— "De vriendelijke officier geleidde ons nu naar een uitmuntend en schoon bierhuis, de Sodalité bij Abel tegenover de kerk St. Charles van de Jezuïten. Wij dronken er heerlijk Beiersch bier, 't welk ons vriendelijke gids volstrekt betalen wilde. Wij scheidden van hem, dewijl de tijd voor het middagmaal, 3 uur, aangebroken was. Over de plaats van de verbrande beurs zochten wij ons hôtel weer op. Wij aten ‘goed’ zooals Mons. Corvilain aan Feddo verzekerde."
Woensdag 21 Augustus.
Evenals op den vorigen dag was het mooi weêr. Wij stonden met vrolijke harten op en wandelden, na ontbeten te hebben, langs de Place de Meir en de Place Verte naar de Cathédrale, of Notre-Dame. [...]
Wij rigtten vervolgens onze schreden langs de Grand place met vele mooie gildehuizen en het stadhuis, naar de Schelde en wandelden de dokken en kaaien langs. Ook bezagen wij de fraaie vischmarkt met de hardsteenen banken waarop de visch schoongemaakt wordt en die oogenblikkelijk met versch water gereinigd kunnen worden. Op onze wandeling kochten wij des morgens tabak (fleur d'Harlebeke) en een pijpken, zooals wij ze alle Antwerpenaars zagen gebruiken. Daaruit smookten wij nu en dan dapper onder weg -maar de Belgische tabak was ons zwaar genoeg. Op deze wandeling hadden wij gelegenheid om op te merken hoe zware paarden de niet minder zware vrachtkarren door de stad trokken. Deze paarden werden door de voerlieden slechts met een touw vastgehouden en door het klappen van de zweep bestuurd.
Het was zoowat twee uur na den middag toen wij voor een Estaminet op de Quai Jordaens gingen zitten om wat uit te rusten en het schoone riviergezicht te genieten. Een Belgisch officier en nog een Heer namen tegelijk met ons plaats. Wij geraakten met hen in discours. De officier sprak Vlaems tot ons en bood zich, toen wij zeiden, dat wij de Calvariënberg bij de Dominicanerkerk niet gezien hadden, terstond aan om er ons heen te brengen. Wij zeiden het lieve meisje, dat ons bediende, vaarwel en stapten naar den Calvarie. Ik vond het meer vreemd dan mooi. Chrs.' graf, waarheen men langs eenige trappen opklimt, met rotsen en beelden aan weêrszij. Boven het graf de kruisiging, ter zijde o.a. Petrus met den haan; in het donkere graf ligt een lijk, Chrs. voorstellende, in doeken gewikkeld. Nog ziet men in de rotsen verschillende groepen van zielen in het vagevuur.
De vriendelijke officier geleidde ons nu naar een uitmuntend en schoon bierhuis, de Sodalité bij Abel tegenover de kerk St. Charles van de Jezuïten. Wij dronken er heerlijk Beiersch bier, 't welk ons vriendelijke gids volstrekt betalen wilde. Wij scheidden van hem, dewijl de tijd voor het middagmaal, 3 uur, aangebroken was. Over de plaats van de verbrande beurs zochten wij ons hôtel weer op. Wij aten ‘goed’ zooals Mons. Corvilain aan Feddo verzekerde. Toen de tafel ging afloopen kwam de dikke logementhouder een oogenblik met ons praten. Hij presenteerde ons een onzer dischgenooten als zijn aanstaanden opvolger; deze vriend, die wat scheel zag, verzekerde ons dat hij thans het logement St. Jaques te Malines (Mechelen) hield, onder de firma l'Epouse de Peteghem. Mons. Corvilain betreurde zeer de scheiding van Noord- en Zuid-Nederland, hij verhaalde van zijn heldendaden tegen Napoleon en liet een flesch Champagne komen. Wij gaven er natuurlijk een voor terug. Daarop dronken wij nog een sterke tas koffij en stapten daarop met ons drietjes de straat weer op. [...]
Wij hadden het schoone, vrolijke Antwerpen gezien.
Wij rigtten vervolgens onze schreden langs de Grand place met vele mooie gildehuizen en het stadhuis, naar de Schelde en wandelden de dokken en kaaien langs. Ook bezagen wij de fraaie vischmarkt met de hardsteenen banken waarop de visch schoongemaakt wordt en die oogenblikkelijk met versch water gereinigd kunnen worden. Op onze wandeling kochten wij des morgens tabak (fleur d'Harlebeke) en een pijpken, zooals wij ze alle Antwerpenaars zagen gebruiken. Daaruit smookten wij nu en dan dapper onder weg -maar de Belgische tabak was ons zwaar genoeg. Op deze wandeling hadden wij gelegenheid om op te merken hoe zware paarden de niet minder zware vrachtkarren door de stad trokken. Deze paarden werden door de voerlieden slechts met een touw vastgehouden en door het klappen van de zweep bestuurd.
Het was zoowat twee uur na den middag toen wij voor een Estaminet op de Quai Jordaens gingen zitten om wat uit te rusten en het schoone riviergezicht te genieten. Een Belgisch officier en nog een Heer namen tegelijk met ons plaats. Wij geraakten met hen in discours. De officier sprak Vlaems tot ons en bood zich, toen wij zeiden, dat wij de Calvariënberg bij de Dominicanerkerk niet gezien hadden, terstond aan om er ons heen te brengen. Wij zeiden het lieve meisje, dat ons bediende, vaarwel en stapten naar den Calvarie. Ik vond het meer vreemd dan mooi. Chrs.' graf, waarheen men langs eenige trappen opklimt, met rotsen en beelden aan weêrszij. Boven het graf de kruisiging, ter zijde o.a. Petrus met den haan; in het donkere graf ligt een lijk, Chrs. voorstellende, in doeken gewikkeld. Nog ziet men in de rotsen verschillende groepen van zielen in het vagevuur.
De vriendelijke officier geleidde ons nu naar een uitmuntend en schoon bierhuis, de Sodalité bij Abel tegenover de kerk St. Charles van de Jezuïten. Wij dronken er heerlijk Beiersch bier, 't welk ons vriendelijke gids volstrekt betalen wilde. Wij scheidden van hem, dewijl de tijd voor het middagmaal, 3 uur, aangebroken was. Over de plaats van de verbrande beurs zochten wij ons hôtel weer op. Wij aten ‘goed’ zooals Mons. Corvilain aan Feddo verzekerde. Toen de tafel ging afloopen kwam de dikke logementhouder een oogenblik met ons praten. Hij presenteerde ons een onzer dischgenooten als zijn aanstaanden opvolger; deze vriend, die wat scheel zag, verzekerde ons dat hij thans het logement St. Jaques te Malines (Mechelen) hield, onder de firma l'Epouse de Peteghem. Mons. Corvilain betreurde zeer de scheiding van Noord- en Zuid-Nederland, hij verhaalde van zijn heldendaden tegen Napoleon en liet een flesch Champagne komen. Wij gaven er natuurlijk een voor terug. Daarop dronken wij nog een sterke tas koffij en stapten daarop met ons drietjes de straat weer op. [...]
Wij hadden het schoone, vrolijke Antwerpen gezien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten