woensdag 30 mei 2018

Friedrich Nietzsche -- 1 juni 1875

• Filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) kampte een groot deel van zijn leven met zijn gezondheid. Het onderstaande fragment (uit Uit mijn leven, vertaling Charles Vergeer)is afkomstig uit een brief aan Carl von Gersdorff, met wie hij tot zijn dood bevriend was.

Bazel, juni 1875
[…] Ik heb een heel beroerde tijd achter me en misschien een nog beroerdere voor me. Mijn maag was totaal niet meer onder controle te houden, zelfs niet door dat belachelijk strenge dieet, daarbij kwam nog migraine, vele dagen achter elkaar en na enkele dagen alweer terugkerend, urenlang braken zonder dat ik iets had gegeten, kortom de machine scheen het te willen begeven, en ik kan niet ontkennen wel eens gewenst te hebben dat het maar gebeurde. Volledige uitputting, ik kan maar moeizaam over straat en word sterk geïrriteerd door licht. Immermann behandelde me voor zoiets als een maagzweer en ik wachtte alsmaar op een bloedspuwing. Veertien dagen lang moest ik een oplossing van helse steen innemen, maar dat hielp niets. Nu geeft hij mij tweemaal daags bijzonder grote doses kinine. Hij wil dat ik in de vakantie niet naar Bayreuth ga; ik zeg er nog maar niets over, maar je kunt je wel indenken hoe het mij te moede is. […] Dat ik niet moedeloos ben geworden kun je hieruit opmaken dat ik onlangs een ontwerp voor mijn colleges heb gemaakt voor de komende zeven jaar. Maar het leven brengt veel verdriet. Bovendien is ziekte zoiets waardeloos, het kan zelfs niet als ongeluk worden opgevat.
Wil je ze er in Bayreuth een beetje op voorbereiden dat ik in juli niet zal kunnen komen? Wagner zal wel boos zijn, maar dat ben ik zelf ook.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten