Op dinsdag 2 augustus (mijn vertrek uit Londen was op de 5de vastgesteld) bewees [lexicograaf en schrijver Samuel] Johnson me de eer een deel van de ochtend met me op mijn kamers door te brengen. Hij zei dat hij 'altijd een neiging voelde tot nietsdoen'. Ik merkte op hoe vreemd het was dat de luiste persoon in Groot-Brittannië het bewerkelijkste boek had geschreven, The English Dictionary. Nu mijn kwalificatie van bevoorrecht mens bevestigd was mocht ik 's middags met hem meerijden om te gaan theedrinken bij miss Williams, die ondanks het jammerlijke verlies van haar gezichtsvermogen een prettige gesprekspartner was, naar ik vaststelde, want ze had allerlei soorten boeken gelezen en kon goed haar mond roeren. Maar haar grote verdienste was dat ze zo lang op vertrouwelijke voet met Johnson had geleefd dat ze zijn gewoonten goed kende en wist hoe ze hem op zijn praatstoel moest krijgen.
Na de thee nam hij me mee op wat hij zijn ommetje noemde, over een lange, smalle, geplaveide binnenplaats in de omgeving, in het lommer van een paar bomen. Daar liepen we geruime tijd wat heen en weer, en ik beklaagde me erover dat ik zo van Londen en zijn gezelschap hield dat ik haast terugschrok bij de gedachte aan mijn vertrek, ja zelfs bij de gedachte alleen aan reizen, waar jongelui meestal zo verzot op zijn. Met zijn manmoedige, inspirerende woorden stak hij me een hart onder de riem. Hij ried me aan gretig kennis te vergaren en elke dag een uur Grieks te doen als ik eenmaal op een vaste plek in het buitenland was gevestigd, en zorgvuldig het grote boek der mensheid te lezen als ik ging rondreizen. We soupeerden in The Turk's Head. Ik was in een vrij sombere bui, maar die verdween. Johnson bezorgde me zoveel nobele, verstandige gevoelens dat de demon der droefgeestigheid werd verdreven
Geen opmerkingen:
Een reactie posten