woensdag 13 mei 2020

Robert Craft • 14 mei 1965

Robert Craft (1923-2015) was een Amerikaanse dirigent, muziekwetenschapper en schrijver. Hij is vooral bekend geworden door zijn langdurige vriendschap met de componist Igor Stravinsky, die resulteerde in onder meer Igor Strawinsky. De kroniek van een vriendschap (vertaald door C.E. van Amerongen-van Straten).

14 mei 1965 
Parijs. Henri Michaux komt lunchen. Zijn ogen zijn zo opvallend [...] dat ik me nauwelijks de rest van zijn uiterlijk kan herinneren. Wel herinner ik me rossige paardebloempluizige wenkbrauwen, maar alleen omdat de schedel verder volkomen kaal is; en iets van een knaagdier in de buurt van voorhoofd en mond, maar alleen omdat lieve knaagdieren zo zeldzaam zijn. [...] Michaux wil een nieuwe categorie van ‘ongelooflijk vervelende literatuur’ instellen, en de erepalm zou hij dan toekennen aan de brieven van Proust. ‘Die ennui is waarlijk meesterlijk op schrift gesteld.’ Van Proust stapt hij over op Lou Andreas-Salomé, die ‘met haar schouders kon wiebelen op een manier die moest inhouden dat Nietzsche’ – hij spreekt die naam uit als een rijmwoord op ‘pizza’ – ‘ergens van binnen zat’. Ze gebruikte genieën als make-up, Freud als poeder, Rilke als een nieuw soort lippenstift. Ze had vuurrood haar, en toen ik haar voor het eerst ontmoette was ze bezig een vuur te stoken in de open haard; dat kleurde precies bij haar haar. Ze praatte toen over Rilke, totdat ze na enige tijd naar mijn beroep informeerde. Ik zal nooit die blik van ongelovige verbazing vergeten toen ik zei dat ik dichter was. Maar wat een temperament! Une femme ravagée, mais ardente, ardente!’ Hij doet haar Russische accent na, en ik vraag me af of zijn gevoeligheid voor accenten soms te wijten is aan zijn Belgische tongval, want hij brauwt zijn ‘r’ niet op de Parijse manier. 

dinsdag 12 mei 2020

Albert Dhondt • 13 mei 1940


Den 13 Mei, uitgehongerd en moe, het moreel in de schoenen, stelde ik voor een varken te halen en voor ‘t eskadron te slachten. Zoo zouden de jongens tenminste eens kunnen eten. Algeheele instemming. De soldaten waren gehuisvest in een leegstaand huis waar genoeg aardappelen voor handen waren. Een varken werd opgeëischt en twee uur daarna hadden we eindelijk, voor de eerste maal eens eten dat op eten trok.

[...]

Rond 23u mochten we aftrekken, en werden aan ons eskadron 8 krijgsgevangenen toevertrouwd (waarvan 2 gekwetsten) welke gevangen genomen waren door de koelbloedige houding van luit. ‘t Kint de Roodebeke. (Hier hebben we de dood vernomen van Lt. Van Maldeghem welke om moed te geven aan zijn soldaten, zich op den dijk gewaagd had per moto.)

De krijgsgevangenen zouden verdeeld worden: twee per camion tusschen onze soldaten welke we eerst opdracht gegeven hadden ze te behandelen zooals zij hetzelf zouden gewenscht hebben wanneer ze hetzelfde lot zouden ondergaan.

Ons jongens hebben aan dien oproep beantwoord, en hebben geen enkele sigaret gerookt zonder dat de gevangenen mederookten.

Zonder te weten waar we naartoe gingen, volgde elk pelotonsoverste de colonne; doch het ongeluk wil dat we afgesneden worden door een Fransche colonne, zoodanig dat we het contact met het regiment verliezen. Gelukkig hadden we den mecanicien van het regiment die ons gevolgd had en de wegwijzer in zijn bezit had: We moesten naar Londerzeel. In den donker niet verder kunnende rijden, hebben we den dag afgewacht en zijn rond den middag te Londerzeel aangekomen.

 

14 mei
 Hier hebben we een welverdiende rust genoten tot ‘s anderendaags 15 Mei.

Een mooi antwoord wil ik echter hier aanstippen van een van mijn soldaten, ik kan mij echter zijn naam niet meer herinneren. Toen we ons gevangenen afzetten en de twee gekwetste Duitschers van den camion hielpen, was er een burger die riep: “Slaat ze dood, lafaards, waarom moet ge die eten geven en helpen.” Toen heeft zich een van de mannen rechtgesteld en gezegd: “Mijnheer, die jongens zijn gevangen genomen in het gevecht, met de wapens in de hand. Ze hebben niet gevraagd naar oorlog, zoo min als gij en ik, en als ge dan toch zoo gaarne Duitschers zoudt dooden, kom morgen mee met ons, ge zult gelegenheid hebben zoveel ge wilt.” Waarop die burger, rood van schaamte, spoorloos verdwenen is.

