, geen spreek- of pers-delict; iets feitelijks hebben ze me niet ten laste kunnen leggen. Ik had dan ook gedacht, dat ik hoogstens een ‘derde klassen’-verbanning waard zou zijn, bijvoorbeeld naar Timor of iets dergelijks. Maar onder de vijf anderen, die tegelijk met mij zijn verbannen naar Digoel, zijn er zeker wel twee, die het nog minder hebben verdiend dan ik. Het is dus nu beslist en het heeft een einde gemaakt aan de periode van twijfel en innerlijke worsteling of dit alles wel verantwoord was tegenover hen, die ik nu achter moet laten.

Het besluit heeft mij als het ware geholpen om weer boven het persoonlijke uit te komen, tot het grotere. Waarvoor dient dit alles, waarom het leed dat ik hun die ik lief heb, moet berokkenen? Alleen, omdat ik mijn volk wilde dienen. Zo het als een fout ten opzichte van mijn gezin moet worden beschouwd is het alleen, omdat ik mijzelf in staat achtte aan beide eisen te voldoen, die van het werken voor mijn volk en die, welke mijn gezin stelde. Aan de twijfel, de ellende, die mij dit deze laatste twee jaren heeft gekost, is nu een eind gekomen, nu wil en mag ik er niet meer over denken. Het was alsof ik aan mijn volk herinnerd werd, toen ik het verbanningsbesluit ontving, aan alles wat mij aan het lot, het leed van dit millioenenvolk bindt. Is onze persoonlijke smart ten slotte niet maar een heel klein deel van dat grote, algemeene leed, is niet juist dit leed onze innigste, sterkste band? Juist nu ik misschien voor goed afstand zal moeten doen van het liefste en mooiste wat er voor mij op deze wereld bestaat, juist nu voel ik mij hechter verbonden aan mijn volk, heb het meer lief dan ooit. Wij hebben elkaar zo vaak niet begrepen, dat volk en ik. Ik was voor mijn volk vaak te abstract, te ‘westers’, buiten zijn bevattingsvermogen, en zij waren voor mij vaak te traag, maakten mij wanhopig door hun onwil en wanbegrip, kwaad en ongeduldig door hun kleine gebreken. Zij vervulden mij soms zelfs met bitterheid, maar hun lot en mijn levensdoel zijn één; wij waren en blijven verbonden. Nu dit - de ontbinding, verwoesting van mijn persoonlijk geluk, afstand van de mijnen - voor dit volk van mij geëist wordt, nu verdwijnen al mijn grieven, nu blijft alleen nog mijn gevoel van saamhorigheid en mijn verbondenheid aan dit diepgezonken volk van mij.

vrijdag 7 december 2018

Andy Warhol -- 8 december 1980

Andy Warhol (1928-1987) was een Amerikaanse kunstenaar. Hij hield een dagboek bij van 1976-1987.

MAANDAG 8 DECEMBER 1980
Er kwam iemand binnen die vertelde dat John Lennon was neergeschoten. Er was geen mens die het geloofde, dus belde er iemand naar de Daily News, waarop het nieuws werd bevestigd. Het was zo angstaanjagend dat dit alles was waarover wij konden praten. Hij werd buiten zijn huis neergeschoten. Toen ik thuis kwam, zette ik de TV aan; hij bleek vermoord te zijn door iemand die hem eerder op de avond om zijn handtekening had gevraagd.

DINSDAG 9 DECEMBER 1980
Het nieuws was hetzelfde nieuws dat wij de hele avond al hadden gezien, beelden van John en oude filmclips.
Bob voelde zich helemaal 't mannetje, want de historische uitgave van de Daily News met de kop 'John Lennon shot' is de editie waarin het grote artikel over hem staat 'The Man Behind Andy Warhol'. Het was een lang, maar saai artikel.
Ik zag het nieuws over John Lennon, en het is angstaanjagend. Kort geleden nog kwam Michael, een jongen die mij nu al vijf jaar brieven schrijft, zomaar binnen - iemand had op de knop gedrukt en hem binnengelaten. Hij gaf mij nog een brief, en ging weer weg. Waar woont hij? In een gesticht?

WOENSDAG 10 DECEMBER 1980
De kranten brengen nog steeds nieuws over Lennon. De man die hem vermoord heeft was een gefrustreerde kunstenaar. Ze hadden het over de Dali-poster die hij aan de muur had hangen. Ze interviewen altijd de concierges en de schoolleraren van vroeger enzo. De jongen zei dat hij het gedaan had onder invloed van de duivel. En John was zó rijk, ze zeggen dat de nalatenschap $ 235 miljoen bedraagt.
In Dakota gaat de 'wake' maar door. Het ziet er zo vreemd uit, ik vraag me af wat die mensen denken waarmee ze bezig zijn.

ZONDAG 14 DECEMBER 1980
Ik zat met een zwarte chauffeur in een taxi tijdens de paar minuten stilte om John te herdenken en voor hem te bidden. De man had een zwarte zender aanstaan, waarop tien minuten stilte in acht werd genomen, en de discjockey zei: 'Wij zijn daar boven bij jou, John,' en de chauffeur lachte en zei: 'ik niet schat, ik zit hier gewoon beneden'. Hij zette een andere zender op waarop gesproken werd over de stilte.

maandag 3 december 2018

Anna Achmatova -- 5 december 1964

Anna Achmatova (1889-1966) was een Russische dichteres. Dagboekfragmenten van haar zijn opgenomen in De echte twintigste eeuw (vertaald door Alissa Leigh en Silvana Wedemann).

• In december 1964 reisde Achmatova naar Italië om op Sicilië de Premio Etna-Taormina in ontvangst te nemen.

4 of 5 december 1964
1 december op het Belorusskistation. Een menigte van uitzwaaiende mensen. Op het station zelf heerst chaos, 's Nachts Minsk. Onvoorstelbare stormbuien, sneeuwstormen. De kou sloeg mij om het hart. Warschau – Pollak met zijn vrouw en de vrouw van Anatol Stern. Duister.
Het lichte Wenen in de ochtend. Ira gaat Rubens (Bontjasje) en Brueghel bekijken. Zon.
Veel grenzen. Een stem: 'Paspoort!' Bij onze douane zeggen ze; 'Als u deze boeken signeert, maken wij ondertussen uw documenten gereed.'
De Alpen. De coupé schudt als nooit tevoren, In de winter biedt het een treurige aanblik. Opnieuw herinner ik me mijn droom** van 30 augustus over de chaos. De snelheid van een vliegtuig. Ik voel me beroerd...
We naderen Rome. Alles is een rozerode kleur. Het lijkt op mijn laatste onvergetelijke Krim van 1916, toen ik uit Bachtsjisaraj naar Sevastopol ging na voorgoed afscheid van N. V Nedobrovo te hebben genomen en de vogels over de Zwarte Zee wegvlogen.


 ** Over de droom waaraan ze refereert schreef ze eerder: “De droom die ik afgelopen nacht had, gaat al mijn ervaringen op dat gebied te boven. Ik zag hoe de planeet Aarde eruitzag korte tijd (hoe lang?) na zijn definitieve verwoesting. Ik zou er denk ik alles voor geven om die droom weer te vergeten!”

zondag 2 december 2018

Wim Kan -- 3 december 1975

Wim Kan (1911-1983) was cabaretier. Zijn dagboeken zijn te lezen bij de dbnl. Meer informatie over de treinkaping bij Wijster hier.

Woensdag 3 december 22.00 uur. Wildwal
Sinds gistermiddag vijf uur leven wij weer in spanning. Toen hoorden wij in de auto radio op weg van de Lappendeken naar Velp dat er weer een kaping was. Deze keer een hele trein met zeventig of tachtig passagiers. Na Herrema nou dit weer. De Zuidmolukkers! De machinist en één passagier waren doodgeschoten. Toe maar jongens. Vooruit maar weer. Wij zijn er nu al weer meer dan vierentwintig uur mee bezig. Maakt me angstig, moedeloos, machteloos en woedend. En voor mij altijd weer de grote vraag: hoe kan ik dit vertalen in cabaret?

Donderdag 4 december 14.20 uur. Wildwal
Donker, koud, somber weer. De gijzelingsdrama's zijn niet van de lucht. De trein bij Beilen staat er nog steeds. Vermoedelijk is er een derde man vermoord. Er is om 12.40 uur iemand uit de trein gegooid. Op ongeveer diezelfde tijd is het Indonesisch consulaat in Amsterdam door drie gemaskerde Zuidmolukkers overvallen. Wij doen vanaf dat ik wakker word niet veel anders dan radio luisteren, kranten lezen en televisie kijken. Nu straks om drie uur extra nos-televisie, 't Is net oorlog. Nee, het ís oorlog.

Vrijdag 5 december. Sint-Nicolaasavond!! 22.00 uur. Wildwal
Vreemd, ondefinieerbaar leven. Er is niets anders dan de treinkaping en de bezetting van Indonesisch consulaat in Amsterdam. Vanmorgen ik met meneer Van Liempt gebeld en laten doorschemeren dat er morgen (en overmorgen?) in Hoorn niet gespeeld behoort te worden. (En ziet de tv vindt dat vanavond blijkbaar ook.) Ik vind niet dat ik nu de regering zó belachelijk kan maken als ik haar maak. Ik zie het interview met Den Uyl en de conference over Van Agt als een stoot onder de gordel. En...wat het ergste is, ik heb geen alternatief.

Dinsdag o december 6.40 uur. Kudelstaart
Nu staat niet alleen de trein stil, maar ook de onderhandelingen zijn tot stilstand gekomen. De hele zaak begint nu een beetje in het genre te komen van warme maaltijden, tandpasta en toiletpapier. Kinderen en grijsaards die ineens toch worden vrijgelaten en een dominee van 84 jaar die meedeelt dat de kapers uiterst correct te werk gaan. Ir. Manusama doet een beroep op zijn jongens: ik smeek jullie om er nu mee op te houden. Van Agt en Den Uyl laten zich niet zien. Mevrouw Faber, woordvoerster van justitie, daarentegen des te meer. Het tweede bedrijf begint een beetje te ‘trekken’. In mijn gevoel is het bijna ondenkbaar dat het geheel nu toch nog in een bloedbad zou eindigen, maar... afkloppen ga ik dit nu wel.

Donderdag 11 december 19.42 uur. Werkhuisje
Vandaag zijn er weer twee vrijgelaten. Bejaarden. Als het nog even duurt is tenslotte iedereen bejaard, wordt iedereen vrijgelaten...

Maandag 15 december 7.15 uur
Gistermorgen 12.15 uur was ineens de gijzeling van de treinpassagiers in Beilen voorbij. Afgelopen. De zes kapers gaven zich over. Ik zat in mijn werkhuisje aan mijn boek, het boek te werken (leuk werk maar uitzichtloos, want er is veel te veel materiaal). Zette de radio aan: wij pauzeren nu even voor een extra nieuwsuitzending over alle drie de zenders. Schrok wel even heel erg, maar hoopte meteen dat de gijzeling voorbij zou zijn. Ol kwam meteen uit huis hollen: de gijzeling is afgelopen. Samen op één stoel even in mijn huisje zitten luisteren. Ontroerend moment. Drie doden plus één in Amsterdam waar de gijzeling nog doorgaat en vijf afgelaste uitverkochte zalen in Hoorn en Haarlem.

Maandag 22 december 6.00 uur
De hele situatie waarin de Zuidmolukkers zich bevinden, de hardheid, koelheid en het onbegrip van de regering toont naar mijn mening steeds grotere gelijkenis met onze situatie na de oorlog. Elf miljoen Nederlanders waren vol van wat de Duitsers hun hadden aangedaan. Dat handjevol mensen dat onder de Japanners had gezeten, daarvoor interesseerde zich niemand. Onze psychische begeleiding? Ja, geweldig. Hirohito is er zelfs voor naar Nederland gekomen. Topvoorstellingen in Haarlem met vrijwel geheel nieuwe conference met veel over de afgelopen gijzelingszaak in Beilen.

zaterdag 1 december 2018

Max de Jong -- 2 december 1948

Max de Jong (1917-1951) was een Nederlandse dichter. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd bij Van Oorschot.

Donderdag 2 december
Vanmorgen even voor het naar bed gaan naar het distr.kantoor geweest, maar ik had mijn kaart al gehaald, dat is nu ook tijdverpesten.
Daarna een uur of zes geslapen, te kort uiteraard. Toen ik opstond was een gloeilamp stuk, nieuwe gekocht.
Rbstr. Net als ik op dreef raak, vind Jaap H. het ook niet interessant meer. Ook geen bruikbare aanspraak.
Naar Hanny Deelman geweest. De Academie gaat pas 17-18 Dec. dicht. Het kind van Hanny was er, krek Joop. Hanny zei, dat ik zuur rook, hoe kan dat nu, ik heb toch dat teiltje. En zei weer, hoe wou jij trouwen, je hebt toch geen centen. Zag er slecht uit. Joop gedraagt zich rot.
Om negen uur thuis. Keihard schalde de radio naast me, gemene muziek, permanent. Radeloos de straat weer opgelopen. Naar Mienie gelopen, maar die hospita geeft geloof ik altijd niet thuis. Raamadvertenties afgelopen, niets bij, toch nog een paar kamers gekeken, doelloos mijn goeie tijd lopen te verlopen, ik ben zo
zielig
door de
radio
van de
buren

Om half elf kwam ik weer thuis, de radio schalde nog steeds
Ik wou zo graag
werken
ik heb zitten
huilen
Naar bed gaan. Morgen komt er weer zo'n dag. Gide uitlezen.

Maurits Wagenvoort -- 1 december 1903

Maurits Wagenvoort (1856-1944) was een nederlandse schrijver, die in 1903 op zoek ging naar wat er nog over was van de Nederlandse kolonie in het Turkse Smyrna.

Smyrna, 1 December, 1903.
Smyrna maakt eerst geen aangenamen indruk: een rumoerige, vuile, lange kade, en daarachter de tegen de bergen in het rond opklimmende stad. Van de aanzienlijke Hollandsche kolonie, welke hier sinds eeuwen is gevestigd, kwam het eerste Smyrniootsch specimen-landgenoot op Samos tot mijn kennis: een goedige, élégante jonge man Raoul Domino, zoon van een moeder van Hollandsche afkomst. Hij sprak gemakkelijk Hollandsch, maar met hoorbaar vreemd accent. Zijn vader was een Griek. De tweede, hièr, droeg den echt-Hollandschen naam Van der Zee. Ofschoon hij onze taal zeide te verstaan, sprak hij er geen woord van: een rijke cargadoor, welgedaan, grijs, blozend van gezicht met kleine grijze bakkebaardjes, witte das en in zijn rond gezicht levendige vriendelijke oogen. Naar zijn spreken was hij vol belangstelling voor het oude land en een oudere broêr van hem heeft zich zelfs voor goed met zijn vrouw in Den Haag gevestigd. Hij stelde mij zijn zonen voor, van wie de jongste Hollandsch bestudeert onder leiding van een Nederlandschen pater, vader Katz.

donderdag 29 november 2018

J. Slauerhoff -- 30 november 1926

Jan Jacob Slauerhoff (1898-1936) was een Nederlandse dichter en schrijver (en scheepsarts). Een klein aantal dagboekaantekeningen van hem is gepubliceerd in Dagboek.

Z. 28 Nov. Lees bij v. Leent brief u. Nederland.
"Medici met ruime beurs kunnen natuurlijk meer doen dan die met minder. Het C.fonds is zakelijk, en geeft geen philantrop. uitkeering. Toch kunnen we ons voorstellen dat U (v. L.) door ons schrijven op die gedachte (toelage ƒ 25 daags) kwam." Sic.
Salaris ƒ 150. Ziekenbroeder die uitgespaard wordt dito. Waar blijft de vriendelijkheid t.o. jonge medici? over U. Deterding doet het beter.
De W. vertrekt, nog een paar moppen. Twee huilebalken: hoe komt dat ijzer nou stuk? 'k Weet het niet! De eene potatoe (uit Californië).


30 Nov. Branchut (le moraliste)
Vit d'un petit pain et boit aux bornes-fontaines,
Écrit des choses sublimes dans les jardins publics
Ou, s'ilpleut, sous lesportes cochères.
11 s'acheta deux chemises et connut le cervelas.
Ilpinga la taille de mlle Fédora.
II eüt epousé son êlève, le moraliste.
On le jeta à la porte.
C'est la faute de Rousseau. Ou St-Preux ou Julie.

Mais, vive Branchut, le moraliste.

                                                       (Le Chat maigre)

Ik herdenk de eerste dagen op deze vage doodsche kust, waar bloei en vulkanen even onbewogen boven verrijzen. De langzame, met te weinig roeiers bemande sloep, de zwijgende, pas nuchtere kapitein. De eerste dagen van het winchgeratel dat mij sindsdien zoo vaak de aandacht verstoorde. S'baja, Lawang, Polanan.
De Oostkust ('t vertrek v. de Vondel laatste schakel). En toch de rust in de kale hut, de verzen waarin ik mij terugtrok, waarop ik leefde. Dat kon ik tóen.

woensdag 28 november 2018

Anthonie Duyck -- 29 november 1596

Antonie Duyck (1560-1629) was vanaf 1621 raadpensionaris van Holland. In 1596 was hij advocaat-fiscaal van de Raad van State en hield in die functie een journaal bij waarin hij verslag deed van de militaire campagnes van prins Maurits.

Den 29en Novembris regende het seer. Ontrent dese tijt continueerden de tijdingen seer dat den Turck Agria in Over Ungeren bij appoinctement verovert ende allen den soldaten daer binnen geweest contrarie sijn beloften qualijcken getracteert hadde, ende corts daernaer tvolck vanden Ertshertoge in een onvoorsichtig schermutsel hadde getrocken ende daernaer daerop so seer was gevallen, dat hij desselven Ertshertogen leger ingedruckt ende tgeschut ende de bagagie genomen hadde, wesende de ruyteren met groote desordre gevlucht ende ontreden; met welck verlies naer alle apparentie scheen, dat gansch Over Ungeren ende Sevenburgen souden pericliteren, indien men geen ordre en stelde om tvolck te rallieren tot een verdrietigen inbreuck vande gansche Cristenheyt ende slavernie van so veel Christenmenschen, daertoe anders eenige teyckenen schenen te inclineren. Want op den dach vande nederlaeg vanden voors. Ertshertoge verbrande een groot deel van thof van Keyser tot Prague, ende de verblintheyt vanden Keyser was so groot, dat hij volgende den Raet van eenige Jesuiten om hem wesende, alsnoch sijn onderdanen in tstuck vande religie geen vrijdom en wilde geven, daerdoor dselve sulcken afkeer van hem hadden, dat se scheenen alles meer naer den Turck als naer hem te inclineren, so seer, dat den boerencrijch in Oistenrijck om de religie wille aengevangen noch met groote vehementie was duyrende, in welcke overgroote gevaren ende periculen den Keyser alleen so weynich gevoelen hadde, dat sulcx hem scheen niet ter harten te gaen, ende dat hij al willens desen grooten inbrueck de Cristenheyt, oick met verlies van sijn eygen landen ende rijcken wilde doen. Wesende anders oick een seer beclagelijcke sake, dat de Cristenen so seer op malcanderen verbitteren, dat se niet en gevoelen nochte aen en nemen de groote desolatien, die den Turck huer doet.

zondag 25 november 2018

Multatuli -- 27 november 1845

Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker, 1820-1887) schreef zijn liefdesbrieven in twee lichtingen – in 1845-1846 aan zijn eerste vrouw, Everdine van Wijnbergen, en in 1862-1863 aan zijn (op dat moment nog toekomstige) tweede vrouw, Mimi Hamminck Schepel. Uit: Liefdesbrieven (bezorgd door Paul van ’t Veer).

Poerwakarta 27 november 1845
Toen ik namelijk voor zijne aankomst op P.[arakan] S.[alak] was, sprak W. v. d. H.[ucht] er dikwijls over dat hij van plan was mij aan zijnen broeder aan te bevelen wanneer deze in Indië landelijke ondernemingen aanving. Het zoude er dan natuurlijk van afhangen of de conditiën mij voordeelig genoeg toeschenen om van het gouvernement af te zien. Er zijn vele redenen voor en tegen. Bij het gouvernement heb ik bijna zeven jaren dienst en aanspraak op een redelijke betrekking; als ik kwam te sterven zoudt gij pensioen genieten, dat wel niet veel is, maar toch altijd genoeg om u in Holland onafhankelijk te doen zijn. […] Hier staat echter weder tegenover dat ik het land niet gaarne dien, omdat ik niet hollandsch gezind ben, en dat vele principes die voorgeschreven zijn mij zeer tegen de borst stuiten. Het is mij menigmaal gebeurd (op Sumatra) dat ik in verzoeking kwam om met opoffering van alles tegen het gouvernement de partij van Inlanders te kiezen. Daarbij hangt men zoo geheel van de willekeur af die ons dikwijls plaatst onder menschen die geheel en al boven hunne eigenlijke aanspraken geplaatst zijn. Ik behoef mij op het oogenblik nog niet te vermoeien met het berekenen der voor of nadeelen die uit eene verandering van carrière zouden voortvloeien daar het mij nog niet gepresenteerd is, en gij begrijpt wel dat ik mij niet zal aanbieden. Laat u ook nooit een woord ontvallen alsof ik daar idee op had.

Nico Rost -- 26 november 1944

Nico Rost (1896–1967) was een Nederlands schrijver, vertaler en journalist. Door zijn verzetswerk in de oorlog kwam hij in Dachau terecht. Het (beroemde) dagboek dat hij daar bijhield is gepubliceerd als Goethe in Dachau.

26 November
Miesen gaf me vandaag enkele namen van jongeren, die hij ‘Schriftsteller der inneren Emigration’ noemde - essayisten, die dus geen Nazi's zijn en zich in hun geschriften zooveel mogelijk verzetten.
De meesten van hen groepeeren zich om Ernst Jünger - wiens laatste publicaties ook verboden schijnen te zijn.
Ik geef graag toe, dat Jünger een schrijver van formaat is, geen walgelijke lakei zooals Blunck, Johst, Steguweit en dergelijke heeren - maar dat hij ten slotte een anti-fascist zal blijken te zijn, betwijfel ik toch. Een frondeur van het nationaal-socialisme - zeker - maar is dat voldoende?
Ik heb de namen die M. me gaf, genoteerd, en zal me deze publicaties later aanschaffen - als dat mogelijk is.
We zullen met deze jongeren dan contact moeten zoeken en hen helpen zich van alle eventueele overblijfselen der fascistische ideologie te bevrijden. Hij noemde me o.a. de volgende namen en titels: Friedrich Georg Jünger (een broer van Ernst Jünger), wiens werk in Nikisch's Widerstands-Verlag verschenen is; een essay-bundel ‘Gestalten und Probleme’ van een zekere Eugen Gottlob Winkler (Rauch-Verlag, Dessau 1936) waarin - volgens M. - een belangrijk essay over kolonel Lawrence schijnt te staan.
Winkler heeft - vertelde M. me later - nauwelijks 24 jaar oud, zelfmoord gepleegd.
Verder: Max Bense en Gustav René Höcke; van hem o.a. een werkje ‘Das geistige Paris’ dat ook bij Rauch in Dessau verscheen.
Op Reinhold Schneider's werk had A. me reeds onlangs gewezen, en nu raadt Miesen me opnieuw aan diens boeken te gaan lezen, evenals ‘Das Lob der Einsamkeit’ van Herbert Werner Rüssel, dat in de gevangenis geschreven werd en tijdens den oorlog in Amsterdam verscheen (bij Veen's Uitg. Mij.). Waarschijnlijk is de keuze van Miesen eenzijdig - hij is katholiek - doch misschien kunnen andere vrienden ze later completeeren.

zaterdag 24 november 2018

Hans Dütting -- 25 november 2006

Hans Dütting (1937) is schrijver en vertaler. Uit: Wijn, vrouwen en plezier. Een openhartig dagboek. 24 november
Heb met Juweeltje een zeer erotische belevenis achter de rug. Zaj wilde iets terug doen voor het weekeinde in Normandië. Z^e nam mij mee naar een restaurant waar ik het bestaan niet van wist, waar je een aparte kamer krijgt boven het gewone restaurant en dus ongestoord kunt eten, en de pinguïn alleen komt opdraven als je op een elektrische bel drukt. Ik ken niets erotischer dan eten en seks, en dat ineengevloeid. "Wat een spel, onder tafel, op tafel, op een stoel. Wat een middag. 2Le had haar fooienpot van oktober ertegenaan gegooid, de prijzen waren geen kattenpis. Ik was smulpaap en geilaard tegelijk, we hebben zeer genoten. Ik ben vandaag wat je noemt een bevredigd man.
Ik weet nu zeker dat ik van mijn Juweeltje ben gaan houden, echte liefde, niet alleen de dekhengst heeft bij mij de overhand, al blijf ik bij Popje. Het moet maar een huwelijk met z'n drieën worden.
Ik ga nu een douche nemen, wat eten, ik heb mijn huiswerk al af, daarna naar Parijs. Ik heb pas om vijf uur een afspraak, wil dus eerst wat gaan kijken in de boekhandels en antiquariaten. Ergens iets lichts eten want ik zit nog vol van gisteren: twee Kir Royal, een fles bourgogne, champagne na, twee voorgerechten, een hoofdgerecht (haan in wijnsaus) en heerlijk gebak na. En elkaar lieten we ook niet met rust.

Ik ben zo vreselijk verliefd op Juweeltje geworden. Wat eens geile gymnastiek was, is overgegaan in verliefdheid. Als ik alleen ben en niet hoef te schrijven of te lezen, te studeren, overvalt mij een vreemde gevoel dat ze verliefdheid en melancholie noemen.
Waterlanders en maagpijn, tot braken toe. Je kunt beter liefdesverdriet hebben, dat gaat sneller over. Juweeltje is zo lief, zo ontzettend aardig, verdomme, waarom moet ik dat nog op mijn bijna zestigste erbij krijgen. Ik heb het gisteren laat op de avond aan Popje durven vertellen. Eerst een paar glazen wijn gedronken, dan gaat het wat gemakkelijker. Popje is veel verstandiger dan ik. Volgens Popje zijn wij (Popje en ik) op een leeftijd dat je niet veel meer te verliezen hebt. En ik moest geen moordenaar zijn van mijn gevoelens. Als het mis gaat, hebben Popje en ik elkaar nog. Ik moest maar profiteren van wat met gymnastiek buiten de deur was begonnen, als mijn Juweeltje tenminste eerlijk is. Er viel veel van me af. Bovendien begreep Popje dat zij na dertig jaar als vrouw van bijna zestig mij niet kon bieden wat een vrouw van veertig mij te bieden heeft. Terwijl Popje ging slapen, bleef ik beneden nog wijn drinken.
Ik voel me een stuk beter en bevrijd, voel telkens vlinders in mijn buik.

In het restaurant zaten we vier uur aan tafel, niet eerder zo lang met plezier aan tafel gezeten. Juweeltje gaf me een enveloppe met geld, want ze wilde dat ik afrekende. De pinguïn gebeld en netjes afgerekend. Binnen een minuut was hij weer terug, ik mocht uit een enorme kist een sigaar uitzoeken, hij had ze in alle maten. Juweeltje kreeg een rode roos cadeau. Ik hou niet van die stinkstokken. Geef mij maar een sigaar, zei Juweeltje. En zo rookte ze in mijn bijzijn een klein sigaartje.

25 november
Van een echte wip kwam het niet in het restaurant, wel zat op een gegeven moment de sering van Juweeltje in mijn broekzak. Ik wilde tijdens het afrekenen het zwarte vlinderbroekje aan die pinguïn laten zien en vragen waarom ze in dit restaurant toch van die vreemde servetjes hadden. Kon mijn grap beheersen! De wip hebben we thuis wel ingehaald. In de taxi naar huis werd er wel veel gevraagd van onze zelfbeheersing, want als je achterin in zo'n taxi begint te rommelen met elkaar, is de kans groot dat zo'n chauffeur tegen de vangrails rijdt. Niet de bedoeling. Goed, thuis stonden we niet onder stroom, nee, onder hoogspanning.
Overigens hadden we in het restaurant best een snelle wip kunnen maken. We wilden het nu juist heel spannend houden: je mag wel, je weet het nooit, toch lekker eigenlijk en spannend.
Buitensporigheden of niet, ik ga toch iedere dag achter mijn werktafel zitten want het werk gaat voor de liefde en de kut.
Juweeltje en ik zijn decadent, zit in ons bloed. Ik zal nog vaak aan dit samenzijn in het restaurant denken.

Luuk Gruwez -- 24 november 1996

Luuk Gruwez (1953) is een Vlaamse schrijver. In Het land van de wangen kijkt hij terug op episodes uit zijn leven. Het hart van het boek vormen de dagboeknotities die hij enige jaren bijhield naar aanleiding van zijn bezoeken aan zijn steeds verder aftakelende grootouders.

Deerlijk, 24 november 1996
Een van Knors grootste angsten is dat hij vlak voor zijn laatste zucht nog aids zal krijgen. Zoveel nieuwe benamingen zijn hem vreemd, maar ‘aids’ is een naam die hij kent, natuurlijk onder de Franse benaming: la sida. Wat angst inboezemt blijft in het geheugen het best behouden. Het is weinig aannemelijk dat hij de gevreesde ziekte zal opdoen via zijn ‘leutemakerke’. Dus ziet hij de dreiging elders. Dat een dokter voor elke injectie een nieuwe naald gebruikt, kan hij namelijk niet rijmen met zijn eigen schraapzucht.
Bijna was ik het vergeten, maar vandaag heeft hij het er zelf over: tot tien jaar geleden heeft Knor konijnen gekweekt, een bezigheid die geduld en toewijding vergt, twee kwaliteiten waarvan ik altijd heb gedacht dat zij hem vreemd zijn. Bovendien bevonden de hokken zich achter de fabriek, op bijna vijf minuten loopafstand van het woonhuis. Omstreeks zijn vijfendertigste heeft Knor de enige ‘verre’ reis van zijn leven ondernomen: met het hele gezin per chevrolet décapotable naar Zwitserland. Een evenement. Meteen na zijn thuiskomst ging hij languit voor zijn achterdeur liggen en kuste hij de grond, geruime tijd voor zulks het handelsmerk van paus Wojtyla werd. En alsof hij het gevoel had zojuist door het oog van een naald te zijn gekropen, verzuchtte hij: ‘Ça, plus jamais! Dat nooit meer!’ Vele jaren later, telkens als hij zijn beesten ging voederen, zei hij tegen mijn grootmoeder: ‘Alice, ’k ga ne keer naar Zwitserland.’ Nooit was mijn opa vrolijker gestemd dan wanneer hij van zijn konijnen terugkwam.

vrijdag 23 november 2018

Willem Oltmans -- 23 november 1968

Willem Oltmans (1925-2004) was een Nederlandse journalist. Zijn dagboeken (76 delen) zullen in hun geheel online worden gezet bij de dbnl. De papieren versie wordt uitgegeven on der de titel Memoires.

23 november 1968
Peter [Oltmans' vriend] en ik traden samen in een tv-commercial op gearrangeerd door Fred Emmer. Het ging om haarvet. Peter zat in de stoel en ik fungeerde als de kapper [rechts op de foto].
Peter verdiept zich in het gesprek met Witold Gombrowicz in Vrij Nederland. Gombrowicz vreest dat het kleine woordje ‘ik’ zich niet zal laten elimineren, het is ons met teveel brutaliteit opgelegd. ‘Ik heb me altijd verplicht gevoeld mijn “ik” met de grootste energie in mijn literatuur te bevestigen. Zodra ik het wilde afwijzen kwam het als een boemerang terug. Niets aan te doen! Onmogelijk! Zonder “ik” gaat het niet. Maar wat is dan dit “ik” wat niet bestaat en dat u zo in beslag neemt? Ik heb geconcludeerd dat het alleen mijn wil om mezelf te zijn is die mijn “ik” ondersteunt. Ik weet niet wie ik ben, maar ik lijd wanneer men mij misvormt, dat is alles,’ aldus Gombrowicz.
Dat is inderdaad alles. Dit is de basis van mijn dagboek.


woensdag 21 november 2018

Friedrich Hebbel -- 22 november 1838

Friedrich Hebbel (1813-1863) was een Duitse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeken is in het Nederlands verschenen als Een blinde bij zonsopgang (vertaling Klaus Siegel).

22 november 1838
Als ik gedichten zoals Bubensonntag, Letztes Glas enzovoorts in druk zie, moet ik wel tot de conclusie komen dat ik een dichter ben. Ook als ze door een ander waren gemaakt, zou ik ze erg mooi vinden. Ik heb overigens in mijn kinderjaren werkelijk eens gedroomd dat ik Onze Lieve Heer zag. Hoog in de lucht was een zacht heen en weer bungelend touw opgehangen en daar zette hij me op en begon me te schommelen. Ik was heel erg bang telkens als ik zo omhoog vloog naar de wolken en wilde steeds opnieuw als het touw de grond raakte eraf springen, maar daartoe ontbrak me de moed. Alles wat ik ondervond kan ik me nog steeds duidelijk te binnen brengen. De rode steentjes die op de grond mijn aandacht trokken wanneer mijn blik eroverheen gleed meen ik nog steeds voor me te zien. Bij een andere gelegenheid, iets eerder, of in dezelfde tijd, dacht ik terwijl ik klaar wakker was onze Here God (uitdrukking van mijn ouders) bij ons thuis te zien, en wel (belachelijk maar waar) in de persoon van een timmermansknecht die mijn vader kwam opzoeken. Ik vroeg mijn moeder na zijn vertrek: ‘Dat was hij toch, hè, onze Here God?’, maar ik werd nors door haar uit de droom geholpen. Ik herinner me alleen het feit, maar niet wat ik dacht of voelde. De timmermansknecht droeg een blauw-wit gestreept vest.


• De Duitse schrijver Friedrich Hebbel (1813-1863) vertelt in zijn dagboeken over persoonlijke gebeurtenissen uit zijn leven, over leven en dood, over reizen, ontmoetingen, verliefdheden, vijandschappen en de toenmalige literaire wereld. In het dagboek worden langere stukken afgewisseld met korte notities, aforismen, maximen en zinspreuken.

maandag 19 november 2018

Sir Walter Scott -- 20 november 1825

Sir Walter Scott (1771-1832) was een Schotse schrijver, bekend van boeken als Ivanhoe en . Meer over zijn dagboeken hier.

November 20th. I have all my life regretted that I did not keep a regular [diary]. I have myself lost recollection of much that was interesting and I have deprived my family and the public of some curious information by not carrying this resolution into effect.

I have bethought me on seeing lately some volumes of Byron's notes that he probably had hit upon the right way of keeping such a memorandum-book, by throwing aside all pretence to regularity and order and marking down events just as they occurd to recollection. I will try this plan & behold I have a handsome locked volume such as might serve for a Lady's Album. Nota Bene John Lockhart and Anne [his daughter] & I are to raise a society for the suppression of Albums. It is a most troublesome shape of mendicity—Sir, your autograph—a line of poetry—or a prose sentence among all the sprawling sonnets and blotted trumpery that dishonours these miscellanies—a man must have a good stomach that can swallow this botheration as a compliment.

I was in Ireland last summer and had a most delightful tour. It cost me upwards of £500 including £100 left with Walter and Jane [his son and daughter-in-law] for we travelld a large party and in stile.

There is much less exaggerated about the Irish than is to be expected. Their poverty is not exaggerated — it is on the extreme verge of human misery—their cottages would scarce serve for pig-sties even in Scotland—and their rags seem the very refuse of a rag-shop and are disposed on their bodies with such ingenious variety of wretchedness that you would think nothing but some sort of perverted taste could have assembled so many shreds together. You are constantly fearful that some knot or loop will give and place the individual before you in all the primitive simplicity of Paradise. Then for their food they have only potatoes and too few of them. Yet the men look stout and healthy and the women buxsome and well coloured.

Dined with us being Sunday Will. Clerk and Chas. Kirkpatrick Sharpe. W.C. is the second son of the celebrated author of Naval Tactics. I have known him intimately since our college days and to my thinking never met a man of greater powers or more complete information on all desirable subjects. In youth he had strongly the Edinburgh pruritus disputandi ["itch for argument"] but habits of society have greatly mellowed it & though still anxious to gain your suffrage to his opinion he endeavours rather to conciliate your opinion than conquer it by force. Still there is enough of tenacity of sentiment to prevent in London Society, where all must go slack and easy, W.C. from rising to the [passage continues on following page] very top of the tree as a Conversation man, who must not only wind the thread of his argument gracefully but also know when to let go. But I like the Scotch taste better: there is more matter, more information, above all more spirit in it.

zondag 18 november 2018

Leonard Nolens -- 19 november 1992

• Leonard Nolens (1947) is dichter. Zijn verzamelde dagboeken (1979-2007) zijn verschenen onder de titel Dagboek van een dichter (2009).

Missenburg, donderdag 19 november 1992
'Als je ouder wordt raak je gehecht aan simpele, heldere vormen en duidelijke expressies. Als je jong bent en vol energie, dan wil je ingewikkelde composities maken. Als je ouder wordt, zie je steeds meer dat veel complexiteit overbodig is, niet strikt noodzakelijk. Als de Franse dichter Arthur Rimbaud niet zo jong was gestorven, had hij misschien gedichten geschreven die nog maar een paar woorden bevatten.' (De Grieks-Franse componist en architect Xenakis in een interview.)

Amsterdam-Antwerpen, dinsdag 24 november 1992
Het gedicht is niet gemaakt van woorden, maar van wat de woorden tegen elkaar zeggen en met elkaar doen. Neem nu een orkest. Je hebt zestig uitstekende musici die samen een partituur kunnen verknoeien, of zestig middelmatige muzikanten die een zeer geslaagd klankbeeld produceren. De dichter is geen zanger of instrumentalist, maar een dirigent die zijn orkestleden - zijn woorden - zorgvuldig en liefdevol kiest en van een afstand aan het werk zet.
Het gedicht is niet gemaakt van woorden, zoals passie niet gemaakt is van twee mensen, maar van wat tussen die beiden gebeurt. Een saaie man en een lelijke vrouw: welk vuur kan tussen die twee niet op gaan laaien als de sterren gunstig staan. Zo gaat het ook met twee gewone, ogenschijnlijk saaie en lelijke, versleten woorden. Geef hun de juiste plaats, en ze verrichten wonderen.

In al zijn vanzelfsprekendheid blijft het toch een verbijsterend feit: dat alle mannen negen maanden lang in het lichaam van een vrouw hebben geleefd. Hoe anders zou de wereld eruitzien als ook het omgekeerde kon.

O, dat elkaar bewieroken! Om toch maar niet zelf in een kwade reuk te komen staan!

Hugo Brems -- 17 november 1982

Hugo Brems (1944) is emeritus hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de KU Leuven. In 1983 publiceerde hij Onze armoede is doorzichtig als glas Fragmenten uit een Pools dagboek, Warschau 14 tot 28 november 1982.

Woensdag 17
Er is een probleem met de fotokopieermachine. Die staat in het bureau van de afdelingsvoorzitter en mag enkel met zijn uitdrukkelijke toestemming gebruikt worden. Om drie gedichten te kopiëren moet een hele hiërarchische weg gevolgd worden. Achteraf blijkt dat het ook met voorzichtigheid te maken heeft. Tot september waren alle fotokopieerapparaten door de militairen verzegeld om te vermijden dat er illegale drukwerken mee zouden worden gemaakt.
‘Als je goed kijkt zie je dat alles gekleurd is’, las ik ooit bij K. Schippers. Hij heeft gelijk, ik moet herroepen wat ik eerder schreef. De huizen en straten zijn niet ééntonig grijs. Ze zijn geschakeerd grijs: er is lichtgrijs, donker vochtig grijs, er is beige-grijs, zelfs oker- en roze-grijs. En dat de bomen geen bladeren hebben, dat er geen bloemen bloeien in dit seizoen, daar kan geen Pool wat aan doen.

donderdag 15 november 2018

Jan Wolkers -- 16 november 1972

Jan Wolkers (1925-2007) was een Nederlandse schrijver en kunstenaar. De dagboeken die hij in de jaren '70 bijhield zijn vrijwel allemaal uitgegeven.

