zaterdag 18 juni 2022

Hanny Michaelis • 19 juni 1940

Hanny Michaelis (1922-2007) was een Joodse Nederlandse schrijfster. Haar oorlogsdagboek is onlangs in twee delen verschenen bij Van Oorschot (bezorgd door Nop Maas).

Woensdag 19 juni '40
± half 8
Ik voel me verschrikkelijk slaperig, ik denk, dat ik vanavond vroeg naar mijn bed verhuis, want gisteravond was het bij twaalven, voor ik in bed lag en om half 1 sliep ik nóg niet, terwijl ik vanmorgen n.b. om half 7 alweer lag te blokken op mijn scheikunderepetitie, die overigens een grandioos succes is geworden, d.w.z. op het gebied van afkijken. Als ik toevallig niet naast Greetje had gezeten, had ik er geen pest van terecht gebracht, ik wist letterlijk niets meer, toen we de vragen kregen. Ik kan die rommel al nooit in mijn hoofd proppen, laat staan er in houden. Daarbij is het zo'n nutteloos getob en geploeter, want het volgend jaar, als ik in de zesde mocht zitten, hebben we het niet meer, goddank. Overigens zal ik al blij zijn met een 6 voor dit werk, ik hoop allervurigst, dat die bescheidenheid beloond zal worden.
De verdere wederwaardigheden van vandaag zijn nogal gauw verteld. Maar ik moet nu eerst helpen omwassen, dus tot zo laat dan.

8 uur
Het eerste uur hadden we Roodenburgh, die me al meteen een scène maakte omdat ik mijn algebrasom niet in mijn schrift had gemaakt, ik zei, dat ik hem wel geprobeerd had, maar niet uitgekregen, waarop hij zeer achterdochtig informeerde naar het schriftelijk bewijs van die probeersels, en toen ik hem antwoordde, dat ik dat niet bij me had, deed hij erg wantrouwig en venijnig. Even later viel hij van het podium, maar wist in een bevallige danspose zijn evenwicht te bewaren, het was werkelijk allerliefst: Roodenburgh als girl. Ik lachte natuurlijk vol leedvermaak en wisselde met Eldert een genoegelijk vertrouwelijk lachje van verstandhouding.

Het tweede uur was de hel weer eens losgebroken. Eric kwam een seconde te laat binnen, waarop Van Leeuwen hem afblafte: of hij verlof (n.b.) had om later te komen. Eric gaf een antwoord dat inderdaad wel enigszins vreemd klonk op die vraag, nl. dat hij zijn boek had gehaald, waarop Van Leeuwen vlam vatte aan het rood-wit-blauw speldje dat hij droeg en op een waarschijnlijk als bijtend sarcastisch bedoelde toon vroeg, of hij nog de nationale kleuren droeg (een vrij overbodige vraag, voor iemand met ogen). Eric antwoordde lichtelijk in zijn wiek geschoten (en terecht): 'Voorlopig is het nog niet verboden, mijnheer.' Van Leeuwens antwoord hierop sprak boekdelen, hij zei nl.: 'Maar mij persoonlijk grieft het in hoge mate!' En dat de, volgens zijn eigen beweringen, zo vaderlandslievende Van Leeuwen. Hij durft wel véél; als de kat van honk is, dansen de muizen op tafel. Overigens geloof ik, dat hij, als hij meent met een dergelijk verraderlijke, minderwaardige houding, bij de Duitsers hier in het gevlei te komen, de plank allemachtig ver misslaat. Bovendien had hij zich tot nu toe bij zijn veelvuldige karakteristieke kijfpartijen op Engeland nog altijd gedekt achter, het tegenwoordig alléén maar misbruikte, bordje van nationale gezindheid. Natuurlijk, bang hoeft hij niet te zijn, met zijn connecties hoeft hij geen blaadje meer voor de mond te nemen. Maar dat hij, als rasechte Hollander, zich niet schaamt voor zulke infame uitlatingen, hij die zo prat ging op zijn z.g. 'vaderlandslievendheid', begrijp ik niet. Of liever - ik begrijp het wel, voor iemand met zijn mentaliteit hoef je je daarover niet te verwonderen. Enfin, hij brulde weer zo Van Leeuwenachtig, dat 5b, naast ons, er van heeft kunnen meegenieten. Overigens hebben we afgesproken om op 29 juni, de verjaardag van Prins Benno, allemaal met oranje op in de klas te komen om Van Leeuwen eens heel wreed en in de allerhoogste mate te grieven! (Misschien lukt het ons wel om zijn teergevoelig hart bij die gelegenheid te breken!) Maar je zal zien, dat als het er op aankomt, de helft van de klas het niet doet, uit laffe angst en onderworpenheid. Eén ding is helaas niet te loochenen, de solidariteit is bij het Hollandse volk nooit overdreven en groot geweest, wat ons ook nu weer heeft genekt.

Nederlands was niet bijster interessant, wc Vondelen nog altijd, hoogst vervelend. Mijn speech is weer voor een hele poos uitgesteld; Binnendijk vroeg nl. na de les, hoe ik erover dacht, waarop ik antwoordde, dat ik hem woensdag wilde houden. Maar dat vond hij wat te vlug, en hij stelde uit zichzelf voor om het tot half juli uit te stellen, nogal sympathiek van hem.

Latijn en Natuurkunde waren knullig en het Scheikunderelaas heb ik al geschreven. Na énen was ik op de bibliotheek, ik heb nu The Street of the fishing cat van Földes en La Révolte des anges van Anatole France. Homo ludens ben ik nog altijd aan 't doorworstelen, het is heel interessant en ook helder en goed geschreven, maar het boeit niet en dan blijft het eerder liggen, dan een spannende roman, vooral in deze woelige, onrustige dagen; dan heb ik helemaal geen geduld om dergelijke wetenschappelijke lectuur te lezen, ik kan mijn gedachten er bijna niet bijhouden. Bovendien heb ik ook Der Fall Mauritius van Wassermann nog onderhanden, het is ongelofelijk boeiend en interessant, het is alleen zo'n bijbel.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten