• Het dagboek van de Amsterdamse koopman Isaac Pool (1619-1684) bestrijkt de periode 1663-1678. Het is onlangs in druk verschenen, bezorgd door Laurence Duquesnoy en Jeroen Salman.
8 augustus 1664
1664. Den 8 augustus ben ick met myn huysvrou en Dirck neef met de schuyt van 10 op Naarden gevaaren, daar wy ten 1 uer quamen.
Huerden daar een kaamer by een silversmidt om daar somtyts wat te syn als wy daar kommen om ons soon te besoecken. Ende lieten ons soon 2 peckel haringe haalen en gingen die gesamentlijck op Rustenburgh eeten. Ende te rugh gande gingen tot de silversmidt slaepen, daar wyt wel vonden.
Sanderdaaghs quam myn soon en Dirck neef, die snaghs indt school by malkander geslaepen hadden, vraegen wat wy doen souden. Soo rissolveerden [besloten] wy, naar dat wy heet bockwyten broodt gegeten hadden, naar Laren en Blarekom te gaan daar wy met mooy weer quamen. Saegen onderweegh veel schone gesighten vande bergen af.
Gingen daar wat sitten eeten tot de Schouts [herberg?], daar veel by luy tuys leggen hadden, met een veel soete reeden [gesprekken] en gingen te rugh. Quamen vroegh tot Naarden, koften een mandtien met witte pruymen en gingen nogh in twee tuynen, daar wy albessen en suycker peeren aaten. In stee kommende deeden ons aavondt maal en gingen slaepen.
Sander daagh souden wij oover tschoonen landt naar den Hinder dam gegaan hebben, dogh begon starck te regenen soo dat het een uyt schay was en gingen in de schuyt van 10en op Amsterdam en quamen vroegh tyys.
11 augustus 1664
1664. Augustus 11 heb ick aen massuer Maghtelt Pool ses dickatons gegeeven, synde 18 gul 18 stuy, op reckeningh vande itrest [rente] die sy van myn ondtfangt moet als voogh oover haar vast gemackt goet.
Den 11 dito aen Jan Pietersen de beelt houwer geleendt een bock van Joost van Vondel genamdt Bespiegelingh dar godthyt tegen ongodtisten, in quarto, om met den eersten weederom te geeven, etcetera. Dit boeckien heeft Jan Pietersen weer te rugh gebroght.
15 augustus 1664
Den 15 augustus 1664 is masuer Anna vertrocken naar Leyden met al de schilderijen en goederen die weegens haar broer Rynier Jarigh by myn waaren berustende. Ende meendt voort wegh te blyven sonder haar fooy te geeven, naar dat se omtrendt drie jaren by mijn gewoondt heeft ende maar een hondert dalders op reckeningh van haar kost gelt betalt heeft.
Oock meede wegh gevoet al haar goet bet en al wat sy der gebroght heeft ende liet haar kamer vuvl en bestroyt met lappen en vodden leggen, daar sy noghtans soo gepast vies en sindelyck wil weesen. Dogh een sindelycke morsebel past dat niet wel.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten