De 29ste haastte ik mij terug naar Leiden. Op drie uur van Utrecht ligt Woerden, een stad met bijzondere sterke vestingwerken, de poort naar heel Zuid-Holland. Sinds 1672, toen Luxemburg zoveel schade aanrichtte, hebben de Staten overal vestingen en waterwerken en sluizen gebouwd, door middel waarvan het omringende land onder water gezet kan worden. Dit alles naar ontwerp van Koehorn [de vestingbouwkundige Menno van Coehoorn]. Overigens is het een zeer middelmatig stadje, dat geen stem heeft in de Staten.
Zoals overal in Holland zijn de herbergen er heel slecht en duur, op een goede maaltijd en goede bediening hoef je er niet te rekenen. De Hollanders verdienen ook niet beter, want ze maken lange reizen met niet meer dan een gedroogd visje als proviand en ze laten zelden vuur maken.
Iets verderop ligt Oranje-Fort, een kleine vierkante vesting, midden in het moeras dat de grens van Holland vormt. Bodegraven is het stadje dat de Fransen in 1672 in brand hebben gestoken en waar ze onmenselijke wreedheden hebben begaan. Alles is opnieuw opgebouwd, en zoals overal in Holland is er niet de geringste herinnering aan de oorlog overgebleven. Niet ver van het dorp Alphen staat langs de weg een achthoekig bakstenen huis, met een plat dak zoals je dat ook in Rome ziet; een voorbeeld van de prachtige buitenhuizen waar Holland rijk aan is. Verder is de weg van Leiden naar Utrecht tamelijk leeg en onaangenaam en omgeven door uitgestrekte drassige weiden.
De 30ste ging iedereen naar Katwijk. Mijn vrienden gingen bij eb zwemmen in zee, maar de stank stond mij tegen en ook het onaangename branderige gevoel dat op dit vermaak pleegt te volgen.
Albrecht von Haller (1708-1777) was een Zwitsers arts, dichter, natuurwetenschapper en magistraat. Van zijn verblijf in Nederland - toen hij in LOeiden bij Boerhave studeerde - hield hij een dagboek bij dat is vertaald als Haller in Holland. Het dagboek van Albrecht von Haller van zijn verblijf in Holland (1725 - 1727).
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten