13 MEI. Het grootste gedeelte van de topklim heb ik achter de rug. Vanaf de Zuidtop op 8750 meter, kijk ik naar de rest van de route met de Hillary Step, de beroemde twaalf meter hoge rotspassage. Technisch gezien is dit het lastigste onderdeel van de hele Everest-beklimming. Ik draai de zuurstofregelaar van twee naar drieënhalve liter per minuut en verlaat de Zuidtop. De top van de wereld kan me bijna niet meer ontgaan. Ik ga de Moedergodin Chomolungma nu echt een hand geven.
Eerst een stukje omlaag. Valt niet mee. Hier viel de Amerikaanse Lauri een week geleden dus tien meter naar beneden. Zomaar door dit gat in de sneeuw. Blijven opletten. Daar zijn de touwen. Ik klim in mijn eigen tempo door. Ja, hier moet het zijn, de Hillary Step. Opstoppingen? Niets van te merken. Mijn hand zoekt steun tegen de rots en ik spreid mijn voeten met de logge schoenen. Weer een stapje verder. Ik tuur omhoog. Kan ik dit touw wel vertrouwen? Naast me bungelen enigszins luguber nog drie andere touwen, waarvan er twee met zekerheid van vorige jaren zijn. Behoedzaam zoek ik met mijn rechterhand opnieuw goed houvast in de rots. Zoveel mogelijk op mijn eigen handen en voeten vertrouwen en niet te veel in het touw hangen. Het gaat eigenlijk uitstekend zo. Is dit alles? Me voor niks zenuwachtig gemaakt of ik deze klim wel aankan. Natuurlijk kan ik dit! Ik kijk heel even naar links. Meer dan twee kilometer lager ligt kamp 2. Nee, ik ga niet vallen. Geen sprake van. Ook niet naar rechts, want dan lig ik drie kilometer lager in Tibet.
Gelukt. Ik ben weer op de sneeuw, nu nog het laatste stukje topgraat. Geen touw, blijven concentreren. Daar is het groepje, ik kom steeds dichterbij. Ineens mist. Een rood pak. Dave Rodney. We lachen naar elkaar. Ga maar voor, gebaart hij met zijn arm. Ik ga hem voorbij. Slechts heel licht stijg je hier nog. De laatste corniche voorbij, flauw naar rechts en daar ... Hoe ver is het nog? Veertig meter? Ik weet dat ik de afstanden hier niet goed meer kan inschatten. Op het topplateau van de Cho Oyu zat ik er helemaal naast. Ik zie een aantal donspakken. Dat moet de top zijn. Ik voel tranen opkomen. Wat jammer dat ik dit niet meer aan mijn vader kan vertellen. Rusten na een paar passen hoeft niet meer. In één ruk ga ik door, het gaat als vanzelf. Ik zweef, net als lang geleden tijdens een hardloopwedstrijd. Vermoeidheid bestaat niet meer.
Ik sta op de top! Het hoogste punt ter wereld, 8848 meter boven zeeniveau. Er staan een stuk of tien andere klimmers, onder wie Cos, Augusto, Lhakpa Gelu plus nog een drietal van onze Sherpa's. Ze kijken blij verrast dat ik het ben. We omhelzen elkaar. Rugzak af. Bobby zit onder de ijskristallen. Zou hij het eerste teddybeertje zijn op de top van de Everest? Ik doe mijn zuurstofmasker af. Wat een gevoel van vrijheid. Pak de fles uit mijn jaszak. Een slok. Bah, ijsthee. Nee, niets eten. Te veel werk. Jammer, weer voor niets meegesleept. Dave roept dat het half tien is. Ik reken en moeizaam kom ik tot de conclusie dat ik elf uur over de beklimming heb gedaan.
Nu nog op de foto, als bewijs. Hoe kom ik er in mijn eentje op, met dit samengepakte groepje? Maar even naar de andere kant van het kleine topje. Dan gaat het mis. Ik struikel over een rugzak. Val languit op mijn gezicht. Schuif drie meter naar voren. De mannen schrikken zich een ongeluk. Beduusd krabbel ik weer overeind. Je zult maar van de top vallen. Ik neem een paar foto's. Als ik het toestel weer wil wegstoppen, zie ik dat het niet goed ingesteld was: onderbelicht. Een nieuwe poging. Tweemaal klik. Het moet maar goed zijn zo. Op hoop van zegen.
Katja Staartjes (1963) bereikte in 1999 als eerste Nederlandse vrouw de top van de Mount Everest. Haar dagboek van die expeditie is te vinden in Hoog spel.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten