zondag 2 februari 2020

Wies Roosenschoon • 1 februari 1959

Wies Roosenschoon (1929-2015) was lerares Nederlands met een passie voor literatuur. In Tirade zijn dagboekfragmenten van haar gepubliceerd. Portret door Elisabeth Eskes-Rietveld.

Zondag, 1 februari 1959
De Tribune du Discophile laat kwartet van Haydn horen, gespeeld door een Frans ensemble. Het verschil met het Amadeus-kwartet frappant. Alle noten vloeien logisch over naar de volgende, kondigen die als het ware aan wanneer de vorige nog even aan de vioolsnaar kleven. Niets van de abruptheid van de vier Engelsen, niets van hun cerebrale accenten, die vaak een melodie afknotten. Een logisch, melodieus geheel, exact gespeeld en doorzichtig als kristal. Ligt dat nou aan Haydn, of ligt het heus echt aan de typisch nationale mentaliteit?

Geraamte van De verwaaide overtocht.
En dan laat je douane en zwijgende Britten achter je en zeult met je koffer door de zwarte plassen die je door de ongure verlichting telkens net even te laat ziet. Je loopt over een breed perron, waarin rails liggen, op het grauwe monster van een boot af dat met helle ogen in zijn romp naar je ligt te loeren. Ik was koud, ik was alleen en er was zelfs geen avontuur meer. Een bed, was de enig duidelijke gedachte. Een bed, slapen, en 's ochtends wakker worden in Nederland.
In de saloon zat iedereen te staren.
‘Misschien zijn er straks nog bedden over, lady,’ zei de man achter het ijzeren raster. Als de bureaulist in de Stadsschouwburg kruiste hij met dik blauw potlood op een plattegrond. Gehoorzaam begaf ik mij naar de saloon waar ik met de anderen mee langs de kant ging zitten staren, middernachtelijk, hopeloos.

5 februari 1959
Stond na de Mensa aan het raam om tot bedaren te komen. Ik bonsde door mijn hele lijf. Dat mijn hand niet getrild heeft toen hij de guldens daarin legde - een vieze hand met een gerafeld hansa-plastje om mijn duim. Dat fijne slapjanige gevoel in je kuiten die je bijna niet meer houden: Jan R., jawel. Maar zul je elkaar ooit spreken? Daar aan het raam voelde ik me staan, precies zoals ik was: smal met een dik achterwerk, zwart glanzend haar, wel menselijk gezicht. Als er nu iemand binnenkwam, zou ik kalmpjes gaan lopen, en niemand zou van dit staan weten. Is dat misschien de aantrekkingskracht van toneel: dat je die mens dat moment wel hebt zien staan, zijn gedachten hebt gehoord, dat je ongestraft mag binnenkijken? De ene muur van de kamer uitgebroken en we beleven de mens in zijn totaal.

2 opmerkingen:

  1. Wies Roosenschoon is 4 nov. 2015 overleden in Amsterdam ZO. De foto die u plaatst is niet Wies maar Janny Bouri die door Wies als haar 'poëziemoeder' werd beschouwd. Deze foto stond in haar boekenkast en is op die manier bij antiquariaat Fenix in de Frans Halsstraat beland. Wies had haar boekenbezit aan Fenix nagelaten. Fenix heeft als eerste deze foto als portret van Wies op de website geplaatst. Ik beschik over een mooie en karakteristieke foto van Wies gemaakt bij de presentatie van haar boekje over Betje Wolf en Aagje Deken. Deze foto zit in het archief van museum Waterland. Marijke Clerx

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Interessant. Kunt u me misschien mailen op eon@planet.nl ?

      Verwijderen