DINSDAG 14 NOVEMBER 1972
Schrijf 's ochtends 'De Verboden Vrucht' af. Als ik het 's avonds uittik zijn het vier pagina's geworden.
's Avonds komt Theun de Winter. Maak sole cardinale met krab en grote garnalen en toe een gemeen groen gelatinepuddinkje met Haagse bluf. Sla de bluf waar Theun bij is want die maakt ondertussen eert interview voor zijn rubriek 'Human Interest' in de Haagse Post.

DONDERDAG 16 NOVEMBER 1972
Donkergrijs weer. De meidoornboompjes zijn warrige dotten dikker grijs. Op de school zijn de lichten nog aan.
Wandelen in het bos. Zien veel eekhoorntjes tussen de afgewaaide takken. Na het bos even naar Ahrend voor een smalle boekenkast, een tekeningenkast en een zogenaamd zitmeubel.
Om vier uur achter schrijfmachine. Trek me eerst nog even af. Fantaseer dat Karina door het monstertje, dat kleine perverse hoertje uit de Utrechtsestraat, wordt gegrepen. Als ik klaarkom is het dat andere hoertje dat in mijn mond spuugt. Werk erna lekker. De adrenaline is zeker weer behoorlijk toegevoerd. Schrijf een groot stuk van 'Het Niet Zijn'.
Om tien uur, voordat ik Karina roep om naar 'Het Gat van Nederland' op de vpro te kijken, vind ik bij de buizen in hei kastje opzij van het fonteintje een pak papieren. Daar vind ik eindelijk de Roos in die mijn broer vanuit Frankrijk in 1944 naar ons stuurde. Ik heb me er rot naar gezocht voor Werkkleding, maar kon hem toen niet vinden, wat me erg speet. Verder zit er in het pak: scheidingspapieren Maria, brieven Annemarie vanuit Parijs enz.

woensdag 14 november 2018

Pieter van der Meer de Walcheren -- 15 november 1907

Pieter van der Meer de Walcheren (1880-1970) was een Nederlandse dichter-schrijver. Zijn veelgelezen dagboeken zijn in verschillende delen uitgegeven.

15 November 1907
Christine, de jongen en ik maakten in den middag een kleine wandeling over den heuvel bij onze woning. Het was dofgrijs weer. Troosteloos. Waarom bewoont mij de diepe weemoed, mij die het gedroomd geluk van liefde bezit? - Samen waren wij gisteren bij den ouden man en alles was gewoon, gewoon. We spraken met zijn vrouw, met hem, met zijn zoon, over onverschillige onderwerpen, wij lachten, we redeneerden en zaten genoeglijk rond de gedekte tafel. Telkens zag ik mij weer in diezelfde kamer, luisterend naar het verhaal van zijn leven. Ik had lust om te schateren, om te schreeuwen, om te snikken, maar ik deed dat niet, ik praatte rustig, en dronk af en toe een glas uitmuntenden wijn. Ik vond het leven komisch.

dinsdag 13 november 2018

Omer Karel De Laey -- 14 november 1903

Omer Karel De Laey (1876-1909) was een Vlaamse literator. In 1903 hield hij een dagboek bij tijdens een reis door Italië.

Firenze, 14 November.
't Is Zaterdag avond en, op de bergen, over den Arno, binglen de klokken, met hun zingende stemmen, om ter luidst, lijk de straatjongens, die gazetten roepen, door de Via Calzaioli. Langs de rivier, staan al de vensters rood in licht, omhooge, tot op de zolders en, omleege, tot diep in den groengrauwen waterspiegel. Door de portiek, op het einde der Uffiziegalerie, kijkt de toren van het palazzo Vecchio uit, rilde lijk de mast van een schuite. Met een beetje inbeelding erbij en het Firenze van Dante's tijd rijst op, tusschen deze dikgebulte marmerblokken. Ik kom terug, voor de tweede maal, uit het Uffizi-museum en alhoewel links of rechts aangetrokken, door honderden ander merkweerdigheden, keer ik immer naar dezelfde zaal, bij Boticelli's en Fra Lippi's O.L. Vrouwen. Deze twee meesters namen van de oudheid juist zooveel, als ik er van zou wenschen. Alhoewel met den vorm der ideaalste schoonheid versmolten hebben zij hun innige pietas bewaard en, Boticelli's Venus blijft een christene Maagd. Sanzio bezit de eerste hoedanighied reeds in minder mate en Tiziano is dweersch door een heiden. Fra Angelico's coloriet heeft iets buitengewoons, maar zijn stijve, strenge, niet voorname figuren bevallen mij min. Gisteren heb ik de Accademia delle belle arti bezocht en daar, in donker en koude gebouwen, al de voorloopers van Fra Lippi overzien. Deze groote Oostersche figuren staan mij niet aan: zij verwekken eerder een gevoel van benauwdheid dan van poesia. In de heerlijke galerie Pitti bewonderde ik boven alles de Judith van Cristofano Allori, zoowel om teekening als om kleur, want nooit zag men een oranje-geel kleed dat met meer zachtheid over groen, wit, blauw en bruin een harmonische wemeling goot. Nergens beter dan in Firenze, straalt het verschil door, tusschen kunst en virtuositeit. Er zijn vroegere en hedendaagsche Italiaansche beeldhouwers, die, in ten uiterst gedreven beweging, de ouden overtreffen. Maar zij hebben slechts dit bovenmenschelijk geweld, dat één der bestanddeelen van het schoone uitmaakt, ontwikkeld en de ander hierdoor verwaarloosd en zij vallen alzoo, buiten het eeuwig noodzakelijk evenwicht. Nochtans, van de zoogezegde rustige schoonheid der Mediceische Venus of van den waterachtigen Apollo uit de Tribuna, begrijp ik niets. De grieksche Slijper, in deze zaal, bevredigt mij veel meer, omdat hij, nedergehukt met zijn realistischen kop omhooge, zijn gruwelijk mes, zoodanig over den steen wrijft, dat een snijdende zindering u door het lijf loopt.