zondag 1 september 2019

Arthur Rimbaud • 2 september 1881

• De Franse dichter Arthur Rimbaud (1854-1891) werd na zijn korte literaire leven koopman in Oost-Afrika, een bestaan dat hij haatte maar waar hij desondanks tot zijn dood in volhardde. Hij schreef in die jaren veel brieven, vooral aan zijn familie. Uit: Afrikaanse brieven (vertaald door Per Justesen).

Harar, 2 september 1881
Chers amis, Ik geloof dat ik jullie eenmaal geschreven heb sinds jullie brief van 12 juli.
Mijn verblijf in dit deel van Afrika is me nog steeds een kwelling. Het klimaat is grimmig en vochtig; mijn werk is absurd en afstompend, en ook de levensomstandigheden zijn over de hele linie absurd. Ik heb trouwens onaangename kwesties met de directie en de anderen gehad, en ik heb nu min of meer besloten om eerdaags te verkassen. Ik ga proberen om in dit land iets te ondernemen voor eigen rekening; en mocht dat niet lukken (wat ik snel genoeg zal weten), dan ben ik gauw vertrokken om, naar ik hoop, intelligenter werk onder een beter gesternte te doen. Het zou trouwens kunnen dat ik in dat geval aan de firma verbonden blijf – elders.
Jullie zeggen dat je me spullen hebt toegestuurd, kisten, en andere voorwerpen, waarvan ik de ontvangst niet heb bevestigd. Ik heb net een zending boeken gekregen volgens jullie opgave, en daarbij hemden. Trouwens, mijn bestellingen en mijn brieven zijn altijd op een idiote manier binnen die firma heen en weer gestuurd.
Ik heb nota bene twee stel lakense kleren in Lyon besteld, verleden jaar november, en er is nog niets aangekomen!
Ik had medicijnen nodig, zes maanden geleden; ik heb er Aden om gevraagd en ik heb ze nog niet gekregen!
– Dat is allemaal onderweg, naar de hel.

Alles wat ik in mijn leven verlang, is een goed klimaat en goedbetaald, passend werk; eens op een dag zal ik dat vinden! Ik hoop ook alleen goed nieuws te horen over jullie en je gezondheid. Mijn grootste plezier is om van jullie, chers amis, te horen; en ik wens jullie meer succes en meer vrolijkheid toe dan mijzelf.
Tot ziens
Rimbaud

– Ik heb de firma in Lyon laten opdragen om al mijn verdiensten in geld van 1 december 1880 tot 31 juli 1881 per post naar jullie in Roche over te maken. Het gaat om 1165 roepie (de roepie is ongeveer 2 franc en 12 centime waard). Graag meteen bericht van ontvangst en dit bedrag behoorlijk beleggen.
– Wat de militaire dienst betreft geloof ik nog steeds dat ik niet in overtreding ben; en ik zou woedend zijn als het wel zo was. Geef me daarover uitsluitsel. Binnenkort zal ik in Aden een paspoort moeten laten maken en ik zal ze op dit punt moeten inlichten.Groeten aan F[rédéric].

Geen opmerkingen:

Een reactie posten