• Jan van Trigt was in 1945-48 militair in Nederlands Indië en hield in die tijd een dagboek bij, dat is gepubliceerd als Duizend dagen Indië.
20 oktober 1946
De afgelopen weken hebben in het teken van de verplaatsing gestaan, maar nu wordt het helemaal erg. Tabanan raakt leeg en de bevolking lijkt het in de gaten te hebben. Het schijnt ze niet op hun gemak te stellen. Ik kan het me voorstellen, want dan krijgen ze weer last van de bendes, die hier en daar nog de kop opsteken. Ik schrijf veel brieven naar alle windstreken. De verbinding gaat met een paar dagen ook weg, zijn we de herrie gelukkig kwijt.
Feest in Menghwi en Denpasar, weer voor het afscheid. Veel knapen met een snee in de neus, beroerde boel, maar wat doe je eraan? Piet ligt in de hoek van de wagen en de anderen legen hun maag over hem. Hij merkt er niets meer van. Joop komt door de deur en schiet zo op z'n nest, hij heeft mazzel dat hij geen veldbed heeft, maar een tempatje, laag bij de grond. Wij eten Chinees bij 'De luis aan de ketting'. Heel goed en de service is af. Het servies ook, dat verhuist voor een deel naar onze zak, ik had geen lepel meer...
21 oktober 1946
Spullen gepakt na nog een laatste maal heerlijk gegeten te hebben uit de tent van de Chinees. We werden op onze wenken bediend en hij liet niets na het ons naar de zin te maken. We zijn nog maar met 7 man hier achtergebleven. Het hokje waar de wacht zat is totaal verlaten. De bedienden zien het afscheid komen en zijn ook heel rustig. Toch zal het ervan moeten komen en wel vandaag.
Eindelijk komt de 3-tonner, de spullen zitten er al op, twee bezems aan de zijkanten. We nemen afscheid van de baboes en djongossen, die we hartelijk danken voor al het werk dat ze voor ons gedaan hebben. We zijn aan hen gewend geraakt, ze hebben eenmaal gestaakt, maar dat mag niet hinderen. Wajang en de anderen storten tranen met tuiten. Ik kan er ook niets aan doen, maar ik heb ze beloofd terug te komen, als ik ooit hier in Indië ga wonen. Gemakkelijk gezegd, maar wat moet je anders beloven?
We rijden een ererondje, komen weer langs het huis en dan gaat het in de richting van Denpasar, waar we in het tentenkamp aankomen. Warm is het in die dingen. Het hele kamp bestaat uit diezelfde tenten, honderden. Wassen is er niet bij, maar daar weten we wel wat op. Naar de M.P., waar we eerder gezeten hebben. Een schrijfmachine gebracht en wat papier, dus kunnen we 'werken'. Dat gebeurt niet, het mandiën wel.
22 oktober 1946
Nog steeds aan het inpakken. Compo rations uitgedeeld. Vandaag parade voor C-, Y-Brigade, lopen heel goed die jongens. Wat zal Palembang en Pladjoe ons brengen?
Hier laten we een dode achter. Zijn graf is goed verzorgd, maar hij zelf kan niet mee en blijft daar rusten. Hopelijk zal voor het graf gezorgd blijven worden. Wat is het heet op de aloon-aloon. Ik neem afscheid van ds Struik, zijn vrouw en hun schattige baby.
23 oktober 1946
Het is voor de verandering weer eens heet. Wanneer krijgen we winter? Ik zoek mijn heil bij de M.E, waar het koel is en de mandiebak in de buurt staat. Vanavond weer bij ds Struik, nog wat koffie naar binnen werken. Ze hebben hem vaandrig gemaakt, dus er kan wel wat af. Waar Joop is weet ik niet. Nu met Herbert de Vos op stap, hij is wat stil, maar ik kan hem soms een handje geven.
In de kantine is het weer feest, het houdt niet op. Er wordt gedanst als vanouds. Ikzelf doe niet mee, want ik kan er niets van, maar ik mag het graag aankijken. Het bestuderen van al die gezichten doet me groot genoegen. Majoor Lindt heeft het weer erg druk met verschillende zaken, die geen knip voor de neus waard zijn. Ik kan me indenken dat het luit Van de Meer Mohr de keel uithangt met mensen als hij en Bensen om zich heen. De majoor is oud, maar laat hem maar schuiven.
24 oktober 1946
Morgen inschepen. Nu eerst naar de band waarin Joop Termeulen uit Amsterdam speelt. Ze spelen goed, het fräulein dat erbij zingt glimlacht als een engeltje en is ook zo gekleed, maar staat me toch niet aan. Er treedt ook een Oostenrijkse op, 'Cilli Wang', ze is zo lelijk als de nacht en voert enkele vreemde dansen op. Het spook, de vrek en het danspaar, allen door haar alleen opgevoerd, doen het goed. Dan weer met Herbert op de koffie. We blijven zo kort mogelijk, maar kunnen er niet onderuit, deze laatste dag. We hebben goede uren gehad, ze hebben veel voor mij en onze jongens gedaan. Hij laat natuurlijk zijn zoon zien, die groeit als kool. Hij praat over later, als we uit dienst komen. Ik moet hem beslist schrijven als ik van plan ben om in Indië te blijven. Hij zal me een betrekking aanbieden bij Kolff en Co, in Batavia of Soerabaja. Ik beloof hem niets, maar ik zal er aan denken. Je weet nooit hoe het stuivertje kan rollen. Post komt er niet meer voor we in Palembang zijn, dus even geduld.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten