zondag 2 mei 2021

Jeroen Brouwers • 3 mei 1981

• Nederlands grootste levende schrijver, Jeroen Brouwers (1940) schreef onderstaande brief aan Gerrit Komrij (1944-2012) na een bezoek aan diens woning. Uit: Kroniek van een karakter.

Exel, 3 mei 1981
[...] Vooral, Gerrit, ben ik jaloers op jouw werkvertrek. Het is geen kunst, de vele mooie dingen die jij schrijft te schrijven in zo’n werkvertrek; - aldaar vlijt het moois zich vanzelf tussen penpunt en papier, want het moois wóónt bij jou. Neen, dan het hok van plusminus drie bij drie meter van baksteen en hout waar mijn werktafel staat. Als het buiten waait, waaien mij de papieren van het tafelblad, zo hevig trekt het hier. En zo laag is het plafond van mijn enge schrijf-hok dat als ik er drie gedachten heb gedacht de atmosfeer verzadigd is en een vierde gedachte er niet óók nog bij kan. Ik concipieer mijn werken in een gedeelte van wat voorheen de koestal was. Toen ik laatst een letterkundige prijs kreeg en zulks hier in de krant kwam te staan zodat de boeren uit de omtrek mij kwamen feliciteren, zei boer na boer, geil op geld waar je de belasting niet van hoeft te laten méévreten: die stal brengt nu méér op dan hij opbracht toen er koeien in stonden. Ach, dat is maar schijn, zei ik. Ik persoonlijk ben veel liever koe dan schrijver. Daar zijn maar heel weinig mensen die dit geloven en begrijpen,- ik ben er zeker van dat jij tot deze weinigen behoort, Gerrit. Zo komt het dus, gelet op mijn ongerieflijke werkplaats, dat mooie dingen schrijven voor mij wel een kunst is.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten