• De in de VS woonachtige dichter/schrijver/wetenschapper Leo Vroman (1915-2014) publiceerde onderstaande brief aan Geert van Oorschot in Brieven uit Brooklyn.
[juli-augustus 1952]
[...] Twaalf jaren zijn voorbijgegaan sinds ik zo haastig, droevig en definitief uit Nederland vertrok; het was toen nog een grote tuin, met huisjes en mensjes versierd; de weiden waren licht tegen een donkere lucht, of donker tegen een lichte lucht, of grijs tegen een grijze lucht; mooi, aardig; en netjes op de kinderen na. Nu, na zovele vreemde verhalen, landen en geluiden, weet ik niet of ik droom of wakker word wanneer ik denk aan vroeger; en de weinigen die ons ooit uit Holland komen bezoeken, verschijnen en verdwijnen als visioenen; ze spreken Nederlands met een Nederlands accent en kijk ik met hen door ons raam naar buiten, dan is de Zeister tram juist om de hoek verdwenen, zijn de rails en kinderhoofdjes gladgestreken en alle duizende dames en heren op hun fietsen zijn weggevlucht als spreeuwen. De Hollanders die het dichtst nabij zijn: een Oom, een Tante, die Oom weer, Dola de Jong, de (lieve) Tante, en tenslotte Dola, zijn allen Amerikanen. Als een van hen verdwijnt is voor ons één derde van het Nederlandse volk uitgestorven. Toen de koningin hier was - die ik nog steeds het makkelijkst Prinses noem - had ik wel eens met haar willen praten en Hollands doen, maar dat zou geloof ik tegen de Hofwet der Nederlanden geweest zijn, hoe aardig ze zelf ook is. Ook was ik wat bang dat binnen een cirkel van dertig meter rondom h.m. gekomen, ik weer onder de invloed zou zijn van het Groot-Neerlands Gezag van Vaderstaat en dat ik zou worden gearresteerd door een veldwachter die mij zou inhalen in een subway station, wegens overtreding van artikel 461 Wetboek van Straf kwaad.
[...]
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten