zondag 7 augustus 2022

Nina d’Aubigny von Engelbrunner • 7 augustus 1790

Nina d’Aubigny (1770–1847) was een Duitse zangeres en schrijfster van een dagboek over haar verblijf in Nederland.

Zaterdag 7 augustus [1790]
Herhaalde kanonschoten wekten ons om 7 uur. Ze werden afgevuurd ter gelegenheid van de verjaardag van de prinses. Ons hele gezelschap was een beetje uit zijn humeur: de een dacht dat de ander boos was en dat er gemokt moest worden, de anderen zeiden van alles, maar uiteindelijk tegen een uur of tien trokken de wolken op. Vader schreef een brief aan de ambassadeur van Groot-Britannië om te informeren of we op het bal zouden kunnen komen dat vanmiddag wordt gegeven. Maar mede als gevolg van het slechte humeur dat onder ons heerste werd die te laat verzonden. We zagen de galerij, of liever gezegd het schilderijenkabinet, waar zich prachtige stukken bevinden. Wat mij vooral trof waren twee stillevens met fruitstukken van Van Os. die me beter leken dan die van Heison. Een ander stuk, van Van der Werff, was een Judith met het hoofd van Holofernes. Sebastiaen Vrancx heeft geprobeerd bijna alle Nederlandse schilders te imiteren in één stuk dat een galerij op zichzelf vormt.
De huizen in Den Haag zijn voor het merendeel schitterend, onze ramen kijken uit op een eiland. Op dit ogenblik worden er weer kanonnen afgevuurd, zodat de hele tafel trilt. Mijn oom gaf vanmorgen 100 rijders aan Susette en mij, en omdat Susette zijn petekind is gaf hij haar meer dan mij. Ik heb bij deze gelegenheid gemerkt dat mijn ijdelheid en het verlangen door degenen die mij omringen te worden bemind veel groter zijn dan mijn eigenbelang, waar ik nauwelijks op let. Mama zei tegen me op zeer bitse toon dat mijn oom het niet uit liefde voor mij gaf, maar meer voor het decorum, als voorwendsel om wat aan Susette te kunnen geven. Dat maakte me woedend en als ik op dat ogenblik dat geld in mijn hand zou hebben gehad, ben ik er zeker van dat ik het over straat zou hebben laten rollen. Maar er verder in alle kalmte over nadenkend, vond ik dat ik groot ongelijk had boos te worden over dingen die mij wat bitter worden gezegd. Is het niet natuurlijk dat iemand meer van de ene persoon dan van de andere houdt? Vooral ik, die zo van ganser harte erken dat Susette liever is dan een dozijn jonge meisjes van haar leeftijd. Ook zou ik nooit jaloers op haar kunnen worden want het is een natuurlijke eigenschap voldaan te zijn als je ziet dat anderen diegenen beminnen en opzoeken, die zelf voorwerp van onze liefde zijn. Daar tegenover staat dat ik gepikeerd zal zijn wanneer ik eel vergeten wordt of als ik dankbaar moet zijn voor gunsten die voortkomen uit goedheid die bewezen wordt op aanbeveling van een derde. Ik heb vooral de zwakheid mij ongelukkig te voelen zodra iemand jaloers op me is of mij boos aankijkt.
Na gedineerd te hebben ging mijn oom met Susette naar Rozenburg, de buitenplaats van de heer Hooft. Toen de heer Scholten, die wij verwachtten, niet kwam opdagen, gingen wij naar het Haagse Bos. Er kwamen meer dan 100 rijtuigen voorbij, die naar de Oranjezaal gingen, waar een groot souper en een receptie werden gegeven ter ere van de verjaardag van de prinses. Wij gingen er niet heen omdat je daarvoor hofkleding moet hebben. Thuis bleek dat mijn oom was teruggekeerd en omdat hij ons niet had aangetroffen waren ze om 9 uur de weg naar het bos ingeslagen zonder te weten waar ze moesten zoeken. We hoorden dat er een rijtuig was geweest met heren die naar ons hadden gevraagd, doch niemand kon ons zeggen wie dat geweest waren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten