dinsdag 18 augustus 2020

Nico Keuning • 19 augustus 2004

• Neerlandicus en biograaf Nico Keuning (1952) hield een dagboek bij toen hij schreef aan de biografie van Bob den Uyl. Fragmenten daaruit zijn gepubliceerd in Biografie Bulletin.

Donderdag 19 augustus
De afgelopen twee dagen heb ik in het Letterkundig Museum in Den Haag gewerkt. Met een dof gevoel ben ik aan tafel gaan zitten. Waar te beginnen? De inhoud van de twee verhuisdozen bleek ondergebracht in zes tilbare dozen. Welke doos eerst?
Toch maar meteen de bovenste doos ‘januari 1984’ met typoscripten doorgenomen. Strepen en wijzigingen in handschrift van Den Uyl of de redacteur van Querido.
Plichtmatig bladerde ik de typoscripten door. Het doffe gevoel bleef. Zou het biografenvuur na twee biografieën in mij zijn gedoofd, of huist de stilte van Zuid-Duitsland nog in mij?
Ik klap mijn laptop open en steek de stekker in de contactdoos onder het bureau. De tweede doos: ‘Corr. I’ Hierin een zwart pakketje van opgerold gekreukt karton. In de staart zit een vakje met lichtblauwe luchtpostbrieven uit 1949. Niet van Bob, maar van vrienden die als dienstplichtig soldaat gelegerd zijn in Indië. Hun brieven komen uit Semarang, Batavia, Tandjong Priok, Bandoeng, Surabaya. Nico Hoogerbrugge en Leen van de Velde. In veel van hun brieven reageren zij op een brief van Bob waarover ze zich hebben ‘rot gelachen’. Ik tik wat over op de laptop.
Hun brieven roepen wel iets op van hun leven met Bob in Rotterdam: films, dansen, jazz-muziek, de radio. ‘Die vrienden hebben dus brieven van Bob,’ realiseer ik me. De waakvlam in me begint hoger te branden. Die vrienden moet ik zien te vinden.
In zijn zakagenda van 1947 heeft hij dagboeknotities geschreven (weet uit een brief van hem aan K. Schippers dat er later iets van in Barbarber is gepubliceerd, waarmee Bob zeer vereerd was: Brief van 3-3-1965 van ‘J. den Uyl, Botersloot 28d, Rotterdam’: ‘Daar ik zeer binnenkort denk te overlijden stuur ik u de drukproeven van het dagboek van 1947 voor Barbarber per kerende post toe. Mocht er in de toekomst nog behoefte bestaan aan meerder uittreksels uit genoemd dagboek, wendt u zich dan zonder schroom tot mijn erfgenamen. [...] Overigens, het feit dat nu, in 1965, mijn in 1947 met overrompelende argeloosheid geschreven notities opgenomen worden in een tijdschrift voor teksten doet mij wel iets. Te bedenken dat ik reeds op zeventienjarige leeftijd teksten schreef! Het is toch geweldig als je er goed over nadenkt.’
Uit zijn aantekeningen in de zakagenda van 1947 komt de naoorlogse wereld van Bob en zijn vrienden tot leven. Hij was in maart 1947 zeventien jaar geworden. Ik lees, sla om en lees. Mijn dofheid en afstandelijke gedachten bestaan niet meer. Met Bob, Jan, Piet en Nico loop ik door Rotterdam, volg hem naar trompetles, naar dansles, naar atletiek, film in de Cineac, naar dansavonden bij ‘Martin's’ en ‘De Kroon’, zit bij hem aan tafel als ze klaverjassen, lees met een glimlach de wijsheden die hij in het vakje memorandum, rechtsonder op elke pagina van de agenda, heeft geschreven. ‘Een mens is nooit te oud om te sterven.’
Dagelijks oefent hij trompet, elke donderdag ‘trompetles’. Mijn vingers vliegen over het toetsenbord. Ik sla weer een bladzijde van de agenda om. April... Ineens is mijn scherm leeg, blanco. Tekst weg. Door de touché van een verkeerde toets met mijn pink? Er staat nu één woord op het scherm, nee niet eens een woord. ‘Apri,’ lees ik. Maar ik heb tussendoor de tekst telkens ‘gesaved’!? Ik voel de energie uit mij wegstromen als lucht uit een ballon. Leeg en slap staar ik naar mijn scherm. Rustig blijven, probeer ik mezelf aan te moedigen, misschien zit de tekst nog ergens. Gelaten en moedeloos druk ik op wat toetsen, kom op ‘search’ en zie document ‘agenda's’ - klopt, zo heb ik het genoemd - en kopieer het artikel, waarachter ik 48,7 kb meende te hebben zien staan. Alles blokkeert nu en verschijnt een venster met ‘error’; er is ‘not enough memory for word’. Ik klap de laptop dicht, stop de agenda's in de doos en sjok als een zombie langs de balie van de leeszaal. Dan verman ik mij en zeg dat ik volgende week terugkom. ‘Wat mij betreft kunt u de dozen laten staan.’
De trein vertrekt om 15.40 uur. In Leiden stap ik over op de trein van 16.01 naar Amsterdam Centraal. Voor het station in Amsterdam blijft de trein net lang genoeg stilstaan om mijn aansluiting naar Heiloo te missen. Wachtend op het perron haal ik mijn laptop te voorschijn en klap hem open. Nog steeds het venster met ‘error’.
In Heiloo stap ik het computerwinkeltje achter het winkelcentrum binnen. Ik leg uit wat er is gebeurd. Dat er 48,7 kb bij het document staat, vindt de man in de winkel wel een goed teken.
‘Zet hem eerst maar eens uit.’ Hij wijst op een verzonken knopje naast het palletje waarvan ik dacht dat het de aan en uit knop was. Ik druk met de moed der wanhoop op de knop en het scherm wordt pikzwart. Opnieuw druk ik de knop in en langzaam komt het ding weer tot leven. Ik zoek ‘agenda's’ en verdomd, de tekst rolt over het scherm te voorschijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten