vrijdag 30 oktober 2015

Monique van de Ven -- 31 oktober 1982

Monique van de Ven (1952) is een Nederlandse actrice. In 1982 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands dagboek' bij, ter gelegenheid van de première van haar film Ademloos.

Zondag [31/10]
Om negen uur vind ik mezelf met negen andere akteurs op het Gelderlandplein waar we in een behoorlijke wind 'n scène draaien. We verwarmen ons in een sporthal waar allerlei dames verwoed handbal spelen. Kerkklokken luiden. Ondanks alle drukte (ik had dit weekend best vrij willen zijn) vind ik het heerlijk allemaal nieuwe mensen te leren kennen. Breng de middag toch nog op z'n zondags door; thee, koekjes, Jeroen en Herma K., en een open haard.
Draai nog een scène, en zak vervolgens languit om naar vrienden en collega's op televisie te kijken...

Maandag [1/11]
Veel te veel wegopbrekingen in Amsterdam. Blijf vandaag bijna in een gigantisch gat in trambaan steken met auto. Dacht een snellere route te nemen. Fout dus.
Bodega Keyzer heeft iets familie-achtigs. Vaag herken je gezichten. De haring is zuur, niet zout. Ik neem dus garnalen. Heb wat later toekomstgesprek in Hilversum. Heerlijk dat er mensen zijn die me kunnen en willen leiden. Rij, terug naar Amsterdam, nu voor de twintigste keer dezelfde route. Stop spontaan bij Els S. Mady voegt zich later bij ons voor het eten. Ik laat haar geen keuze: Hazepeper dus.
Vervolg (20ste keer nog) weg naar Amsterdam. Blijven tot drie uur 's nachts in een wat melige stemming. Een logeerkamer is iets heel speciaals: knisperende lakens, groene dekens, schuine balken, en een wasmachine. M'n pen ziet er na zes dagen schrijven verfomfaaid uit, afgekloven dop.

donderdag 29 oktober 2015

Nadine Wedel -- 30 oktober 1998

Nadine Wedel was in 1998 zestien jaar en verliefd op Christoph.

Hi! 30.10.98
Hatte leider keine Zeit zum Schreiben. Aber jetzt geht's mal! Auf alle Fälle waren wir Mittwoch wieder im Handkuss. Mich labern alle an wegen meinen neuen Haaren. Die Rastazöpfe bringen's voll. Ich saß ja auch 13 Stunden da. Hammerhart! Ich durfte auch 480 DM blechen!!!
So Typen wollten die Haare immer anfassen und der Opelfreund (Christoph) hat mich gleich zu sich heim eingeladen.

Hi! 3.11.98
Nix weiter passiert. Latsche abends immer durch die Stadt in der Hoffnung, daß Christoph vorbeifährt. Vergeblich! Vielleicht drivt er ja morgen an mir vorbei. Bitte! Naja, bums, muß noch lernen.

Hi! 4.11.98
Wieder ein Tag ohne ihn gesehen zu haben!

Hi! 8.11.98

Wieder eine Woche meines Lebens (ohne Freund) vorbei! Ich habe Christoph diese Woche kein einziges Mal gesehen, obwohl ich immer durch die Stadt latsch.
Mia ist mit Jakob ins Okay und mit ihm zusammengekommen. Ich bin immer noch der einzige Arsch, der noch solo ist. Ich will Chris! Heute war'n ma' Fußball glotzen wegen Ben und dem Enzo. Dann sind wir beim Chris klingen, doch der war nicht daheim. Ich hoffe so, daß ich morgen mal Christoph sehe. Ich muß unbedingt mit ihm labern. Ich mag ihn!

For you

Jeden Tag, warte ich
um zu sehen nur dich.
Doch ich weiß nicht wo du bist,
ob du daheim oder im Auto sitzt.
Darum lauf' ich durch die Stadt,
aber ich hab's bald satt,
weil du doch nie fährst zurzeit,
früher warst du immer bereit.
Ich hab' dich überall getroffen,
nun darf ich nur noch hoffen.
Heute wollte ich dich besuchen,
leider konnte ich nur fluchen,
denn du warst nicht daheim.
Wie sollt' es auch anderst sein!
Dann hoff' ich eben auf morgen,
und mach mir keine Sorgen.
Morgen bist du sicher da,
und dann geht das klar:
Ich liebe dich, Chris! by N.W.

woensdag 28 oktober 2015

Willem IJsbrantsz. Bontekoe -- 29 oktober 1623

Willem IJsbrantszoon Bontekoe (1587-1657) was een Nederlandse schipper en koopman. Hij is tot op de dag van vandaag bekend door zijn verslag van een reis naar Oost-Indië.

Den 28. dito quamen wy voor de voornoemde revier; setten het onder het eylandt met de pagoden, daer al 't volck was afgevlucht, behalven een oudt man, die wy vonden. Lieten, ghelijck onse ordre was, een witte vlagge waeyen, hopende datter yemand van Aymuy by ons soude komen, om ons te verspreecken [spreken].
Den 29 dito wierdt onder ons goedt ghevonden, dat men op yder schip 30 a 40 swabbers soude maecken en 8 a 9 balijs [tobbes] met water, als oock een deel leeren emmers langhs 't schip souden stellen, om (of de Chinesen ons met branders toequamen) de brant te uytten; als oock, dat men scherpe wacht soude houden en dat twee schuyten een derden deel van een mijl vande schepen alle nachten op de wacht souden leggen, oock om water te halen. Roeyden de stucken op en waren wel op onse hoede. En alsoo niemandt van Aymuy by ons quam, schreven den 30. dito een brief aenden totock [door de Chinese overheid aangestelde commissaris] van Aymuy en bestelden die met die oude Chinees, die wy op 't eylandt vonden. Wy schreven, dat wy aldaer gekomen waren, om met haer den handel en vrede te versoecken, gelijck wy inde voorige conferentie tusschen haer en ons gehouden gedaen hadden, en voort eenighe complementen tot sulck schrijven wel voeghende. Publiceerden oock dien selfden dagh dese navolgende Ordonnantie, op alle de schepen.

Ordonnantie,
Waer naer sich het volck vande schepen, leggende in de reviere van Chinchieu, sullen hebben te reguleren.
Alsoo wy met ons vier schepen alhier in de Reviere van Chinchieuw legghen, om soo veel als moghelijck is die van China 't uytvaren naer Manilha ofte eenige andere onser vyanden plaetsen te beletten; derhalven wel te vermoeden is, dat de Chineesen niet sullen naer laten hun uytterste devoir te doen, om ('t zy met openbaer gewelt, onder schijn van vrede, ofte andere bedrieghelijcke middelen) met haer brandt-schepen, (diese mette stroom souden mogen afseynden) ons van hier te drijven; waeromme hoogh-noodigh is, datter vooral in alle de schepen ofte boots en de chaloupen ('t zy datse aen boort ofte een stuck boven stroom vande schepen als uytleggers mochten leggen) goede, scharpe ende behoorelijcke wacht wordt ghehouden. Ende alsoo bevinden, dat deselve dickmalen by de matroosen seer slechtelijck werden waer genomen, sonder acht te nemen wat schade ende onheil daer door te verwachten hebben; werdt hier mede by den E. Commandeur Christiaen Francxz ende Raet gheordonneert ende bevoolen, ghelijck wy ordonneren ende beveelen midts desen, aen alle scheeps-officieren ende matroosen, niemant uytgesondert: dat yder sijn wachte ter plaetse daer hy soude mogen gestelt werden, behoorlijck sal waernemen, op pene dat de gene, die slapende ofte ter contrarie doende bevonden werdt, driemael vande rhaa sal vallen, ende met hondert slaghen voor de mast gheleerst werden1). Ider wacht sich voor schade, alsoo dese voorsz. Ordonnantie, sonder eenige dissimulatie aende contraventeurs, naer behooren sal ghe-executeert werden, want 't selve in aequiete ende naer gelegenheit der saken alsoo bevinden te behooren. Actum in 't schip Groningen, legghende inde Reviere van Chinchieuw, desen 30. October 1623.

maandag 26 oktober 2015

Ernest Shackleton -- 27 oktober 1915

October 27, 1915
The end came at last about 5 p.m. the pressure started again irresistibly and surely but slowly pressed her rudder over to port cracking & splitting the sternpost; they were gone. She was doomed. No ship built by human hands could have withstood the strain. I ordered all hands on to the floe and as the floe near us was cracking. We started to sledge all the gear across the pressure to what was seeming a safer place but I found that the safe place was bad – the floe splitting in the usual way.


In August 1914 Ernest Shackleton and a crew of twenty seven set sail for the Antarctic in an attempt to cross the continent on foot. Disaster struck when his ship, the Endurance, was trapped fast in the pack ice, just eighty five miles from their destination. The ship was crushed like matchwood by the pressure, leaving the crew stranded on an ice floe. With three life boats and provisions salvaged from the sinking ship, Shackleton led the men to safety. The ordeal lasted 20 months. Shackleton kept this diary during the months spent marooned on the ice.

zaterdag 24 oktober 2015

Samuel Pepys -- 25 oktober 1668

Samuel Pepys (1633–1703) was een Britse hoge ambtenaar, die beroemd is geworden vanwege zijn dagboeken.

Sunday 25 October 1668
(Lord’s day). Up, and discoursing with my wife about our house and many new things we are doing of, and so to church I, and there find Jack Fenn come, and his wife, a pretty black [haired] woman: I never saw her before, nor took notice of her now. So home and to dinner, and after dinner all the afternoon got my wife and boy to read to me, and at night W. Batelier comes and sups with us; and, after supper, to have my head combed by Deb., which occasioned the greatest sorrow to me that ever I knew in this world, for my wife, coming up suddenly, did find me imbracing the girl con my hand sub su coats; and endeed, I was with my main in her cunny. I was at a wonderful loss upon it, and the girle also, and I endeavoured to put it off, but my wife was struck mute and grew angry, and so her voice come to her, grew quite out of order, and I to say little, but to bed, and my wife said little also, but could not sleep all night, but about two in the morning waked me and cried, and fell to tell me as a great secret that she was a Roman Catholique and had received the Holy Sacrament, which troubled me, but I took no notice of it, but she went on from one thing to another till at last it appeared plainly her trouble was at what she saw, but yet I did not know how much she saw, and therefore said nothing to her. But after her much crying and reproaching me with inconstancy and preferring a sorry girl before her, I did give her no provocation, but did promise all fair usage to her and love, and foreswore any hurt that I did with her, till at last she seemed to be at ease again, and so toward morning a little sleep [...]

woensdag 21 oktober 2015

An Rutgers van der Loeff-Basenau -- 22 oktober 1974

An Rutgers van der Loeff-Basenau (1910-1990) was een Nederlandse kinderboekenschrijfster. In 1974 hield zij op verzoek van NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Zondag [20 oktober]
Thijmstroop, aspirine, druiven, warme doeken, dampo, tempozakdoekjes, gloeiende thee met citroen en o hemel dit prachtige middel: grote lepel knoflookpoeder, honing en brandewijn. De samenkomst met Astrid Lindgren waar ik me zo op had verheugd, mis ik vanavond. Rillend diep onder de dekens. En ik had zo graag weer eens een woordje Zweeds gesproken.

Maandag [21 oktober]
Nog geen hoofd om de datum te bedenken. In bed getracht te bedenken wat ik morgen zal zeggen op die persconferentie ter gelegenheid van Astrid Lindgrens nieuwe boek De Gebroeders Leeuwenhart. De meest wezenlijke zaken komen hier aan bod: leven en dood, goed en kwaad, vrijheid en tirannie, moed, verraad, trouw - alles in een superieure sprookjessfeer, met bijna visionaire beelden in een eenvoudige taal. Meesterlijk. Maar ik moet ook iets zeggen over kinderliteratuur in het algemeen. M'n hoofd is dof. Telefoontje naar Tiel dat ik onmogelijk handtekeningen kan komen zetten vanavond in hun cultureel centrum de Agnietenhof. Spijt me.

Dinsdag [22 oktober]
Bij het opstaan zie ik door het raam dat de tuinhulp de macleya's wil opruimen. Niet doen, roep ik gauw. 't Is waar dat het blad lelijk verdord is, maar die hoge ijle zaadpluimen staan nog zo prachtig. Bibberig kleed ik me aan. Naar die lunch ga ik niet. Persconferentie 3 uur. Stokpaardje bereden: Bruggen slaan vanaf de kleuterboekjes naar de volwassen literatuur met gebruikmaking van de kostelijke prentenboeken, de ruimste keus van kinderverhalen en jeugdromans. De wakkeren zullen zelf onderscheid gaan maken. En dan hebben we lezers gekweekt, kinderen geholpen hun kritisch vermogen te scherpen, hun verbeeldingskracht te sterken.
Astrid Lindgren bleek een enig mens. Ze vroeg me naar mijn Gideons Reizen, 'k Moest vertellen dat wegens omvang en kostbare illustraties de vierde druk tegen de dertig gulden zou moeten kosten. Niet haalbaar. Zij schudde haar geestige kop. (Bij mezelf denk ik: als een boekenclub eens insprong). Tja, wat heb je er aan dat minister Klompé op gezag van de jury Staatsprijs '66 dit boek klassiek noemde, als het niet herdrukt kan worden? Vanavond vier Woerdenaars op bezoek: twee docenten, twee leerlingen. Wensen te spreken over Mens of Wolf. Hun eigen woorden: nu hadden ze een écht fijn boek gelezen (accent niet van mij). En nu wilden ze weten in hoever het verhaal authentiek is. Ik kon ze vertellen dat het zeer authentiek is. Geen duimwerk. Wel een hevig je inleven in gegeven situaties. Ik probeer in te slapen met de gedachte: 'k wil over mijn tuin schrijven. (Dat wordt ook geen duimwerk.) De macleya's schieten me weer te binnen. Gelukkig staan ze er nog met hun hoge zaadpluimen.

maandag 19 oktober 2015

Jan van Trigt -- 20 oktober 1946

Jan van Trigt was in 1945-48 militair in Nederlands Indië en hield in die tijd een dagboek bij, dat is gepubliceerd als Duizend dagen Indië.

20 oktober 1946
De afgelopen weken hebben in het teken van de verplaatsing gestaan, maar nu wordt het helemaal erg. Tabanan raakt leeg en de bevolking lijkt het in de gaten te hebben. Het schijnt ze niet op hun gemak te stellen. Ik kan het me voorstellen, want dan krijgen ze weer last van de bendes, die hier en daar nog de kop opsteken. Ik schrijf veel brieven naar alle windstreken. De verbinding gaat met een paar dagen ook weg, zijn we de herrie gelukkig kwijt.
Feest in Menghwi en Denpasar, weer voor het afscheid. Veel knapen met een snee in de neus, beroerde boel, maar wat doe je eraan? Piet ligt in de hoek van de wagen en de anderen legen hun maag over hem. Hij merkt er niets meer van. Joop komt door de deur en schiet zo op z'n nest, hij heeft mazzel dat hij geen veldbed heeft, maar een tempatje, laag bij de grond. Wij eten Chinees bij 'De luis aan de ketting'. Heel goed en de service is af. Het servies ook, dat verhuist voor een deel naar onze zak, ik had geen lepel meer...

21 oktober 1946
Spullen gepakt na nog een laatste maal heerlijk gegeten te hebben uit de tent van de Chinees. We werden op onze wenken bediend en hij liet niets na het ons naar de zin te maken. We zijn nog maar met 7 man hier achtergebleven. Het hokje waar de wacht zat is totaal verlaten. De bedienden zien het afscheid komen en zijn ook heel rustig. Toch zal het ervan moeten komen en wel vandaag.
Eindelijk komt de 3-tonner, de spullen zitten er al op, twee bezems aan de zijkanten. We nemen afscheid van de baboes en djongossen, die we hartelijk danken voor al het werk dat ze voor ons gedaan hebben. We zijn aan hen gewend geraakt, ze hebben eenmaal gestaakt, maar dat mag niet hinderen. Wajang en de anderen storten tranen met tuiten. Ik kan er ook niets aan doen, maar ik heb ze beloofd terug te komen, als ik ooit hier in Indië ga wonen. Gemakkelijk gezegd, maar wat moet je anders beloven?
We rijden een ererondje, komen weer langs het huis en dan gaat het in de richting van Denpasar, waar we in het tentenkamp aankomen. Warm is het in die dingen. Het hele kamp bestaat uit diezelfde tenten, honderden. Wassen is er niet bij, maar daar weten we wel wat op. Naar de M.P., waar we eerder gezeten hebben. Een schrijfmachine gebracht en wat papier, dus kunnen we 'werken'. Dat gebeurt niet, het mandiën wel.

22 oktober 1946
Nog steeds aan het inpakken. Compo rations uitgedeeld. Vandaag parade voor C-, Y-Brigade, lopen heel goed die jongens. Wat zal Palembang en Pladjoe ons brengen?
Hier laten we een dode achter. Zijn graf is goed verzorgd, maar hij zelf kan niet mee en blijft daar rusten. Hopelijk zal voor het graf gezorgd blijven worden. Wat is het heet op de aloon-aloon. Ik neem afscheid van ds Struik, zijn vrouw en hun schattige baby.

23 oktober 1946
Het is voor de verandering weer eens heet. Wanneer krijgen we winter? Ik zoek mijn heil bij de M.E, waar het koel is en de mandiebak in de buurt staat. Vanavond weer bij ds Struik, nog wat koffie naar binnen werken. Ze hebben hem vaandrig gemaakt, dus er kan wel wat af. Waar Joop is weet ik niet. Nu met Herbert de Vos op stap, hij is wat stil, maar ik kan hem soms een handje geven.
In de kantine is het weer feest, het houdt niet op. Er wordt gedanst als vanouds. Ikzelf doe niet mee, want ik kan er niets van, maar ik mag het graag aankijken. Het bestuderen van al die gezichten doet me groot genoegen. Majoor Lindt heeft het weer erg druk met verschillende zaken, die geen knip voor de neus waard zijn. Ik kan me indenken dat het luit Van de Meer Mohr de keel uithangt met mensen als hij en Bensen om zich heen. De majoor is oud, maar laat hem maar schuiven.

24 oktober 1946
Morgen inschepen. Nu eerst naar de band waarin Joop Termeulen uit Amsterdam speelt. Ze spelen goed, het fräulein dat erbij zingt glimlacht als een engeltje en is ook zo gekleed, maar staat me toch niet aan. Er treedt ook een Oostenrijkse op, 'Cilli Wang', ze is zo lelijk als de nacht en voert enkele vreemde dansen op. Het spook, de vrek en het danspaar, allen door haar alleen opgevoerd, doen het goed. Dan weer met Herbert op de koffie. We blijven zo kort mogelijk, maar kunnen er niet onderuit, deze laatste dag. We hebben goede uren gehad, ze hebben veel voor mij en onze jongens gedaan. Hij laat natuurlijk zijn zoon zien, die groeit als kool. Hij praat over later, als we uit dienst komen. Ik moet hem beslist schrijven als ik van plan ben om in Indië te blijven. Hij zal me een betrekking aanbieden bij Kolff en Co, in Batavia of Soerabaja. Ik beloof hem niets, maar ik zal er aan denken. Je weet nooit hoe het stuivertje kan rollen. Post komt er niet meer voor we in Palembang zijn, dus even geduld.

zondag 18 oktober 2015

Nicolaas Beets -- 18 oktober 1834

Nicolaas Beets (1814-1903) was een Nederlandse schrijver. In zijn studententijd hield hij van 1833-1836 een dagboek bij.

's Gravenhage Zaterdag 18 Oct.
De hevige storm van gisteren en eergisteren heeft te Zandvoort éen**, te Katwijk drie, en te Scheveningen waarheen ik mij begeef, een vijfde schip doen stranden. 't Was een Brik, gevoerd door een Deen, komende van Bordeaux met een lading wijn en pruimen en bestemd naar Hamburg. In de herberg zag en sprak ik den Kapitein, die met twee der bemanning, de eenige die van de zes behouden waren, aan den gemeenen haard zat. Een stoere kerel; Noords mannelijk schoon; kort van stel, goed in 't vleesch, forsch gespierd; groote blauwe oogen, blond-bruin haar, bruinroode wangen, spierwitte tanden. Hij zat daar neder met al het uiterlijk van een man die een zwaren worstelstrijd heeft doorgestaan. Tweemaal vierentwintig uren had hij met de stormen gekampt, en daarin wel gewisselijk de geheele gamma der mannelijke gemoedsbewegingen doorgeloopen. Zes uren had hij met hoop op behoud voor anker gelegen. 's Namiddags te twee uren was dit bezweken, en hem niets overgebleven dan op de kust aan te houden, ten einde zoo ver mogelijk op het strand te schieten. 't Was gelukt, maar vier jonge mannen, aan wie deelgenootschap in allerlei gevaar hem verknocht had, had hij voor zijne oogen zien verdrinken; hijzelf en de beide overigen, daarna niet dan met levensgevaar gered. Zoo zat hij daar neder, vrijwezende; niet klagend, niet morrend, niet wrevelig, maar zijn lot getroost, met de bewustheid zijn plicht te hebben gedaan. Ik althans heb hem geen andere klacht hooren uiten, dan dat hij ‘meer dan de helft zijner mannen had verloren; dat hij vier lijken zou zien aanspoelen!’


** Te Zandvoort strandde het brikschip de Goede Wil, onder kapitein Langeland, met steenkolen van Sunderland naar Dordrecht onderweg, te Katwijk het fregat de Surinaamsche Vriend, onder kapitein J.A. de Lange, van Suriname naar Amsterdam, het brikschip Guardian, onder kapitein Flatten, met steenkolen van Sunderland naar Rotterdam, en een onbekend schip. Tussen Scheveningen en Ter Heide strandde het brikschip de Susanna, onder kapitein P. Ipsen, met wijn van Bordeaux naar Altona.

zaterdag 17 oktober 2015

Adriaan Morriën -- 17 oktober 1950

Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Ik heb nu weer de tijd zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.

17 oktober. Bij Ernst, wiens vrouw ziek is.
Zaterdagavond kwam ik vrij laat bij de Schneiders aan. Franz-Joseph ligt ziek te bed, heeft een hartaanval gehad, waarschijnlijk angina pectoris. Hij is op dieet, mag niet drinken of roken, dingen die hij nu juist zo graag doet en waarin hij mateloos is. ‘Rauchen und trinken ist schön,’ zei hij in mei, toen ik hem voor het eerst in Bergen bij Fr. bezocht. Hij sprak ook altijd over ‘ein schönes grosses Stück Fleisch’. Het is moeilijk deze bandeloze man aan beperkingen te doen wennen. Het roken heeft hij niet geheel kunnen laten. Zijn vrouw rantsoeneert hem en heeft de uren vastgesteld waarop hij daags zijn drie of vier, van een papierfilter voorziene sigaretten mag roken. Maar telkens bedriegt hij haar, bedelt sigaretten bij de mensen die hem komen bezoeken, het dienstmeisje, de kinderen die hij in afwezigheid van zijn vrouw erop uitstuurt om ze te kopen. Wanneer zij het ontdekt, wordt zij boos, of eerder bedroefd, want de boosheid behoort niet tot haar vaardigheden. Zij verwijt hem zijn bedrog en de schade die hij zichzelf aandoet, maar hij is niet voor rede vatbaar. ‘Jetzt werde ich aber wirklich böse,’ zegt Annemarie, een zin waarmee goedhartige mensen een poging doen verontwaardigd te zijn.

vrijdag 16 oktober 2015

Nicolaas Beets -- 16 oktober 1834

Nicolaas Beets (1814-1903) was een Nederlandse schrijver. In zijn studententijd hield hij van 1833-1836 een dagboek bij.

's Gravenhage Donderdag 16 Oct.
Muziekfeest van de Maatsch. v. Toonkunst in de Groote Kerk. 240 Zangers en Zangeressen, waaronder velen uit mijn geboortestad; 170 muzikanten, waaronder de eerste meesters, en geen krukken. Door duizenden bijgewoond. Aan hun hoofd de Koning, de prins van Oranje en de Erfprins der Nederlanden. De uitvoering voortreffelijk. Vrugt (Tenore) Butsch (Basso) en de dames Carels en Morell (Soprano) en Duringer Brouwer (alto) hebben de Solo's. Vrugt heeft men wel eens beter hooren zingen, Mej. Carels verstaat mogelijk meer muziek, maar de stem van mej. Morell is bevalliger, zachter, malscher en toch krachtig.

woensdag 14 oktober 2015

Erik Kwakkel -- 15 oktober 2012

Erik Kwakkel is middeleeuws boekhistoricus. Bij De Jonge Akademie hield hij in 2012 een week lang een dagboek bij.

Maandag 15 oktober
Dit is een ongewone maandag, de eerste dag van een ongewone week. Gisternacht arriveerde ik in Edmonton, Alberta, een grote stad op de Canadese prairies, na op verschillende campussen in Amerika een kleine week lezingen en masterclasses te hebben gegeven. De komende twee weken zal ik in het kader van het Distinguished Professor programma een twaalftal lezingen verzorgen aan de University of Alberta (35.000 studenten). Terwijl mijn maandagochtend gewoonlijk begint met het naar school brengen van de kinderen, eerst Ben (zeven) en dan Toby (twee), ploeg ik me na het ontbijt door een stroom studenten die zich naar college spoedt. Na lang zoeken vind ik de werkkamer in de Department of History and Classics die ik tijdens mijn verblijf mag gebruiken. Ik heb mijn laptop nog niet neergezet of er wordt op de deur geklopt: een Nederlandse onderzoeker die me welkom heet en neerploft op de stoel naast mijn bureau, gretig haar oude volkstaal proberend. Van het nog even doornemen van mijn eerste optreden komt niet veel terecht.

Een uur later begint mijn eerste seminar, getiteld “A look over the shoulder of the codicologist”, waarin ik mijn vak en haar onderzoeksstrategieën voorstel. Ik ben codicoloog, wat betekent dat ik geïnteresseerd ben in het boek uit de Middeleeuwen, toen boeken nog met de hand werden geschreven. Ik lees niet, maar ik kijk, zoals ik mijn studenten vandaag verschillende keren zal vertellen. Vergeet nu maar even wat er op de bladzijde staat en kijk vooral goed hoe die bladzijde zelf er uitziet: kleur, grootte, hoe het de tekst presenteert. Het voelt allemaal erg vertrouwd, mijn eerste college - hoe studenten zich gedragen, wat ze aan hebben, hoe ze hun vragen stellen - want tot de zomer van 2010 gaf ik één provincie ten westen van Alberta, in British Columbia, acht jaar les aan universiteiten in Vancouver en Victoria. Ik voel me hier thuis.

Na mijn college neemt een collega van History and Classics me mee naar de HUB Mall, alwaar we samen wat eten. Daar is het een drukte van belang want het biedt onderdak aan tientallen kleine restaurantjes, een kapper, een schoenmaker, een advocaat die zijn diensten aanbiedt aan buitenlandse studenten die in Canada willen blijven en hulp nodig hebben met hun immigratie, en een wasserette (waar ik later in de week nog een avontuur zal beleven). Via “eduroam” maak ik contact met het web: ik Skype met de familie thuis en stuur enkele Tweets uit. Ik stel tevreden vast dat verschillende Amerikaanse collega’s en studenten uit Ohio en Missouri, waar ik vorige week was, zich hebben “geabonneerd” op mijn picture stream van middeleeuwse handschriften (@erik_kwakkel).

Na de late lunch neem ik mijn college voor morgen nog eens door, waarna ik de campus verken. In de vooravond ga ik naar de opening van een tentoonstelling over vroeg-moderne Arabische documenten, alwaar ik me tijdens de receptie tegoed doe aan allerlei gerechten uit de Perzische gemeenschap van Edmonton. Lang leve de plurale gemeenschap die Canada heet: een land waar immigranten zichzelf kunnen blijven en waar dat bovendien als een pre wordt gezien. Dit is het succesvolle experiment dat wel als salad bowl wordt aangemerkt, de tegenhanger van de Amerikaanse melting pot, alwaar aanpassing aan het bestaande model juist als wenselijk wordt gezien. Zeer tevreden en me erg Canadees voelend (wat ik feitelijk ook ben, naast mijn Nederlanderschap) loop ik naar mijn appartement en verklaar de eerste dag van deze vreemde week een succes.

dinsdag 13 oktober 2015

Randy Newman -- 14 oktober 1994

Randy Newman (1943) is een Amerikaanse zanger. In 1994 hield hij een 'Hollands Dagboek' bij.

Vrijdag 14 oktober
Tot mijn leedwezen blijkt men waar ook in Nederland nauwelijks respons te geven op de liedjes uit Trouble In Paradise en Land Of Dreams, al had ik dat natuurlijk kunnen verwachten, want die albums hebben slechts een tiende verkocht van Sail Away, Good Old Boys en Little Criminals. Toch lijken die latere platen me zuiver muzikaal gezien ontegenzeglijk beter, waarbij ik mezelf als tekstdichter scherper en trefzekerder dan vroeger vind. Wel gebruik ik bij het schrijven nog steeds dezelfde basistechniek: ik voer een verteller ten tonele die zichzelf minder goed kent dan de luisteraar over hem aan de weet zal komen.

Doorgaans draait het behoorlijk onbetrouwbare, vaak leugenachtige en steevast ongevoelige typen, die beduidend slechter van aard zijn dan het gros van de mensheid. Mijn empathie met dergelijke personages moet men echter niet verslijten voor sympathie, laat staan dat men mij met die figuren mag vereenzelvigen. Ik ben althans bij mijn weten geen wreed, bitter en cynisch man, hoogstens overdreven pessimistisch, zij het desondanks verre van ongelukkig. Ik mag niet klagen over hoe mijn leven tot dusver is verlopen. Hoewel ik het betreur dat ik niet harder heb gewerkt, hoef ik me voor de kwaliteit van mijn muziek zeker niet te schamen.

Schuldgevoelens op het persoonlijke vlak ken ik evenmin, al zal ik het tot in lengte van dagen smerig en gemeen van mezelf blijven vinden dat ik mijn liefhebbende vrouw heb verlaten voor een ander met wie het toch nooit iets zou worden. Inmiddels staan we echter weer op goede voet met elkaar en ze is zelfs bevriend geraakt met mijn tweede echtgenote. Als vader heb ik het er in zoverre niet slecht van afgebracht dat de drie jongens voorbeeldig zijn opgegroeid, terwijl ook met de twee baby’s alles in orde lijkt. Had iemand me twintig jaar geleden dit leven in het vooruitzicht gesteld, ik zou er ogenblikkelijk voor hebben getekend.

maandag 12 oktober 2015

H.J. de Fluiter -- 13 oktober 1943

• Hendrik Jacob de Fluiter (1907-1970) was entomoloog en zat in de Tweede Wereldoorlog in een kamp in Thailand. Gedeeltes uit zijn kampdagboek zijn opgenomen in De Japanse bezetting in dagboeken. De Birma-Siam spoorlijn.

24 september 1943
[Kanchanaburi (Thailand)] Vandaag weer heel, heel veel aan de lieve schatten gedacht en zo heel erg naar hen verlangd. Wanneer zullen we weer bij elkaar zijn en hoe zouden zij het nu hebben? Ik kan me daar de laatste tijd zo ongerust over maken. Nog steeds geen briefkaarten van Java ontvangen en toch moeten er 2000 momenteel gesorteerd worden. Ik hoop zo dat er ook van Beppeke iets bij zal zijn.

27 september 1943
Gisteravond deed een Engelsman nog mededelingen uit door hem ontvangen post [...]. Verder deelde hij iets mede over de nu ook voor de Hollanders ontvangen post uit Java. Deze is hier aanwezig, maar mag niet direct verstrekt worden. Onze post van groep 2 zou na gesorteerd te zijn eerst opgestuurd moeten worden naar het hoofdkwartier van groep 2, aldaar gecensureerd en dan pas verstrekt, dat wil zeggen voor ons weer teruggestuurd worden naar hen (als we dan tenminste nog hier zijn). Als er dus wat voor mij bij is, kan het nog een eeuw duren voordat ik het kan ontvangen. Enfin, maar weer het beste hopen. Geruchten te fantastisch om waar te zijn!

29 september 1943
Vanavond en vanmorgen gehoord dat er een briefkaart is gekomen van mijn liefste Beppeke. Ik ben zo verlangend om hem te ontvangen, maar dat kan nog zo lang duren. [...] De 'working party' die vandaag aan de weg moest werken, was door de Thai weer op warme sojamelk getrakteerd. Een andere keer kregen ze geld of andere etenswaar. Aan een, die in een onderbroekje werkte, werd zelfs een bovenbroek gegeven. Over de houding der Thailanders heeft men tegenwoordig helemaal geen klachten meer; zij zijn zeer attent en vriendelijk tegenover ons krijgsgevangenen.

9 oktober 1943
Nog steeds geen post ontvangen, helaas.

13 oktober 1943
Vanmorgen ontving ik de briefkaart van mijn liefste Èeppeke van 14 juni jl. Het was heerlijk om haar handschrift weer te zien en het geschrevene te lezen. Maar wat schrok ik, toen ik las dat de twee lieve kleine schatten difteritis hebben gehad en vier weken uit huis in het hospitaal zijn geweest. Wat moet dat voor allen, en vooral voor Beppeke een vreselijke tijd zijn geweest. O, ik moet er niet aan denken! Maar wat een groot geluk dat alles goed is afgelopen! Wat mogen we God daarvoor dankbaar zijn. Heerlijk was het te lezen, dat de lieve kleine Truusje ook zo flink is en nog steeds blauwe ogen heeft. Zou hun nu werkelijk 'niets' ontbreken? We maken ons bezorgd over het financiële. Later we verder hopen dat alles goed blijft gaan en ze niet meer ziek zullen worden en dan maar hopen, dat we elkaar allen weer gauw gezond en wel terug mogen zien; wat zal dat een geluk zijn! Vandaag heb ik de briefkaart al zo vaak overgelezen, dat ik hem bijna van buiten ken. Maar ik zal hem nog heel, heel vaak lezen, want het is eindelijk weer iets van mijn liefste Beppeke en ook van de lieve kleine schatten.

24 oktober 1943
Van de Zee kreeg eergisteren weer twee briefkaarten van zijn vrouw uit Kediri. [*...*] kreeg uit Malang een briefkaart van 20 augustus]. Ik had zo gehoopt dat ik ook nog iets van Beppeke zou horen, vooral na die ellendige difteritisgeschiedenis.

7 november 1943
Vanavond kwam Verkuyl me vertellen, dat er voor hem een bericht van z'n vrouw was gearriveerd. Ook voor mij zou er weer een briefkaart zijn. Van wie was helaas niet bekend. Ik ben er erg verlangend naar en hoop zo dat de berichten, ook na de ziekte der kinderen, gunstig zullen zijn!

9 november 1943
Gisteren niets bijzonders. Niet gelezen, omdat ik te veel in spanning zit over de inhoud van de briefkaart die ik gisteravond van Beppeke kreeg. Hij kwam gisteravond na het eten. Vanavond hoop ik een kopie van de Maleise tekst te krijgen. Gelukkig waren de berichten goed. De briefkaart was van 25 augustus. Truusje zou erg pienter zijn en al goed praten, ook op mij lijken. Met Kiki en Beppie gelukkig ook alles goed. [...] Via Holmans bericht bleek ook dat Beppeke nog niets van mij ontvangen had. Echt ellendig, ik kan het me zo voorstellen. Mijn schrijven is dus zeker niet terechtgekomen.

vrijdag 9 oktober 2015

Witold Gombrowicz -- 10 oktober 1962

Witold Gombrowicz (1904-1969) was een Poolse schrijver. Zijn Dagboek 1953-1969 is door Paul Beers in het Nederlands vertaald.

1O.X.DINSDAG
Madariaga, Silone, Weidié, Dos Passos, Spender, Butor, Robbe-Griïlet etc. - ze zijn allemaal in Buenos Aires, uitgenodigd door de landelijke PEN-club. De zittingen duurden vijf dagen en het was een oeverloos gepraat over de onderwerpen: het Woord, de Schrijver, de Cultuur, de Geest enz., zoals altijd. Tevergeefs wachtte men op het moment dat er eindelijk iets zou gebeuren, nog geen vlieg ging op iemands kale kop zitten. Weliswaar begon de zitting soms tekenen van leven te geven, en het leek al alsof ze om zich heen zou gaan trappen, maar meteen zakte alles weer weg in gebazel.
Ik weet het uit verhalen, ik ben er niet bij geweest - waarom? De Argentijnse PEN-club had me niet uitgenodigd - e-e-en waarom, waarom?!!! Ha! Waarom? Omdat ze in plaats van 'een beetje, een beetje veel, een heleboel van me te houden'-helemaal niet van me houden! En waarom? Ha, ha! Personen die deelnemen aan de verkiezing van leden van de Academie van de Wiadomości zullen het gemakkelijk raden: ik had op zere tenen getrapt. In het bijzonder door bepaalde opmerkingen over de Argentijnse literatuur die onlangs in Quadernos te lezen waren. Overigens, als ze me wel hadden uitgenodigd, zou ik ook niet verschenen zijn. Ik ben niet zo gek om met een taxi naar zo'n congres te gaan, of met de tram - als ze me, net als die andere heren, een retourbiljet op een oceaanstomer en een verblijf in een eersteklashotel hadden aangeboden, was het wat anders geweest. Maar omdat ik in Buenos Aires woon, zes huizenblokken van de congreszaal verwijderd, kan ik niet verlangen door een oceaanschip te worden opgehaald, al was het alleen maar om de vreemde indruk die het zou maken als ik direct van de stoomboot door een raam van de eerste verdieping naar binnen zou stappen.
Maar misschien... misschien gaat het je niet om de oceaanstomer, maar om je eergevoel?
M'n eergevoel? Ik weet het niet. Ik garandeer het niet. Ik wil me niet vastleggen.
Vorig jaar had de universiteit van Berlijn me uitgenodigd voor een vergelijkbaar congres, alleen met een wat ander programma. Elk van de uitgenodigde personen zou namelijk in zijn eigen taal een fragment uit een van zijn boeken voorlezen, en de in de zaal aanwezige vertaler zou dat meteen in het Duits omzetten. Vijf minuten voor de auteur - vijf minuten voor de vertaler - weer vijf minuten de auteur, en opnieuw de vertaler... Toen ik hoorde dat ik tienduizend kilometer zou moeten vliegen om een Duits publiek in het Pools een stukje uit Pornografie voor te lezen, was ik verbijsterd. En ik nam het vliegtuig niet. Misschien vooral vanwege de immense en diepe wateren, maar toch ook een beetje uit schaamte... geestelijke... maar ook fysieke... want nu ja, Duitsers iets in het Pools voorlezen kun je moeilijk geestelijk verkeer noemen. En als het niet geestelijk is, dan... hm... hm... is het lichamelijk... Op mijn leeftijd! Ik schaamde me, ik nam het vliegtuig niet. De laatste dagen deed het mij, uit schaamte, eveneens pijn mijn collega's in een situatie te zien... O ja, ik ben kwaad op ze omdat ze deze situatie niet hebben vermeden, noch behoorlijk hebben weten op te lossen! Ik beschouwde ze als verstandige mensen... en van een verstandig mens mag je een meer dan gemiddelde handelingsbekwaamheid verwachten... als je dus ziet dat deze mensen zich dom gedragen, dan doet dat pijn. Al die discussies over de roeping van de schrijver om te strijden tegen de leugen, over zijn rol als ontmaskeraar - terwijl ze heel goed weten dat ze maar wat kletsen in ruil voor de reis die hun is aangeboden. En ze weten dat iedereen weet dat ze het weten! Een courtisane heeft eens tegen me gezegd: 'Iedereen verkoopt wat. Ik verkoop mijn lichaam.' Maar zij hield tenminste geen referaat over de Authenticiteit als Fundament van de Ontwikkelingsperspectieven van de Cultuur.

donderdag 8 oktober 2015

Poef -- 9(?) oktober(?) 20??

• Poef is de kat die Remco Campert vereeuwigde in zijn Dagboek van een poes.

 Soms kan Bril behoorlijk slijmerig zijn. Volgens mij wil hij dan aandacht.
Ik ben bezig met mijn eigen zaken, zoals bijvoorbeeld het wassen van mijn gezicht met een bevochtigde voorpoot, en bij die aanblik komt het plotseling over hem. 'Lief poefje,' zegt hij dan. 'Is het zo'n lief poefje?'
Onzinnige vraag natuurlijk. 'Zo'n lieve poefemans van baasje,' dringt hij aan.
Ik houd op met wassen en kijk hem verstoord aan. Laat me met rust. Ziet hij niet dat ik bezig ben?
Maar Bril gaat door, helemaal gevangen in zijn eigen stemgeluid.
'Lief poefie van bafie, issie dat dan?'
Ik ben niet van bafie, ik ben van mezelf.
Het beroerde is echter dat iets in me niet bestand is tegen de suikerzoete toon waarop hij zijn vleierijen uitspreekt.
Ondanks mezelf bezwijk ik voor zijn woorden, ga op mijn rug liggen en rol heen en weer in totale overgave. Ik schaam me, maar het is sterker dan ik.
Dan begaat hij de fout mijn onbeschermde buik te strelen. Ik geef hem een haal en zoek een goed heenkomen. Met bebloede hand blijft Bril achter.
Was sich liebt, das neckt sich.

woensdag 7 oktober 2015

Arnout Hellemans Hooft -- 8 oktober 1649

Arnout Hellemans Hooft (1629-1680). Zoon van P.C. Hooft, maakte in 1649-1651 een 'grand tour', waarvan hij een dagboek bijhield, dat is uitgegeven onder de titel Een naekt beeldt op een marmore matras seer schoon.

7. Door Zeeveldt nae Inspruk 8 mijl, Ævipons olim dicta ['eertijds Ævipons genoemd']. Onderwegen saegen wij een braeve sterkte, de Schernitz genaemt, voornaemlijk tegen de sijde van Duijtschlant gefortificieert: op den bergh maekten sij mede een sterkte, die nu met de vrede niet sal volmaekt worden: in dese sterkte daer ik van geseijdt hebbe, heeft de Hertogh van Inspruk 3000 man gehadt; nu was 'er geen volk, als die ons de gesondtbrief ['gezondheidsverklaring'] afeijschten. Voor de stadt saegen wij een lusthof van de Hertogh, met een waerande, die met een lange muijr omringht is. De rivier Inn loopt 'er voorbij, die seer sterk loopt. In 't Hart gegeten. Men kan meest onder de huijsen gaen omdat sij aen straet maer overwelft sijn; boven sijnse plat. 's Naemiddaghs quamen wij te Matterem, 4 mijl, daer wij bleeven.

8. Door Arier nae Stersingen 6 mijl. Gegeten. Wij saegen in onse herbergh een steen, half silver, half loodt, die daer uijt de bergen, die sij sneebergen noemen, gegraeven was. De bergen komen den Hertogh Leopoldus, en de Fokkers van Aughsburgh toe, die noch wel over de 500 man in werk hebben, en wel 3000 gehadt. Doe nae Daeden in der Auw, 4 mijl, een kleijn plaetsjen, maer daerse evenwel wel tracteerden.

9. Door Brixen, een taemelijk steedtjen, 't heeft een bijsondre bisschop, nae Klansen, een kleijn steedtjen, 6 mijl. Gegeten. Wij saegen veel kasteelen op de bergen, en wijn, die wij in langh niet hadden sien wasschen. Nae Bootsen, een taemelijke groote maer morsige stadt. Geslaepen en gegeten met ons geselschap en de graef van Satffort. Ik meen omtrent 4 m.

maandag 5 oktober 2015

Marjan Berk -- 6 oktober 1983

Marjan Berk (1932) is een Nederlandse actrice en schrijfster. In 1983 hield ze voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.

Donderdag
De wekker start om 7 uur. Ik moet om 8.30 op een scholengemeenschap in Amersfoort 'de Schothorst', vier uur lesgeven. De pijn in arm en rug bereikt het punt 'ondragelijk'. Pillen geslikt, heet bad genomen, vriendin belt om aan te bieden me te rijden. God is soms werkelijk meesterlijk in het zorgen van details. Een beetje als Dopy Jopie laat ik me door Nanneke naar de school vervoeren, waar ik met veel koffie in staat ben te starten. Buitengewoon geanimeerde ochtend. Pijn gewoon vergeten door woeste discussies over Centrumpartij en Turken, die je zouden verkrachten. Blijkt iedere keer weer, dat de kwaliteit van het vermogen tot discussiëren van zo'n stel kinderen staat en valt met de kwaliteit van de docent Nederlands.
's Middags in het Burgerziekenhuis bij dokter V. injectie gehaald, die mij even twaalf uur geheel plat legt, iets wat langzaam dringend noodzakelijk werd in verband met ontsteking, die door al dat werk er niet bepaald op vooruitging. Apropos! Bij die lezingachtige lessen op scholen vraag ik altijd, wie er een dagboek bijhouden! Vooral de meiden, ja eigenlijk alleen de meiden doen dat nogal eens. Ik schat het percentage zo ongeveer ruwweg op 10 procent!

zondag 4 oktober 2015

Cees Buddingh' -- 5 oktober 1970

C. Buddingh' (1918-1985) was schrijver en dichter. Hij publiceerde vijf boeken met dagboeknotities.

6-10
Vandaag een erg rommelige dag. Vanochtend eerst een stuk voor Litterair Paspoort geschreven (over Max Beerbohm), vanmiddag wat korte besprekingen voor Het Parool, daarna naar een kinderverjaardag (van Kokko Sandtke); net waren we thuis of de man van onze werkster kwam om de wasmachine te repareren (die wij van hen hebben overgenomen toen zij een volautomatische kochten), hij zat nog even een biertje te drinken toen Pom van Oost arriveerde met de tweedehands radio voor Wiebe - een oude Erres, bijna net als wij vroeger gehad hebben (en die nu boven bij Sacha staat) -, wat gepraat: nu is het kwart over negen en zit ik eindelijk rustig achter mijn schrijftafel. En het ziet ernaar uit dat ik morgenochtend al bijtijds naar A'dam moet om de kopij voor de boekenpagina van a.s. zaterdag weg te brengen, omdat het stuk van Theo Sontrop, over het manifest van de zeventigers, dat hij gisteravond per expresse aan me heeft opgezonden, nog steeds niet is gearriveerd. Eén prettig vooruitzicht is, dat ik er meteen een bezoek aan Allert de Lange aan vast kan knopen. Maar bij elkaar ben ik er toch weer een dag mee kwijt.

Mary Dresselhuys -- 3 oktober 1979

Mary Dresselhuys (1907-2004) was een Nederlandse actrice. In 1979 hield ze op verzoek van NRC Handelsblad korte tijd een 'Hollands dagboek'bij.

Woensdag 3 oktober
Vanavond de honderdste 'Gelukkige Hand' [toneelstuk] in Den Haag. Exact de honderdste; voor de produktie, voor de technische staf - en voor Guus Hermus. Niet voor mij, voor mij is 't de vijfde. Een honderdste voorstelling spelen we bij voorkeur in een lekkere schouwburg, in een beetje grote stad. Op tournee lukt dat niet altijd. Soms valt die honderdste in een afschuwelijke schouwburg in de stad X. Dan smokkelen we, en we zetten die honderdste bij voorbeeld twee dagen later, als we in IJ spelen, of drie dagen vroeger als we in Z spelen. Zo heb ik al ettelijke malen met veel tamtam een honderdste gevierd terwijl het in werkelijkheid de honderd-vierde of de zeven-en-negentigste was, maar om de honderdste te vieren als het eigenlijk pas de vijfde is...
Acteurs zeggen tegen elkaar als iemand een avond geen zin heeft: "t Wordt altijd 11 uur.' Maar het is nu pas 11.00 uur 's morgens, en ik heb juist wèl zin. Ik zou ook helemaal niet willen dat het al 11.00 uur 's avonds was. Ik zou willen dat het acht uur vanavond was en dat we over een kwartier konden beginnen. Ik merk dat ik toch een soortje zenuwachtig ben vandaag. Niet zozeer vanwege die honderdste, maar Den Haag is toch weer iets anders dan Lelystad of Middenmeer. Jons (A. Viruly) is er al vroeg heen voor een bespreking met zijn uitgever. Die zie ik daar vanavond. Nee, niet de uitgever. Maar ik vind zo'n dag alleen thuis prima. Ik kom tot niets. Geen concentratie om iets te lezen. Radio aan, radio uit. Geen zin in eten. Geen zin in koffie. Beetje klunzen. Knoop aanzetten. Radio aan, radio af. Een la opruimen. Een plant verpotten.
Ha, de post, een grote envelop van NRC Handelsblad. Misschien gaat het niet door, kan dit allemaal over een minuut de prullenmand in.
Maar nee, het is: Handleiding bij het schrijven van dit dagboek. Hoeveel woorden, waar inleveren, enzovoort, enzovoort. Gelukkig niet HOE het moet; dan kan ik het niet meer. Dan durf ik niet meer.
Jons en ik hebben eens een paar jaar ge-olie- en gewaterverfd, het werkwoord schilderen wil ik niet gebruiken. We vonden het heerlijk. Jons kocht steeds meer boeken over hoe het moest, om technieken te leren. Ik stak mijn hoofd in het zand, want ik wist dat ik niet meer zou durven als ik wist wat ik allemaal verkeerd deed. Zo is het met dit schrijven ook. Als iemand dit eerste velletje zou lezen en zou zeggen: 'Dat kan zo echt niet' - dan was het meteen afgelopen, dan zou ik niet meer durven. Néé, nee nee, zo is het niet met toneel: regisseurs en collega's mogen mij alles zeggen. Ik lees zoveel mogelijk; ik wil van alles op de hoogte zijn. Ik heb vier abonnementen op buitenlandse toneeltijdschriften, ik slurp alles op waar ik van leren kan. 'Nou, daar willen we dan vanavond de resultaten weleens van zien,' zult u zeggen. En daar hebt u dan gelijk in ook.