zondag 23 september 2018

Edward Vermeulen -- 24 september 1917

Edward Vermeulen (1861-1934) was een Vlaamse schrijver. Het laatste oorlogsjaar (van de Eerste Wereldoorlog) bracht hij door in de Kempen, waar het leven tijdens de oorlogsjaren veel beter was dan in West-Vlaanderen, waar Vermeulen vandaan kwam.

Maandag, 24e september.
Baelen foore en koeienmarkt.
Veel van die kleine, doch schoone Kempische beestjes, met, hier en daar, een verbasterde Vlaamsche of Hollandsche ertusschen. Slechts een Jan zag ik, een echte Kempenaar en een schoone. Hij stond er alleen, zijn kei te knagen, gebonden aan een tuinhaag, te trijfelen met de hoorns door de struiken, brooddronken.

Die Jans zijn overal dezelfde; die botterikken kunnen nooit manieren hebben lijk andere-menschens-zwijns.

Er was leven en rumoer op de markt en d'r werden veel zaken gedaan. Langs alle hoeken en kanten zag men de veekooplieden parlasanten met de boeren, de kooplieden luidruchtig en overweldigend, aanbiedend met een overvloed van conventionnele woorden, spreuken en spreekwoorden, de boeren, zwijgend, met gespannen lippen, stakestijf en koppig de oogen afwendend, of, met een korten, nijdigen snak, den kop één maal nijdig schuddend met een kranig weigerendsgebaar, rotsvast in eigen gedacht en weerdeschatting. 't Geleek er ook eene offensieve en 't was belangwekkend om na te gaan, hoe al de woordenvloed der kooplieden op vele plaatsen ineenbrak op de zwijgende koppigheid der boeren.

De Kempische boeren zijn prachtig in koopmansschappen!

De prijzen waren er nochtans treffelijk?! Zoo werden, o.m. een jongen os, van een zes honderd kilos gewicht, verkocht voor twee duizend acht honderd vijftig frank - natuurlijk goudfranks - ja wel, die prijs is treffelijk! Doch, duivelszak is nooit vol en Nooitgenoeg is op den wereldbol.

Wat moet zulk vleesch kosten, tegen dat het geslacht, opgepoetst en te pralen ligt voor de spiegelruiten van de beenhouwerijen?

Nu komt het geld gladdig in de zakken der boertjes gerold. Wat verschil met onze Vlaamsche boeren! Gansch den duurtijd van den oorlog werden ze hun beesten en wat voor beesten! - door den Duits afgenomen aan hoogstens twee frank den kilo levend gewicht en hun verkens ook aan geringe vastgestelde prijzen. En als men dan inziet, dat ze bij het indringen van den Duits hunne hoven leêggeplunderd werden in 14 en in 17 alles hebben moeten achterlaten wat ten hove was en te velde, een rijkdom! dan rijst de vraag op: zullen de frontboeren en deze uit de verdere oorlogsgebieden gelijk behandeld worden na den oorlog!

Hier is de-n oorlog vast en zeker uiterst winstgevend voor de landelingen en d'r zijn er dan ook, die den staat van zaken goed vinden en het potje schuimen.

De vrienden van Baelen vertelden mij het volgende: een jongen van hier, die verkeerde met een boeredochter, ging haar 's avonds ten hove bezoeken; bij het huis gekomen, juist op het oogenblik dat hij den deurappel grijpen zou, hoorde hij den boer die het avondgebed opzei, tot de medebidders zeggen: nog een Onze Vader, opdat de oorlog lang dure.

En de jongen trok zijn arm terug, deed keerom en vertrok om nooit meer terug te keeren.

Wat er van zij of niet, dergelijke menschen kwam ik er niet tegen, allen met wien ik sprak of handelde, wenschten even verlangend als wij zelf, het einde van den beestelijken oorlog en waren onder alle opzichten eerlijke en rechtschapene menschen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten