• Schrijver Michel van der Plas (1927-2013) bracht in 1976 een bezoeken aan Ierland, en hield toen een dagboek bij dat later is gepubliceerd in Zo'n beetje wat ik voel ...
ZONDAG
Bij Marten Toonder in Greystones, dat is negenenvijftig bushaltes verwijderd van het centrum van Dublin. Een rustige badplaats. Tien jaar geleden vestigde hij er zich. 'Ik was van het land gaan houden'; zo eenvoudig was dat. We praten over het verschijnsel Finbarr Nolan [handoplegger]. Hij zegt er zeker van te zijn dat Finbarr in de ogen van veel Ieren hoog spel speelt: hij zou zo langzamerhand iets dat hem zeer dierbaar is, moeten offeren: aan een 'fairy ring'. Als hij dat niet doet, zou het wel eens gauw kunnen gebeuren dat hij, hoewel de zevende zoon van een zevende zoon, zijn helende kracht verliest. Ik bedenk dat Finbarr dan zijn Jaguar binnen zo'n tovercirkel zou moeten rijden. Toonder zegt dat hij daar in alle eeuwigheid zou blijven staan, omdat niemand hem zal durven aanraken. Overal op het platteland, zegt hij, kun je die tovercirkels zien, nu eens door bomen, dan weer door stenen gemarkeerd. Niemand mag die betreden. Je komt ze op de gekste plaatsen tegen, midden in vruchtbaar land of in een grazige weide, vaak op de top van een heuvel. Alles bloeit en groeit er wild op. Natuuronderzoekers zijn er dol op, vanwege de zeldzame gewassen die ze er vaak kunnen aantreffen.
Nog maar een jaar geleden drongen vreemde geruchten door tot de bisschop van het noordwestelijke diocees onder welks competentie Achill Island berust (Heinrich Böll bezit daar al vele jaren een boerderij) dat de pastoor aldaar lijdzaam toekeek bij vreemde heidense praktijken die daar opeens weer de kop hadden opgestoken. De mensen brachten er weer offers in tovercirkels. De verontruste bisschop zond een priester op visitatie. Diens verslag was even realistisch als genadeloos: 'Ja, monseigneur, men doet het allemaal weer.' De bisschop riep de pastoor ten snelste terug. Zijn vervanger heeft de christelijke orde hersteld. Maar voor hoelang? Toonder: 'Geen boer in de westelijke randgebieden, of hij kent wel ergens een heilige steen, een heilige boom, een heilige terp of een heilige bron. Het parool is: niet aanraken. In een grote boog omheen lopen. In ieder geval, voor alle veiligheid, in ere houden.'
Eet vanavond dan toch maar eens 'Irish Stew'. Als ik het gerecht bestel, zegt de ober: 'Ik hoop dat u honger hebt.' Tien minuten later krijg ik een enorm soepbord voor mij. Wat er inzit, is hetzelfde als hutspot, ik bedoel peen-en-uien, — behalve dan dat het vlees geen rundvlees is maar lamsvlees, en dat het gerecht als een soort soep wordt opgediend, met andere woorden dat de aardappelen niet 'gehutst' zijn. (Ik realiseer mij dat deze met zoveel uitzonderingen gepaard gaande vergelijking verdacht veel lijkt op een van de al te vele regels van vroeger met betrekking tot de geslachten der woorden in de Nederlandse taal: 'Alle seizoenen zijn vrouwelijk, behalve de winter, de zomer en de herfst.') Maar het moet ooit, in dit aardappelen-land, 'het feestmaal van de armen' geweest zijn, denk ik. En terwijl ik ervan smul, herinner ik me een scène uit het boek 'Afke's tiental', waarin het arme gezin van Afke een feestmaal heeft wanneer een van de meisjes uit de stad wat zwoerd heeft meegenomen, dat in de pot kan. Toen ik dat voor de eerste keer las, sprongen de tranen van ontroering mij in de ogen. Dat op dit moment van de 'Irish Stew' te verlangen, zou overdreven zijn.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten