July 1, 1861
The Penitentiary was burned this evening. I went over to see it. One of the prisoners tried to escape jumped the wall & got a boyonet stuck through him.
Albert L. Peel, of Chulahoma, MS, served as Adjutant in the 19th Mississippi Regiment from May 1861 until his death at Spottsylvania, VA in 1864.
zaterdag 30 juni 2012
Jervis McEntee -- 30 juni 1884
Monday, June 30, 1884
Mary & Calvert went to N. Y. by the W. S. train this morning. I attended to the tomatoes and made a frame to train them on and picked some cherries and went down town. This afternoon I made a startling discovery that I had got vermin on me but where I have not the remotest idea. While I was dressing a carriage drove up with a lady & gentleman which proved to be Major Wilkinson & Julia. They came up to put Edith on the train to go to the mountains with Louise and visited with me until half past five when they took the boat for home. I urged them to stay over night. They want Sara and me to come down Wednesday and make them a little visit when Mary who is there will come home with us. My father and Sara came home this evening having come from Utica to Kingston between half past three and 7 o'clock. They have had a satisfactory visit and my father looks well.
Jervis McEntee (1828-1891)was een Amerikaanse schilder. Hij hield van 1872-1890 een dagboek bij.
Mary & Calvert went to N. Y. by the W. S. train this morning. I attended to the tomatoes and made a frame to train them on and picked some cherries and went down town. This afternoon I made a startling discovery that I had got vermin on me but where I have not the remotest idea. While I was dressing a carriage drove up with a lady & gentleman which proved to be Major Wilkinson & Julia. They came up to put Edith on the train to go to the mountains with Louise and visited with me until half past five when they took the boat for home. I urged them to stay over night. They want Sara and me to come down Wednesday and make them a little visit when Mary who is there will come home with us. My father and Sara came home this evening having come from Utica to Kingston between half past three and 7 o'clock. They have had a satisfactory visit and my father looks well.
Jervis McEntee (1828-1891)was een Amerikaanse schilder. Hij hield van 1872-1890 een dagboek bij.
donderdag 28 juni 2012
Albrecht von Haller -- 29 juni 1726
De 29ste haastte ik mij terug naar Leiden. Op drie uur van Utrecht ligt Woerden, een stad met bijzondere sterke vestingwerken, de poort naar heel Zuid-Holland. Sinds 1672, toen Luxemburg zoveel schade aanrichtte, hebben de Staten overal vestingen en waterwerken en sluizen gebouwd, door middel waarvan het omringende land onder water gezet kan worden. Dit alles naar ontwerp van Koehorn [de vestingbouwkundige Menno van Coehoorn]. Overigens is het een zeer middelmatig stadje, dat geen stem heeft in de Staten.
Zoals overal in Holland zijn de herbergen er heel slecht en duur, op een goede maaltijd en goede bediening hoef je er niet te rekenen. De Hollanders verdienen ook niet beter, want ze maken lange reizen met niet meer dan een gedroogd visje als proviand en ze laten zelden vuur maken.
Iets verderop ligt Oranje-Fort, een kleine vierkante vesting, midden in het moeras dat de grens van Holland vormt. Bodegraven is het stadje dat de Fransen in 1672 in brand hebben gestoken en waar ze onmenselijke wreedheden hebben begaan. Alles is opnieuw opgebouwd, en zoals overal in Holland is er niet de geringste herinnering aan de oorlog overgebleven. Niet ver van het dorp Alphen staat langs de weg een achthoekig bakstenen huis, met een plat dak zoals je dat ook in Rome ziet; een voorbeeld van de prachtige buitenhuizen waar Holland rijk aan is. Verder is de weg van Leiden naar Utrecht tamelijk leeg en onaangenaam en omgeven door uitgestrekte drassige weiden. De 30ste ging iedereen naar Katwijk. Mijn vrienden gingen bij eb zwemmen in zee, maar de stank stond mij tegen en ook het onaangename branderige gevoel dat op dit vermaak pleegt te volgen.
Albrecht von Haller (1708-1777) was een Zwitsers arts, dichter, natuurwetenschapper en magistraat. Van zijn verblijf in Nederland - toen hij in LOeiden bij Boerhave studeerde - hield hij een dagboek bij dat is vertaald als Haller in Holland. Het dagboek van Albrecht von Haller van zijn verblijf in Holland (1725 - 1727).
Zoals overal in Holland zijn de herbergen er heel slecht en duur, op een goede maaltijd en goede bediening hoef je er niet te rekenen. De Hollanders verdienen ook niet beter, want ze maken lange reizen met niet meer dan een gedroogd visje als proviand en ze laten zelden vuur maken.
Iets verderop ligt Oranje-Fort, een kleine vierkante vesting, midden in het moeras dat de grens van Holland vormt. Bodegraven is het stadje dat de Fransen in 1672 in brand hebben gestoken en waar ze onmenselijke wreedheden hebben begaan. Alles is opnieuw opgebouwd, en zoals overal in Holland is er niet de geringste herinnering aan de oorlog overgebleven. Niet ver van het dorp Alphen staat langs de weg een achthoekig bakstenen huis, met een plat dak zoals je dat ook in Rome ziet; een voorbeeld van de prachtige buitenhuizen waar Holland rijk aan is. Verder is de weg van Leiden naar Utrecht tamelijk leeg en onaangenaam en omgeven door uitgestrekte drassige weiden. De 30ste ging iedereen naar Katwijk. Mijn vrienden gingen bij eb zwemmen in zee, maar de stank stond mij tegen en ook het onaangename branderige gevoel dat op dit vermaak pleegt te volgen.
Albrecht von Haller (1708-1777) was een Zwitsers arts, dichter, natuurwetenschapper en magistraat. Van zijn verblijf in Nederland - toen hij in LOeiden bij Boerhave studeerde - hield hij een dagboek bij dat is vertaald als Haller in Holland. Het dagboek van Albrecht von Haller van zijn verblijf in Holland (1725 - 1727).
dinsdag 26 juni 2012
Maria Callcott -- 27 juni 1823
27th. — I paid a visit to Madame Zenteno the governor's lady, a
pleasing, lively little woman, who received me very politely, and sent
for her husband, who came immediately, and seemed delighted to
display the English comforts of the apartment I was received in. An
English carpet, an English grate, and even English coals, were all
very agreeable on this cold raw day. Zenteno assured me that he
found a fire thus burned in an open stove was the best promoter of
conversation, and regretted the many years he had passed without
even guessing at its comforts. He is properly anxious to promote a
taste for the elegancies of civilised life ; but under any other circumstances, I should say that there was even a little affectation in his
great admiration for everything English. However, the people of
Valparaiso are indebted to him for considerable improvements in the
roads and streets ; and a plan for a new market-place, as soon as
the funds will permit, is to be carried into execution. These things
seem little to Europeans. But they forget that this Valparaiso, one
of the greatest ports on this side of the vast continent of South America, is little more in appearance than an English fishing town.
Sidmouth is a capital city in comparison. From the governor's house
I went to the jail, a strong uncomfortable building now empty. The
prisoners are transferred to the hospital of San Juan de Dios ; and
I am ashamed to say the Spanish prisoners from Lima, sent by San
Martin, are there also, along with the common felons. The Spaniards
were in so wretched a condition on their arrival, that the English
inhabitants, in order to save them from starving, have raised a subscription; and one of the merchants daily sees their food distributed.
Lady Maria Callcott (1785-1842) was een Engelse kinder en reisboekenschrijfster. Het bovenstaande fragment komt uit Journal of a residence in Chile, during the year 1822 : and a voyage from Chile to Brazil in 1823
Lady Maria Callcott (1785-1842) was een Engelse kinder en reisboekenschrijfster. Het bovenstaande fragment komt uit Journal of a residence in Chile, during the year 1822 : and a voyage from Chile to Brazil in 1823
maandag 25 juni 2012
Christopher Isherwood -- 26 juni 1958
June 26. Talk with Swami last night. He told me that he feels the presence of the Lord almost continuously; he no longer has to make much of an effort. When he wakes up in the night – which he has to do two or three times, to go to the toilet because of his prostate – he feels the presence. Sometimes it is Ramakrishna, sometimes Holy Mother, Maharaj or Swamiji. I asked if it made any difference that he had known Maharaj and seen Holy Mother in life, but not the others. No, he said: they were all equally real.
Swami says he never prays directly for problems to be solved. He only asks for more devotion to the Lord.
Later I went on to see Salka [Viertel], who was alone. We talked about Garbo. Berthold had said: "She lives by rejection." When young, she was eager to learn – watched Salka for hours playing out her old roles. Garbo was so inadequate in the last scene of Camille that Salka had them give all the lines to Robert Taylor. Garbo had only to say "Yes and "No", and it came out great.
Salka is sick of movie writing. She would like to become a story editor.
She doesn't mind being alone, I think. But she is very worried about Christine.
Christopher Isherwood (1904-1986) was een Britse, in de VS wonende schrijver. Hij hield het grootste deel van zijn leven een dagboek bij.
Later I went on to see Salka [Viertel], who was alone. We talked about Garbo. Berthold had said: "She lives by rejection." When young, she was eager to learn – watched Salka for hours playing out her old roles. Garbo was so inadequate in the last scene of Camille that Salka had them give all the lines to Robert Taylor. Garbo had only to say "Yes and "No", and it came out great.
Salka is sick of movie writing. She would like to become a story editor.
She doesn't mind being alone, I think. But she is very worried about Christine.
Christopher Isherwood (1904-1986) was een Britse, in de VS wonende schrijver. Hij hield het grootste deel van zijn leven een dagboek bij.
zondag 24 juni 2012
William Henry Knight -- 25 juni 1860
June 25
[...] While accomplishing this latter movement, our guides detected two huge red bears, an enormous distance off, enjoying themselves in the evening air, and feeding and scratching themselves alternately, as they sauntered about in the breeze. Abandoning our present stalk, which was not promising, down we went again, and crossing about a mile and a half of broken ground, snow, rocks, &c., we reached a wood close to the whereabouts of our new game. F. and I, separating, had made the place by different routes, and just as I had caught sight of one enormous monster, F. and the shikaree appeared, just on the point of walking into his jaws. Having, by great exertion, prevented this catastrophe, we massed our forces, and taking off our hats, just as if we were stalking an unpopular landed proprietor in Tipperary, we crept up to within sixty yards of the unsuspicious monster, and fired both together. With a howl and a grunt, the huge mass doubled himself up, and rolled into the cover badly wounded. Being too dangerous a looking customer to follow directly, we reloaded and made a circuit above him; and after a short search, discovered him with his paws firmly clasped round a young tree. By way of finishing him, I gave him the contents of my rifle behind the ear, and we then rolled him down a ravine on to the snow beneath, where, a heavy storm of rain, hail, and thunder coming on, we left him alone in his glory. Putting our best legs foremost, we made for our camp, amid a pelting shower of hail like bullets and an incessant play of lightning around us, as we pushed our way along the frozen torrent. About five P.M., tired and drenched, we reached the camp, when we discovered that our tents, though extremely handy for mountain work, were not intended to keep out much rain, and that all our rugs, and other comforts, were almost in as moist a state as ourselves. During the entire night it continued to hail, rain, thunder, and lighten; and with the exception of the exact spots we were each lying on, there was not a dry place in the tent to take refuge in.
William Henry Knight -- Diary of a Pedestrian in Cashmere and Thibet.
Captain William Henry Knight journeyed through Kashmir and Tibet in 1860 in the company of another officer and a porter. Having spent a year and a half in India with his regiment, Captain Knight had managed to obtain a six months' leave of absence in order to escape the hot season and journey through the cool foothills of the Himalayas. His goal in this volume was to represent "a faithful picture of travels in regions where excursion trains are still unknown, and Travelers' Guides unpublished." WILLIAM HENRY KNIGHT was a Captain in England's Forty-Eighth Regiment. This is his only known work.
William Henry Knight -- Diary of a Pedestrian in Cashmere and Thibet.
Captain William Henry Knight journeyed through Kashmir and Tibet in 1860 in the company of another officer and a porter. Having spent a year and a half in India with his regiment, Captain Knight had managed to obtain a six months' leave of absence in order to escape the hot season and journey through the cool foothills of the Himalayas. His goal in this volume was to represent "a faithful picture of travels in regions where excursion trains are still unknown, and Travelers' Guides unpublished." WILLIAM HENRY KNIGHT was a Captain in England's Forty-Eighth Regiment. This is his only known work.
vrijdag 22 juni 2012
Ingrid Penon -- 23 juni 1942
23. juni 1942
Dem feindlichen Fliegerangriff auf Wohngebiete der Stadt Emden in der Nacht zum 23. Juni 1942 sind folgende Volksgenossen und Volksgenossinnen zum Opfer gefallen: Meint Beudt, August Bröcker, Dora Bröcker geb. Nauschütt, Johann van Nolten, Heinz van Nolten, Mente Kuper. Sie starben für Großdeutschlands Freiheit und Zukunft.
Uit: Bombenangriffe auf meine Heimatstadt. Sporadisches Tagebuch der 13-jährigen Ingrid Penon, die Anzeigen und Zeitungsausschnitte sammelte.
Dem feindlichen Fliegerangriff auf Wohngebiete der Stadt Emden in der Nacht zum 23. Juni 1942 sind folgende Volksgenossen und Volksgenossinnen zum Opfer gefallen: Meint Beudt, August Bröcker, Dora Bröcker geb. Nauschütt, Johann van Nolten, Heinz van Nolten, Mente Kuper. Sie starben für Großdeutschlands Freiheit und Zukunft.
Uit: Bombenangriffe auf meine Heimatstadt. Sporadisches Tagebuch der 13-jährigen Ingrid Penon, die Anzeigen und Zeitungsausschnitte sammelte.
donderdag 21 juni 2012
Mrs Hessey -- 22 juni 1951
Friday, 22 June
47 Hamilton Terrace - Seaton
Wet in early morning but cleared before my start for Waterloo for 11 am train to Seaton. Erna came with me to the station where I met Mabel. Comfortable journey and we are more than satisfied both with the place and our hotel. Delightful rooms, overlooking sea, and boats.
After tea went and sat on the shingle beach till our 7 o'clock supper. Nice food. Weather sunless alas but might be a lot worse. Both of us went early to bed - very tired.
Mrs Hessey's diary for 1951.
47 Hamilton Terrace - Seaton
Wet in early morning but cleared before my start for Waterloo for 11 am train to Seaton. Erna came with me to the station where I met Mabel. Comfortable journey and we are more than satisfied both with the place and our hotel. Delightful rooms, overlooking sea, and boats.
After tea went and sat on the shingle beach till our 7 o'clock supper. Nice food. Weather sunless alas but might be a lot worse. Both of us went early to bed - very tired.
Mrs Hessey's diary for 1951.
woensdag 20 juni 2012
Vrouw van gevangene -- 21 juni 1941
Vrouw van gevangene, 38 jaar - Omgeving Amsterdam
21 Juni 1941
- De langste dag en tot op heden de verschrikkelijkste van mijn leven. Vanochtend waren Puck en Job even op de koffie, erg gezellig. Zwijndregt liep nog even in maar die was ook niet vroolijk. Ik was erg down en belde Dumoulin op. Ik kreeg van Beek die mij vroeg even te komen om twee uur want Dumoulin was er nu niet. Ik ben natuurlijk gegaan en wat ik daar hoorde deed mijn bloed verstijven. Jongen als gebeurt waarvoor zij mij meenden te moeten waarschuwen, als jij er niet meer bent, wat blijft er dan voor mij nog over. Wat hebben wij toch voor kwaad gedaan dat we zoo zwaar getroffen moeten worden. Dumoulin gaf alle hoop nog niet op maar tot nu toe scheen Baanders toch nog niet veel succes gehad te hebben. Ik kan maar steeds niet begrijpen wat je toch voor ergs gedaan hebt, dat je er zóó voor moet boeten. Baanders was van meening, dat je was meegesleept. Er is één klein lichtpuntje en dat is dat jij het nog niet weet. Je was heel rustig en kalm en zag met vertrouwen de toekomst tegemoet.
* Dagboekfragmenten 1940-1945
21 Juni 1941
- De langste dag en tot op heden de verschrikkelijkste van mijn leven. Vanochtend waren Puck en Job even op de koffie, erg gezellig. Zwijndregt liep nog even in maar die was ook niet vroolijk. Ik was erg down en belde Dumoulin op. Ik kreeg van Beek die mij vroeg even te komen om twee uur want Dumoulin was er nu niet. Ik ben natuurlijk gegaan en wat ik daar hoorde deed mijn bloed verstijven. Jongen als gebeurt waarvoor zij mij meenden te moeten waarschuwen, als jij er niet meer bent, wat blijft er dan voor mij nog over. Wat hebben wij toch voor kwaad gedaan dat we zoo zwaar getroffen moeten worden. Dumoulin gaf alle hoop nog niet op maar tot nu toe scheen Baanders toch nog niet veel succes gehad te hebben. Ik kan maar steeds niet begrijpen wat je toch voor ergs gedaan hebt, dat je er zóó voor moet boeten. Baanders was van meening, dat je was meegesleept. Er is één klein lichtpuntje en dat is dat jij het nog niet weet. Je was heel rustig en kalm en zag met vertrouwen de toekomst tegemoet.
* Dagboekfragmenten 1940-1945
dinsdag 19 juni 2012
Johann Wolfgang von Goethe -- 20 juni 1787
Rom, den 20. Juni.
Nun hab' ich hier schon wieder treffliche Kunstwerke gesehen, und mein Geist reinigt und bestimmt sich. Doch brauchte ich wenigstens noch ein Jahr allein in Rom, um nach meiner Art den Aufenthalt nutzen zu können, und ihr wißt, ich kann nichts auf andre Art. Jetzt, wenn ich scheide, werde ich nur wissen, welcher Sinn mir noch nicht aufgegangen ist, und so sei es denn eine Weile genug.
Der Herkules Farnese ist fort, ich hab' ihn noch auf seinen echten Beinen gesehen, die man ihm nach so langer Zeit wiedergab. Nun begreift man nicht, wie man die ersten, von Porta, hat so lange gut finden können. Es ist nun eins der vollkommensten Werke alter Zeit. In Neapel wird der König ein Museum bauen lassen, wo alles, was er von Kunstsachen besitzt, das Herkulanische Museum, die Gemälde von Pompeji, die Gemälde von Capo di Monte, die ganze farnesische Erbschaft, vereinigt aufgestellt werden sollen. Es ist ein großes und schönes Unternehmen. Unser Landsmann Hackert ist die erste Triebfeder dieses Werks. Sogar der Toro Farnese soll nach Neapel wandern und dort auf der Promenade aufgestellt werden. Könnten sie die Carraccische Galerie aus dem Palaste mitnehmen, sie täten's auch.
Johann Wolfgang von Goethe (1749–1832) was een Duits wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman. In zijn Italienische Reise doet hij verslag van zijn verblijf in Italië.
Nun hab' ich hier schon wieder treffliche Kunstwerke gesehen, und mein Geist reinigt und bestimmt sich. Doch brauchte ich wenigstens noch ein Jahr allein in Rom, um nach meiner Art den Aufenthalt nutzen zu können, und ihr wißt, ich kann nichts auf andre Art. Jetzt, wenn ich scheide, werde ich nur wissen, welcher Sinn mir noch nicht aufgegangen ist, und so sei es denn eine Weile genug.
Der Herkules Farnese ist fort, ich hab' ihn noch auf seinen echten Beinen gesehen, die man ihm nach so langer Zeit wiedergab. Nun begreift man nicht, wie man die ersten, von Porta, hat so lange gut finden können. Es ist nun eins der vollkommensten Werke alter Zeit. In Neapel wird der König ein Museum bauen lassen, wo alles, was er von Kunstsachen besitzt, das Herkulanische Museum, die Gemälde von Pompeji, die Gemälde von Capo di Monte, die ganze farnesische Erbschaft, vereinigt aufgestellt werden sollen. Es ist ein großes und schönes Unternehmen. Unser Landsmann Hackert ist die erste Triebfeder dieses Werks. Sogar der Toro Farnese soll nach Neapel wandern und dort auf der Promenade aufgestellt werden. Könnten sie die Carraccische Galerie aus dem Palaste mitnehmen, sie täten's auch.
Johann Wolfgang von Goethe (1749–1832) was een Duits wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman. In zijn Italienische Reise doet hij verslag van zijn verblijf in Italië.
maandag 18 juni 2012
Harry B. Cleveland -- 19 juni 1900
TUESDAY, JUNE 19, 1900 - Showery and cool during the day. Warmer and clearing at night.
A merry-go-round is in full blast on the corner just above us. The organ plays almost incessantly, all the popular airs old and new. It is much pleasanter to listen to at a distance.
N - is sick and I kept her company until after nine.
Harry B. Cleveland.
A merry-go-round is in full blast on the corner just above us. The organ plays almost incessantly, all the popular airs old and new. It is much pleasanter to listen to at a distance.
N - is sick and I kept her company until after nine.
Harry B. Cleveland.
zondag 17 juni 2012
Louis Hahn -- 18 juni 1942
18. Juni. Unsere frühere Ersatz- Marineartillerie Abtl. hat in ihrem jetzigen Standort 10.500 Mk für die Opfer der britischen Luftangriffe gesammelt und durch den Kommandanten Obgm. Renken überreichen lassen. Bereits die zweite Spende diese Truppenteiles, die erste betrug 6.500 RM.
"Louis Hahn erhielt von der Stadt Emden den Auftrag Material für eine Kriegsgeschichte zu sammeln". Tagebuch.
"Louis Hahn erhielt von der Stadt Emden den Auftrag Material für eine Kriegsgeschichte zu sammeln". Tagebuch.
Nic van Bruggen -- 17 juni 1973
Nadat de poëzieprijs van Knokke-Heist vijftien maal aan een ander was uitgereikt, kreeg ik hem. Dat gebeurde op een pre-zomerse zondag, 17 juni 1973, met check, receptie, diner, borrelvaart vanuit Zeebrugge (de visserssloep met Duitse bemanning heette Hurricane) en alles incluis. In het Hotel Royal werd gemiddagmaald en iemand aan de overzijde van de zaal drukte aldus een verwondering uit die hem blijkbaar al enige tijd kwelde: “Het is mij erg opgevallen, mijnheer, hoe biezonder aandachtig en blijvend gekoncentreerd u naar de voorlezing van dat toch vrij lange, bekroonde gedicht geluisterd hebt. Eerlijk gezegd, van een schepen van financiën verrast mij dit.” Waarop de aangesproken notabele, goedlachs maar ernstig, met een hem sierende nederigheid: “Ja maar, ik ben ook schepen van landbouw.”
Later, avond was het inmiddels al, werd nog even doorgevierd in Paul Snoeks ruime poldervilla aan het kanaal van Plassendale. De champagne was een rose Mum ‘grand cru’ 1966 die perfekt deed wat hem verwacht werd. En meer zelfs. Want even na tienen ging een fraaie, kristallen champagne-flûte luidruchtig op de tegelvloer de vernieling in. Wat de dichter, schilder en gastheer enigszins weemoedig glimlachend deed opmerken: “Ik heb liever dat ze mijn kristallen glazen breken dan de andere. Brekend kristal klinkt het mooist.”
Nic van Bruggen (1938-1991) was een Belgische dichter. Bovenstaand fargment is afkomstig uit zijn Uit het Dagboek van een Pink Poet.
Later, avond was het inmiddels al, werd nog even doorgevierd in Paul Snoeks ruime poldervilla aan het kanaal van Plassendale. De champagne was een rose Mum ‘grand cru’ 1966 die perfekt deed wat hem verwacht werd. En meer zelfs. Want even na tienen ging een fraaie, kristallen champagne-flûte luidruchtig op de tegelvloer de vernieling in. Wat de dichter, schilder en gastheer enigszins weemoedig glimlachend deed opmerken: “Ik heb liever dat ze mijn kristallen glazen breken dan de andere. Brekend kristal klinkt het mooist.”
Nic van Bruggen (1938-1991) was een Belgische dichter. Bovenstaand fargment is afkomstig uit zijn Uit het Dagboek van een Pink Poet.
Amos Claycomb -- 16 juni 1900
Saturday, June 16, 1900
It has been a very nice day today.
I pulled mustard on the Coolidge farm this forenoon.
I went to a ballgame this afternoon between the Unions and Cuban Grants. The latter beat 3 to 2.
Amos Claycomb's (1886-?) diary
It has been a very nice day today.
I pulled mustard on the Coolidge farm this forenoon.
I went to a ballgame this afternoon between the Unions and Cuban Grants. The latter beat 3 to 2.
Amos Claycomb's (1886-?) diary
donderdag 14 juni 2012
Nathaniel Hawthorne -- 15 juni 1835
SALEM, June 15, 1835.--A walk down to the Juniper. The shore of the coves strewn with bunches of sea-weed, driven in by recent winds. Eel-grass, rolled and bundled up, and entangled with it,--large marine vegetables, of an olive-color, with round, slender, snake-like stalks, four or five feet long, and nearly two feet broad: these are the herbage of the deep sea. Shoals of fishes, at a little distance from the shore, discernible by their fins out of water. Among the heaps of sea-weed there were sometimes small pieces of painted wood, bark, and other driftage. On the shore, with pebbles of granite, there were round or oval pieces of brick, which the waves had rolled about till they resembled a natural mineral. Huge stones tossed about, in every variety of confusion, some shagged all over with sea-weed, others only partly covered, others bare. The old ten-gun battery, at the outer angle of the Juniper, very verdant, and besprinkled with white-weed, clover, and buttercups. The juniper-trees are very aged and decayed and moss-grown. The grass about the hospital is rank, being trodden, probably, by nobody but myself. There is a representation of a vessel under sail, cut with a penknife, on the corner of the house.
Returning by the almshouse, I stopped a good while to look at the pigs,--a great herd,--who seemed to be just finishing their suppers. They certainly are types of unmitigated sensuality,--some standing in the trough, in the midst of their own and others' victuals,--some thrusting their noses deep into the food,--some rubbing their backs against a post,--some huddled together between sleeping and waking, breathing hard,--all wallowing about; a great boar swaggering round, and a big sow waddling along with her huge paunch. Notwithstanding the unspeakable defilement with which these strange sensualists spice all their food, they seem to have a quick and delicate sense of smell. What ridiculous-looking animals! Swift himself could not have imagined anything nastier than what they practise by the mere impulse of natural genius. Yet the Shakers keep their pigs very clean, and with great advantage. The legion of devils in the herd of swine,--what a scene it must have been!
Sunday evening, going by the jail, the setting sun kindled up the windows most cheerfully; as if there were a bright, comfortable light within its darksome stone wall.
Nathaniel Hawthorne (1804-1864) was een Amerikaanse schrijver. Hij en zijn vrouw Sophia hielden een groot deel van hun leven samen een dagboek bij.
Returning by the almshouse, I stopped a good while to look at the pigs,--a great herd,--who seemed to be just finishing their suppers. They certainly are types of unmitigated sensuality,--some standing in the trough, in the midst of their own and others' victuals,--some thrusting their noses deep into the food,--some rubbing their backs against a post,--some huddled together between sleeping and waking, breathing hard,--all wallowing about; a great boar swaggering round, and a big sow waddling along with her huge paunch. Notwithstanding the unspeakable defilement with which these strange sensualists spice all their food, they seem to have a quick and delicate sense of smell. What ridiculous-looking animals! Swift himself could not have imagined anything nastier than what they practise by the mere impulse of natural genius. Yet the Shakers keep their pigs very clean, and with great advantage. The legion of devils in the herd of swine,--what a scene it must have been!
Sunday evening, going by the jail, the setting sun kindled up the windows most cheerfully; as if there were a bright, comfortable light within its darksome stone wall.
Nathaniel Hawthorne (1804-1864) was een Amerikaanse schrijver. Hij en zijn vrouw Sophia hielden een groot deel van hun leven samen een dagboek bij.
dinsdag 12 juni 2012
Jhr. Mr. B.C. de Jonge -- 13 juni 1919
13 juni 1919: Reeds vroeg, om ± 6 uur, aankomst te Colombo, een herademing van zooveel dagen zeereis. Na passencontrole aan boord per prauw naar land met Maclaine Pont, Langener en Köhler en vrouw. Schitterende autotocht gemaakt naar Hotel Lavinia en binnen door terug, over Boeddha tempel en oude Holl. kerk met grafsteenen: “Hier rust..., opper-koopman enz.” Wat een denkbeeld dat wij hier zelf baas waren. Maar men zegt, dat het op Indië lijkt. Wat een indruk zal ik dan van het grooter-Nederland krijgen. Want indruk maakt dit land; welvarend, wel bestuurd en door de natuur bevoorrecht. Zoo ziet het er tenminste uit met zijn druk gewoel langs mooie wegen te midden van schitterend natuurschoon. Wat een kleuren! wat een schikking van de meest decoratieve planten; rood, geel, paars bloeiende boomen; crotons en palmen. In de oude stad ergens gedrang van menschen. Ook hier distributie! De rijst schijnt schaarsch te zijn.
B.C. de Jonge (1875-1958) was een Nederlandse politicus. Op basis van zijn dagboek schreef hij zijn Herinneringen.
B.C. de Jonge (1875-1958) was een Nederlandse politicus. Op basis van zijn dagboek schreef hij zijn Herinneringen.
Mary Paxson -- 12 juni 1880
June 12, 1880, mamma says I must try to puncherate my writing better than I do, I put commas where perriods belong. perriods always belong at the end and once in awhile before you get to the end. we had strawberries for supper tonight, Maggie and I picked them.
Mary Scarborough Paxson was een Amerikaans meisje dat van 1880-1884 een dagboek bijhield.
Mary Scarborough Paxson was een Amerikaans meisje dat van 1880-1884 een dagboek bijhield.
zondag 10 juni 2012
A. Vink -- 11 juni 1940
Dinsdag 11 Juni 1940
4.30 uur Reveille
5.30 - 8.30, 9 -12 en 1.30 - 6 uur werken bij Gehrcke & Sohn. Maandag kregen we van de fabriek geen brood en verdere levensmiddelen, daar deze mededeling op een abuis berustte. Onze broodvoorraad was echter op, zodat onze bewaker en ik samen in de stad brood gekocht hadden. Daar we voor Dinsdag op nieuw rantsoen rekenden, was dit nagenoeg op. Op het kantoor fabriek dacht men er echter anders over, zodat er Dinsdagavond nog geen nieuw brood was. Ik ben toen met onze bewaker maar weer brood wezen kopen. Op de weg naar huis kwamen we den administrateur van de comp[agnie] van onze bewaker tegen, die vertelde "Sie gehen diese Woche noch weg". Dat was een verheugende tijding, temeer waar het overeenstemde met de mededeling die het later gekomen tiental uit het kamp had meegebracht. 's Nachts weer luchtalarm.
Menu: aardappelsoep met vlees, gort en peen
1/2 brood met worst, 1/2 p havermout
1/2 p boter (aardappelen met tapte melk)
havermout toe
Uit: Dagboek van sergeant A. Vink, groepscommandant bij 1e sectie 1-II-8 R.I.
4.30 uur Reveille
5.30 - 8.30, 9 -12 en 1.30 - 6 uur werken bij Gehrcke & Sohn. Maandag kregen we van de fabriek geen brood en verdere levensmiddelen, daar deze mededeling op een abuis berustte. Onze broodvoorraad was echter op, zodat onze bewaker en ik samen in de stad brood gekocht hadden. Daar we voor Dinsdag op nieuw rantsoen rekenden, was dit nagenoeg op. Op het kantoor fabriek dacht men er echter anders over, zodat er Dinsdagavond nog geen nieuw brood was. Ik ben toen met onze bewaker maar weer brood wezen kopen. Op de weg naar huis kwamen we den administrateur van de comp[agnie] van onze bewaker tegen, die vertelde "Sie gehen diese Woche noch weg". Dat was een verheugende tijding, temeer waar het overeenstemde met de mededeling die het later gekomen tiental uit het kamp had meegebracht. 's Nachts weer luchtalarm.
Menu: aardappelsoep met vlees, gort en peen
1/2 brood met worst, 1/2 p havermout
1/2 p boter (aardappelen met tapte melk)
havermout toe
Uit: Dagboek van sergeant A. Vink, groepscommandant bij 1e sectie 1-II-8 R.I.
zaterdag 9 juni 2012
Robert Erskine Childers -- 10 juni 1900
June 10. -- Sunday. -- I and Williams are stablemen, and the rest
have gone to church parade. We have just had an icy wash with
far-fetched water in an old ammunition box. The weather has turned
very cold again at nights, with considerable frost. I have been
sleeping out again though since the first week of our coming here,
finding snug lairs under the quartermaster's stores. We have marching
order parades most days now, and are pretty hard-worked. Yesterday we
were reviewed by General Pretyman, together with another field-battery
and a pom-pom battery. We trotted about in various formations, and the
guns went into action once; and that was all. Our guns got into action
quicker than either of the regular batteries. A message was
communicated to us by the General from Lord Roberts, saying we must
not be disappointed at not having gone to the front; that there was
plenty more work to be done, and that meanwhile we were doing very
useful work in helping to guard this place. I am afraid we are not
very sanguine, but we never entirely lose hope, and a wild idea that
this review and the other day's inspection might be preliminary to an
order to go up, cheered us up a lot for the time. Camp rumours, too,
are just as prolific and as easily swallowed as before. Latterly there
have been all sorts of mysterious reports about the Boers having got
behind Roberts, re-taken Kroonstadt and cut the railway, massacring
various regiments, whose names change hourly. A camp rumour is a
wonderful thing. Generally speaking, there are two varieties,
cook-shop rumours and officers' servants' rumours. Both are always
false, but there is a slightly more respectable mendacity about the
latter than the former. The cooks are always supposed to know if we
are changing camp by getting orders about rations in advance. Having
this slight advantage, they go out of their way to make rumours on
every sort of subject. How many scores of times the cooks have sent us
to the front I shouldn't like to say. Officers' servants of course
pick up scraps of information from their masters' tents; in the
process of transmission to the battery at large the original gets wide
variations. We are often just like kitchenmaids and footmen discussing
their betters. You will hear heated arguments going on as to the
meaning of some overheard remarks, and the odd thing is that it no
longer seems strange.
Robert Erskine Childers (1870-1922) was een Ierse schrijver en politiek activist. Hij was soldaat in de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlog, en hield in die periode dagboeknotities bij, die later zijn gepubliceerd onder de titel In the Ranks of the C.I.V.
Robert Erskine Childers (1870-1922) was een Ierse schrijver en politiek activist. Hij was soldaat in de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlog, en hield in die periode dagboeknotities bij, die later zijn gepubliceerd onder de titel In the Ranks of the C.I.V.
Robert Byron -- 9 juni 1934
9 juni
Ik zou niet lang in Bamian willen blijven. De kunst is niet meer vers. Toen Huan Tsang hier kwam, waren de Boeddha's verguld, zodat ze van brons leken, en in de labyrinten eromheen huisden vijfduizend monniken. Dat was in 632; Mohammed is in datzelfde jaar gestorven, en nog voor het einde van die eeuw hadden de Arabieren Bamian bereikt. Maar het zou nog honderdvijftig jaar duren tot de monniken volledig warden verdreven. Men kan zich voorstellen wat de Arabieren dachten van hen en hun afgodsbeelden in deze bloedrode vallei. Nadir Sjah moet iets dergelijks gevoeld hebben toen hij duizend jaar later de benen van de grootste Boeddha aan stukken sloeg.
Die Boeddha is tweeënvijftig meter hoog, de kleinere vierendertig; ze staan ongeveer vierhonderd meter van elkaar vandaan. De grootste vertoont sporen van een laag pleisterwerk die roodgeverfd was, vermoedelijk als ondergrond voor het verguldsel. Geen van beide hebben ze enige artistieke waarde, maar daar is nog overheen te komen; het is die ontkenning van zin, dat gebrek aan enige trots op hun monsterlijke, weke massa dat je doet walgen. Zelfs het materiaal waaruit ze vervaardigd zijn is niet mooi, want de klif bestaat niet uit natuursteen, maar uit samengeperst grind.
Men heeft een stel monastieke grondwerkers houwelen in de hand gedrukt, waarmee ze een of ander monsterlijk half-hellenistisch beeld uit India of China moesten kopiëren. Het resultaat heeft niet eens de waardigheid van de arbeid.
[lees verder (in het Engels)]
Robert Byron (1905-1941) was een Britse kunsthistoricus. Bovenstaand fragment gaat over de Afghaanse boeddhabeelden die in maart 2001 door de Taliban werden opgeblazen; het staat in zijn reisdagboek The Road to Oxiana.
Ik zou niet lang in Bamian willen blijven. De kunst is niet meer vers. Toen Huan Tsang hier kwam, waren de Boeddha's verguld, zodat ze van brons leken, en in de labyrinten eromheen huisden vijfduizend monniken. Dat was in 632; Mohammed is in datzelfde jaar gestorven, en nog voor het einde van die eeuw hadden de Arabieren Bamian bereikt. Maar het zou nog honderdvijftig jaar duren tot de monniken volledig warden verdreven. Men kan zich voorstellen wat de Arabieren dachten van hen en hun afgodsbeelden in deze bloedrode vallei. Nadir Sjah moet iets dergelijks gevoeld hebben toen hij duizend jaar later de benen van de grootste Boeddha aan stukken sloeg.
Die Boeddha is tweeënvijftig meter hoog, de kleinere vierendertig; ze staan ongeveer vierhonderd meter van elkaar vandaan. De grootste vertoont sporen van een laag pleisterwerk die roodgeverfd was, vermoedelijk als ondergrond voor het verguldsel. Geen van beide hebben ze enige artistieke waarde, maar daar is nog overheen te komen; het is die ontkenning van zin, dat gebrek aan enige trots op hun monsterlijke, weke massa dat je doet walgen. Zelfs het materiaal waaruit ze vervaardigd zijn is niet mooi, want de klif bestaat niet uit natuursteen, maar uit samengeperst grind.
Men heeft een stel monastieke grondwerkers houwelen in de hand gedrukt, waarmee ze een of ander monsterlijk half-hellenistisch beeld uit India of China moesten kopiëren. Het resultaat heeft niet eens de waardigheid van de arbeid.
[lees verder (in het Engels)]
Robert Byron (1905-1941) was een Britse kunsthistoricus. Bovenstaand fragment gaat over de Afghaanse boeddhabeelden die in maart 2001 door de Taliban werden opgeblazen; het staat in zijn reisdagboek The Road to Oxiana.
donderdag 7 juni 2012
Ed van Thijn -- 8 juni 1977
Woensdag 8 juni
De nieuwe kamer wordt beëdigd. Een opwindend schouwspel. De uitgedijde PvdA-fractie bestrijkt nu alle rijen ter linkerzijde. Ik schuif een plaatsje op voor Joop. Geen gezicht. Den Uyl in een kamerbankje. Het lijkt wel een oppositieleider. De fotografen kunnen er maar niet genoeg van krijgen. Op het achterbankje van het CDA zitten Van Agt, Aantjes en Kruisinga in broederschap bijeen. Andriessen is van zijn plaats verjaagd. Jacob Vellenga treedt op als voorzitter van de commissie voor de geloofsbrieven. Hij maakt er een prachtige act van. Er blijkt van alles te zijn misgegaan in tal van stemburo's. Ergens heeft zelfs een baby gestemd. Tot vijfmaal toe struikelt hij over het woord ‘legimitatiekaart’. De kamer ligt dubbel. De eden of beloften worden afgenomen. Met argusogen volgt men in de CDA-banken wie er bij ons de vingers opsteekt en wie niet. Ze krijgen drie kansen. Erica Terpstra heeft de eerste keer wat moeite met de formule. De derde keer gaat het al een stuk beter.
‘Ze maakt steeds betere tijden’, fluistert Joop mij toe.
De pret kan niet op. 's Avonds nemen we afscheid van de vertrekkende fractieleden en een aantal (reeds vertrokken) medewerkers. Onder hen bevinden zich o.a. mijn oud-medewerker Tom Pauka en oud-secretaresse Wanda Strang. Het is mijn gewoonte van zo'n afscheid nogal wat werk te maken. Iedereen krijgt een persoonlijke plaagstoot mee. De meeste moeite heb ik met de mensen die ik het beste ken. Tegen Tom zeg ik tenslotte: ‘Tegen jou moet ik wel een slecht verhaal afsteken, want als het goed is denkt iedereen dat jij het gemaakt hebt,’ aldus een gemeenschappelijke frustratie wegslikkend.
Ik ben meer dan een half uur aan het woord. Toch zijn ze er niet allemaal. Huub Franssen ontbreekt. Hij houdt niet van toespraken en zeker niet bij zijn afscheid. Jan Masman is er ook niet. Hij is burgemeester van Assen geworden en bevindt zich in het crisiscentrum aldaar. We beseffen met schrik hoezeer je gewend dreigt te raken aan zo'n slepende gijzelingsaffaire. Joop gaat weer snel terug naar het Haagse crisiscentrum.
Intussen heeft Van Agt een brief geschreven. Hij tekent protest aan tegen de term ‘progressief’ kabinet, verzet zich niet langer tegen het meedoen van D'66, maar legt wel vast dat dit niet op verzoek van het CDA gebeurt. De beslissingen over drie van de vier hervormingswetten moeten ‘gelijktijdig’ met die over het sociaal-economisch beleid worden genomen. Hij wil wel met de grondpolitiek beginnen. Het spits kan dus afgebeten worden.
Ed van Thijn (1934) is een Nederlands politicus. In zijn Dagboek van een onderhandelaar beschrijft hij de mislukte coalitiebesprekingen m.b.t. het beoogde kabinet Den Uyl II, die duurden van 25 mei-11 november 1977.
De nieuwe kamer wordt beëdigd. Een opwindend schouwspel. De uitgedijde PvdA-fractie bestrijkt nu alle rijen ter linkerzijde. Ik schuif een plaatsje op voor Joop. Geen gezicht. Den Uyl in een kamerbankje. Het lijkt wel een oppositieleider. De fotografen kunnen er maar niet genoeg van krijgen. Op het achterbankje van het CDA zitten Van Agt, Aantjes en Kruisinga in broederschap bijeen. Andriessen is van zijn plaats verjaagd. Jacob Vellenga treedt op als voorzitter van de commissie voor de geloofsbrieven. Hij maakt er een prachtige act van. Er blijkt van alles te zijn misgegaan in tal van stemburo's. Ergens heeft zelfs een baby gestemd. Tot vijfmaal toe struikelt hij over het woord ‘legimitatiekaart’. De kamer ligt dubbel. De eden of beloften worden afgenomen. Met argusogen volgt men in de CDA-banken wie er bij ons de vingers opsteekt en wie niet. Ze krijgen drie kansen. Erica Terpstra heeft de eerste keer wat moeite met de formule. De derde keer gaat het al een stuk beter.
‘Ze maakt steeds betere tijden’, fluistert Joop mij toe.
De pret kan niet op. 's Avonds nemen we afscheid van de vertrekkende fractieleden en een aantal (reeds vertrokken) medewerkers. Onder hen bevinden zich o.a. mijn oud-medewerker Tom Pauka en oud-secretaresse Wanda Strang. Het is mijn gewoonte van zo'n afscheid nogal wat werk te maken. Iedereen krijgt een persoonlijke plaagstoot mee. De meeste moeite heb ik met de mensen die ik het beste ken. Tegen Tom zeg ik tenslotte: ‘Tegen jou moet ik wel een slecht verhaal afsteken, want als het goed is denkt iedereen dat jij het gemaakt hebt,’ aldus een gemeenschappelijke frustratie wegslikkend.
Ik ben meer dan een half uur aan het woord. Toch zijn ze er niet allemaal. Huub Franssen ontbreekt. Hij houdt niet van toespraken en zeker niet bij zijn afscheid. Jan Masman is er ook niet. Hij is burgemeester van Assen geworden en bevindt zich in het crisiscentrum aldaar. We beseffen met schrik hoezeer je gewend dreigt te raken aan zo'n slepende gijzelingsaffaire. Joop gaat weer snel terug naar het Haagse crisiscentrum.
Intussen heeft Van Agt een brief geschreven. Hij tekent protest aan tegen de term ‘progressief’ kabinet, verzet zich niet langer tegen het meedoen van D'66, maar legt wel vast dat dit niet op verzoek van het CDA gebeurt. De beslissingen over drie van de vier hervormingswetten moeten ‘gelijktijdig’ met die over het sociaal-economisch beleid worden genomen. Hij wil wel met de grondpolitiek beginnen. Het spits kan dus afgebeten worden.
Ed van Thijn (1934) is een Nederlands politicus. In zijn Dagboek van een onderhandelaar beschrijft hij de mislukte coalitiebesprekingen m.b.t. het beoogde kabinet Den Uyl II, die duurden van 25 mei-11 november 1977.
woensdag 6 juni 2012
Max Nohl -- 7 juni 1859
Rom, 7. Juni. Gestern kam die Nachricht von einer grossen, durch die Franzosen gewonnenen Schlacht und der Einnahme Mailands und heute ist die ganze Stadt bis in die kleinsten Winkel hinein beleuchtet und unzähliges Volk wandelt durch die Strassen, aber still, ohne viele laute Demonstrationen. Wie traurig ist mir zu Muthe; wenn nur Preussen jetzt endlich losschlüge! Den Italienern kann man es kaum verdenken, dass sie die Bewegung in ihrem Vaterlande mit solchem Jubel aufnehmen, aber sie sind wie mit
Blindheit geschlagen, dass sie auf N. ihr Heil setzen; mir scheint, die Sache mag auslauten wie sie will, sie sind immer die Betrogenen. Die Gebildeter n unter ihnen scheinen das auch einzusehen.
Maximilian Nohl (1830-1863) was een Duitse architect. In zijn Tagebuch einer italienischen Reise doet hij verslag van een studiereis naar Italië.
Maximilian Nohl (1830-1863) was een Duitse architect. In zijn Tagebuch einer italienischen Reise doet hij verslag van een studiereis naar Italië.
dinsdag 5 juni 2012
Moses and Judith Montefiore -- 6 juni 1839
Thursday, June 6th.--We were on horseback at half-past four in the morning. The day was cool and pleasant. Our road lay between the mountains, in a narrow pass, formed by the dry bed of a torrent, with gardens on each side. The mountains were cultivated in terraces, and planted to the summit with vines and olives--"a lovely scene," Sir Moses observed. Indeed it would have been impossible to travel through a richer or more beautiful country. We stopped to rest and take some refreshments, and started again, ascending an extremely barren mountain, and at two o'clock reached Shabia, or Gibeah, the commencement of the scene of destruction. We dismounted, and read some of the Lamentations of Jeremiah, then continued our journey till three o'clock, when we had the first view of Jerusalem. Dismounting once again, we recited the usual prayers. Hearing that the plague was yet in the city, Sir Moses deemed it prudent not to enter. We therefore passed the walls and went up the Mount of Olives, where we pitched our tents on a spot commanding a magnificent view of the Holy City and Mosque of Omar, near the tomb of "Huldah" the prophetess. For two hours before reaching Jerusalem, the road by which we travelled was stoney and deserted. Not a blade of grass or a tree was visible. "Most fervently do I pray," Sir Moses remarked, "that the wilderness of Zion may again be like Eden, and her desert like the garden of the Lord."
Moses Haim Montefiore (1784-1885) was een Brits bankier en filantroop. Hij en zijn vrouw Judith Cohen (1784-1862) hielden een dagboek bij.
Moses Haim Montefiore (1784-1885) was een Brits bankier en filantroop. Hij en zijn vrouw Judith Cohen (1784-1862) hielden een dagboek bij.
maandag 4 juni 2012
John Wesley -- 5 juni 1742
Saturday, June 5.-- It being many years since I had been in Epworth
before, I went to an inn in the middle of the town, not knowing whether
there were any left in it now who would not be ashamed of my
acquaintance. But an old servant of my father's, with two or three poor
women, presently found me out. I asked her, "Do you know any in Epworth
who are in earnest to be saved?" She answered, "I am, by the grace of
God; and I know I am saved through faith." I asked, "Have you then the
peace of God? Do you know that He has forgiven your sins?" She replied,
" I thank God I know it well. And many here can say the same thing."
John Wesley (1703-1791) was een Britse theoloog en predikant. Hij is de grondlegger van het methodisme. Hij hield zo'n 50 jaar een journaal bij.
John Wesley (1703-1791) was een Britse theoloog en predikant. Hij is de grondlegger van het methodisme. Hij hield zo'n 50 jaar een journaal bij.
zondag 3 juni 2012
John Lauder Fountainhall -- 4 juni 1674
On the 4 of June 1674 Mr. Thomas Murray of Glendoick, advocat, was admitted
and receaved, in obedience to the Kings letters, a Lord of the Session, in
place of Lee deceissed, as he was ane ordinary Lord, for they say Sir
William Lockart the Collonell had his place by way of survivance and
reversion of Justice Clerk.
On the same 4 of June Mr. David Balfour of Forret or Glentarkie was, upon the Kings letter, receaved ane ordinar Lord in the place vaikand by the dimission of Sir Androw Ramsay of Abbotshall.
On the 4 of June 1674, in obedience to a new comission for the Secret Councell, sent doune by the King, the Councell was of new modelled, 6 of the former members put out, viz. the Earle of Queinsberry, Earle of Roxbrugh, Earle of ----, Earle of Tuedale, the Lord Yester, and Generall Major Drummond, and 6 new Councelors assumed in their place, viz. the Earle of Mar, Earle of Kinghorne, ----, Lord Rosse, my Lord Colinton, and my Lord Craigie.
Sir John Lauder of Fountainhall (1646–1722) was een Schotse rechtgeleerde. In zijn Journals is ook een Chronicle of events connected with the Court of Session te vinden.
On the same 4 of June Mr. David Balfour of Forret or Glentarkie was, upon the Kings letter, receaved ane ordinar Lord in the place vaikand by the dimission of Sir Androw Ramsay of Abbotshall.
On the 4 of June 1674, in obedience to a new comission for the Secret Councell, sent doune by the King, the Councell was of new modelled, 6 of the former members put out, viz. the Earle of Queinsberry, Earle of Roxbrugh, Earle of ----, Earle of Tuedale, the Lord Yester, and Generall Major Drummond, and 6 new Councelors assumed in their place, viz. the Earle of Mar, Earle of Kinghorne, ----, Lord Rosse, my Lord Colinton, and my Lord Craigie.
Sir John Lauder of Fountainhall (1646–1722) was een Schotse rechtgeleerde. In zijn Journals is ook een Chronicle of events connected with the Court of Session te vinden.
zaterdag 2 juni 2012
Alexander von Siebold -- 2 juni 1910
Donnerstag, 2. Juni 1910
Hetze zum Zahnarzt. Fertig. Dann zu Dr. Kalberloh. Wird jetzt Alex. von einer anderen Seite probiren zu beßern. Schließlich zu Prof. Spiess. Lunge ganz frei giebt Mittel gegen Asthma. Nachmittag mit Hilli u. Edith in den Palmengarten. Sehr schon dort obwohl sonst drückend. Denke über eine Arbeit nach über Deutschlands Zurückgang.
Alexander von Siebold (1846-1911) was een Duitse vertaler en tolk aan het Japanse hof. Zijn dagboeken staan online bij Google Books.
Hetze zum Zahnarzt. Fertig. Dann zu Dr. Kalberloh. Wird jetzt Alex. von einer anderen Seite probiren zu beßern. Schließlich zu Prof. Spiess. Lunge ganz frei giebt Mittel gegen Asthma. Nachmittag mit Hilli u. Edith in den Palmengarten. Sehr schon dort obwohl sonst drückend. Denke über eine Arbeit nach über Deutschlands Zurückgang.
Alexander von Siebold (1846-1911) was een Duitse vertaler en tolk aan het Japanse hof. Zijn dagboeken staan online bij Google Books.
vrijdag 1 juni 2012
Ernest Claes -- 1 juni 1959
1.6.59 : Vandaag komt koning Boudewijn van zijn triomfantelijke rondreis in de Verenigde Staten terug te Brussel. Hij heeft zich ginds getoond als een opgewekte, lachende jonge mens -- wat hij in België nooit deed, of niet kon -- en nu hopen zijn landgenoten, dat hij ook hier voortaan wat meer contact zou nemen met zijn volk. Intussen heeft zijn vader Leopold III met zijn gezin het Paleis van Laken verlaten, onder de druk van de pers en openbare mening, die hem "beschuldigen" zijn zoon te zeer te beïnvloeden.
Ook wordt gemeld, dat het huwelijk van prins Albert met de Italiaanse prinses Paola niet in het Vatikaan door de paus zal ingezegend worden, maar hier te Brussel zal plaatshebben.
Ik heb weer tijd om te denken. Te denken aan alles en dan word ik gewaar dat ik dat altijd gedaan heb, zelfs toen ik nog kind was. Wijn zijn veel minder over wat wij zelf zijn, dan over wat naderen zijn. Wij kennen het minst onszelf. Wij kennen de grond niet waarin wij wortelen. Zelfs dat is ons een groot vraagteken : wortelen wij werkelijk in een grond of is het maar een spel van onze verbeelding, dat wij van ergens, of van iemand, onze eigenheden gekregen hebben? Ik geloof, dat ieder mens een op zichzelf staand absoluut geheel is, een volkomen wezen, dat van niets of niemand afhangt, aan niets of niemand iets te danken heeft voor wat betreft dat "innerlijk leven", dat intieme ons-zelf en van waaruit niet onze handelingen, maar onze gedachten uit gaan. Dat kunnen wij anderen niet mededelen, omdat wijzelf het niet beheersen. Wij laten ons gaan, of meedrijven, en zeggen dan zeer geleerd dat de mens altijd een geheim blijft voor de andere mens. Gelukkig maar. Wat dragen wij toch een ballast met ons mee. En was de ene mens geen geheim voor de andere, dan was het leven een hel! Die ballast op onze schouders, van opvoeding, onderwijs, gebruiken, ervaringen, mensen en dingen. Ach God! Meer en meer geloof ik aan uw bestaan!
Ernest Claes (1885-1968) was een Belgische schrijver. Gedeelten uit zijn dagboeken werden gepubliceerd in Uit de dagboeken van Ernest Claes en Uit de dagboeken van Ernest Claes: het afscheid.
Ook wordt gemeld, dat het huwelijk van prins Albert met de Italiaanse prinses Paola niet in het Vatikaan door de paus zal ingezegend worden, maar hier te Brussel zal plaatshebben.
Ik heb weer tijd om te denken. Te denken aan alles en dan word ik gewaar dat ik dat altijd gedaan heb, zelfs toen ik nog kind was. Wijn zijn veel minder over wat wij zelf zijn, dan over wat naderen zijn. Wij kennen het minst onszelf. Wij kennen de grond niet waarin wij wortelen. Zelfs dat is ons een groot vraagteken : wortelen wij werkelijk in een grond of is het maar een spel van onze verbeelding, dat wij van ergens, of van iemand, onze eigenheden gekregen hebben? Ik geloof, dat ieder mens een op zichzelf staand absoluut geheel is, een volkomen wezen, dat van niets of niemand afhangt, aan niets of niemand iets te danken heeft voor wat betreft dat "innerlijk leven", dat intieme ons-zelf en van waaruit niet onze handelingen, maar onze gedachten uit gaan. Dat kunnen wij anderen niet mededelen, omdat wijzelf het niet beheersen. Wij laten ons gaan, of meedrijven, en zeggen dan zeer geleerd dat de mens altijd een geheim blijft voor de andere mens. Gelukkig maar. Wat dragen wij toch een ballast met ons mee. En was de ene mens geen geheim voor de andere, dan was het leven een hel! Die ballast op onze schouders, van opvoeding, onderwijs, gebruiken, ervaringen, mensen en dingen. Ach God! Meer en meer geloof ik aan uw bestaan!
Ernest Claes (1885-1968) was een Belgische schrijver. Gedeelten uit zijn dagboeken werden gepubliceerd in Uit de dagboeken van Ernest Claes en Uit de dagboeken van Ernest Claes: het afscheid.
Abonneren op:
Posts (Atom)