• Filosoof Friedrich Nietzsche (1844-1900) kampte een groot deel van zijn leven met zijn gezondheid. Het onderstaande fragment (uit Uit mijn leven, vertaling Charles Vergeer)is afkomstig uit een brief aan Carl von Gersdorff, met wie hij tot zijn dood bevriend was.
Bazel, juni 1875
[…] Ik heb een heel beroerde tijd achter me en misschien een nog beroerdere voor me. Mijn maag was totaal niet meer onder controle te houden, zelfs niet door dat belachelijk strenge dieet, daarbij kwam nog migraine, vele dagen achter elkaar en na enkele dagen alweer terugkerend, urenlang braken zonder dat ik iets had gegeten, kortom de machine scheen het te willen begeven, en ik kan niet ontkennen wel eens gewenst te hebben dat het maar gebeurde. Volledige uitputting, ik kan maar moeizaam over straat en word sterk geïrriteerd door licht. Immermann behandelde me voor zoiets als een maagzweer en ik wachtte alsmaar op een bloedspuwing. Veertien dagen lang moest ik een oplossing van helse steen innemen, maar dat hielp niets. Nu geeft hij mij tweemaal daags bijzonder grote doses kinine. Hij wil dat ik in de vakantie niet naar Bayreuth ga; ik zeg er nog maar niets over, maar je kunt je wel indenken hoe het mij te moede is. […] Dat ik niet moedeloos ben geworden kun je hieruit opmaken dat ik onlangs een ontwerp voor mijn colleges heb gemaakt voor de komende zeven jaar. Maar het leven brengt veel verdriet. Bovendien is ziekte zoiets waardeloos, het kan zelfs niet als ongeluk worden opgevat.
Wil je ze er in Bayreuth een beetje op voorbereiden dat ik in juli niet zal kunnen komen? Wagner zal wel boos zijn, maar dat ben ik zelf ook.
woensdag 30 mei 2018
dinsdag 29 mei 2018
Hugo Hugensoon van Rijck -- 30 mei 1561
• Journaal van Hugo en Cornelis van Ryck betreffende hun reis naar Jeruzalem is een reisdagboek van de Delftse bierbrouwer Hugo van Ryck, die op 10 mei 1561 met zijn zoon Cornelis uit Delft voor een pelgrimstocht naar Jeruzalem vertrok en op 26 maart 1562 in zijn vaderstad terugkeerde. Op 30 mei waren ze in de buurt van Innsbruck aanbeland.
[30-31 mei 1561]
Opten XXXen mey syn wy gesceiden [weggegaan] ende gereden uuyt de stad Kempen ende syn gecomen tot Neseltbanck daer wy goede cyere [sier] maecten voor ons gelt ‘Inden Geit’ ofte ‘Hart’ [hert] daer die waert wel Ytaliaensche conde spreecken. Naer die middaghe syn wy van daer ghesceyden ende syn gecomen tot Fyts daer wy oeck wel waeren, ende sliepen snachs by onse paerden inden stal. Daer hinck uuyt ‘Inden Arent’.
Den XXXIen mey syn wy gesceyden van daer ende syn gecomen tot Etterwangen daer wy by een ryck huysman waeren die ons wel tractheerden, ende syn nae middage tclock twe uuyren daer van daen gesceyden ende syn by tyts gecomen [tot] Laryn daer wy snachts bleven.
[1-2-3 juni 1561]
Den I[en] juny syn wy gecomen over den Vernaert {Fernpass] daer de keyser een schoen slot heeft ende snoens gecomen tot Nasaret daer wy goede cyere maecte ende hadden goede coop, maer daer en was geen stroe voor de paerden. Nae middage syn wy van daer ghesceyden ende syn gecomen op een dorp op drie mylen an Ysbrueick {Innsbruck] dat een groote herberge was daer wy oeck wel waeren.
Den IIen juny syn wy gecomen smorgens te clock 10 uuyren tot Ysbrueick ende syn dien dach al gebleven ende ick heb myn swartgen [zwartje, zwart paard] vertommet [geruild] om een ander paert daer ick 30 gulden op toe gaff.
Den IIIen juny syn wy te clock acht uuyren gesceyden van Ysbrueck ende syn gecomen tot Matrey snoens ‘Inden Arent’ ende hebben daer goede cyere gemaeckt ende wel getracteert geweest ende hadden in ons geselscap Caspar van Trent.
[30-31 mei 1561]
Opten XXXen mey syn wy gesceiden [weggegaan] ende gereden uuyt de stad Kempen ende syn gecomen tot Neseltbanck daer wy goede cyere [sier] maecten voor ons gelt ‘Inden Geit’ ofte ‘Hart’ [hert] daer die waert wel Ytaliaensche conde spreecken. Naer die middaghe syn wy van daer ghesceyden ende syn gecomen tot Fyts daer wy oeck wel waeren, ende sliepen snachs by onse paerden inden stal. Daer hinck uuyt ‘Inden Arent’.
Den XXXIen mey syn wy gesceyden van daer ende syn gecomen tot Etterwangen daer wy by een ryck huysman waeren die ons wel tractheerden, ende syn nae middage tclock twe uuyren daer van daen gesceyden ende syn by tyts gecomen [tot] Laryn daer wy snachts bleven.
[1-2-3 juni 1561]
Den I[en] juny syn wy gecomen over den Vernaert {Fernpass] daer de keyser een schoen slot heeft ende snoens gecomen tot Nasaret daer wy goede cyere maecte ende hadden goede coop, maer daer en was geen stroe voor de paerden. Nae middage syn wy van daer ghesceyden ende syn gecomen op een dorp op drie mylen an Ysbrueick {Innsbruck] dat een groote herberge was daer wy oeck wel waeren.
Den IIen juny syn wy gecomen smorgens te clock 10 uuyren tot Ysbrueick ende syn dien dach al gebleven ende ick heb myn swartgen [zwartje, zwart paard] vertommet [geruild] om een ander paert daer ick 30 gulden op toe gaff.
Den IIIen juny syn wy te clock acht uuyren gesceyden van Ysbrueck ende syn gecomen tot Matrey snoens ‘Inden Arent’ ende hebben daer goede cyere gemaeckt ende wel getracteert geweest ende hadden in ons geselscap Caspar van Trent.
maandag 28 mei 2018
Charles B. Timmer -- 29 mei 1951
• Charles B. Timmer was een Nederlandse schrijver en vertaler. Poolse dagboeknotities 1950-1952.
Szczecin, 29.5.1951. Krankzinnige schaarste in de winkels. De etalages van de vleeszaken bestaan uit papieren guirlanden, portretten van Stalin en Bierut en dode vliegen, het is net als in Leningrad in 1932. Al een maandlang is er geen suiker geweest. Lange rijen Poolse optimisten schuiven voort naar de ingangen van een paar zaken, waar men, naar het heet, een partij textiel heeft binnengekregen. En in de restaurants verandert op de zaterdagavonden tegen middernacht letterlijk alle wijn in water...
Szczecin, 29.5.1951. Van de week vertelde mij iemand dat zijn vrouw 's ochtends om drie uur in de rij was gaan staan voor een vleeswinkel. 's Middags om twee uur ging de zaak open - de vleesaanvoer bestond uit de oren en staarten van varkens. De rest was verdwenen.
Ondertussen zie ik dagelijks treinen met levende varkens naar de haven gaan: export naar Oostduitsland (en vandaar meestal door naar de Sovjetunie). Ik heb geprobeerd vast te stellen, of alle varkens twee oren en een staart hadden, maar daarvoor reden de treinen te snel.
Szczecin, 29.5.1951. Krankzinnige schaarste in de winkels. De etalages van de vleeszaken bestaan uit papieren guirlanden, portretten van Stalin en Bierut en dode vliegen, het is net als in Leningrad in 1932. Al een maandlang is er geen suiker geweest. Lange rijen Poolse optimisten schuiven voort naar de ingangen van een paar zaken, waar men, naar het heet, een partij textiel heeft binnengekregen. En in de restaurants verandert op de zaterdagavonden tegen middernacht letterlijk alle wijn in water...
Szczecin, 29.5.1951. Van de week vertelde mij iemand dat zijn vrouw 's ochtends om drie uur in de rij was gaan staan voor een vleeswinkel. 's Middags om twee uur ging de zaak open - de vleesaanvoer bestond uit de oren en staarten van varkens. De rest was verdwenen.
Ondertussen zie ik dagelijks treinen met levende varkens naar de haven gaan: export naar Oostduitsland (en vandaar meestal door naar de Sovjetunie). Ik heb geprobeerd vast te stellen, of alle varkens twee oren en een staart hadden, maar daarvoor reden de treinen te snel.
zondag 27 mei 2018
Dini, 17 jaar -- 28 mei 1944
• Dini V. is een jong meisje uit een NSB-gezin. Ze woont bij haar ouders in Gouda en bezoekt regelmatig de bijeenkomsten van de Nationale Jeugdstorm (NJS). Ze schrijft in haar dagboek over haar dagelijkse bezigheden zoals helpen in de huishouding en boodschappen doen, maar vooral haar avontuurtjes met Duitse soldaten worden uitvoerig beschreven. Uit: Meisjes in de oorlog. De Tweede Wereldoorlog in dagboeken.
Zondag 28 mei 1944, Gouda
Met Pinksteren ook thuis.
Walter is nu in Waddinxveen.
Zaterdagavond ben ik naar Waddinxveen gefietst en kwam hem tegen. Hij is toen een stukje mee teruggegaan. Even nog in het gras gezeten en natuurlijk wou hij weer wat, maar ik niet. Het begint me nu echt te vervelen, steeds weer hetzelfde. En toch kan ik geloof ik niet goed buiten hem. We kennen elkaar nu bijna een jaar en kennen elkaar ook door en door.
Het zou het beste zijn als hij uit Holland gaat, misschien gaat hij dat ook wel gauw, want hij blijft niet in Waddinxveen. Dan neem ik geen soldaat meer, ik zal het tenminste proberen en ik hoop dat ik een sterke wil heb. Ik wil nu een Hollander en heb er één op het oog, maar die is geloof ik nogal verlegen, wat meisjes aangaat. Nu, we zullen het beste hopen.
Zondag 28 mei 1944, Gouda
Met Pinksteren ook thuis.
Walter is nu in Waddinxveen.
Zaterdagavond ben ik naar Waddinxveen gefietst en kwam hem tegen. Hij is toen een stukje mee teruggegaan. Even nog in het gras gezeten en natuurlijk wou hij weer wat, maar ik niet. Het begint me nu echt te vervelen, steeds weer hetzelfde. En toch kan ik geloof ik niet goed buiten hem. We kennen elkaar nu bijna een jaar en kennen elkaar ook door en door.
Het zou het beste zijn als hij uit Holland gaat, misschien gaat hij dat ook wel gauw, want hij blijft niet in Waddinxveen. Dan neem ik geen soldaat meer, ik zal het tenminste proberen en ik hoop dat ik een sterke wil heb. Ik wil nu een Hollander en heb er één op het oog, maar die is geloof ik nogal verlegen, wat meisjes aangaat. Nu, we zullen het beste hopen.
Vasili Rozanov -- 27 mei 1912
• De autobiografische publicaties van de Russische schrijver Vasili Rozanov (1856-1919) zijn “een uiterst boeiende en vooral tegendraadse collectie literaire fragmenten, aforismen en persoonlijke notities van iemand die rustig een van de meest opzienbarende fenomenen van de Russische letteren genoemd kan worden”. Een selectie uit zijn werk (vertaald door Yolanda Bloemen) is verschenen on der de titel Roem is een slang.
[...] De Russische mens is niet zonder inhoud, maar de Russische maatschappij is dat wel.
*
Tolstoj was helemaal geen religieus persoon, religieus van ziel - evenmin als Gogol. En beiden waren ze bevreesd voor religie, bevreesd voor het duistere, onbekende, vreemde.
(27 mei 1912)
*
Goed kennen doen we eigenlijk alleen onszelf. Naar al het overige gissen we, vragen we. Maar als de enige «geopenbaarde werkelijkheid» dat «ik» is, dan is het duidelijk dat men over «ik» moet vertellen (als je het wilt en kunt). 'Solitaria' [boektitel] is heel eenvoudig ontstaan.
*
Het meest essentiële, dat is eenvoudig de waarheid.
(terwijl ik mijn boeken orden en me afvraag waarom ik SOLITARIA gepubliceerd heb)
*
Ik wil de waarheid niet, ik wil rust.
(na de dokter)
*
Ik kom steeds nader tot het graf, Eén gedachte houdt me nog maar bezig - aan de dood. Hoe kon ik nog maar een jaar geleden schrijven over «het belang van de literatuur». Hoe afstotelijk is dat. Hoe stom.
(na de dokter; 'het proces van ontsteking in het corticale weefsel schrijdt voort')
[...] De Russische mens is niet zonder inhoud, maar de Russische maatschappij is dat wel.
*
Tolstoj was helemaal geen religieus persoon, religieus van ziel - evenmin als Gogol. En beiden waren ze bevreesd voor religie, bevreesd voor het duistere, onbekende, vreemde.
(27 mei 1912)
*
Goed kennen doen we eigenlijk alleen onszelf. Naar al het overige gissen we, vragen we. Maar als de enige «geopenbaarde werkelijkheid» dat «ik» is, dan is het duidelijk dat men over «ik» moet vertellen (als je het wilt en kunt). 'Solitaria' [boektitel] is heel eenvoudig ontstaan.
*
Het meest essentiële, dat is eenvoudig de waarheid.
(terwijl ik mijn boeken orden en me afvraag waarom ik SOLITARIA gepubliceerd heb)
*
Ik wil de waarheid niet, ik wil rust.
(na de dokter)
*
Ik kom steeds nader tot het graf, Eén gedachte houdt me nog maar bezig - aan de dood. Hoe kon ik nog maar een jaar geleden schrijven over «het belang van de literatuur». Hoe afstotelijk is dat. Hoe stom.
(na de dokter; 'het proces van ontsteking in het corticale weefsel schrijdt voort')
zaterdag 26 mei 2018
Ralph Josselin -- 26 mei 1650
• Ralph Josselin (1616–1683) was the vicar of Earls Colne in Essex from 1641 until his death in 1683. His diary records intimate details of everyday farming life, family and kinship in a small, isolated rural community, and is often studied by researchers interested in the period, alongside other similar diaries like that of Samuel Pepys.
May. 26. This morning all our hopes of Maries life was gone, to the Lord I have resigned her and with him I leave her, to receive her into his everlasting arms, when he sees best, she rests free from much pain we hope in regard she makes no dolour the lord makes us willing she should be out of her pain, and why are we at any times unwilling, when god is about such a work, that he would take them up into his glory, this day the word was made marvellously comfortable to me, my heart could not but mourn over and for my babe, but I left it with the lord, and was quiet in my spirit, in gods taking it, to whom, I did freely resign it, my little son in all peoples eyes is a dying child, lord thy will be done, you are better to me than sons and daughters, though I value them above gold and jewels, my navel continued well this week for which I bless god, my bile grew sorer, and my carnals in my flank, which god I trust will ordain for an abundance of good to me.
27. This day a quarter past two in the afternoon my Mary fell asleep in the Lord, her soul past into that rest where the body of Jesus, and the souls of the saints are, she was: 8 years and 45 days old when she died, my soul had abundant cause to bless god for her, who was our first fruits, and those god would have offered to him, and this I freely resigned up to him(,) it was a precious child, a bundle of myrrh, a bundle of sweetness, she was a child of ten thousand, full of wisdom, woman-like gravity, knowledge, sweet expre[ssions of god, apt in her learning,] tender hearted and loving, an [obed]ient child [to us.] it was free from [the rudeness of] little children, it was to us as a box of sweet ointment, which now its broken smells more deliciously than it did before, Lord I rejoice I had such a present for thee, it was patient in the sickness, thankful to admiration; it lived desired and died lamented, thy memory is and will be sweet unto me.
28. This day my dear Mary was buried in Earles Colne church by the 2 uppermost seats, she was accompanied there with most of the town; Mrs Margarett Harlakenden , and Mrs Mabel Elliston laid her in grave, those two and Mrs Jane Clench and my sister carried her in their hands to the grave, I kissed her lips last, and carefully laid up that body the soul being with Jesus it rests there till the resurrection. god gave me a submitting heart to his will, and even a heart rejoicing in him for what he has done for her; I rest confident of her glory, not only because the Covenant of god is with me, and so also with my seeds and from the riches of his free grace; saving whom he pleases, but the soberness, towardliness in obedience spiritualness of her conversation for a child, argued the real impression of the image of god upon her; the lord was wonderful good to me and my dear wife in this correction; the lord gave us time in our thoughts, to bury it, we expected nothing but death two or 3 days before, he bore witness to my spirit that it was not in anger towards me or my baby, but in love to both that he did what he did, and persuades me he will do me good, and point to some corruptions, which he will assist me in the further mortifying of them; I eyed her glory and gain and set that against her life and my loss, and her balance infinitely outweighed, the lord give me strength of heart to eye him, and quietness of heart to submit to him, for which I bless his name,
These 2 days I had 14li.6s.6d. paid me in unexpectedly, which was an ease to my mind, in my outward condition which was much straightened, Mrs Mary grows wonderfully weak and ill every day, my neighbour Potter sick of the smallpox, a mercy my Maries disease was not infectious, the lord spare her life and preserve me and my family for his mercy sake.
May. 26. This morning all our hopes of Maries life was gone, to the Lord I have resigned her and with him I leave her, to receive her into his everlasting arms, when he sees best, she rests free from much pain we hope in regard she makes no dolour the lord makes us willing she should be out of her pain, and why are we at any times unwilling, when god is about such a work, that he would take them up into his glory, this day the word was made marvellously comfortable to me, my heart could not but mourn over and for my babe, but I left it with the lord, and was quiet in my spirit, in gods taking it, to whom, I did freely resign it, my little son in all peoples eyes is a dying child, lord thy will be done, you are better to me than sons and daughters, though I value them above gold and jewels, my navel continued well this week for which I bless god, my bile grew sorer, and my carnals in my flank, which god I trust will ordain for an abundance of good to me.
27. This day a quarter past two in the afternoon my Mary fell asleep in the Lord, her soul past into that rest where the body of Jesus, and the souls of the saints are, she was: 8 years and 45 days old when she died, my soul had abundant cause to bless god for her, who was our first fruits, and those god would have offered to him, and this I freely resigned up to him(,) it was a precious child, a bundle of myrrh, a bundle of sweetness, she was a child of ten thousand, full of wisdom, woman-like gravity, knowledge, sweet expre[ssions of god, apt in her learning,] tender hearted and loving, an [obed]ient child [to us.] it was free from [the rudeness of] little children, it was to us as a box of sweet ointment, which now its broken smells more deliciously than it did before, Lord I rejoice I had such a present for thee, it was patient in the sickness, thankful to admiration; it lived desired and died lamented, thy memory is and will be sweet unto me.
28. This day my dear Mary was buried in Earles Colne church by the 2 uppermost seats, she was accompanied there with most of the town; Mrs Margarett Harlakenden , and Mrs Mabel Elliston laid her in grave, those two and Mrs Jane Clench and my sister carried her in their hands to the grave, I kissed her lips last, and carefully laid up that body the soul being with Jesus it rests there till the resurrection. god gave me a submitting heart to his will, and even a heart rejoicing in him for what he has done for her; I rest confident of her glory, not only because the Covenant of god is with me, and so also with my seeds and from the riches of his free grace; saving whom he pleases, but the soberness, towardliness in obedience spiritualness of her conversation for a child, argued the real impression of the image of god upon her; the lord was wonderful good to me and my dear wife in this correction; the lord gave us time in our thoughts, to bury it, we expected nothing but death two or 3 days before, he bore witness to my spirit that it was not in anger towards me or my baby, but in love to both that he did what he did, and persuades me he will do me good, and point to some corruptions, which he will assist me in the further mortifying of them; I eyed her glory and gain and set that against her life and my loss, and her balance infinitely outweighed, the lord give me strength of heart to eye him, and quietness of heart to submit to him, for which I bless his name,
These 2 days I had 14li.6s.6d. paid me in unexpectedly, which was an ease to my mind, in my outward condition which was much straightened, Mrs Mary grows wonderfully weak and ill every day, my neighbour Potter sick of the smallpox, a mercy my Maries disease was not infectious, the lord spare her life and preserve me and my family for his mercy sake.
donderdag 24 mei 2018
Harry Graf Kessler -- 25 mei 1927
• Harry Graf Kessler (1868-1937) was een Duitse kunstverzamelaar, museumdirecteur, schrijver, publicist, politicus, diplomaat en pacifist. Hij hield 57 jaar lang een dagboek bij. Een selectie daaruit is (door Peter Claessens) in het Nederlands vertaald als Dans op de vulkaan.
Zürich-Frankfurt, 25 mei 1927. Woensdag
Vandaag ben ik na precies een jaar naar Duitsland teruggekeerd. Om twee uur in Zürich vertrokken, bij Bazel de grens over. In Freiburg viel zowel mij als Max de lelijkheid van de mensen op die stonden te dringen om de trein binnen te komen. Ook een akelige, grauwe, koude dag. Geen aangename terugkeer naar huis, maar een gevoel van huivering, fysiek en esthetisch.
Leipzig, 27 mei 1927. Vrijdag
De hele dag met Max aan de voltooiing van mijn vitrine gewerkt. Tussendoor de tentoonstelling bezichtigd. Absoluut het interessantste, nieuwste en in kunstzinnig opzicht waardevolste is wat de Russen laten zien. Een paar mij tot nog toe onbekende kunstenaars hebben heel uitmuntend werk daar; bijvoorbeeld Alexander Tychler, Ivan Efimov en Alexej Kravtsjenko. De expositie is door de sovjetregering samengesteld en hierheen gestuurd. Daarnaast zijn de Nederlanders in typografisch opzicht het beste: De Roos, Enschedé, de Lettergieterij Tetterode in Amsterdam, waarvan het Erasmustype van ongekende kwaliteit is, net zoals de typen van de Silver-pers.
[...] Niemand kon uit de tentoonstelling opmaken welke rol Pan, Insel, Blätter für die Kunst of mensen als Peter Behrens, Rudi Schröder, Poeschel, ikzelf bij de ontwikkeling van een goede typografie van het Duitse boek hebben gespeeld. De door de tentoonstellingsleiding (Steiner-Prag) gewekte en beoogde indruk dat die paar boekdrukkunstenaars uit Leipzig, Mathéy, Gruner, Steiner-Prag enz. de beslissende stappen gezet hebben, is een grove misleiding, die eigenlijk buiten alle proporties is. Kappenberg is zodoende terecht verontwaardigd. [...]
Zürich-Frankfurt, 25 mei 1927. Woensdag
Vandaag ben ik na precies een jaar naar Duitsland teruggekeerd. Om twee uur in Zürich vertrokken, bij Bazel de grens over. In Freiburg viel zowel mij als Max de lelijkheid van de mensen op die stonden te dringen om de trein binnen te komen. Ook een akelige, grauwe, koude dag. Geen aangename terugkeer naar huis, maar een gevoel van huivering, fysiek en esthetisch.
Leipzig, 27 mei 1927. Vrijdag
De hele dag met Max aan de voltooiing van mijn vitrine gewerkt. Tussendoor de tentoonstelling bezichtigd. Absoluut het interessantste, nieuwste en in kunstzinnig opzicht waardevolste is wat de Russen laten zien. Een paar mij tot nog toe onbekende kunstenaars hebben heel uitmuntend werk daar; bijvoorbeeld Alexander Tychler, Ivan Efimov en Alexej Kravtsjenko. De expositie is door de sovjetregering samengesteld en hierheen gestuurd. Daarnaast zijn de Nederlanders in typografisch opzicht het beste: De Roos, Enschedé, de Lettergieterij Tetterode in Amsterdam, waarvan het Erasmustype van ongekende kwaliteit is, net zoals de typen van de Silver-pers.
[...] Niemand kon uit de tentoonstelling opmaken welke rol Pan, Insel, Blätter für die Kunst of mensen als Peter Behrens, Rudi Schröder, Poeschel, ikzelf bij de ontwikkeling van een goede typografie van het Duitse boek hebben gespeeld. De door de tentoonstellingsleiding (Steiner-Prag) gewekte en beoogde indruk dat die paar boekdrukkunstenaars uit Leipzig, Mathéy, Gruner, Steiner-Prag enz. de beslissende stappen gezet hebben, is een grove misleiding, die eigenlijk buiten alle proporties is. Kappenberg is zodoende terecht verontwaardigd. [...]
woensdag 23 mei 2018
Bertolt Brecht -- 24 mei 1928
• Bertolt Brecht (1898-1956) was een Duitse schrijver. Uit: Dagboeken 1920-1922 (vertaald door Hans Hom). Filosoof en theoloog Augustinus (354-430) was bisschop van Hippo en is een van de kerkvaders.
Saint Cyr, eind mei 1928
Ik lees bij gebrek aan pulpromans de Belijdenissen van Augustinus. Ze zijn in een zeer goede stijl, geschreven, dat wil zeggen, deze schrijver weet zich zeer goed uit te drukken, zijn stijl is dus net zomin constant goed als hij zelf of zijn opvattingen. Aangezien hij een bijzonder praktisch aangelegd man lijkt, wordt zijn stijl direct slecht zodra hij aan het bazelen slaat en mystiek wordt. Heel grappig is bij hem die zo typische houding die alle geleerden ten aanzien van hun ontdekkingen aannemen: een jaloerse, gierige, zelfs niet van leedvermaak gespeende houding. Hij behandelt zijn religie als zijn stokpaardje. Zeer hoge verwachtingen heeft hij van de kuisheid. Wat die aangaat geloof ik overigens dat wij een zeer gebrekkige en grove voorstelling hebben van hetgeen daarmee te winnen is.
Saint Cyr, eind mei 1928
Ik lees bij gebrek aan pulpromans de Belijdenissen van Augustinus. Ze zijn in een zeer goede stijl, geschreven, dat wil zeggen, deze schrijver weet zich zeer goed uit te drukken, zijn stijl is dus net zomin constant goed als hij zelf of zijn opvattingen. Aangezien hij een bijzonder praktisch aangelegd man lijkt, wordt zijn stijl direct slecht zodra hij aan het bazelen slaat en mystiek wordt. Heel grappig is bij hem die zo typische houding die alle geleerden ten aanzien van hun ontdekkingen aannemen: een jaloerse, gierige, zelfs niet van leedvermaak gespeende houding. Hij behandelt zijn religie als zijn stokpaardje. Zeer hoge verwachtingen heeft hij van de kuisheid. Wat die aangaat geloof ik overigens dat wij een zeer gebrekkige en grove voorstelling hebben van hetgeen daarmee te winnen is.
dinsdag 22 mei 2018
Theodor Fontane -- 23 mei 1852
• Theodor Fontane (1819-1898) was een Duitse schrijver. Hij hield enige tientallen jaren een dagboek bij, waarin hij vaak hele periodes tegelijk beschreef. In 1852 bezocht hij Engeland, en hield toen een reisdagboek bij.
Am 23ten (Sonntag). Am Morgen Vanity Fair gelesen; sehr hübsch. Um 2 Uhr zu Bunsen; dieselbe freundliche Aufnahme wie früher. Mit einem Sachsen (Dr. Schmidt) geplaudert, der von Australien kam und in 3 Tagen zurückzukehren gedachte. Er sprach immer noch sächsisch; vivat die Zähigkeit! En familie am Luncheon-Tisch Platz genommen. Luncheon oder Lunch ist Frühstück; es bestand aus: a) Bouillon b) Roastbeef mit Omelette und Kartoffeln, dazu Sherry c) Wildbret-Pastete d) Schinken mit Spargel e) Plumpudding f) Wein-Crême g) Apfelsinen-Salat und Port. So geht das alle Tage, und das heißt Frühstück! Lebt man dagegen nicht wie ein Hund, — und lebt man selbst nicht wieder wie ein Fürst im Verhältnis zu dem millionenfachen Elend rund umher. Solche Betrachtungen sind freilich sehr trivial, aber man kann sich ihrer zu Zeiten nicht entschlagen. Bei Tisch selbst ist das Völkchen munter und von gutem Appetit, eine Anekdote jagt die andre und die verschiednen Sprachen lösen sich dabei einander ab: deutsch, englisch, französisch, italienisch alles bunt durcheinander. [...]
Am 23ten (Sonntag). Am Morgen Vanity Fair gelesen; sehr hübsch. Um 2 Uhr zu Bunsen; dieselbe freundliche Aufnahme wie früher. Mit einem Sachsen (Dr. Schmidt) geplaudert, der von Australien kam und in 3 Tagen zurückzukehren gedachte. Er sprach immer noch sächsisch; vivat die Zähigkeit! En familie am Luncheon-Tisch Platz genommen. Luncheon oder Lunch ist Frühstück; es bestand aus: a) Bouillon b) Roastbeef mit Omelette und Kartoffeln, dazu Sherry c) Wildbret-Pastete d) Schinken mit Spargel e) Plumpudding f) Wein-Crême g) Apfelsinen-Salat und Port. So geht das alle Tage, und das heißt Frühstück! Lebt man dagegen nicht wie ein Hund, — und lebt man selbst nicht wieder wie ein Fürst im Verhältnis zu dem millionenfachen Elend rund umher. Solche Betrachtungen sind freilich sehr trivial, aber man kann sich ihrer zu Zeiten nicht entschlagen. Bei Tisch selbst ist das Völkchen munter und von gutem Appetit, eine Anekdote jagt die andre und die verschiednen Sprachen lösen sich dabei einander ab: deutsch, englisch, französisch, italienisch alles bunt durcheinander. [...]
maandag 21 mei 2018
Ralph Josselin -- 22 mei 1650
• Ralph Josselin (1616–1683) was the vicar of Earls Colne in Essex from 1641 until his death in 1683. His diary records intimate details of everyday farming life, family and kinship in a small, isolated rural community, and is often studied by researchers interested in the period, alongside other similar diaries like that of Samuel Pepys.
22. my little Mary , very weak, we feared she was drawing on, fear came on my heart very much, but she is not mine, but the Lords, and she is not too good for her father, she was tender of her mother, thankful, mindful of god, in her extremity, she would cry out, poor I, poor I. I went down to the priory about a medicine for worms, as I came up, my heart cheered exceedingly, I was hopeful of her life, fear went of my heart wonderfully through mercy. when I came home, she had had a stool, and 3 great dead worms, Lord in mercy to her, and me, you will bring her up from the grave, and I shall praise thy most holy name, divers texts in the psalms I read this day cheered my heart, the lord I hope speaking those things to me my faith endeavoured to lay hold on them psal. 27. v. 1. 5. 10, both of us even gave her over, and then god gave a reviving, but if I will see this mercy, my duty is to wait. v. 14. psal. 28. v. 1. 6. 7. psal. 30. v. 2. 3. 10. 11. 12, we gave her a clyster it wrought very well praised be my god, she rested sweetly in the afternoon, Major Haynes from London with us.
23. my wife and I rested comfortably, I have a boil on my hip, which pains me the lord I know orders it for good to me, my Mary rested very little the night past, yet she knew me in the morning, the Lord was good to me in the thoughts of the morning, I went to him in his word for something to live on this day and I lay at catch waiting what he would touch my heart with, and in reading these texts spoke to me. Psal. 31. 15. worms, and weakness can do nothing to my babe further than god commissions them, 22. 24. apt I am to fear my babe, but god will give me strength to trust in him, psal. 32. v. 1. 6. happiness is not in the ways of the vain creature, but in the mercies of the living god. v. 7. psal. 33. 18. 19. v. gods mercy reaches to deliver the soul from death.
24: I rested very comfortably with my dear wife this night past, but my Mary very ill, this morning she sleeps sweetly, soundly, to god be praise, this morning many passages in the 34 psalm refreshed me, my little Ralph very ill, when the lord sees good, he will shine again on my tabernacle, and I shall praise him, Dr Wright has fully invested me in the school for his time, and for his right, the lord make me serviceable to his glory therein, and let it turn to my good and advantage, my dear Mary voided six worms more this day. I went to bed at night, but was raised up, with the dolour of my wife , that Mary was dying, she was very near death, but the lord preserved her this night also, oh lord suit my heart unto all thy dealings, show me why you do contend with me, oh mother says she if you could but pull out something handsomely here , (and lays her hand on her stomach) I should be well, lord do it beyond all means, thou alone are more than all.
25: hopes of Maries life especially towards night, but it was only hopes, god is her life, she shall enjoy it in heaven not here, Ralph ill, Lord sanctify your dealings to me, god has taken the fear of it, much from my heart, and helps me in bearing it for which I bless and praise his holy name.
22. my little Mary , very weak, we feared she was drawing on, fear came on my heart very much, but she is not mine, but the Lords, and she is not too good for her father, she was tender of her mother, thankful, mindful of god, in her extremity, she would cry out, poor I, poor I. I went down to the priory about a medicine for worms, as I came up, my heart cheered exceedingly, I was hopeful of her life, fear went of my heart wonderfully through mercy. when I came home, she had had a stool, and 3 great dead worms, Lord in mercy to her, and me, you will bring her up from the grave, and I shall praise thy most holy name, divers texts in the psalms I read this day cheered my heart, the lord I hope speaking those things to me my faith endeavoured to lay hold on them psal. 27. v. 1. 5. 10, both of us even gave her over, and then god gave a reviving, but if I will see this mercy, my duty is to wait. v. 14. psal. 28. v. 1. 6. 7. psal. 30. v. 2. 3. 10. 11. 12, we gave her a clyster it wrought very well praised be my god, she rested sweetly in the afternoon, Major Haynes from London with us.
23. my wife and I rested comfortably, I have a boil on my hip, which pains me the lord I know orders it for good to me, my Mary rested very little the night past, yet she knew me in the morning, the Lord was good to me in the thoughts of the morning, I went to him in his word for something to live on this day and I lay at catch waiting what he would touch my heart with, and in reading these texts spoke to me. Psal. 31. 15. worms, and weakness can do nothing to my babe further than god commissions them, 22. 24. apt I am to fear my babe, but god will give me strength to trust in him, psal. 32. v. 1. 6. happiness is not in the ways of the vain creature, but in the mercies of the living god. v. 7. psal. 33. 18. 19. v. gods mercy reaches to deliver the soul from death.
24: I rested very comfortably with my dear wife this night past, but my Mary very ill, this morning she sleeps sweetly, soundly, to god be praise, this morning many passages in the 34 psalm refreshed me, my little Ralph very ill, when the lord sees good, he will shine again on my tabernacle, and I shall praise him, Dr Wright has fully invested me in the school for his time, and for his right, the lord make me serviceable to his glory therein, and let it turn to my good and advantage, my dear Mary voided six worms more this day. I went to bed at night, but was raised up, with the dolour of my wife , that Mary was dying, she was very near death, but the lord preserved her this night also, oh lord suit my heart unto all thy dealings, show me why you do contend with me, oh mother says she if you could but pull out something handsomely here , (and lays her hand on her stomach) I should be well, lord do it beyond all means, thou alone are more than all.
25: hopes of Maries life especially towards night, but it was only hopes, god is her life, she shall enjoy it in heaven not here, Ralph ill, Lord sanctify your dealings to me, god has taken the fear of it, much from my heart, and helps me in bearing it for which I bless and praise his holy name.
Aarnout -- 21 mei 1982
• In het Het groot bescheurboek (1986) van Wim de Bie en Kees van Kooten staan enige fictieve dagboekfragmenten van ene Aarnout.
vrijdag, 21 mei 1982
Vandaag de hele dag gelezen in het Geheim Dagboek van een puritein, van Samuel Pepys, een 17e eeuwse hoge Engelse ambtenaar.
Dat is natuurlijk ook een oplossing: zo nauwgezet mogelijk de huishoudelijke beslommeringen van alle dag noteren.
31 december 1664: ‘Vandaag mijn balans over het hele jaar opgemaakt. Ik ben er tot na twaalven mee bezig geweest en het was bitter koud; maar ik was wel tevreden over mijn bevindingen want door Gods grote genade bezit ik nu £ 1349; ben dit jaar dus £ 500 rijker geworden.
Zodra de klok één sloeg, ben ik naar mijn vrouw gegaan, die in de keuken bij het haardvuur zat en heb haar gekust en een gelukkig nieuwjaar toegewenst.’
Het nadeel van zo'n alledaagse registratie is natuurlijk, dat hij pas over een eeuw of wat echt interessant gaat worden, terwijl ik bij mijn leven wel graag de vruchten van mijn literaire gaven wil plukken.
De hele avond girorekeningen uitgeschreven. Mijn nieuwe saldo bedraagt ƒ 217,50. Toen ik in bed kwam, sliep Gemma al.
vrijdag, 21 mei 1982
Vandaag de hele dag gelezen in het Geheim Dagboek van een puritein, van Samuel Pepys, een 17e eeuwse hoge Engelse ambtenaar.
Dat is natuurlijk ook een oplossing: zo nauwgezet mogelijk de huishoudelijke beslommeringen van alle dag noteren.
31 december 1664: ‘Vandaag mijn balans over het hele jaar opgemaakt. Ik ben er tot na twaalven mee bezig geweest en het was bitter koud; maar ik was wel tevreden over mijn bevindingen want door Gods grote genade bezit ik nu £ 1349; ben dit jaar dus £ 500 rijker geworden.
Zodra de klok één sloeg, ben ik naar mijn vrouw gegaan, die in de keuken bij het haardvuur zat en heb haar gekust en een gelukkig nieuwjaar toegewenst.’
Het nadeel van zo'n alledaagse registratie is natuurlijk, dat hij pas over een eeuw of wat echt interessant gaat worden, terwijl ik bij mijn leven wel graag de vruchten van mijn literaire gaven wil plukken.
De hele avond girorekeningen uitgeschreven. Mijn nieuwe saldo bedraagt ƒ 217,50. Toen ik in bed kwam, sliep Gemma al.
zondag 20 mei 2018
Reinier Lucassen -- 19 mei 1975
• Reinier Lucassen is een Nederlandse kunstschilder. Hij publiceerde in 1975 enige dagboekbladen in De Revisor.
De wat recalcitrante kunstenaar Rob van Koningsbruggen, tegen wie Lucassen hieronder tekeergaat, baarde in die dagen opzien met zijn 'geschoven schilderijen', die hij vervaardigde door twee met verf bestreken doeken langs elkaar heen te schuiven. Zie ook hier.
19 Mei
Nog een stukje naar aanleiding van de tentoonstelling Fundamentele Schilderkunst in het Stedelijk Museum. Het betreft het geval van die breier R. van Koningsbruggen. In de catalogus van deze tentoonstelling is een gestencilde mededeling toegevoegd, waarop men lezen kan dat R. van Koningsbruggen niet aan deze tentoonstelling wou deelnemen, maar dat ondanks dit er toch werk van hem met zijn toestemming aanwezig is op deze tentoonstelling. Dit is mogelijk gemaakt door de medewerking van de verzamelaar... (de naam van die sul ben ik vergeten) die het werk voor deze tentoonstelling bereidwillig in bruikleen heeft afgestaan. Dat noemen ze twee vliegen in één klap slaan. Echt moeders slimme jongen, die Van Koningsbruggen.
23 Mei
Het wordt steeds treuriger. Het laatste mededelingennummer van het Centraal Museum in Utrecht is nota bene verzorgd door die knoeier R. van Koningsbruggen. Eerst dat trutterige boekje van S. Huismans en nu, het kan niet op, een boekje van de hand van deze superspecialist. Ik vraag mij af wie op het geniale idee gekomen is hem te vragen zo'n bulletin te verzorgen. Deze meester van: hoe maak je twee schilderijen van één heeft een onthullend gesprekje gehad met C. en H. Blotkamp, waar dit mededelingennummer mee opent. Een prachtige opening, dit interview slaat werkelijk alles en dan bedoel ik niet zozeer de vragen als wel de antwoorden die hij op de vragen geeft. Wanneer R. van Koningsbruggen niet inziet dat het beter zou zijn als hij zou stoppen met het maken van zijn lullige schilderijtjes, kan hij in ieder geval mijn goed gemeende raad opvolgen voortaan zijn mond dicht te houden. Dan is het mogelijk dat er nog enige tijd kunstliefhebbers zijn, die zullen geloven dat wat hij maakt iets betekent.
De wat recalcitrante kunstenaar Rob van Koningsbruggen, tegen wie Lucassen hieronder tekeergaat, baarde in die dagen opzien met zijn 'geschoven schilderijen', die hij vervaardigde door twee met verf bestreken doeken langs elkaar heen te schuiven. Zie ook hier.
19 Mei
Nog een stukje naar aanleiding van de tentoonstelling Fundamentele Schilderkunst in het Stedelijk Museum. Het betreft het geval van die breier R. van Koningsbruggen. In de catalogus van deze tentoonstelling is een gestencilde mededeling toegevoegd, waarop men lezen kan dat R. van Koningsbruggen niet aan deze tentoonstelling wou deelnemen, maar dat ondanks dit er toch werk van hem met zijn toestemming aanwezig is op deze tentoonstelling. Dit is mogelijk gemaakt door de medewerking van de verzamelaar... (de naam van die sul ben ik vergeten) die het werk voor deze tentoonstelling bereidwillig in bruikleen heeft afgestaan. Dat noemen ze twee vliegen in één klap slaan. Echt moeders slimme jongen, die Van Koningsbruggen.
23 Mei
Het wordt steeds treuriger. Het laatste mededelingennummer van het Centraal Museum in Utrecht is nota bene verzorgd door die knoeier R. van Koningsbruggen. Eerst dat trutterige boekje van S. Huismans en nu, het kan niet op, een boekje van de hand van deze superspecialist. Ik vraag mij af wie op het geniale idee gekomen is hem te vragen zo'n bulletin te verzorgen. Deze meester van: hoe maak je twee schilderijen van één heeft een onthullend gesprekje gehad met C. en H. Blotkamp, waar dit mededelingennummer mee opent. Een prachtige opening, dit interview slaat werkelijk alles en dan bedoel ik niet zozeer de vragen als wel de antwoorden die hij op de vragen geeft. Wanneer R. van Koningsbruggen niet inziet dat het beter zou zijn als hij zou stoppen met het maken van zijn lullige schilderijtjes, kan hij in ieder geval mijn goed gemeende raad opvolgen voortaan zijn mond dicht te houden. Dan is het mogelijk dat er nog enige tijd kunstliefhebbers zijn, die zullen geloven dat wat hij maakt iets betekent.
vrijdag 18 mei 2018
Charles B. Timmer -- 18 mei 1951
• Charles B. Timmer was een Nederlandse schrijver en vertaler. Poolse dagboeknotities 1950-1952.
Szczecin, 18.5.1951. Gisteren werd met veel vertoon van rood overal gevlagd. En tegelijk met ontelbare witte, gevleugelde gedrochten rondgedarteld, die duiven moesten voorstellen. Weer een schijnmanifestatie, ditmaal een ‘plebisciet’ [volksraadpleging] voor de vrede. Terwijl er een onvoorstelbare warennood heerst, moeten de mensen na hun arbeidstijd urenlang marcheren om te bewijzen dat zij vóór vrede zijn; daarna moeten zij, om dit te bekrachtigen, in daartoe ingerichte lokalen hun handtekening plaatsen onder een gedrukt formulier met de verklaring dat de ondertekenaar ‘in naam van het volk’ de vrede kiest - dat wil zeggen, verkiest boven massaslachting. Het ‘plebisciet’ vindt plaats onder het streng wakend oog van vlijtige partijlieden. Op de kantoren wordt in de regel één vertrek voor de ‘spontane demonstratie’ van vandaag ingericht: een lange, met een rode doek beklede tafel in het midden, daarachter een rij stoelen voor het partij-gremium dat de getekende formulieren in ontvangst zal nemen en - tellen! In het midden van de tafel staat een kartonnen doos, waarop een takje dennegroen ligt. Nog enkele takjes dennegroen versieren de beide flanken van dit geïmproviseerde altaar. Tegen de wand erachter hangen vredesplakkaten, wit op rood geschilderde leuzen en de bekende portretten - zonder dennegroen.
De mensen komen, tekenen en gaan weer weg. Niemand twijfelt. Pokój, pokój! wordt er geroepen, vrede, vrede! - met een woedende overtuigingskracht, alsof de ongelukkigen achter de rode tafel voor een onmiddellijke oorlogsverklaring hadden gepleit.
Iemand die lid van zo'n ontvangstcomité was geweest vertelde mij na afloop, hoe ze onder het rode laken van de tafels een paar liter wodka, broodjes en worst hadden verborgen met het gevolg dat de geestdrift voor de vrede in de loop van de dag steeds groter werd.
Szczecin, 18.5.1951. Gisteren werd met veel vertoon van rood overal gevlagd. En tegelijk met ontelbare witte, gevleugelde gedrochten rondgedarteld, die duiven moesten voorstellen. Weer een schijnmanifestatie, ditmaal een ‘plebisciet’ [volksraadpleging] voor de vrede. Terwijl er een onvoorstelbare warennood heerst, moeten de mensen na hun arbeidstijd urenlang marcheren om te bewijzen dat zij vóór vrede zijn; daarna moeten zij, om dit te bekrachtigen, in daartoe ingerichte lokalen hun handtekening plaatsen onder een gedrukt formulier met de verklaring dat de ondertekenaar ‘in naam van het volk’ de vrede kiest - dat wil zeggen, verkiest boven massaslachting. Het ‘plebisciet’ vindt plaats onder het streng wakend oog van vlijtige partijlieden. Op de kantoren wordt in de regel één vertrek voor de ‘spontane demonstratie’ van vandaag ingericht: een lange, met een rode doek beklede tafel in het midden, daarachter een rij stoelen voor het partij-gremium dat de getekende formulieren in ontvangst zal nemen en - tellen! In het midden van de tafel staat een kartonnen doos, waarop een takje dennegroen ligt. Nog enkele takjes dennegroen versieren de beide flanken van dit geïmproviseerde altaar. Tegen de wand erachter hangen vredesplakkaten, wit op rood geschilderde leuzen en de bekende portretten - zonder dennegroen.
De mensen komen, tekenen en gaan weer weg. Niemand twijfelt. Pokój, pokój! wordt er geroepen, vrede, vrede! - met een woedende overtuigingskracht, alsof de ongelukkigen achter de rode tafel voor een onmiddellijke oorlogsverklaring hadden gepleit.
Iemand die lid van zo'n ontvangstcomité was geweest vertelde mij na afloop, hoe ze onder het rode laken van de tafels een paar liter wodka, broodjes en worst hadden verborgen met het gevolg dat de geestdrift voor de vrede in de loop van de dag steeds groter werd.
woensdag 16 mei 2018
Karin Spaink -- 17 mei 2012
• Ter gelegenheid van het Het nationale Canta-ballet hield schrijver Karin Spaink voor NRC Handelsblad een 'Hollands Dagboek' bij.
• 10 mei
• 11,13 mei
• 14, 15 mei
• 16 mei
Donderdag 17 mei
De Gashouder is bezaaid met rode autootjes. Vandaag repeteren balletdansers en Cantarijders voor het eerst samen. Met Ernst Meisner, de choreograaf van het ballet, heb ik twee middagen lang van alles uitgeprobeerd – we oefenden niet in het Muziektheater, maar in de parkeergarage er pal onder – en ik zie vrijwel al onze oefeningen terug. Maar nu worden diezelfde moves uitgevoerd door twintig autootjes en twintig dansers tegelijkertijd, en schalt de muziek van Scanner door de luidsprekers.
Het is adembenemend. De autootjes rijden in een lange sliert door de open poorten van de Gashouder naar binnen, terwijl de dansers uit de portieren hangen. Dansers en rijders komen in volle vaart op elkaar af, de dansers springen omhoog of stoppen de autootjes door er op af te rennen en een been op de motorkap te zetten. Iemand laat zich voortslepen door een Canta op topsnelheid, laat plotseling los en maakt daarna salto’s, de wegrijdende auto achtervolgend. Cantaatjes draaien baltsend om elkaar heen. Het is gevaarlijk en ontroerend tegelijkertijd – een toonbeeld van levenslust.
• 10 mei
• 11,13 mei
• 14, 15 mei
• 16 mei
Donderdag 17 mei
De Gashouder is bezaaid met rode autootjes. Vandaag repeteren balletdansers en Cantarijders voor het eerst samen. Met Ernst Meisner, de choreograaf van het ballet, heb ik twee middagen lang van alles uitgeprobeerd – we oefenden niet in het Muziektheater, maar in de parkeergarage er pal onder – en ik zie vrijwel al onze oefeningen terug. Maar nu worden diezelfde moves uitgevoerd door twintig autootjes en twintig dansers tegelijkertijd, en schalt de muziek van Scanner door de luidsprekers.
Het is adembenemend. De autootjes rijden in een lange sliert door de open poorten van de Gashouder naar binnen, terwijl de dansers uit de portieren hangen. Dansers en rijders komen in volle vaart op elkaar af, de dansers springen omhoog of stoppen de autootjes door er op af te rennen en een been op de motorkap te zetten. Iemand laat zich voortslepen door een Canta op topsnelheid, laat plotseling los en maakt daarna salto’s, de wegrijdende auto achtervolgend. Cantaatjes draaien baltsend om elkaar heen. Het is gevaarlijk en ontroerend tegelijkertijd – een toonbeeld van levenslust.
dinsdag 15 mei 2018
Paul de Wispelaere -- 16 mei 1991
• Het verkoolde alfabet. Dagboek 1990-1991 van de Vlaamse schrijver Paul de Wispelaere (1928-2016) volgt gedurende een jaar met een soort zigzag-beweging het leven van de auteur, die er allerlei episoden en gebeurtenissen uit de actualiteit en het verleden associatief met elkaar in verbindt.
Mei 1991
Vanmiddag:
We liggen voor de eerste keer dit jaar samen naast elkaar in de zon, met onze rug in het nog zachte, verende gras. De bomen en de struiken, het vermiljoen van de Japanse kweeën, het lilarood van de ribes, de weelde van de roze appelbloesems sluiten ons af van de mensen of van wat dan ook. Niets beweegt, en we zouden ook geen enkel door mensen voortgebracht geluid kunnen dulden. We liggen als op pas geboren land. Natuurlijk is het huis daar ooit door mensenhanden gebouwd, maar dat lijkt niet zo. Het is alsof het vanzelf is opgerezen uit de aarde, uit de met veel zand en humus vermengde vruchtbare klei. En het gefladder van de vogels en het vederlichte, onhoorbare lopen van de katten om ons heen,, dat komt toch rechtstreeks uit de hand van God? Ilse is in slaap gevallen. Haar gezicht is stil als een bloem. Wat zijn slapende vrouwen mooi. Zij vertoeven in oeroude dromen van een man die hen beveiligt en bemint.
Mei 1991
Vanmiddag:
We liggen voor de eerste keer dit jaar samen naast elkaar in de zon, met onze rug in het nog zachte, verende gras. De bomen en de struiken, het vermiljoen van de Japanse kweeën, het lilarood van de ribes, de weelde van de roze appelbloesems sluiten ons af van de mensen of van wat dan ook. Niets beweegt, en we zouden ook geen enkel door mensen voortgebracht geluid kunnen dulden. We liggen als op pas geboren land. Natuurlijk is het huis daar ooit door mensenhanden gebouwd, maar dat lijkt niet zo. Het is alsof het vanzelf is opgerezen uit de aarde, uit de met veel zand en humus vermengde vruchtbare klei. En het gefladder van de vogels en het vederlichte, onhoorbare lopen van de katten om ons heen,, dat komt toch rechtstreeks uit de hand van God? Ilse is in slaap gevallen. Haar gezicht is stil als een bloem. Wat zijn slapende vrouwen mooi. Zij vertoeven in oeroude dromen van een man die hen beveiligt en bemint.
maandag 14 mei 2018
Klaartje de Zwarte-Walvisch -- 15 mei 1943
• Klaartje de Zwarte-Walvisch (1911-1943) werd begin 1943 gevangen gezet in kamp Vught. Later werd ze overgebracht naar Westerbork , en ten slotte omgebracht in Sobibor. Van de eerste maanden van haar gevangenschap hield ze een dagboek bij.
Zat. 15 mei
Dag van de capitulatie. Dag van bittere rouw. Gisteren heb ik niet kunnen schrijven, omdat er weer te veel ellendigs gebeurd is. Elke dag gebeuren et ellendige dingen. Nooit eens wat goeds. Een paar dagen geleden ontbraken er in het Haftlingekamp twee mannen op het appel. Het hele kamp werd doorzocht en eindelijk werden ze gevonden in het Jodenlager. Ze waren zo oververmoeid dat ze in het magazijn in slaap gevallen en zodoende door de tijd heen waren geslapen. Deze mensen hebben zo een ongenadig pak slaag gekregen, dat het degenen die het gezien hebben nog lang zal heugen. Met de vuist zijn ze in het gezicht geslagen. Als er ooit eens een dag van vergelding komt, op hoe een manier moet die dan plaatsvinden? Elke dag worden we opnieuw gesard en komen er nieuwe reglementen.
Om vier uur moeten we opstaan en om kwart over vijf op appel zijn. De mannen stonden gisteravond van zes uur tot half elf op appel. Is het niet om radeloos te worden? En s morgens moesten ze weer vroeg aantreden. Elke dag moeten ze minstens anderhalf of twee uur staan. En als ze niet netjes staan, vallen er harde klappen! Er is een nieuw transport voor de Moerdijk uitgezocht. Maandag zullen ze vertrekken. Er gebeuren rare dingen in het kamp. Soms onverwacht midden op de dag moeten we plotseling aantreden. Het gebeurt dan wel dat we weer vergeten worden en dan treden we maar vanzelf weer af.
Vanmorgen moesten alle barakleidsters op de Kommandantur komen. Ze kregen alle een waarschuwing dat de barakken netter verzorgd moesten worden. Ze spreken van hygiëne. Met onze badhanddoeken weten we ons geen raad. Ons bed is linnenkast, provisiekast, klerenkast en weet ik veel wat nog meer. Hebben we iets nodig, dan moeten we het uit ons bed halen. Zelfs schoenen bewaren we in bed. Een paar dagen geleden kwam er plotseling een bevel dat bijna al onze kleren ingeleverd moeten worden. Alle winterjassen. Of we ze ooit terugzien, weten we niet. Elk van ons mag drie stel ondergoed hebben. Het duurt nota bene drie weken eer we de schone was terugkrijgen. We storen ons er niet aan en hebben zoveel als mogelijk is achtergehouden. Als ze ons snappen, hangen we allemaal. Maar bang zijn we niet meer. Ze kunnen ons alleen nog maar blij maken. Wat hebben we nog te verwachten? Op het ogenblik zijn de maatregelen ontzettend streng. Staat een man met zijn vrouw te spreken, en hij wordt betrapt, dan wordt hij voor straf naar de Moerdijk gestuurd. Daar wordt een militair object gemaakt.
Zat. 15 mei
Dag van de capitulatie. Dag van bittere rouw. Gisteren heb ik niet kunnen schrijven, omdat er weer te veel ellendigs gebeurd is. Elke dag gebeuren et ellendige dingen. Nooit eens wat goeds. Een paar dagen geleden ontbraken er in het Haftlingekamp twee mannen op het appel. Het hele kamp werd doorzocht en eindelijk werden ze gevonden in het Jodenlager. Ze waren zo oververmoeid dat ze in het magazijn in slaap gevallen en zodoende door de tijd heen waren geslapen. Deze mensen hebben zo een ongenadig pak slaag gekregen, dat het degenen die het gezien hebben nog lang zal heugen. Met de vuist zijn ze in het gezicht geslagen. Als er ooit eens een dag van vergelding komt, op hoe een manier moet die dan plaatsvinden? Elke dag worden we opnieuw gesard en komen er nieuwe reglementen.
Om vier uur moeten we opstaan en om kwart over vijf op appel zijn. De mannen stonden gisteravond van zes uur tot half elf op appel. Is het niet om radeloos te worden? En s morgens moesten ze weer vroeg aantreden. Elke dag moeten ze minstens anderhalf of twee uur staan. En als ze niet netjes staan, vallen er harde klappen! Er is een nieuw transport voor de Moerdijk uitgezocht. Maandag zullen ze vertrekken. Er gebeuren rare dingen in het kamp. Soms onverwacht midden op de dag moeten we plotseling aantreden. Het gebeurt dan wel dat we weer vergeten worden en dan treden we maar vanzelf weer af.
Vanmorgen moesten alle barakleidsters op de Kommandantur komen. Ze kregen alle een waarschuwing dat de barakken netter verzorgd moesten worden. Ze spreken van hygiëne. Met onze badhanddoeken weten we ons geen raad. Ons bed is linnenkast, provisiekast, klerenkast en weet ik veel wat nog meer. Hebben we iets nodig, dan moeten we het uit ons bed halen. Zelfs schoenen bewaren we in bed. Een paar dagen geleden kwam er plotseling een bevel dat bijna al onze kleren ingeleverd moeten worden. Alle winterjassen. Of we ze ooit terugzien, weten we niet. Elk van ons mag drie stel ondergoed hebben. Het duurt nota bene drie weken eer we de schone was terugkrijgen. We storen ons er niet aan en hebben zoveel als mogelijk is achtergehouden. Als ze ons snappen, hangen we allemaal. Maar bang zijn we niet meer. Ze kunnen ons alleen nog maar blij maken. Wat hebben we nog te verwachten? Op het ogenblik zijn de maatregelen ontzettend streng. Staat een man met zijn vrouw te spreken, en hij wordt betrapt, dan wordt hij voor straf naar de Moerdijk gestuurd. Daar wordt een militair object gemaakt.
zondag 13 mei 2018
Gerard Bilders -- 14 mei 1860
• Gerard Bilders (1838-1865) was een Nederlandse schilder. Zijn brieven en dagboek zijn te lezen bij de dbnl.
14 Mei.
- Nieuwe vriendschap is eene schoone zaak. Men kan zich aan een nieuwen vriend nog geheel geven als iets nieuws; men heeft nog zoovele verborgene hoedanigheden te laten zien, zoovele denkbeelden bloot te leggen; al wat men aan anderen niet meer kan zeggen zonder in vervelende herhalingen te vervallen, kan men met succes aan een nieuwen vriend kwijt raken. En juist omdat iedereen zoo gaarne wat moois van zichzelven laat zien, zoo gaarne over zichzelven praat en zijne meeningen aan den man brengt, is een nieuw vriend een heerlijke bak om al dien prulleboel in uit te gooijen. Dat alles is wederkeerig; beide vrienden zijn in hetzelfde geval. Maar dit neemt een einde, en weldra heeft men elkander uitgeput; men wil op denzelfden voet doorgaan, doch het lukt niet. De een gaapt bij het verhaal van den ander en de ander vindt op zijne beurt de meening van den een volstrekt niet gelijk aan de zijne. Nu komt er een klein verschil, een woord van misverstand, en wat men van een ouden kennis gewillig zou verdragen vindt men brutaal, grof, onbeleefd in een nieuwen vriend en ils sont passés ces jours de fête!
Ik weet niet wat het moet beduiden, dat ik zoo flaneer en zoo knoei. Herinneringen uit verledene tijden zijn weêrgekomen en niet te verdrijven. De zomer nadert, het weêr heldert op, de bladeren der boomen groenen en alles baadt zich in licht. Het beeld van het lieve meisje staat mij gestadig voor den geest; zij spreekt zoete woorden, ze fluistert van liefde en lust, en maakt mij dol en wanhopend. Doch daar binnen in de duistere kamer staat mijne schilderij, zoo blaauw, zoo dof en zoo treurig, en lokt en smeekt te vergeefs. En de andere, de donkere, bruine roept met ingeschotene stem om laving en zalving; ze verleidt mij, en ik voed ze met eiwit.
Terugkomst en landerigheid! en geen wonder! Mislukte reizen zijn afschuwelijke ongelukken en hebben naweeën. Zwitserland! neen, ik geloof, dat het eene hemelsche dwaasheid zou wezen, er heen te gaan. Pleiziertogtjes komen tegenwoordig niet te pas, en eene ware studiereis zou het denkelijk niet zijn.
Ik gevoel mij, ik weet niet hoe, precies alsof ik nergens op de gansche wereld een home heb. Het lijkt mij alsof ik overal maar half te huis ben. 't Is iets gruwelijk onhuiselijks.
Mijn hemel! laat ik toch eindigen met mijn vervelend gekrabbel, zonder zin, kop noch staart; ik weet zelf niet wat het is. Ik mogt mij begraven in ik weet niet wat van landerigheid.
14 Mei.
- Nieuwe vriendschap is eene schoone zaak. Men kan zich aan een nieuwen vriend nog geheel geven als iets nieuws; men heeft nog zoovele verborgene hoedanigheden te laten zien, zoovele denkbeelden bloot te leggen; al wat men aan anderen niet meer kan zeggen zonder in vervelende herhalingen te vervallen, kan men met succes aan een nieuwen vriend kwijt raken. En juist omdat iedereen zoo gaarne wat moois van zichzelven laat zien, zoo gaarne over zichzelven praat en zijne meeningen aan den man brengt, is een nieuw vriend een heerlijke bak om al dien prulleboel in uit te gooijen. Dat alles is wederkeerig; beide vrienden zijn in hetzelfde geval. Maar dit neemt een einde, en weldra heeft men elkander uitgeput; men wil op denzelfden voet doorgaan, doch het lukt niet. De een gaapt bij het verhaal van den ander en de ander vindt op zijne beurt de meening van den een volstrekt niet gelijk aan de zijne. Nu komt er een klein verschil, een woord van misverstand, en wat men van een ouden kennis gewillig zou verdragen vindt men brutaal, grof, onbeleefd in een nieuwen vriend en ils sont passés ces jours de fête!
Ik weet niet wat het moet beduiden, dat ik zoo flaneer en zoo knoei. Herinneringen uit verledene tijden zijn weêrgekomen en niet te verdrijven. De zomer nadert, het weêr heldert op, de bladeren der boomen groenen en alles baadt zich in licht. Het beeld van het lieve meisje staat mij gestadig voor den geest; zij spreekt zoete woorden, ze fluistert van liefde en lust, en maakt mij dol en wanhopend. Doch daar binnen in de duistere kamer staat mijne schilderij, zoo blaauw, zoo dof en zoo treurig, en lokt en smeekt te vergeefs. En de andere, de donkere, bruine roept met ingeschotene stem om laving en zalving; ze verleidt mij, en ik voed ze met eiwit.
Terugkomst en landerigheid! en geen wonder! Mislukte reizen zijn afschuwelijke ongelukken en hebben naweeën. Zwitserland! neen, ik geloof, dat het eene hemelsche dwaasheid zou wezen, er heen te gaan. Pleiziertogtjes komen tegenwoordig niet te pas, en eene ware studiereis zou het denkelijk niet zijn.
Ik gevoel mij, ik weet niet hoe, precies alsof ik nergens op de gansche wereld een home heb. Het lijkt mij alsof ik overal maar half te huis ben. 't Is iets gruwelijk onhuiselijks.
Mijn hemel! laat ik toch eindigen met mijn vervelend gekrabbel, zonder zin, kop noch staart; ik weet zelf niet wat het is. Ik mogt mij begraven in ik weet niet wat van landerigheid.
A. Vink -- 13 mei 1940
• Dagboek van sergeant A. Vink, groepscommandant bij 1e sectie 1-II-8 R.I. Na de capitulatie van het Nederlandse leger werd hij als krijgsgevangene enige tijd in Duitsland tewerkgesteld.
Maandag 13 Mei 1940 Tweede Pinksterdag. Bij het aanbreken van de dag konden we het voorterrein weer overzien. We waren nu bijzonder op onze hoede, daar we elk ogenblik iets verwachten konden.
In het voorterrein konden we niets ontdekken. Wel meenden we rechts van ons op grote afstand op de Grebbeberg iets te zien bewegen. Zekerheid hadden we echter niet. Omstreeks half acht ontdekten we de groep van Nijlunsing. Nog een ogenblik haalden we de mitrailleur uit het mitrailleurnest en plaatsten deze achter bij de uitgang, waar we een enkel schot losten. Het bleek evenwel, dat we geheel zaten ingesloten en tegenstand dus volkomen nutteloos zou zijn.
Na overleg met enkele anderen deelde ik mede dat we ons over zouden geven. Inmiddels werd door enkele geweerschutters die ik niet direct bereiken kon nog gevuurd. Ik bond mijn zakdoek aan mijn bajonet en stak mijn geweer omhoog. Daarna wachtte ik in het mitrailleurnest het verdere verloop af. Het duurde nog enige tijd voor de Duitsers bij ons waren. Ongeveer acht uur waren zij onze stelling genaderd en wierpen een handgranaat naar binnen. Door de luchtdruk woei mijn haar onder mijn helm vandaan. Ik zag een vuurstraal en wist zelf niet of ik door scherven in mijn gezicht geraakt was of niet. Ik voelde met mijn handen aan mijn gezicht en merkte dat ik ongedeerd was. Ook de anderen waren niet getroffen. Voorzien van een witte zakdoek die ik voor me uithield, verliet ik de stelling, waarna de anderen mij volgden.
Tijdens de overgave werden Berendsen D.J. (later toegevoegd: is invalide, mist rechtervoet) en een soldaat van de Pag door een schot gewond. Of zij hieraan overleden zijn weet ik niet met zekerheid. Korporaal Kok werd aan de hand gewond. Bij de uitgang stond een Duitser met het geweer in de aanslag. Niet licht zal ik vergeten het duivelse gezicht dat ik toen voor mij zag. Er lag niets menselijks meer in. We moesten direct onze uitrusting afdoen en werden met de handen omhoog en met achterlating van alles opgejaagd. Zo maakten we kennis met de Duitse stoottroepen, SS-mannen en soldaten van het z.g. doodskoppenregiment, mensen die voor niets terugdeinzen en voor wie het leven geen waarde meer heeft als het gaat om de overwinning van het Duitse Rijk. Ze gingen vreselijk tekeer en schreeuwden terwijl ze hun geweer op ons gericht hielden. D'raus, d'raus, laufen, laufen, schnell, schnell, hop, hop, hop. Hände hoch. Een dergelijke wijze van oorlogvoeren hadden wij Hollanders die nog nooit een oorlog hadden meegemaakt ons niet voorgesteld. We kwamen terecht op de deel van boer Willemse, waar ook de mannen uit de commandopost waaronder Luitenant Emous, sergeant Wenting alsmede de groepen van Helmens en Nijlunsing zich bevonden. We moesten erbij gaan staan met de handen omhoog. Dr. Bakema was bezig de verschillende gewonden die waren binnengebracht te helpen. Direct werden door de Duitsers maatregelen genomen, de gewonden van beide zijden op te halen van het slagveld. Ik zelf moest met enkele anderen een gewonde Duitser uit de stelling van Helmens halen. Op een loopgraafrooster brachten we hem in looppas naar de deel vanwaar de gewonden met een mitrailleurkar, waarop een bos stro, werden weggevoerd. Tijdens deze werkzaamheden ging het mitrailleurvuur van de Grebbeberg steeds door. In onze omgeving zagen we nog een brandende boerderij. Vervolgens werden we naar Heimerstein gebracht, waar we op een open grasveld, vóór het huis in twee rijen achter elkaar moesten gaan liggen, met het gezicht naar de Heimersteinse laan.
De kogels floten ons om de oren, zodat we ons niet op konden richten. De Duitsers dekten zich achter de bomen. Hier lagen we geruime tijd. Daar we recht voor de Heimersteinse laan lagen vreesden we een ogenblik, dat de Duitsers ons als dekking zouden gebruiken om achter ons op te rukken. Gelukkig was dit niet het geval en gingen we na geruime tijd daar gelegen te hebben via de Grebbesluis waar inmiddels een noodbrug gelegd was, de weg op naar Wageningen [Rijksstraatweg]. Vóór we op Heimerstein aankwamen, waren we gefouilleerd. Sommigen die een nog goede broek aanhadden, moesten deze verwisselen voor een versleten Duitse broek. Ook beenkappen werden ingepikt. Ter Beek, die een overjas aanhad, werd van zijn broek beroofd en in zijn onderbroek doorgestuurd. Onderweg van de Grebbe naar Wageningen moesten we steeds met de handen omhoog lopen. Duitse soldaten langs de weg en vanuit ons tegen komende auto's riepen ons telkens toe: "Hände hoch". Sommigen richtten hierbij het geweer op ons. Met het opsteken der handen tot schouderhoogte werd geen genoegen genomen. Dit was zeer vermoeiend.
Halverwege de weg naar Wageningen kwamen we bij een opgeblazen duiker waar een Duitse pantserauto was vastgelopen. We moesten deze auto weer op de weg brengen, alsmede een over de kop geslagen personenauto recht zetten. Daarna moesten we een hospitaalwagen uit het gat trekken en het gat opvullen met stenen. Terwijl we hiermede bezig waren kwam er een volgend transport gevangenen aan, waarbij Ds. van Exel en hulpaalmoezenier Joosten. Juist op dit moment vielen er granaten van Hollandse zijde op de weg, zodat we in allerijl vluchten moesten. Ds. van Exel werd door een granaatscherf gewond aan de voet en moest verder gedragen worden tot een verderop gelegen hulpverbandplaats ["Noda" bij kmp 0.9] van de Duitsers. De soldaten die hem droegen konden ons echter niet bijhouden en riepen om versterking. Ik besloot te helpen en bleef achter. De ons begeleidende Duitser begreep dit echter verkeerd en dacht zeker dat ik niet mee kon komen. Hij riep "Mantel ausziehen" en beduidde mij dat ik mijn overjas moest uittrekken. Ik voldeed hieraan en nam mijn jas over de arm. Dit was echter niet de bedoeling, want hij riep toen: "Wegwerfen". Toen wierp ik mijn jas noodgedwongen langs de kant van de weg. Eerst later ontdekte ik dat ik nu tevens mijn Bijbel en mijn veldmuts kwijt was.
Intussen holden we verder, ons nu en dan dekkend langs de glooiing van de weg tot we buiten de gevaarlijke zône waren. Daarna gingen we weer in snel marstempo verder naar Wageningen. Gelukkig werd nu niet meer zo nauwlettend toegezien of we wel de handen goed hoog hielden. Wageningen was een vreselijk gezicht. In de Hoogstraat waren vrijwel alle huizen (meest winkels) door de Hollandse artillerie stuk geschoten. De kerktoren was blijven staan. Daar de Hoogstraat grotendeels door puin versperd was, moesten we een heel stuk omlopen. Vóór hotel "De Wageningse Berg" [het Duitse hoofdkwartier] moesten we halt houden en op een grasveld gaan zitten. Er waren ook reeds andere krijgsgevangenen. We werden nu door andere bewakers overgenomen, die belangstellend naar van alles en nog wat informeerden, vooral wat betreft de rangen en onderscheidingstekens.
De mening der Duitsers was: "Die Holländer sind dumm gewesen, da sie die Deutschen nicht ohne Widerstand durchgelassen haben." We kregen nu ook water en kwamen door de rust weer wat op ons verhaal. Telkens kwamen er autobussen, die een transport gevangenen meevoerden. Nieuwe transporten gevangenen kwamen telkens nog aan.
Tegen een uur of vier (Hollandse tijd) kwamen er een groot aantal transportauto's. Hier werden het restant krijgsgevangenen opgeladen en ging het naar Arnhem. De tussengelegen plaatsen bleken niets van de oorlog geleden te hebben. Alleen in Oosterbeek was het viaduct opgeblazen en waren enkele spoorwagons van de spoordijk naar beneden gestort. In Arnhem stonden de bewoners langs de weg. Velen juichten ons toe om onze behouden terugkeer. Was dit enerzijds een blijk van meeleven, anderzijds voelde je te sterker de tegenstelling dat je als overwonnene naar Arnhem gebracht werd.
Het ging nu regelrecht naar de zo bekende Menno van Coehoornkazerne waar ik mijn gehele diensttijd had doorgebracht. Aan de achterzijde hielden de auto's stil. We werden ondergebracht in het nieuwe gebouw op de "bovenbult". Aan het hek stonden vele Arnhemmers die informeerden naar familieleden. Vele lotgenoten, waaronder veel Arnhemmers, kregen hier gelegenheid hun familieleden te ontmoeten en zich tevens van het allernodigste en wat eetwaren te voorzien. Van sergeant Smaak kreeg ik enkele boterhammen, die ons na dat ik de gehele dag niets gegeten had bijzonder goed smaakten. Een zakdoek, die hij me leende, heeft me in de komende weken heel wat gemak verschaft. Behalve voor het eigenlijke doel heb ik hem o.a. benut als handdoek en theedoek. Zelfs heb ik er een keer (na "grondige" reiniging) mijn brood in gepakt. Van Duitse zijde kregen we die nacht niets te eten. Het was intussen al tamelijk laat geworden, daar we nu met Duitse tijd moesten rekenen en nu dus één uur en veertig minuten oversloegen. (De Hollandse zomertijd was nog niet ingevoerd). We sliepen die nacht in een kamer waar lege kribben stonden, zodat we ons maar op de houten planken neervlijden. In de loop van de nacht werd een deel der gevangenen met auto's weggevoerd.
Maandag 13 Mei 1940 Tweede Pinksterdag. Bij het aanbreken van de dag konden we het voorterrein weer overzien. We waren nu bijzonder op onze hoede, daar we elk ogenblik iets verwachten konden.
In het voorterrein konden we niets ontdekken. Wel meenden we rechts van ons op grote afstand op de Grebbeberg iets te zien bewegen. Zekerheid hadden we echter niet. Omstreeks half acht ontdekten we de groep van Nijlunsing. Nog een ogenblik haalden we de mitrailleur uit het mitrailleurnest en plaatsten deze achter bij de uitgang, waar we een enkel schot losten. Het bleek evenwel, dat we geheel zaten ingesloten en tegenstand dus volkomen nutteloos zou zijn.
Na overleg met enkele anderen deelde ik mede dat we ons over zouden geven. Inmiddels werd door enkele geweerschutters die ik niet direct bereiken kon nog gevuurd. Ik bond mijn zakdoek aan mijn bajonet en stak mijn geweer omhoog. Daarna wachtte ik in het mitrailleurnest het verdere verloop af. Het duurde nog enige tijd voor de Duitsers bij ons waren. Ongeveer acht uur waren zij onze stelling genaderd en wierpen een handgranaat naar binnen. Door de luchtdruk woei mijn haar onder mijn helm vandaan. Ik zag een vuurstraal en wist zelf niet of ik door scherven in mijn gezicht geraakt was of niet. Ik voelde met mijn handen aan mijn gezicht en merkte dat ik ongedeerd was. Ook de anderen waren niet getroffen. Voorzien van een witte zakdoek die ik voor me uithield, verliet ik de stelling, waarna de anderen mij volgden.
Tijdens de overgave werden Berendsen D.J. (later toegevoegd: is invalide, mist rechtervoet) en een soldaat van de Pag door een schot gewond. Of zij hieraan overleden zijn weet ik niet met zekerheid. Korporaal Kok werd aan de hand gewond. Bij de uitgang stond een Duitser met het geweer in de aanslag. Niet licht zal ik vergeten het duivelse gezicht dat ik toen voor mij zag. Er lag niets menselijks meer in. We moesten direct onze uitrusting afdoen en werden met de handen omhoog en met achterlating van alles opgejaagd. Zo maakten we kennis met de Duitse stoottroepen, SS-mannen en soldaten van het z.g. doodskoppenregiment, mensen die voor niets terugdeinzen en voor wie het leven geen waarde meer heeft als het gaat om de overwinning van het Duitse Rijk. Ze gingen vreselijk tekeer en schreeuwden terwijl ze hun geweer op ons gericht hielden. D'raus, d'raus, laufen, laufen, schnell, schnell, hop, hop, hop. Hände hoch. Een dergelijke wijze van oorlogvoeren hadden wij Hollanders die nog nooit een oorlog hadden meegemaakt ons niet voorgesteld. We kwamen terecht op de deel van boer Willemse, waar ook de mannen uit de commandopost waaronder Luitenant Emous, sergeant Wenting alsmede de groepen van Helmens en Nijlunsing zich bevonden. We moesten erbij gaan staan met de handen omhoog. Dr. Bakema was bezig de verschillende gewonden die waren binnengebracht te helpen. Direct werden door de Duitsers maatregelen genomen, de gewonden van beide zijden op te halen van het slagveld. Ik zelf moest met enkele anderen een gewonde Duitser uit de stelling van Helmens halen. Op een loopgraafrooster brachten we hem in looppas naar de deel vanwaar de gewonden met een mitrailleurkar, waarop een bos stro, werden weggevoerd. Tijdens deze werkzaamheden ging het mitrailleurvuur van de Grebbeberg steeds door. In onze omgeving zagen we nog een brandende boerderij. Vervolgens werden we naar Heimerstein gebracht, waar we op een open grasveld, vóór het huis in twee rijen achter elkaar moesten gaan liggen, met het gezicht naar de Heimersteinse laan.
De kogels floten ons om de oren, zodat we ons niet op konden richten. De Duitsers dekten zich achter de bomen. Hier lagen we geruime tijd. Daar we recht voor de Heimersteinse laan lagen vreesden we een ogenblik, dat de Duitsers ons als dekking zouden gebruiken om achter ons op te rukken. Gelukkig was dit niet het geval en gingen we na geruime tijd daar gelegen te hebben via de Grebbesluis waar inmiddels een noodbrug gelegd was, de weg op naar Wageningen [Rijksstraatweg]. Vóór we op Heimerstein aankwamen, waren we gefouilleerd. Sommigen die een nog goede broek aanhadden, moesten deze verwisselen voor een versleten Duitse broek. Ook beenkappen werden ingepikt. Ter Beek, die een overjas aanhad, werd van zijn broek beroofd en in zijn onderbroek doorgestuurd. Onderweg van de Grebbe naar Wageningen moesten we steeds met de handen omhoog lopen. Duitse soldaten langs de weg en vanuit ons tegen komende auto's riepen ons telkens toe: "Hände hoch". Sommigen richtten hierbij het geweer op ons. Met het opsteken der handen tot schouderhoogte werd geen genoegen genomen. Dit was zeer vermoeiend.
Halverwege de weg naar Wageningen kwamen we bij een opgeblazen duiker waar een Duitse pantserauto was vastgelopen. We moesten deze auto weer op de weg brengen, alsmede een over de kop geslagen personenauto recht zetten. Daarna moesten we een hospitaalwagen uit het gat trekken en het gat opvullen met stenen. Terwijl we hiermede bezig waren kwam er een volgend transport gevangenen aan, waarbij Ds. van Exel en hulpaalmoezenier Joosten. Juist op dit moment vielen er granaten van Hollandse zijde op de weg, zodat we in allerijl vluchten moesten. Ds. van Exel werd door een granaatscherf gewond aan de voet en moest verder gedragen worden tot een verderop gelegen hulpverbandplaats ["Noda" bij kmp 0.9] van de Duitsers. De soldaten die hem droegen konden ons echter niet bijhouden en riepen om versterking. Ik besloot te helpen en bleef achter. De ons begeleidende Duitser begreep dit echter verkeerd en dacht zeker dat ik niet mee kon komen. Hij riep "Mantel ausziehen" en beduidde mij dat ik mijn overjas moest uittrekken. Ik voldeed hieraan en nam mijn jas over de arm. Dit was echter niet de bedoeling, want hij riep toen: "Wegwerfen". Toen wierp ik mijn jas noodgedwongen langs de kant van de weg. Eerst later ontdekte ik dat ik nu tevens mijn Bijbel en mijn veldmuts kwijt was.
Intussen holden we verder, ons nu en dan dekkend langs de glooiing van de weg tot we buiten de gevaarlijke zône waren. Daarna gingen we weer in snel marstempo verder naar Wageningen. Gelukkig werd nu niet meer zo nauwlettend toegezien of we wel de handen goed hoog hielden. Wageningen was een vreselijk gezicht. In de Hoogstraat waren vrijwel alle huizen (meest winkels) door de Hollandse artillerie stuk geschoten. De kerktoren was blijven staan. Daar de Hoogstraat grotendeels door puin versperd was, moesten we een heel stuk omlopen. Vóór hotel "De Wageningse Berg" [het Duitse hoofdkwartier] moesten we halt houden en op een grasveld gaan zitten. Er waren ook reeds andere krijgsgevangenen. We werden nu door andere bewakers overgenomen, die belangstellend naar van alles en nog wat informeerden, vooral wat betreft de rangen en onderscheidingstekens.
De mening der Duitsers was: "Die Holländer sind dumm gewesen, da sie die Deutschen nicht ohne Widerstand durchgelassen haben." We kregen nu ook water en kwamen door de rust weer wat op ons verhaal. Telkens kwamen er autobussen, die een transport gevangenen meevoerden. Nieuwe transporten gevangenen kwamen telkens nog aan.
Tegen een uur of vier (Hollandse tijd) kwamen er een groot aantal transportauto's. Hier werden het restant krijgsgevangenen opgeladen en ging het naar Arnhem. De tussengelegen plaatsen bleken niets van de oorlog geleden te hebben. Alleen in Oosterbeek was het viaduct opgeblazen en waren enkele spoorwagons van de spoordijk naar beneden gestort. In Arnhem stonden de bewoners langs de weg. Velen juichten ons toe om onze behouden terugkeer. Was dit enerzijds een blijk van meeleven, anderzijds voelde je te sterker de tegenstelling dat je als overwonnene naar Arnhem gebracht werd.
Het ging nu regelrecht naar de zo bekende Menno van Coehoornkazerne waar ik mijn gehele diensttijd had doorgebracht. Aan de achterzijde hielden de auto's stil. We werden ondergebracht in het nieuwe gebouw op de "bovenbult". Aan het hek stonden vele Arnhemmers die informeerden naar familieleden. Vele lotgenoten, waaronder veel Arnhemmers, kregen hier gelegenheid hun familieleden te ontmoeten en zich tevens van het allernodigste en wat eetwaren te voorzien. Van sergeant Smaak kreeg ik enkele boterhammen, die ons na dat ik de gehele dag niets gegeten had bijzonder goed smaakten. Een zakdoek, die hij me leende, heeft me in de komende weken heel wat gemak verschaft. Behalve voor het eigenlijke doel heb ik hem o.a. benut als handdoek en theedoek. Zelfs heb ik er een keer (na "grondige" reiniging) mijn brood in gepakt. Van Duitse zijde kregen we die nacht niets te eten. Het was intussen al tamelijk laat geworden, daar we nu met Duitse tijd moesten rekenen en nu dus één uur en veertig minuten oversloegen. (De Hollandse zomertijd was nog niet ingevoerd). We sliepen die nacht in een kamer waar lege kribben stonden, zodat we ons maar op de houten planken neervlijden. In de loop van de nacht werd een deel der gevangenen met auto's weggevoerd.
Constantijn Huygens jr. -- 12 mei 1694
• Constantijn Huygens jr. (1628-1697) was een Nederlandse staatsman. Hij was daarnaast bekend om zijn werk aan wetenschappelijke instrumenten en als kroniekschrijver van zijn tijd.
Waarom hij de vrouwe Van Zuylestein steeds chocola zond, wordt niet duidelijk.
9 Sond.
[...] De vr. v. Zuylestein versocht van mij choccolate.[...]
10 Maend.
[...] Sondt smergens choccolate tot de vr. v. Zuylestein.
11 Dynsd.
[...] Sond choccolate aen̅ vr. v. Zuylestein.
12 Woensd.
Smerg. weder choccolate aen̅ vr. van Zuylestein, die naermidd. gingh besoecken.
De windt als voren en contrarie.
Een dief, die eenighe dagen in het Posthuys, daer ick logeerde, mede gelogeert hadde, hadde sich soo gemeen met de vrouw en̅ met de nicht, die sij in haer mans absentie in huys genomen had, gemaeckt, dat hij de sleutel van een camertje, daer sij haer geldt leyde, had weten te krijgen, en̅ een kasje open brekende, 40 a 50 pond in goudt van haer gestolen had, en̅ daermede was henen gegaen, sonder dat sij hem tot desen dagh toe had konnen doen achterhalen. Maer desen dagh quam hij wederom, en̅ wierd hier in huys vast gehouden en voorts gevangen geset.
Sond Wiljet smergens aen 't Jacht, om 't een en̅ 't ander te halen.
Men seyde, dat noch een Graef, of soo wat, een ordre op ons Jacht gekregen had, behalven een deel Joden, die de Capn self daerop plaets gegeven had.
Waarom hij de vrouwe Van Zuylestein steeds chocola zond, wordt niet duidelijk.
9 Sond.
[...] De vr. v. Zuylestein versocht van mij choccolate.[...]
10 Maend.
[...] Sondt smergens choccolate tot de vr. v. Zuylestein.
11 Dynsd.
[...] Sond choccolate aen̅ vr. v. Zuylestein.
12 Woensd.
Smerg. weder choccolate aen̅ vr. van Zuylestein, die naermidd. gingh besoecken.
De windt als voren en contrarie.
Een dief, die eenighe dagen in het Posthuys, daer ick logeerde, mede gelogeert hadde, hadde sich soo gemeen met de vrouw en̅ met de nicht, die sij in haer mans absentie in huys genomen had, gemaeckt, dat hij de sleutel van een camertje, daer sij haer geldt leyde, had weten te krijgen, en̅ een kasje open brekende, 40 a 50 pond in goudt van haer gestolen had, en̅ daermede was henen gegaen, sonder dat sij hem tot desen dagh toe had konnen doen achterhalen. Maer desen dagh quam hij wederom, en̅ wierd hier in huys vast gehouden en voorts gevangen geset.
Sond Wiljet smergens aen 't Jacht, om 't een en̅ 't ander te halen.
Men seyde, dat noch een Graef, of soo wat, een ordre op ons Jacht gekregen had, behalven een deel Joden, die de Capn self daerop plaets gegeven had.
vrijdag 11 mei 2018
Clarice Lispector -- 11 mei 1968
• Clarice Lispector (1920–1977) was een Braziliaanse schrijfster en journaliste. Uit: De ontdekking van de wereld (vertaling: Harrie Lemmens).
11 mei
LIEFDESVERKLARING
Dit is een liefdesverklaring: ik houd van de Portugese taal. Geen gemakkelijke taal. Geen soepele taal. En omdat hij niet diepgaand bewerkt werd door het denken, neigt hij ertoe geen subtiele onderscheiden te maken en soms te reageren als een ware schop tegen het been van iemand die het in zijn roekeloosheid aandurft hem te veranderen in een taal van gevoel en aandacht. En van liefde. De Portugese taal is een uitdaging voor iemand die schrijft. Vooral voor iemand die in zijn schrijven het eerste laagje van de dingen en mensen afhaalt.
Soms steigert hij voor een wat ingewikkelder gedachte. Soms schrikt hij voor de grilligheid van een zin. Ik houd ervan hem te mennen - zoals ik graag paard zou rijden en het paard sturen met de teugels, soms langzaam, soms in galop.
Ik zou willen dat de Portugese taal in mijn handen zijn hoogtepunt zou bereiken. Die wens heeft iedereen die schrijft. Luis de Camöes* en anderen zoals hij volstonden niet om ons de erfenis van een definitief afgeronde taal te geven. Wij schrijvers maken allemaal van het graf van het denken iets wat die taal leven geeft.
Die moeilijkheden hebben we, maar ik heb het nog niet gehad over hoe geweldig het is een taal te gebruiken die nog niet helemaal af is. Wat ik als erfenis heb gekregen vind ik niet genoeg.
Als ik stom zou zijn en niet kon schrijven, en ze zouden me vragen tot welke taal ik wilde behoren, zou ik antwoorden: het Engels, want dat is exact en mooi. Maar aangezien ik niet stom geboren ben en kan schrijven, werd het voor mij volstrekt duidelijk dat ik echt in het Portugees wil schrijven. Ik had zelfs het liefst gehad dat ik nooit andere talen had geleerd: alleen maar opdat mijn benadering van het Portugees ongerept en zuiver zou zijn.
* Luis Vaz de Camöes (1524-1580), Portugals grootste dichter, schrijver van het klassieke epos over Vasco da Gama Os Lusiadas.
11 mei
LIEFDESVERKLARING
Dit is een liefdesverklaring: ik houd van de Portugese taal. Geen gemakkelijke taal. Geen soepele taal. En omdat hij niet diepgaand bewerkt werd door het denken, neigt hij ertoe geen subtiele onderscheiden te maken en soms te reageren als een ware schop tegen het been van iemand die het in zijn roekeloosheid aandurft hem te veranderen in een taal van gevoel en aandacht. En van liefde. De Portugese taal is een uitdaging voor iemand die schrijft. Vooral voor iemand die in zijn schrijven het eerste laagje van de dingen en mensen afhaalt.
Soms steigert hij voor een wat ingewikkelder gedachte. Soms schrikt hij voor de grilligheid van een zin. Ik houd ervan hem te mennen - zoals ik graag paard zou rijden en het paard sturen met de teugels, soms langzaam, soms in galop.
Ik zou willen dat de Portugese taal in mijn handen zijn hoogtepunt zou bereiken. Die wens heeft iedereen die schrijft. Luis de Camöes* en anderen zoals hij volstonden niet om ons de erfenis van een definitief afgeronde taal te geven. Wij schrijvers maken allemaal van het graf van het denken iets wat die taal leven geeft.
Die moeilijkheden hebben we, maar ik heb het nog niet gehad over hoe geweldig het is een taal te gebruiken die nog niet helemaal af is. Wat ik als erfenis heb gekregen vind ik niet genoeg.
Als ik stom zou zijn en niet kon schrijven, en ze zouden me vragen tot welke taal ik wilde behoren, zou ik antwoorden: het Engels, want dat is exact en mooi. Maar aangezien ik niet stom geboren ben en kan schrijven, werd het voor mij volstrekt duidelijk dat ik echt in het Portugees wil schrijven. Ik had zelfs het liefst gehad dat ik nooit andere talen had geleerd: alleen maar opdat mijn benadering van het Portugees ongerept en zuiver zou zijn.
* Luis Vaz de Camöes (1524-1580), Portugals grootste dichter, schrijver van het klassieke epos over Vasco da Gama Os Lusiadas.
donderdag 10 mei 2018
Annie Romein-Verschoor -- 10 mei 1945
• Annie Romein-Verschoor (1895-1978) was een bekende geschiedkundige, net als haar (nog bekendere) man Jan. In Omzien in verwondering heeft ze haar herinneringen neergeschreven: “halve eeuw sociale en culturele geschiedenis van Nederland, en tegelijk een intellectueel en emotioneel zelfportret”.
[10 mei 1940]
Het waren de mooiste meidagen die we ooit gekend hebben. Het was nog niet helemaal licht die ochtend van de tiende, toen de kinderen de trap af kwamen rennen: ‘Het is begonnen! Schiphol staat in brand!’ Ik probeerde Jan, die heel vast sliep, wakker te maken; hij zei afwezig iets van ‘onzin’ en sliep door. In de vier gespannen dagen die volgden heb ik dat wegduiken in de slaap meer gezien, ook bij mezelf: ik ging ‘s avonds doodmoe, radeloos en overwakker naar bed, tuimelde het volgende ogenblik weg in een loodzware slaap, maar toch niet zo vast als Jan en de kinderen, tot wie bij open ramen de gillende sirene op de Wolkenkrabber aan de overkant niet doordrong. Ik werd dan heel vroeg in de ochtend wakker en dan was er geen slapen meer bij.
Wij gingen naar boven en staarden over de huizen heen naar de rook en de vlammen van het brandende Schiphol tegen de verblekende horizon. [...] Vier stralende voorjaarsdagen; zelfs in de Alkmaarse Hout na een regenbui hadden de lijsters nooit zo parelend gezongen als nu in de jonge lindebomen op het Victorieplein, als ik nu vanaf vier uur wakker lag, wachtend op het luchtalarm. Vier stralende voorjaarsdagen, waarin je van het: ‘wat moeten we doen, dóén’ snel afzakte naar de paniek van het: ‘wat moeten we beginnen.’
[10 mei 1940]
Het waren de mooiste meidagen die we ooit gekend hebben. Het was nog niet helemaal licht die ochtend van de tiende, toen de kinderen de trap af kwamen rennen: ‘Het is begonnen! Schiphol staat in brand!’ Ik probeerde Jan, die heel vast sliep, wakker te maken; hij zei afwezig iets van ‘onzin’ en sliep door. In de vier gespannen dagen die volgden heb ik dat wegduiken in de slaap meer gezien, ook bij mezelf: ik ging ‘s avonds doodmoe, radeloos en overwakker naar bed, tuimelde het volgende ogenblik weg in een loodzware slaap, maar toch niet zo vast als Jan en de kinderen, tot wie bij open ramen de gillende sirene op de Wolkenkrabber aan de overkant niet doordrong. Ik werd dan heel vroeg in de ochtend wakker en dan was er geen slapen meer bij.
Wij gingen naar boven en staarden over de huizen heen naar de rook en de vlammen van het brandende Schiphol tegen de verblekende horizon. [...] Vier stralende voorjaarsdagen; zelfs in de Alkmaarse Hout na een regenbui hadden de lijsters nooit zo parelend gezongen als nu in de jonge lindebomen op het Victorieplein, als ik nu vanaf vier uur wakker lag, wachtend op het luchtalarm. Vier stralende voorjaarsdagen, waarin je van het: ‘wat moeten we doen, dóén’ snel afzakte naar de paniek van het: ‘wat moeten we beginnen.’
dinsdag 8 mei 2018
Frederik van Eeden -- 9 mei 1896
• Frederik van Eeden (1860-1932) was schrijver en psychiater. Hij hield een groot deel van zijn leven een dagboek bij. In mei 1896 nam hij de zeer aan lager wal geraakte Willem Kloos in huis (zie ook onderaan).
zaterdag 2 mei
[...] De begrafenis van Gine was in het geheel niet luguber. Ik vind niets eigenlijk luguber meer. Ik heb tegen Kloos' komst** opgezien, en er slecht van gedroomd. Nu is 't weer mogelijk dat hij niet komt. En ik voel dat ik kalm, rustig, recht ga. Ik heb niet veel gewerkt de laatste dagen.
zaterdag 9 mei
Veel warmer, de laatste dagen, mooi Mei-weer. Het is nu bijna groen. De eiken beginnen. Maar droog. N.wind. ▫ Sinds gister is Kloos hier. Ik ben er zeer bezwaard onder geweest, maar nu gaat het weer. Hij zelf is zeer goed en geschikt, luistert naar allen raad, en behalve een zwakheid van zijn geheugen is zijn geest en zijn gedrag normaal. Maar ik was er onrustig over en bezwaard en sliep slecht. God geve mij sterkte. Het is maar net wat ik houden kan. Het doet hem merkbaar goed. Maar de arme Ada is er erg zenuwachtig onder.
zaterdag 16 mei
Sinds een paar dagen weer koud, vandaag grijs en grimmig, en dor, in weken geen regen. ▫ Het gaat goed met Kloos. Hij wordt veel beter en is nagenoeg normaal. Maar nu voorzie ik juist de moeielijkheden, omdat ik prikkelbaar zou kunnen worden. Martha en hij schieten goed op, maar daarin is een versterking van beider laxheid, die ik vrees.
woensdag 27 mei
N.wind, droog, stoffig. Het is maar een paar dagen zacht en stil geweest. Meestal koud, harde N.wind en droog. ▫ Eergister at B. hier, maar het ging niet goed. 23 Mei heb ik er heen gevietst en lief gewandeld, bij de offerplaats. 's Avonds gingen wij met Ada en Kloos naar Valkeveen theedrinken. Het was een mooie avond. Ada is nu weg. Ik werk weer wat aan Lioba, dat moet nu af. Het gaat met Kloos goed, ik heb geen moeite. [...]
3 juni
[...] Kloos maakt het goed. Hij verveelt me met zijn gerijmel en er is maar weinig moois of stichtelijks in zijn omgang. Maar het gaat goed, ik ben rustig en gemakkelijk, ofschoon gereserveerd. [...]
8 juni
[...] Zaterdag was frle Sandberg hier, een mooi meisje, wat dweeperig en jong. Vereerster van Van Deyssel en Kloos, een van dat spoedig mee te sleepen soort dat al veel kwaad gesticht heeft. Kloos en ik wandelden met haar naar Hilversum. [...]
30 juni
[...] Martha is naar Haarlem. Ik voel hypochonder en verlaten. Kloos heeft gister gedronken. Ik merkte het dadelijk en hij verraadde zich naïef weg. Toen is hij heel deemoedig geworden, en ik heb nu nog meer prestige. Maar het is ook griezelig.
O wat verlang ik naar de zee en naar eenzaam zomerleven zooals vroeger.
donderdag 13 juli
[...] Kloos is goed en ik wen zeer aan hem.
zondag 16 augustus
[...] Kloos gelukkig goed gebleven. Hij is vervuld van zijn bekroning. Ik had het mij vooruit voorgesteld dat het zoo zijn zou, en ik ben blij dat het zoo gegaan is. Het is het beste, en helpt mij zeer, door den goeden invloed op Kloos.
zondag 13 september
[...] Martha heeft Kloos gister scherp de waarheid gezegd over zijn leelijke verzen, want hij doet soms zoo irritant alsof hij zichzelf niets te verwijten heeft. Toen trok hij zich dat sterk aan, en is er nu nog stil van. Dat is een goed teeken.
zondag 4 oktober
[...] Kloos is bij Linn. Het gaat goed.***
** Vanuit Paviljoen 3 wordt Kloos overgebracht naar het krankzinnigengesticht in Utrecht. ‘Het is volstrekt nog geen waanzin,’ is dan de diagnose van Van Eeden, ‘maar excessief wantrouwen, zoals altijd in zijn karakter lag.’ Na een halfjaar verpleging komt Van Eeden met de verrassende mededeling dat hij Kloos wel bij zich in huis wil nemen. Zo arriveert Kloos op 9 mei 1896, drie dagen na zijn zevenendertigste verjaardag, bij de Van Eedens op villa Dennekamp in Bussum, voorzien van de schriftelijke belofte niet meer te drinken. ‘Ik help hem vooral uit medelijden, omdat hij er mij om gesmeekt heeft en ieder ander hem in den steek liet, maar van een diep inzicht of begrip van wat hij gedaan heeft merk ik niet veel. Hij heeft nog altijd maar een zorg, zijn eigen figuur op te houden, zijn eigen houding te idealiseren als die van de grooten, sterken martelaar. En als men zijn oude, zelfs zijn beste verzen overleest met kennis van zaken, vindt men die neiging overal terug. Uit gevallen waarin hij zelf een kleine en abominabele rol heeft gespeeld, maakt hij plechtige sonnetten met zichzelf als tragische figuur,’ smaalt Van Eeden.
*** Na vijf maanden stopt de arts met de behandeling van zijn patiënt en verhuist Kloos naar Villa Parkzicht, een pension in de buurt van de Van Eedens. Vandaaruit begint Kloos het verlaten nest te bevuilen, zijn ‘excessief wantrouwen’ richt zich nu op de Gooise arts zelf Van Eeden moet uit het roddelcircuit vernemen hoe Kloos rondstrooit dat diens bekommernis om hem ‘niets anders was als een aanloop om een verschrikkelijke wraak op hem te nemen’.
• Frans Oerlemans en Peter Janzen in De parelduiker.
zaterdag 2 mei
[...] De begrafenis van Gine was in het geheel niet luguber. Ik vind niets eigenlijk luguber meer. Ik heb tegen Kloos' komst** opgezien, en er slecht van gedroomd. Nu is 't weer mogelijk dat hij niet komt. En ik voel dat ik kalm, rustig, recht ga. Ik heb niet veel gewerkt de laatste dagen.
zaterdag 9 mei
Veel warmer, de laatste dagen, mooi Mei-weer. Het is nu bijna groen. De eiken beginnen. Maar droog. N.wind. ▫ Sinds gister is Kloos hier. Ik ben er zeer bezwaard onder geweest, maar nu gaat het weer. Hij zelf is zeer goed en geschikt, luistert naar allen raad, en behalve een zwakheid van zijn geheugen is zijn geest en zijn gedrag normaal. Maar ik was er onrustig over en bezwaard en sliep slecht. God geve mij sterkte. Het is maar net wat ik houden kan. Het doet hem merkbaar goed. Maar de arme Ada is er erg zenuwachtig onder.
zaterdag 16 mei
Sinds een paar dagen weer koud, vandaag grijs en grimmig, en dor, in weken geen regen. ▫ Het gaat goed met Kloos. Hij wordt veel beter en is nagenoeg normaal. Maar nu voorzie ik juist de moeielijkheden, omdat ik prikkelbaar zou kunnen worden. Martha en hij schieten goed op, maar daarin is een versterking van beider laxheid, die ik vrees.
woensdag 27 mei
N.wind, droog, stoffig. Het is maar een paar dagen zacht en stil geweest. Meestal koud, harde N.wind en droog. ▫ Eergister at B. hier, maar het ging niet goed. 23 Mei heb ik er heen gevietst en lief gewandeld, bij de offerplaats. 's Avonds gingen wij met Ada en Kloos naar Valkeveen theedrinken. Het was een mooie avond. Ada is nu weg. Ik werk weer wat aan Lioba, dat moet nu af. Het gaat met Kloos goed, ik heb geen moeite. [...]
3 juni
[...] Kloos maakt het goed. Hij verveelt me met zijn gerijmel en er is maar weinig moois of stichtelijks in zijn omgang. Maar het gaat goed, ik ben rustig en gemakkelijk, ofschoon gereserveerd. [...]
8 juni
[...] Zaterdag was frle Sandberg hier, een mooi meisje, wat dweeperig en jong. Vereerster van Van Deyssel en Kloos, een van dat spoedig mee te sleepen soort dat al veel kwaad gesticht heeft. Kloos en ik wandelden met haar naar Hilversum. [...]
30 juni
[...] Martha is naar Haarlem. Ik voel hypochonder en verlaten. Kloos heeft gister gedronken. Ik merkte het dadelijk en hij verraadde zich naïef weg. Toen is hij heel deemoedig geworden, en ik heb nu nog meer prestige. Maar het is ook griezelig.
O wat verlang ik naar de zee en naar eenzaam zomerleven zooals vroeger.
donderdag 13 juli
[...] Kloos is goed en ik wen zeer aan hem.
zondag 16 augustus
[...] Kloos gelukkig goed gebleven. Hij is vervuld van zijn bekroning. Ik had het mij vooruit voorgesteld dat het zoo zijn zou, en ik ben blij dat het zoo gegaan is. Het is het beste, en helpt mij zeer, door den goeden invloed op Kloos.
zondag 13 september
[...] Martha heeft Kloos gister scherp de waarheid gezegd over zijn leelijke verzen, want hij doet soms zoo irritant alsof hij zichzelf niets te verwijten heeft. Toen trok hij zich dat sterk aan, en is er nu nog stil van. Dat is een goed teeken.
zondag 4 oktober
[...] Kloos is bij Linn. Het gaat goed.***
** Vanuit Paviljoen 3 wordt Kloos overgebracht naar het krankzinnigengesticht in Utrecht. ‘Het is volstrekt nog geen waanzin,’ is dan de diagnose van Van Eeden, ‘maar excessief wantrouwen, zoals altijd in zijn karakter lag.’ Na een halfjaar verpleging komt Van Eeden met de verrassende mededeling dat hij Kloos wel bij zich in huis wil nemen. Zo arriveert Kloos op 9 mei 1896, drie dagen na zijn zevenendertigste verjaardag, bij de Van Eedens op villa Dennekamp in Bussum, voorzien van de schriftelijke belofte niet meer te drinken. ‘Ik help hem vooral uit medelijden, omdat hij er mij om gesmeekt heeft en ieder ander hem in den steek liet, maar van een diep inzicht of begrip van wat hij gedaan heeft merk ik niet veel. Hij heeft nog altijd maar een zorg, zijn eigen figuur op te houden, zijn eigen houding te idealiseren als die van de grooten, sterken martelaar. En als men zijn oude, zelfs zijn beste verzen overleest met kennis van zaken, vindt men die neiging overal terug. Uit gevallen waarin hij zelf een kleine en abominabele rol heeft gespeeld, maakt hij plechtige sonnetten met zichzelf als tragische figuur,’ smaalt Van Eeden.
*** Na vijf maanden stopt de arts met de behandeling van zijn patiënt en verhuist Kloos naar Villa Parkzicht, een pension in de buurt van de Van Eedens. Vandaaruit begint Kloos het verlaten nest te bevuilen, zijn ‘excessief wantrouwen’ richt zich nu op de Gooise arts zelf Van Eeden moet uit het roddelcircuit vernemen hoe Kloos rondstrooit dat diens bekommernis om hem ‘niets anders was als een aanloop om een verschrikkelijke wraak op hem te nemen’.
• Frans Oerlemans en Peter Janzen in De parelduiker.
maandag 7 mei 2018
Thomas Mann -- 8 mei 1945
• Thomas Mann (1875-1955) was een van de allergrootste Duitse schrijvers. In zijn dagboeken documenteerde hij objectief en in telegramstijl zijn leven en gedachtes. In de jaren veertig woonde hij in de Verenigde Staten, aan de Californische kust. Gedeeltes uit zijn dagboeken uit die tijd zijn in het Nederlands vertaald (door Paul Beers) in Duitsland heeft me nooit met rust gelaten. Amerikaans dagboek 1940-1948.
• 7 mei
Pacific Palisades, dinsdag 8 mei 1945 Buitengewone en vermoeiende dag. Nuchter met K. naar het röntgen-laboratorium in Beverly Hills: talrijke doorlichtingen en foto’s na innemen van wat bismut-drank. Duur: een uur. Thuis weer naar bed gegaan, gesluimerd en krant gelezen. Geen voedsel. V25 opnieuw naar het laboratorium gereden met Erika. Controle-opname, weer in wit hemd met rugsluiting. Omslachtig. Voedsel toegestaan. In de auto wat vermout en sigaret. T huis soep, koteletten en koffie. Tijdschriften gelezen. [...] ‘s Avonds Franse champagne ter viering van de VE-day [Victory in Europe-day]. Hoorden de redes van Truman en Churchill. De Russen nemen Breslau, Dresden, Olmütz. Beschrijving van de ondertekeningsceremonie in Reims. Jodls toespraak en beroep op de ‘generositeit’. Radio-toespraak van Dönitz aan het volk: Het fundament van de nationaal-socialistische staat was verwoest, de partij van het toneel verdwenen. Hij wilde proberen in de komende zware tijden behulpzaam te zijn. Goering en Himmler zouden bij hem in Flensburg zijn. Zegt dat het recht in Duitsland moet heersen en het doel moet zijn tot de Europese volkerenfamilie te behoren na overwinning van de haat die Duitsland nu omringt. Verder gaat de verloochening van het nazi-dom niet en kan van die kant ook niet verder gaan. – De Russen zoeken tevergeefs verder naar Hitlers lijk.
• 7 mei
Pacific Palisades, dinsdag 8 mei 1945 Buitengewone en vermoeiende dag. Nuchter met K. naar het röntgen-laboratorium in Beverly Hills: talrijke doorlichtingen en foto’s na innemen van wat bismut-drank. Duur: een uur. Thuis weer naar bed gegaan, gesluimerd en krant gelezen. Geen voedsel. V25 opnieuw naar het laboratorium gereden met Erika. Controle-opname, weer in wit hemd met rugsluiting. Omslachtig. Voedsel toegestaan. In de auto wat vermout en sigaret. T huis soep, koteletten en koffie. Tijdschriften gelezen. [...] ‘s Avonds Franse champagne ter viering van de VE-day [Victory in Europe-day]. Hoorden de redes van Truman en Churchill. De Russen nemen Breslau, Dresden, Olmütz. Beschrijving van de ondertekeningsceremonie in Reims. Jodls toespraak en beroep op de ‘generositeit’. Radio-toespraak van Dönitz aan het volk: Het fundament van de nationaal-socialistische staat was verwoest, de partij van het toneel verdwenen. Hij wilde proberen in de komende zware tijden behulpzaam te zijn. Goering en Himmler zouden bij hem in Flensburg zijn. Zegt dat het recht in Duitsland moet heersen en het doel moet zijn tot de Europese volkerenfamilie te behoren na overwinning van de haat die Duitsland nu omringt. Verder gaat de verloochening van het nazi-dom niet en kan van die kant ook niet verder gaan. – De Russen zoeken tevergeefs verder naar Hitlers lijk.
Mensje van Keulen -- 7 mei 1976
• Mensje van Keulen (1946) is schrijver. In 1976 hield ze een dagboek bij dat is gepubliceerd als Alle dagen laat (2006).
7 mei
Hoeveel tijd verstreek? Ik schrijf aan de opnieuw gelakte, ronde, ijzeren tafel bij het licht van een nieuwe buitenlamp. Het moet een uur of twee zijn en het is nog steeds warm. Ik dronk mijn glas pils leeg, rookte. Ik weet niet hoe ik het op moet schrijven. Al 4 dagen niet.
Een nieuwe fles bier halen. Dat eerst.
4 mei, omstreeks 1 uur: Loesberg belde en vroeg of hij me die dag af en toe mocht bellen.
Natuurlijk Loes, waarom?
Er was een treinongeluk gebeurd, bij Schiedam, en Carry was niet op haar werk en hij had nog niets van haar gehoord. Haar vader had dit om 11 uur aan de telefoon verteld.
Hij zei: ‘Ik heb hetzelfde gevoel als de keer dat ik écht zelfmoord wilde plegen.’
‘Ach Loes, de treinen erna zullen ook vertraagd zijn, misschien zat ze daarin, misschien kan ze je niet bellen, is het een chaos.’
Misschien. Paniek om het hart.
‘Twintig doden. Tot nu toe.’
Ik smeekte hem zich te concentreren op het verkrijgen van een kalmeringsmiddel en beloofde niet te bellen. (De telefoon als moordenaar. Neem niet op en er gebeurt je niks.)
In een roes, misselijk, reed ik naar de Hobbemakade waar ik een afspraak met Dory had om een huis te zien. Te klein. Driehoog. We dronken thee. Dory belde de heer M., schakel in de woningbouwvereniging. We gingen langs. Dezelfde praatjes van M. over mooie meiden, de maat van borsten, hoeren op zolders, etc. Hij streek met zijn vingertop over die andere top onder de rand van zijn broek, zei dat hij me misschien een 8-kamerwoning met tuin kon aanbieden.
Loesberg, god jezus Loesberg. Voortdurend ging het door me heen.
Ik bracht een defecte cassetterecorder naar Duivendrecht, reed met het gevoel van honderd ongelukken.
L. belde niet.
Ik belde weer het anp. Het nieuws over de ramp was nauwelijks gewijzigd. De telefoonnummers voor mensen die de namen van de slacht- t offers wilden horen, werden niet meer genoemd.
Hij belde kwart voor 6. Een huilend wrak.
‘Ze is dood! Ze is dood!’
Alles wat ik zou zeggen, zou fout zijn. Alles wat ik niet zou zeggen, zou fout zijn. Hij liet de hoorn los, onder geschreeuw: ‘Ik snijd m'n polsen door! Ik verbrand alles! Het moet er nu dan maar eens van komen!’
Loes! Loes! Loes! schreeuwde ik aan één stuk.
Hij kwam terug. Wanhoop, kalmer, wanhoop, kalm, kil.
‘Ik ben nog nooit gelukkig geweest, idioot. Het is zo banaal, zo... o god, was het dan maar een dronken automobilist geweest.’
Banaal. Wat overkomt een schrijver die de banaalste rottigheid zo sec en weergaloos beschrijft en ridiculiseert?
Een briefje op de keukentafel waarin zijn vriendin schrijft dat ze later thuis komt omdat ze niet, zoals anders, van en naar Rotterdam meerijdt in de auto van een collega. Liefs, Carry. Twee kaartjes voor Parijs, de avond ervoor gekocht. Ze gingen nooit met vakantie, waren in een juichende stemming, hij zou een verhaal verifiëren (een van de verhalen die hij me zojuist had toegestuurd). En 4 mei. Dodenherdenking. Wanneer houdt dat eens op? Gedenk dan alle oorlogen, iedere dag, en er is nooit meer een normale dag.
‘Haal niet dat toppunt van banaliteit in je hoofd, Loes. Nog niet, asjeblieft.’
‘Ja ja, tijd heelt.’
‘Hebben de poezen eten gehad?’
‘Houden jij en Lon van me?’
‘Natuurlijk Loes, ja.’
‘Ik moet een spuit om te slapen.’
‘Ik stuur iemand. Beloof dat je opendoet.’
Hij beloofde het. Ik belde R. in Den Haag en kreeg een antwoordapparaat: ‘Dokter Blom is tot tien mei afwezig, voor dringende... etc.’
De bank trilde, alles trilde. Ik belde H. Die ging en gaf hem een spuit. Hij werd agressief benaderd, maar kreeg L. uiteindelijk in bed. Gewend als hij is met labiele patiënten om te gaan, zag hij weinig reden tot ongerustheid: ‘Geen suïcidaal type.’
O, psychiater! Direct nadat je de hoorn had neergelegd, belde L's buurman om te zeggen dat L. almaar aan het rondstommelen was.
7 mei
Hoeveel tijd verstreek? Ik schrijf aan de opnieuw gelakte, ronde, ijzeren tafel bij het licht van een nieuwe buitenlamp. Het moet een uur of twee zijn en het is nog steeds warm. Ik dronk mijn glas pils leeg, rookte. Ik weet niet hoe ik het op moet schrijven. Al 4 dagen niet.
Een nieuwe fles bier halen. Dat eerst.
4 mei, omstreeks 1 uur: Loesberg belde en vroeg of hij me die dag af en toe mocht bellen.
Natuurlijk Loes, waarom?
Er was een treinongeluk gebeurd, bij Schiedam, en Carry was niet op haar werk en hij had nog niets van haar gehoord. Haar vader had dit om 11 uur aan de telefoon verteld.
Hij zei: ‘Ik heb hetzelfde gevoel als de keer dat ik écht zelfmoord wilde plegen.’
‘Ach Loes, de treinen erna zullen ook vertraagd zijn, misschien zat ze daarin, misschien kan ze je niet bellen, is het een chaos.’
Misschien. Paniek om het hart.
‘Twintig doden. Tot nu toe.’
Ik smeekte hem zich te concentreren op het verkrijgen van een kalmeringsmiddel en beloofde niet te bellen. (De telefoon als moordenaar. Neem niet op en er gebeurt je niks.)
In een roes, misselijk, reed ik naar de Hobbemakade waar ik een afspraak met Dory had om een huis te zien. Te klein. Driehoog. We dronken thee. Dory belde de heer M., schakel in de woningbouwvereniging. We gingen langs. Dezelfde praatjes van M. over mooie meiden, de maat van borsten, hoeren op zolders, etc. Hij streek met zijn vingertop over die andere top onder de rand van zijn broek, zei dat hij me misschien een 8-kamerwoning met tuin kon aanbieden.
Loesberg, god jezus Loesberg. Voortdurend ging het door me heen.
Ik bracht een defecte cassetterecorder naar Duivendrecht, reed met het gevoel van honderd ongelukken.
L. belde niet.
Ik belde weer het anp. Het nieuws over de ramp was nauwelijks gewijzigd. De telefoonnummers voor mensen die de namen van de slacht- t offers wilden horen, werden niet meer genoemd.
Hij belde kwart voor 6. Een huilend wrak.
‘Ze is dood! Ze is dood!’
Alles wat ik zou zeggen, zou fout zijn. Alles wat ik niet zou zeggen, zou fout zijn. Hij liet de hoorn los, onder geschreeuw: ‘Ik snijd m'n polsen door! Ik verbrand alles! Het moet er nu dan maar eens van komen!’
Loes! Loes! Loes! schreeuwde ik aan één stuk.
Hij kwam terug. Wanhoop, kalmer, wanhoop, kalm, kil.
‘Ik ben nog nooit gelukkig geweest, idioot. Het is zo banaal, zo... o god, was het dan maar een dronken automobilist geweest.’
Banaal. Wat overkomt een schrijver die de banaalste rottigheid zo sec en weergaloos beschrijft en ridiculiseert?
Een briefje op de keukentafel waarin zijn vriendin schrijft dat ze later thuis komt omdat ze niet, zoals anders, van en naar Rotterdam meerijdt in de auto van een collega. Liefs, Carry. Twee kaartjes voor Parijs, de avond ervoor gekocht. Ze gingen nooit met vakantie, waren in een juichende stemming, hij zou een verhaal verifiëren (een van de verhalen die hij me zojuist had toegestuurd). En 4 mei. Dodenherdenking. Wanneer houdt dat eens op? Gedenk dan alle oorlogen, iedere dag, en er is nooit meer een normale dag.
‘Haal niet dat toppunt van banaliteit in je hoofd, Loes. Nog niet, asjeblieft.’
‘Ja ja, tijd heelt.’
‘Hebben de poezen eten gehad?’
‘Houden jij en Lon van me?’
‘Natuurlijk Loes, ja.’
‘Ik moet een spuit om te slapen.’
‘Ik stuur iemand. Beloof dat je opendoet.’
Hij beloofde het. Ik belde R. in Den Haag en kreeg een antwoordapparaat: ‘Dokter Blom is tot tien mei afwezig, voor dringende... etc.’
De bank trilde, alles trilde. Ik belde H. Die ging en gaf hem een spuit. Hij werd agressief benaderd, maar kreeg L. uiteindelijk in bed. Gewend als hij is met labiele patiënten om te gaan, zag hij weinig reden tot ongerustheid: ‘Geen suïcidaal type.’
O, psychiater! Direct nadat je de hoorn had neergelegd, belde L's buurman om te zeggen dat L. almaar aan het rondstommelen was.
zondag 6 mei 2018
Belastingambtenaar, 38 jaar, Amsterdam -- 6 mei 1945
• Belastingambtenaar, 38 jaar, Amsterdam . Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945,
geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening
- Vocem jucunditatis annuntiate, et audiatur alleluia: annuntiate usque ad extremum terrae liberavit Dominus populum suum Alleluia alleluia Alleluia.
Boodschapt het bij jubelgeschal! en doet het hooren Alleluia. Verkondigt het tot aan het uiteinde der aarde: Verlost heeft de Heer zijn volk Alleluia alleluia Alleluia (Isaias XLVIII 20)
Aldus de zang bij de Intrede op de Vijfde Zondag na paschen (6 Mei 1945)
Wij zijn vrij. Wij zijn verlost Mij stokt de pen van blijdschap en dankbaarheid om de gevoelens weer te geven die mij deze stonden bestormden Verlost van een booze vijand, verlost van den geesel van den honger, verlost van den angst voor de allernaaste toekomst. Wij danken nu allen God, Die ons in de bange jaren niet verliet, Die ons bijstond als ons arm menschenhart dreigde te breken van kommer en ellende, Die ons een stut en een geleide was toen wij hulpeloos doolden als in een dal des doods. Gelouterd door veel smart zijn wij evenwichtiger uit den strijd getreden en heeft zelfs deze barre tijd een tegoed op zijn creditzijde voor ons gehad.
Mijn indrukken over de afgeloopen dagen wil ik hier zoo goed mogelijk weergeven. Vrijdagavond 8 uur. Lies zit aan een verstelwerkje en ik houd me onledig met een overjarige ‘Scetsch’
Plotseling horen we iemand op de Amstelkade schreeuwen ‘We zijn vrij! We zijn vrij’ Ofschoon het verboden is op straat te komen, stormt ieder de straat op en horen we het groote nieuws ‘Denemarken, Noord Duitschland en Nederland heeft gecapituleerd! Eerst zijn we wat critisch, want we hebben in den loop van 5 jaren geleerd ‘Safety first’ te zijn, doch allengs verschijnen aanplakbiljetten der illegalen die zekerheid brengen. Het oranje komt te voorschijn. Een ondergedoken Jodeman heeft in de afgeloopen jaren niet stilgezeten en komt met een volledige collectie oranje schildjes voor den dag en heeft weldra vele afnemers. Aarzelend verschijnt hier en daar een vlag en weinige minuten later is onze heele kade feestelijk met het rood wit blauw en oranje versierd. Takkenbossen, papier hout en alles wat brandbaar is, wordt aangesleept en weldra kleurt een helle gloed van ons vreugdevuur de gevels. Wij dansen rond de vlammen. Twee jongelui hebben de gitaar gehaald en ferm klinken de aloude vaderlandsche liederen door honderde kelen gezongen door de straten.
Helaas, de ‘Grünen’ beantwoorden onze jubel op de hen bekende wijze Zij openen vanaf de brug van de van Woustraat mitrailleur-vuur op ons In de meening, dat het vuurwerk is, blijf ik met een van de muzikanten staan en wederom ketsen geweerschoten langs de steenen. Ieder vlucht nu het huis in. Goddank geen treffers, alleen bij de familie Brongersma is dwars door de kamer geschoten zoodat we door het oog van de naald zijn gekropen. Thuisgekomen hebben we koffie gezet en een tarwekoekje gebakken om eenigszins feestelijk onze bevrijding te vieren. Ook onze Mary die we uit bed hebben gehaald deelt nu aan deze tractatie mede. Om 1 uur gaan we naar bed, doch de eerste uren kan ik niet slapen. De ontroering is me te groot.
- Vocem jucunditatis annuntiate, et audiatur alleluia: annuntiate usque ad extremum terrae liberavit Dominus populum suum Alleluia alleluia Alleluia.
Boodschapt het bij jubelgeschal! en doet het hooren Alleluia. Verkondigt het tot aan het uiteinde der aarde: Verlost heeft de Heer zijn volk Alleluia alleluia Alleluia (Isaias XLVIII 20)
Aldus de zang bij de Intrede op de Vijfde Zondag na paschen (6 Mei 1945)
Wij zijn vrij. Wij zijn verlost Mij stokt de pen van blijdschap en dankbaarheid om de gevoelens weer te geven die mij deze stonden bestormden Verlost van een booze vijand, verlost van den geesel van den honger, verlost van den angst voor de allernaaste toekomst. Wij danken nu allen God, Die ons in de bange jaren niet verliet, Die ons bijstond als ons arm menschenhart dreigde te breken van kommer en ellende, Die ons een stut en een geleide was toen wij hulpeloos doolden als in een dal des doods. Gelouterd door veel smart zijn wij evenwichtiger uit den strijd getreden en heeft zelfs deze barre tijd een tegoed op zijn creditzijde voor ons gehad.
Mijn indrukken over de afgeloopen dagen wil ik hier zoo goed mogelijk weergeven. Vrijdagavond 8 uur. Lies zit aan een verstelwerkje en ik houd me onledig met een overjarige ‘Scetsch’
Plotseling horen we iemand op de Amstelkade schreeuwen ‘We zijn vrij! We zijn vrij’ Ofschoon het verboden is op straat te komen, stormt ieder de straat op en horen we het groote nieuws ‘Denemarken, Noord Duitschland en Nederland heeft gecapituleerd! Eerst zijn we wat critisch, want we hebben in den loop van 5 jaren geleerd ‘Safety first’ te zijn, doch allengs verschijnen aanplakbiljetten der illegalen die zekerheid brengen. Het oranje komt te voorschijn. Een ondergedoken Jodeman heeft in de afgeloopen jaren niet stilgezeten en komt met een volledige collectie oranje schildjes voor den dag en heeft weldra vele afnemers. Aarzelend verschijnt hier en daar een vlag en weinige minuten later is onze heele kade feestelijk met het rood wit blauw en oranje versierd. Takkenbossen, papier hout en alles wat brandbaar is, wordt aangesleept en weldra kleurt een helle gloed van ons vreugdevuur de gevels. Wij dansen rond de vlammen. Twee jongelui hebben de gitaar gehaald en ferm klinken de aloude vaderlandsche liederen door honderde kelen gezongen door de straten.
Helaas, de ‘Grünen’ beantwoorden onze jubel op de hen bekende wijze Zij openen vanaf de brug van de van Woustraat mitrailleur-vuur op ons In de meening, dat het vuurwerk is, blijf ik met een van de muzikanten staan en wederom ketsen geweerschoten langs de steenen. Ieder vlucht nu het huis in. Goddank geen treffers, alleen bij de familie Brongersma is dwars door de kamer geschoten zoodat we door het oog van de naald zijn gekropen. Thuisgekomen hebben we koffie gezet en een tarwekoekje gebakken om eenigszins feestelijk onze bevrijding te vieren. Ook onze Mary die we uit bed hebben gehaald deelt nu aan deze tractatie mede. Om 1 uur gaan we naar bed, doch de eerste uren kan ik niet slapen. De ontroering is me te groot.
Bart Vos -- 5 mei 1987
• Bart Vos (1951) is een Nederlandse bergbeklimmer. Zijn Himalaya-dagboek bevat dagboeken van drie beklimmingen in de Himalaya.
Dinsdag, 5 mei 1987. 14.25 uur. Tent bij meer
Het is koud, maar helder. De stormperiode lijkt voorbij . Met Annet heb ik vanmorgen in de kniediepe sneeuw gespoord. Over het meer en de morene. Als we morgen terugkeren naar 6000 meter kunnen we het eerste stuk in onze eigen voetafdrukken stappen.
19.00 uur. Onze terugkomst in Nederland leek glorieus, maar van de persconferentie op Schiphol bewaar ik een foto waarop Herman, Han en ik achter een tafel zitten en voor de pers onze ervaringen verwoorden. Ik praat, Han kijkt bijtend opzij. Ik sprak over ons succes, maar als ik echt aan de Everest dacht was ik alleen maar bitter. Ondanks de steun van anderen als Joost, Edmond en Peter had ik me nooit zo verlaten gevoeld.
Op 20 november werd Jet drieëndertig. We vierden het in een restaurant op Texel, waar we voor een week een huis hadden gehuurd. Het waren stille dagen, we zaten elkaar in de weg. Alleen van Judith genoten we nog samen. Zes weken later woonden we apart. Sindsdien is Judith de ene helft van de week bij Jet, de andere helft bij mij en pendelt Anneliesje met haar mee. Het is de pop die zij in 1982 bij mijn vertrek naar Tibet van ons kreeg.
Mijn Zwitserse vriend Michel, met wie ik in de zomer nog had geklommen, deed een schep bovenop mijn ellende door met zijn Landrover te kapseizen en om het leven te komen. Hij was op weg naar een bergmassief in Oeganda. Een paar dagen nadat ik het hoorde, stond ik in Leeuwarden op de dijk langs de Bonkervaart. Zelfs toen Van Benthem was gefinished en de koningin met een massa mensen bijna door het ijs zakte, kon ik niet lachen.
Dinsdag, 5 mei 1987. 14.25 uur. Tent bij meer
Het is koud, maar helder. De stormperiode lijkt voorbij . Met Annet heb ik vanmorgen in de kniediepe sneeuw gespoord. Over het meer en de morene. Als we morgen terugkeren naar 6000 meter kunnen we het eerste stuk in onze eigen voetafdrukken stappen.
19.00 uur. Onze terugkomst in Nederland leek glorieus, maar van de persconferentie op Schiphol bewaar ik een foto waarop Herman, Han en ik achter een tafel zitten en voor de pers onze ervaringen verwoorden. Ik praat, Han kijkt bijtend opzij. Ik sprak over ons succes, maar als ik echt aan de Everest dacht was ik alleen maar bitter. Ondanks de steun van anderen als Joost, Edmond en Peter had ik me nooit zo verlaten gevoeld.
Op 20 november werd Jet drieëndertig. We vierden het in een restaurant op Texel, waar we voor een week een huis hadden gehuurd. Het waren stille dagen, we zaten elkaar in de weg. Alleen van Judith genoten we nog samen. Zes weken later woonden we apart. Sindsdien is Judith de ene helft van de week bij Jet, de andere helft bij mij en pendelt Anneliesje met haar mee. Het is de pop die zij in 1982 bij mijn vertrek naar Tibet van ons kreeg.
Mijn Zwitserse vriend Michel, met wie ik in de zomer nog had geklommen, deed een schep bovenop mijn ellende door met zijn Landrover te kapseizen en om het leven te komen. Hij was op weg naar een bergmassief in Oeganda. Een paar dagen nadat ik het hoorde, stond ik in Leeuwarden op de dijk langs de Bonkervaart. Zelfs toen Van Benthem was gefinished en de koningin met een massa mensen bijna door het ijs zakte, kon ik niet lachen.
vrijdag 4 mei 2018
Boekhouder, 26 jaar, Texel -- 4 mei 1945
• Boekhouder, 26 jaar, Texel. Uit: Dagboekfragmenten 1940-1945,
geselecteerd door T.M. Sjenitzer-van Leening
Dinsdag, 1 Mei 1945
- Koud, guur en buiïg weer. Vanmorgen ± 8 uur kwamen er twee Russen aan de deur. Zij vroegen om 'n beker melk. Dat kregen ze. Ze bleven nog 'n tijdje in de keuken staan te talmen. Ze kwamen bij de Wed. Dekker vandaan. Gisteren hadden zij daar huiszoeking gehad en waren zij door 't oog van 'n naald gekropen. Nu zouden zij graag hier blijven, want de Duitse grenspolitie zou volgens geruchten vandaag weer bij de Wed. Dekker huiszoeking naar Russen doen. Vader zei tenslotte: ‘Blijf maar hier, kerels. We hebben 'n goede schuilplaats voor jullie.’ Blij drukten zij ons allen de hand en gingen toen de schuilplaats in. 't Was riskant, maar we avontuurden het, omdat niemand hen hier gezien had. Ook kwam Stoffel 'n Hollander, geboren in den Helder, met hen mee in de schuilplaats. Hij moest zich schuilhouden, omdat hij ervan beschuldigd was, Russen van eten te voorzien. We hadden nu dus 5 duikelaars. Drie Hollanders en twee Russen.....
Donderdag, 3 Mei 1945
- De Russen eten gewoon met ons mee aan tafel. Een van ons hield wel de wacht in de stal. We voelden ons allen rustig. Een van die 2 Russen was Ober Luitenant. In de oorlogsdagen had hij 't commando over de troepen van Lolatsche overgekregen. 'n Druk strijdperk had hij achter de rug. Hij wist ons veel te vertellen over de hier gevoerde strijd en over z'n geboorteland Rusland en over z'n krijgsgevangenschap. Deze Russen hadden veel meegemaakt. Ze waren niet bang voor de dood. Ze waren echter vreselijk gebeten op de Duitsers. Die konden zij als 't ware wel ‘opvreten’. Dit is geen wonder, als men hoort spreken over de duitse behandeling in de gevangeniskampen, waar honderden hunner kameraden stierven door honger of fusillering. Dan stijgt 't bloed naar je hoofd. Dan wil je je wreken op alles wat maar duits is. De Rus sprak aardig duits. Zodoende konden we met elkaar praten.
Vrijdag, 4 Mei 1945
- Alle dagen wachtten we met spanning op 't bericht van Duitslands capitulatie. Alle uitzendingen beluisterden we. Altijd hadden we radio Londen aan staan en bijna nooit ‘herrijzend Nederland’. Om 8,15 s' avonds luisterden we naar Londen. Velen kwamen hier te luisteren uit de buurt en van Oosterend ook. We werden echter altijd weer teleurgesteld. Om 8,15 weer geen bericht van Duitslands capitulatie. L. Griek uit O'end, die hier ook altijd trouw kwam te luisteren ging weer naar z'n huis en wij gingen weer in de kamer. Meester Pieters en Piet waren ook vanavond hier komen luisteren. We zaten hier goed en wel te praten of er werd gebeld. Allen werden we opgeschrikt. Goddank zaten de Russen nog in hun schuilplaats. Daar behoefden we dus geen vrees voor te hebben. We gaan naar de deur en daar staat Leen Griek weer. ‘Bot, zegt ie, ik kwam zojuist in Oosterend van hier vandaan en daar waren alle mensen gek van vreugde. 'n Ieder liep op straat en riep: ‘Duitsland heeft gecapituleerd, 't Is vrede en ik weet niet wat al meer. Ze braakten er van alles uit. Daarom kom ik hier weer, om te horen naar de radio of 't waar is’. Direct zetten we de radio aan op ‘herrijzend Nederland’ en toen hoorden we de heugelijke tijding ook. We waren toen ook dol van vreugde en feliciteerden elkaar. We riepen de duikelaars uit hun schuilplaats en wensten hen ook geluk met hun bevrijding. Wat stonden de omstanders te kijken toen ze zomaar 5 man op zagen duiken uit hun schuilhoek. Drie hollandse duikelaars en dan nog twee Russen. Deze 5 konden 't allen wel uitjubelen van vreugde. Blij, dat zij zich nu weer overal vrij konden begeven en bewegen. s' Avonds was 't feest. Ik had nog een doos met 10 echte vooroorlogse sigaren. Daar liet ik allen er een van opsteken. De radio werd meteen in de kamer geplaatst. Er was een nieuw leven begonnen. We vierden de hele avond feest, ja tot wel twee uur in de nacht.
Dinsdag, 1 Mei 1945
- Koud, guur en buiïg weer. Vanmorgen ± 8 uur kwamen er twee Russen aan de deur. Zij vroegen om 'n beker melk. Dat kregen ze. Ze bleven nog 'n tijdje in de keuken staan te talmen. Ze kwamen bij de Wed. Dekker vandaan. Gisteren hadden zij daar huiszoeking gehad en waren zij door 't oog van 'n naald gekropen. Nu zouden zij graag hier blijven, want de Duitse grenspolitie zou volgens geruchten vandaag weer bij de Wed. Dekker huiszoeking naar Russen doen. Vader zei tenslotte: ‘Blijf maar hier, kerels. We hebben 'n goede schuilplaats voor jullie.’ Blij drukten zij ons allen de hand en gingen toen de schuilplaats in. 't Was riskant, maar we avontuurden het, omdat niemand hen hier gezien had. Ook kwam Stoffel 'n Hollander, geboren in den Helder, met hen mee in de schuilplaats. Hij moest zich schuilhouden, omdat hij ervan beschuldigd was, Russen van eten te voorzien. We hadden nu dus 5 duikelaars. Drie Hollanders en twee Russen.....
Donderdag, 3 Mei 1945
- De Russen eten gewoon met ons mee aan tafel. Een van ons hield wel de wacht in de stal. We voelden ons allen rustig. Een van die 2 Russen was Ober Luitenant. In de oorlogsdagen had hij 't commando over de troepen van Lolatsche overgekregen. 'n Druk strijdperk had hij achter de rug. Hij wist ons veel te vertellen over de hier gevoerde strijd en over z'n geboorteland Rusland en over z'n krijgsgevangenschap. Deze Russen hadden veel meegemaakt. Ze waren niet bang voor de dood. Ze waren echter vreselijk gebeten op de Duitsers. Die konden zij als 't ware wel ‘opvreten’. Dit is geen wonder, als men hoort spreken over de duitse behandeling in de gevangeniskampen, waar honderden hunner kameraden stierven door honger of fusillering. Dan stijgt 't bloed naar je hoofd. Dan wil je je wreken op alles wat maar duits is. De Rus sprak aardig duits. Zodoende konden we met elkaar praten.
Vrijdag, 4 Mei 1945
- Alle dagen wachtten we met spanning op 't bericht van Duitslands capitulatie. Alle uitzendingen beluisterden we. Altijd hadden we radio Londen aan staan en bijna nooit ‘herrijzend Nederland’. Om 8,15 s' avonds luisterden we naar Londen. Velen kwamen hier te luisteren uit de buurt en van Oosterend ook. We werden echter altijd weer teleurgesteld. Om 8,15 weer geen bericht van Duitslands capitulatie. L. Griek uit O'end, die hier ook altijd trouw kwam te luisteren ging weer naar z'n huis en wij gingen weer in de kamer. Meester Pieters en Piet waren ook vanavond hier komen luisteren. We zaten hier goed en wel te praten of er werd gebeld. Allen werden we opgeschrikt. Goddank zaten de Russen nog in hun schuilplaats. Daar behoefden we dus geen vrees voor te hebben. We gaan naar de deur en daar staat Leen Griek weer. ‘Bot, zegt ie, ik kwam zojuist in Oosterend van hier vandaan en daar waren alle mensen gek van vreugde. 'n Ieder liep op straat en riep: ‘Duitsland heeft gecapituleerd, 't Is vrede en ik weet niet wat al meer. Ze braakten er van alles uit. Daarom kom ik hier weer, om te horen naar de radio of 't waar is’. Direct zetten we de radio aan op ‘herrijzend Nederland’ en toen hoorden we de heugelijke tijding ook. We waren toen ook dol van vreugde en feliciteerden elkaar. We riepen de duikelaars uit hun schuilplaats en wensten hen ook geluk met hun bevrijding. Wat stonden de omstanders te kijken toen ze zomaar 5 man op zagen duiken uit hun schuilhoek. Drie hollandse duikelaars en dan nog twee Russen. Deze 5 konden 't allen wel uitjubelen van vreugde. Blij, dat zij zich nu weer overal vrij konden begeven en bewegen. s' Avonds was 't feest. Ik had nog een doos met 10 echte vooroorlogse sigaren. Daar liet ik allen er een van opsteken. De radio werd meteen in de kamer geplaatst. Er was een nieuw leven begonnen. We vierden de hele avond feest, ja tot wel twee uur in de nacht.
Abonneren op:
Posts (Atom)