Twee burgerlijke doktoors hebben een verband gelegd: De eene had een kogel in den rug gekregen, terwijl de andere zijn twee billen doorboord waren. En hier hoorden wij uit hun mond dat ze met 140 man langs den overkant van het kanaal gezeten hadden, waar er op het oogenblik van hun gevangenneming nog juist een veertigtal overbleven. En daar ging een heel regiment Carabiniers voor op de vlucht!...

Te Londerzeel heb ik getracht mij telefonisch in verbinding met huis te stellen, echter zonder gevolg. ‘k Heb dan een brief geschreven. Of hij toegekomen is, weet ik niet.

maandag 11 mei 2020

August Vermeylen • 12 mei 1939

• August Vermeylen (1872-1945) was een Vlaamse schrijver. Zijn dagboek 1939-1944 is gepubliceerd als 'Ik denk nog het best met een pen in de hand'.

V.12.5.1939
Ik word vandaag 67 en vind daarin een aanleiding om weer een dagboek te houden [waarnaast ik ook herinneringen wil opschrijven (daar ik den ouden dag ... tegemoet ga)] en aantekeningen ten gerieve van mijn literair werk.
Het maatschappelijk leven zou zonder leugen onmogelijk zijn: de leugen is er noodig, in het groot als conventie, in het klein als hoffelijkheid of welgemanierdheid. Maar kan een mensch ook tegenover zich zelf geheel oprecht zijn, heeft hij niet, tegenover zich zelf, het (onbewust) aankweeken van illusies noodig? Gabozjka zei eens: ik lieg ook wel, zooals alle vrouwen, maar toch minder dan de meesten.
Zij bracht me een kravat voor mijn verjaardag, en Mane zond me zijn portret. Geen andere gelukwenschen: Simonne heeft nu wel andere zorgen!

zondag 10 mei 2020

Jean Cocteau • 11 mei 1952

Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar (vertaald door Joop van Helmond).

11 mei 1952, Milly, zondag
De critici en het publiek zullen de voorstelling wel verschrikkelijk vinden. Ik ben het gewend. Gisteren werd in Le Figaro de verrukkelijke tekst gepubliceerd van een leerling van tien jaar, die door de onderwijzeres was gestraft omdat ze vond dat de tekst als huiswerk absurd was en een bewijs was van het dalende peil op de scholen. Het jongetje moest een kat beschrijven. Afgezien van andere heerlijkheden debiteert hij: ‘De kat heeft twee poten aan de voorkant. Twee poten aan de achterkant. Twee poten aan de linkerkant, twee poten aan de rechterkant... Zijn staart volgt zijn lichaam en houdt op een gegeven moment op... Af en toe wil de kat graag kleintjes, en dan maakt hij er. Op dat moment wordt hij een poes.’ Helaas ontmoeten onze teksten veel onderwijzeressen.

Waarom op de avond van Oedipus Rex [van Cocteau en Stravinski] niet gewoon het toneel opgaan en zeggen: ‘Armzalige imbecielen, blijf maar zitten in jullie troep. Ik vertrek en jullie zullen nooit meer van me horen spreken.’ Het zou zo eenvoudig zijn. Gisteren zei Picasso: ‘We hebben altijd gewerkt in de veronderstelling dat ons werk zou aanslaan.’ Is het onze schuld dat de imbecielen denken dat we hen voor de gek houden? En eigenlijk is dat ook zo. We houden ze voor de gek, maar niet zoals ze denken.


• Het Franse multitalent Jean Cocteau (1889-1963) was vooral schrijver en theater- en filmmaker. De voorstelling in het bovenstaande fragment was een nieuwe uitvoering van het ‘opera-oratorium’ Oedipus Rex, waarvoor Costeau de tekst en Igor Stravinsky de muziek had geschreven. Cocteaus bange voorgevoelens kwamen niet uit: de productie bleek een groot succes.

Sofia Tolstoj • 10 mei 1898

Sofja Andrejewna Tolstaja (1844-1919) was de echtgenote van de Russische schrijver Leo Tolstoj. Gedeeltes uit haar dagboeken zijn gepubliceerd in Dagboek (vertaling Tom Eekman).

10 mei Vanochtend las ik drukproeven, toen ging ik kaartjes voor de schouwburg kopen en naar Doenajev om een assistent voor Lev Nikolajevitsj [Tolstoj] bij de hulp aan de hongerlijders te zoeken. Ze noemden Strachov, dat zou goed zijn. Ik las een brief van Tsjertkov aan L.N. [Tolstoj], want ik wilde iets te weten komen over Sharkvan, die op sterven ligt. De hele brief is in een onnatuurlijke toon geschreven, steeds met dezelfde redeneringen over de strijd met het vlees, over geld en het zondige van geldbezit, maar intussen heeft hij zich overal in de schuld gestoken en vraagt hij Tanja tienduizend roebel te leen. Dat is allemaal vals, vals, en ik kan geen valsheid dulden. Wie van ons vecht niet met zijn hartstochten? En hoe! Soms heb je het gevoel dat je laatste krachten zijn opgebruikt voor die strijd, en dat je nergens meer kracht vandaan kunt halen. Maar wat voor hartstochten hebben die lieden! Ze zijn allemaal zo rechtlijnig, oninteressant... Als je dan zulke hartstochten hebt, zwijg erover en schreeuw het niet van de daken. Vanavond was ik met Serjozja, Andrjoesja en Sasja in de schouwburg. Conservatoriumstudenten voerden de 'Freischütz' uit ten bate van de hongersnoodslachtoffers. Ik zat op de tweede rij fauteuils, en daar zat ook Sergej Ivanovitsj.

• In haar dagboeken beschrijft Sofia Tolstoj haar 48 jaar durende huwelijk met Leo Tolstoj (1828-1910). Hoewel ze een sterke en artistieke persoonlijkheid was (ze schreef en fotografeerde), stelde ze haar leven volledig in dienst van de grote schrijver met al zijn nukken.

Gaston Burssens • 9 mei 1950

Gaston Burssens (1896-1965) was een Belgische dichter. Zijn dagboek werd gepubliceerd in 1988.

mei
Ik heb nooit kunnen begrijpen dat Gide, die wel zou willen geloven als God zich aan hem openbaarde, op zijn knieën kan zinken om 'met overtuiging', zoals hij in zijn Journal schrijft, het Onze Vader te bidden. Vandaag meen ik de sleutel van het geheim te hebben gevonden: op 3 augustus 1942 vertelt hij over 'deux nuits de plaisir merveilleuses', die hij met een knaap van 15 jaar 'encore plus beau de corps que de visage' in zijn hotelkamer te Tunis - op 73-jarige leeftijd! - heeft doorgebracht. Omdat ik het saffisme begrijp, wil ik aannemen dat de pederastie, die ik niét begrijp, bij sommige individuen voor een variëteit van de normale geslachtsdrift kan doorgaan, zoals Hirschfeld en Freud trachten te bewijzen. En ik ben bereid Gide als dusdanig individu te aanvaarden. Dit neemt niet weg dat door iemand als hij, die voorbeschikt is maar wie alleen de genade ontbreekt - om te geloven, die variëteit van de normale geslachtsdrift, omdat ze niet op voortplanting berust, toch nog als 'zonde' moet erkend worden. En om nu tot de oplossing te komen van het raadsel: waar hij het Onze Vader bidt zonder in de Vader te geloven, heb ik verondersteld dat hij berouwvol op de knieën zinkt om, bij ontstentenis van een zich manifesterende God, zichzelf de absolutie te geven!

vrijdag 8 mei 2020

Constantijn Huygens • 8 mei 1612

Constantijn Huygens (1596-1687) legde vanaf 1629 zijn jeugdherinneringen vast. Ze zijn veel later gebundeld in Mijn jeugd.


Dood van Elizabeth Huygens, 8 mei 1612
De maand mei, waarin vanouds de Haagse jaarmarkt, de zogenaamde kermis, gevierd werd, werd voor ons gebrandmerkt door een uiterst rampzalige familiegebeurtenis. Mijn oudste zusje Elizabeth, toen ongeveer 14 jaar oud, een zeldzaam mooi en lieftallig meisje, viel onder de ogen van de artsen, die vergeefs in de weer waren, en van het gezin, ten offer aan fatale buikkrampen. Het proces had zich op de achtste dag van de genoemde maand, des namiddags, binnen het verloop van een paar uur voltrokken. In zekere zin was zij meer dan de anderen het lievelingskind geweest van haar ouders. Deze waren zo verbijsterd en zo door mateloos verdriet overmand, toen het verlies tot hen doordrong, dat zij voor geen troost meer ontvankelijk waren. Als ik zonder reserve mag zeggen wat ik vind, dan deden zij de Algoede en Allerhoogste God eigenlijk onrecht, nu Hij het gelukzalige deel dat Hij aan het sterfelijke omhulsel had toevertrouwd, vroegtijdig terugvorderde. Jaren later nog rouwden zij op de sterfdag elk jaar weer over de dierbare overledene. O almachtige God, Gij, die mij weldra vader zult maken van een derde kind: wat de leeftijd van mijn zeer dierbare kinderen (hunner immers is in deze kinderjaren naar Uw aanwijzing het Koninkrijk der hemelen) ook mag zijn, waarop Gij bepaald hebt hen uit mijn armen weg te roepen: ontferm U over de vader, ook als hij zijn kroost verloren heeft; maak deze last, zeker de zwaarste die er is, draaglijk, zoals Uw juk draaglijk is voor hen die hun hoop stellen op U; en leer mij in christelijke ootmoed de slagen te verduren die mijn vaderhart zullen treffen, naar Uw eeuwig raadsbesluit, het raadsbesluit van een Vader, die slechts beoogt wat goed is voor mij en mijn dierbaren.
Enkele van de grafdichten die ik in verschillende talen op mijn liefste zusje geschreven had en die mijn vader bij lezing altijd in tranen deden uitbarsten, bevinden zich nog onder de papieren uit mijn jeugd. Ze zijn wel van weinig belang, maar toch bewaar ik ze voor mijn kinderen en het verdere nageslacht, voor het geval zij nog eens willen weten wat mijn vorderingen in de diverse studieonderdelen waren