zondag 3 februari 2019

Marguerite Yourcenar -- 2 februari 1968

• Uit een brief van Frans-Belgische Marguerite Yourcenar (1903-1987) aan ene Helen Howe Allen, over de schrijfster May Sarton, die zich volgens Yourcenar te veel als een ‘lavendelvrouwtje’ profileerde. Uit Nauwkeurig, met verbeten hartstocht (vertaald door Jan Versteeg).

Februari 1968
Ik bedoel niet te zeggen dat de man alle deugden bezit: de ineengestorte wereld waarin wij leven bewijst het tegendeel. Maar ik denk dat we het voor een deel aan het armzalige, kleingeestige egoïsme van de zeer fatsoenlijke naar lavendel ruikende en zich op een ‘harmonieus’ leventje trakterende dame te danken hebben dat de chaos voortduurt en groter wordt. Wat mijzelf betreft [...], ik zal me er tot het eind toe ten zeerste over blijven verbazen dat vrouwen die door hun bouw en hun functie iets van de aarde zelf weg zouden moeten hebben, die baren te midden van uitwerpselen en bloed, wier menstruatie verbonden is met de maancyclus en met het mysterie zelf dat deze bloeding vormt, die net als vriendelijke koeien met hun borstklieren een uiterst belangrijk voedingsmiddel kunnen produceren, die koken, dat wil zeggen met dood vlees en nog met aarde bedekte groenten in de weer zijn, kortom die wat hun lichaam, hun gezicht betreft, in hun vertwijfelde strijd tegen het ouder worden, voortdurend geconfronteerd worden met de langzame verwoesting en aftakeling van het uiterlijk, die dag na dag in de rimpels die dieper worden of de haren die grijs worden de dood reeds menen te zien, zo vreselijk onnatuurlijk kunnen zijn. Onnatuurlijk wanneer je te maken hebt met de opgeschilderde pop die wil verleiden op manieren die bij prostitutie horen, wat overigens ook haar sociale status is, en misschien nog onnatuurlijker wanneer het gaat om een fatsoenlijke dame? Men zoekt tevergeefs de vrouw...

1 opmerking: