• Hans Keilson (1909–2011) was een Duits-Nederlandse schrijver, arts en psychiater. In 1944 zat hij ondergedoken en hield toen een dagboek bij (vertaald door Hans Driessen). "'Een schlemiel met vrouw en kind’ noemt Hans Keilson zichzelf in zijn
dagboeken. Ondergedoken in Delft raakt hij in een diepe crisis. Hij twijfelt over zijn
toekomst. Moet hij schrijver worden of arts? Hij heeft een intense relatie met
de ook ondergedoken Hanna, die zijn creativiteit doet opbloeien. Maar in
Bussum is Gertrud met hun dochtertje Barbara."
Donderdag 21-12
Er is iets gebeurd. Maar wat? Sonnet 46 heb ik meer voor Gertrud geschreven dan voor Hanna. Of je kunt zeggen: de aanleiding voor het gedicht is steeds meer achter het gedicht verdwenen. De noodzakelijke ontwikkeling van elke kunstzinnige arbeid. Zich losmaken van het levende object. L'art pour Part. Maar tegelijk is het nog meer dan dit, het blijft niet alleen een esthetisch probleem: het wordt binnengezogen in de hele levenskring. Maar het loslaten van het meisje is waarschijnlijk noodzakelijk en werd begunstigd door de tijd. Of nu in haar de snaar knapt waarover ze ooit schreef dat ze dat op zich nam als het maar een oplossing voor haar opleverde. Haar wezen spreekt anders tot mij, met meer liefde, zelfs in zijn wezenloze beperkingen. Er blijft zoiets als plicht in mij achter. Maar Gertrud en het kind zijn opeens veel dichterbij dan ooit. Ze verkeerden in gevaar, en het gevaar heeft ons altijd verenigd. De mensen om me heen komen me ook milder voor dan vroeger. Er is iets gebeurd. Schil voor schil baan je je langzaam een weg naar je middelpunt. Ik ben bezig als een mol. Maar helaas nog veel geheimen en valstrikken van het bedrieglijke, diefachtige wezen. Daar lijd ik onder. En overwin het niet. Het snoepen van tafels is een zaak van de onvrijen. Ik wist niet dat ik dat in deze mate was. Diepe schaamte.
Shakespeares sonnetten hebben het beide: het bittere en het zoete, kracht en tederheid, muziek en gestalte, klank en kleur. En het onbetwistbare getuigenis van een eminent leven erachter. Merkwaardig dat we niet weten aan wie ze zijn gericht. Dat verhoogt bijna hun mystieke betekenis voor ons. En geeft het afzonderlijke sonnet zijn eindeloze perspectief.
Diepe bewondering voor Stefan George, wiens taal alleen kan worden vergeleken met die van Luther. Je weet niet wie je meer moet bewonderen: Shakespeare of George.
'En niemand zal victorie kraaien' - steeds meer wordt deze spreuk bewaarheid. We zullen het de komende dagen zien. Of Churchill valt? Zijn schaduw valt steeds platter op de grond.
Van Oyen heeft mijn 'Traumende' gelezen, en hij vond het heel zuiver en geconcentreerd. Ik heb niet gezegd dat ik het ben. Heel grote verleiding.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten