• W.N.P. Barbellion (1889-1919) was het pseudoniem van Bruce Frederick Cummings, een Britse natuurvorser. Hij overleed aan multiple sclerose. Zijn dagboeken worden nog steeds gelezen. Het boek is in het Nederlands vertaald (door Harry Oltheten) als Dagboek van een teleurgesteld man. Hieronder de laatste bladzijden uit het dagboek. Het Engelse origineel staat onderaan.
1 oktober
De onmiddellijke toekomst vervult me met afschuw.
2 oktober
Poesjkin (zoals we onze kat hebben genoemd) ligt opgekruld op mijn bed, hij spint en is volkomen gelukkig. Zijn aanblik doet me goed. Maar denk je eens in: een lamme, een krijsend kind, twee vrouwen, een kat en een kanarie opgesloten in een klein huisje, terwijl de oorlog voortgaat, en voedsel elke dag schaarser wordt. ‘Geef ons heden ons dagelijks brood.’ Ik wil worden bemind – maar bovenal wil ik beminnen. Ik loop een groot risico dat ik larmoyant word en op humeurige toon ga zeggen: ‘Niemand houdt van mij, niemand geeft om mij.’ Ik moet moediger zijn en meer vertrouwen hebben in de goedheid van andere mensen. Dan kan ik vrijer liefhebben.
3 oktober
Ik ben vandaag dankbaar voor een paar gelukkige uren, triomfantelijk weggeplukt van onder de neus van het noodlot zelf en doorgebracht in de warme zon in de tuin. Ze droegen me om twaalf uur naar buiten en ik bleef daar tot na theetijd. Een leeuwerik zong, maar de zwaluwen – dierbare vogels – zijn vertrokken. E. plukte twee sleutelbloemen. Ik zat bij een paar herfstasters en keek naar de bijen, vliegen, en vlinders.
6 oktober
Tijdens aanvallen van sentimenteel zelfmedelijden probeer ik België, Armenië, Servië, etc. te visualiseren en gewoonlijk genees ik mezelf daarmee.
12 oktober
Het is winter – geen herfst dit jaar. ’s Avonds zitten we bij het vuur en genieten van heerlijke zoetruikende houtrook, en van de open haard met zijn grote ijzeren stang en daaraan ketel-en pothaak. E. breit warme kleertjes voor de baby, en ik speel Chopin, hymnen van César Franck, ‘Drie blinde muizen’ (met variaties) op een mondharmonica van het merk ‘The Angels’ Choir’, Made in Germany.
...
Jij zou medelijden met me hebben, nietwaar? Ik ben eenzaam, platzak, verlamd, en net achtentwintig. Maar ik knip met mijn vingers in je gezicht en met eenzelfde arrogantie heb ik medelijden met jou. Ik heb medelijden met je rimpelloze geluk en de bewegingloze sereniteit van je geest. Ik prefereer mijn eigen kwelling. Ik ben stervende, maar jij bent al een lijk. Jij hebt nooit echt geleefd. Jouw lichaam is nooit geranseld totdat het tintelt van leven door een hopeloos verlangen om te beminnen, te weten, te handelen, te slagen. Dat je volledig opgaat in de kleine zorgjes van een doorsneebestaan benijd ik je niet.
Denk je dat ik de gemeenschap met mijn eigen hart zou ruilen voor de speelgoedballonnen van jouw dwaze conversatie? Of mijn leergierigheid voor jouw vluchtige interesses? Of mijn wanhoop voor jouw comfortabele hoop? Of mijn huidige armetierige leven voor het jouwe dat gepolijst en schoon is als een nieuw driepennystuk? Nee, dat zou ik niet. Ik sla mijn mantel om me heen en dank God plechtig dat ik niet ben als sommige anderen. Ik ben pas achtentwintig, maar ik heb in die paar jaar een redelijk lang leven samengebald: ik heb bemind, ben getrouwd, en heb een gezin; ik heb geweend en genoten, geworsteld en gewonnen, en wanneer het uur komt zal ik tevreden sterven.
14 tot 20 oktober
Ellendig.
21 oktober
Walg van mezelf.
[Barbellion stierf twee jaar later, op 22 oktober]
October 3.
I am grateful to-day for some happy hours plucked
triumphantly from under the very nose of Fate, and spent
in the warm sun in the garden. They carried me out at
12, and I stayed till after tea-time. A Lark sang, but the
Swallows — dear things — have gone. E picked two
Primroses. I sat by some Michaelmas Daisies and watched
the Bees, Flies, and Butterflies.
October 6.
In fits of maudlin self-compassion I try to visualise Belgium, Armenia, Serbia, etc., and usually cure myself
thereby.
October 12.
It is winter — no autumn this year. Of an evening we
sit by the fire and enjoy the beautiful sweet-smelling
wood-smoke, and the open hearth with its big iron bar
carrying pot-hook and hanger. E knits warm garments
for the Baby, and I play Chopin, Cesar Franck hymns.
Three Blind Mice (with variations) on a mouth-organ called
'The Angels' Choir,' and made in Germany. . . .
You
would pity me, would you ? I am lonely, penniless, paralysed, and just turned twenty-eight. But I snap my
lingers in your face and with equal arrogance I pity you.
I pity you your smooth-running good luck and the stagnant serenity of your mind. I prefer my own torment.
I am dying, but you are already a corpse. You have
never really lived. Your body has never been flayed into
tingling life by hopeless desire to love, to know, to act,
to achieve. I do not envy you your absorption in the
petty cares of a commonplace existence.
Do you think I would exchange the communion with
my own heart for the toy balloons of your silly conversation? Or my curiosity for your flickering interests? Or
my despair for your comfortable Hope? Or my present
tawdry life for yours as polished and neat as a new three-
penny bit? I would not. I gather my mantle around me
and I solemnly thank God that I am not as some other
men are.
I am only twenty-eight, but I have telescoped into those
few years a tolerably long life: I have loved and married,
and have a family; I have wept and enjoyed, struggled and
overcome, and when the hour comes I shall be content to
die.
October 14/20.
Miserable.
October 21.
Self-disgust.
donderdag 30 september 2021
woensdag 29 september 2021
Randy Newman • 30 september 1994
• Randy Newman (1943) is een Amerikaanse zanger. In 1994 hield hij een 'Hollands Dagboek' bij.
Vrijdag 30 september
Rond half zeven vanochtend landden we op Schiphol en tegen het eind van de middag had ik er al een stuk of drie interviews op zitten. Ze laten er in Holland geen gras over groeien, zeg. Waar heb ik al deze belangstelling toch aan te danken? Per slot van rekening is er in geen tijden meer een plaat van mij verschenen. Ik kan het eigenlijk nog steeds niet bevatten dat ik nu hier ben voor een theatertournee van liefst dertien concerten. De komende twee weken zal ik vanuit mijn tijdelijke standplaats Amsterdam het land doorkruisen tot aan Groningen en Maastricht toe. Alleen Nijmegen ontbreekt ditmaal op het programma. Moeten ze me daar in de bergen soms niet meer?
Op het gevaar af slijmerig over te komen, wil ik toch eerst even kwijt dat Nederland een speciale plek in mijn hart inneemt. Per slot van rekening was dit het eerste land ter wereld waar mij enige erkenning ten deel viel en daarbij heeft het publiek zich de afgelopen twintig jaar buitengewoon loyaal betoond. Bovendien zou ik me geen alerter en attenter gehoor kunnen wensen. Mijn teksten worden hier uitstekend begrepen, terwijl we er ook nog eens hetzelfde gevoel voor humor op na blijken te houden, wat in de Verenigde Staten toch wel even iets anders ligt. Vandaar dat ik deze tournee niet eerst en vooral vanwege het geld doe, al laat ik mij er daarom natuurlijk niet minder goed voor betalen. Ik ga heus niet de grote mogol uithangen.
Vrijdag 30 september
Rond half zeven vanochtend landden we op Schiphol en tegen het eind van de middag had ik er al een stuk of drie interviews op zitten. Ze laten er in Holland geen gras over groeien, zeg. Waar heb ik al deze belangstelling toch aan te danken? Per slot van rekening is er in geen tijden meer een plaat van mij verschenen. Ik kan het eigenlijk nog steeds niet bevatten dat ik nu hier ben voor een theatertournee van liefst dertien concerten. De komende twee weken zal ik vanuit mijn tijdelijke standplaats Amsterdam het land doorkruisen tot aan Groningen en Maastricht toe. Alleen Nijmegen ontbreekt ditmaal op het programma. Moeten ze me daar in de bergen soms niet meer?
Op het gevaar af slijmerig over te komen, wil ik toch eerst even kwijt dat Nederland een speciale plek in mijn hart inneemt. Per slot van rekening was dit het eerste land ter wereld waar mij enige erkenning ten deel viel en daarbij heeft het publiek zich de afgelopen twintig jaar buitengewoon loyaal betoond. Bovendien zou ik me geen alerter en attenter gehoor kunnen wensen. Mijn teksten worden hier uitstekend begrepen, terwijl we er ook nog eens hetzelfde gevoel voor humor op na blijken te houden, wat in de Verenigde Staten toch wel even iets anders ligt. Vandaar dat ik deze tournee niet eerst en vooral vanwege het geld doe, al laat ik mij er daarom natuurlijk niet minder goed voor betalen. Ik ga heus niet de grote mogol uithangen.
dinsdag 28 september 2021
Ursula von Kardorff • 29 september 1944
• Ursula von Kardorff (1911-1988) was een Duits schrijfster en journaliste. Gedurende de oorlogsjaren hield ze een dagboek bij, dat in het Nederlands is vertaald als Gebombardeerd dagboek. Vertaling Tinke Davids.
29 september 1944 — Zat thuis te werken aan een artikel over vrouwelijke piloten toen de telefoon ging. Een zachte stem: Melitta Stauffenberg, de schoonzuster van Claus; zij vliegt zelf ook. Ze verzocht mij gravin Hardenberg mee te delen dat ze een voedselpakket aan Reinhild mag sturen. Zei dat ze zelf uit de gevangenis ontslagen was omdat men haar dringend nodig had voor haar experimenten met apparatuur voor nachtvluchten. Ook commissaris Opitz had tegenover mij met het grootste respect over haar gesproken.
's Avonds kwam gravin Hardenberg bij mij, uitgeteerd en bevend van nervositeit. Slot en vermogen zijn gisteren geconfisqueerd. Zij ziet dat als een verslechtering van de situatie. Ik ging meteen naar Dörtenbach op Buitenlandse Zaken, die me geruststelde: dat was automatisch gebeurd bij alle arrestaties en had helemaal niets te betekenen. Dus kon ik haar tenminste een beetje troosten. Tragisch mager en bleek lag ze op de pluchen sofa, ze probeerde wat te slapen.
Ik voel me met al die opwinding nauwelijks nog in staat tot werk op de redactie. Als ze daar niet zo fideel waren, had ik allang ontslagen moeten worden. De zin om nu nog artikelen te schrijven is mij wel compleet vergaan.
3 oktober 1944 - Om zeven uur ging mijn telefoon. De portiersvrouw: 'Buiten staat een meneer die u wil spreken.' Ik, geërgerd: 'Die moet maar wachten, ik ben nog niet op.' Antwoord: 'Die meneer zegt dat hij niet wil wachten, hij komt van de Geheime Staatspolizei.'
Met knikkende knieën sloop ik naar de badkamer om me aan te kleden en op te maken. Waarom je er op zulke momenten zo knap mogelijk uit wilt zien, weet ik niet. Oeroud instinct? Het idee de tegenstander op die manier te kunnen ontwapenen? In elk geval was ik nog niet klaar toen die man al mijn kamer binnenkwam. Ik vroeg op boze toon of hij niet even had kunnen wachten, waarop hij zich heel vriendelijk verontschuldigde: hij was alleen maar gekomen om de meubels die eigendom van Hardenberg waren, in beslag te nemen. Ik mocht niets weghalen uit de woning. Ik had hem haast om de hals kunnen vallen, zo opgelucht was ik. Met een knipoog vroeg hij of Hardenberg geen cognac of sigaretten had, wat ik met een glimlach ontkende - ondanks het voorraadje in mijn hangkast, dat daar voor het ergste geval gedeponeerd is. Na een paar grapjes vertrok hij, met een ferm 'Heil Hitler', dat slecht bij zijn muizegezicht paste.
Klaus, die nog in het hospitaal ligt, mag nu tenminste af en toe een uurtje opstaan. 's Nachts overvalt me vaak een panische angst dat hij op de een of andere lijst staat. De laatste tijd zijn zoveel jonge officieren gearresteerd.
29 september 1944 — Zat thuis te werken aan een artikel over vrouwelijke piloten toen de telefoon ging. Een zachte stem: Melitta Stauffenberg, de schoonzuster van Claus; zij vliegt zelf ook. Ze verzocht mij gravin Hardenberg mee te delen dat ze een voedselpakket aan Reinhild mag sturen. Zei dat ze zelf uit de gevangenis ontslagen was omdat men haar dringend nodig had voor haar experimenten met apparatuur voor nachtvluchten. Ook commissaris Opitz had tegenover mij met het grootste respect over haar gesproken.
's Avonds kwam gravin Hardenberg bij mij, uitgeteerd en bevend van nervositeit. Slot en vermogen zijn gisteren geconfisqueerd. Zij ziet dat als een verslechtering van de situatie. Ik ging meteen naar Dörtenbach op Buitenlandse Zaken, die me geruststelde: dat was automatisch gebeurd bij alle arrestaties en had helemaal niets te betekenen. Dus kon ik haar tenminste een beetje troosten. Tragisch mager en bleek lag ze op de pluchen sofa, ze probeerde wat te slapen.
Ik voel me met al die opwinding nauwelijks nog in staat tot werk op de redactie. Als ze daar niet zo fideel waren, had ik allang ontslagen moeten worden. De zin om nu nog artikelen te schrijven is mij wel compleet vergaan.
3 oktober 1944 - Om zeven uur ging mijn telefoon. De portiersvrouw: 'Buiten staat een meneer die u wil spreken.' Ik, geërgerd: 'Die moet maar wachten, ik ben nog niet op.' Antwoord: 'Die meneer zegt dat hij niet wil wachten, hij komt van de Geheime Staatspolizei.'
Met knikkende knieën sloop ik naar de badkamer om me aan te kleden en op te maken. Waarom je er op zulke momenten zo knap mogelijk uit wilt zien, weet ik niet. Oeroud instinct? Het idee de tegenstander op die manier te kunnen ontwapenen? In elk geval was ik nog niet klaar toen die man al mijn kamer binnenkwam. Ik vroeg op boze toon of hij niet even had kunnen wachten, waarop hij zich heel vriendelijk verontschuldigde: hij was alleen maar gekomen om de meubels die eigendom van Hardenberg waren, in beslag te nemen. Ik mocht niets weghalen uit de woning. Ik had hem haast om de hals kunnen vallen, zo opgelucht was ik. Met een knipoog vroeg hij of Hardenberg geen cognac of sigaretten had, wat ik met een glimlach ontkende - ondanks het voorraadje in mijn hangkast, dat daar voor het ergste geval gedeponeerd is. Na een paar grapjes vertrok hij, met een ferm 'Heil Hitler', dat slecht bij zijn muizegezicht paste.
Klaus, die nog in het hospitaal ligt, mag nu tenminste af en toe een uurtje opstaan. 's Nachts overvalt me vaak een panische angst dat hij op de een of andere lijst staat. De laatste tijd zijn zoveel jonge officieren gearresteerd.
maandag 27 september 2021
Barber van der Pol • 28 september 1997
• Barber van der Pol (1944) is schrijver en vertaler. In Lust en gratie stonden dagboekfragmenten van haar.
zondag 28 september Deze ochtend zal ik gebruik maken van de handigheid en aardigheid van Stephen, die me met mijn apparatenellende wil helpen. Mijn koelkast is stuk en we gaan met zijn busje een tweedehands ophalen in de Pijp. Een uur voor het zover is, verschuif ik de koelkast om de vloer vast schoon te maken en ik steek de stekker voor de grap in een ander stopcontact.
‘Floep,’ zegt er iets. Het is niet moeilijk te concluderen dat de vriezer weer werkt en om te kijken of de tragere rest het ook doet, zet ik glaasjes water op en in de koelkast. Na een half uur kan ik vaststellen dat mijn Bauknechtje mag blijven. Had ik hem op een haar na bij de lantaarnpaal gezet voor een lelijke Philips!
Stephen wil het stopcontact maken. Niet nodig: er was alleen een zekering stuk. Opgewonden bespreken we het wonder. Even later gaan we op weg om de auto uit te proberen waarop na lang krantjes doorkijken mijn oog is gevallen. Als ik er een half uur in heb rondgereden, wil ik hem niet. Stephen zegt dat de auto uitstekend is en dat felrood niet erg is, maar mijn emoties spelen op. Ik mis mijn trouwe Visa, heb verdriet om de verloren onschuld, want het was ons eerste ongeluk, eind juli. Ik ben nog niet aan een andere toe. Niet aan deze andere.
Daarna samen met dochter Marjan met de trein naar de zonovergoten Gelderse Vallei om jarige broer Jan te bezoeken. We verlaten de Vallei weer en trekken de Betuwe in waar we op een droomplek pannenkoeken eten. Ik probeer niet trots naar Marjan te kijken nu ik bij Herman Brusselmans heb gelezen hoe hij moeders haat die trots zijn op hun dochters omdat ze denken dat iets van hun glans op hen afstraalt.
's Avonds thuis lees ik Marjans minutieuze reisverslag van drie maanden Midden-Amerika. Ze schrijft goed, denkt helder en wordt gedragen door liefde voor vriend Daan, die mee was, zodat dit reisverslag ook een letterlijk minuut-voor-minuut-liefdesverklaring is geworden.
Ik heb tranen in mijn ogen als ik het zwarte boekje dichtsla. Laat Brusselmans het niet merken. Ik lees zijn Logica voor idioten als eventueel Boek van de Maand voor De Groene Amsterdammer. Een neefje had het vanmiddag nog over hem. Hij is populair bij de jeugd. Marjan keek wat bezorgd toen ook ik me geestdriftig betoonde. Zij heeft het in haar zwarte boekje vaak enthousiast over schrijvers en boeken: Oliver Sachs, Cortázar, Onder professoren, De dood van Artemio Cruz. De wereld ligt aan haar voeten.
Vandaag niet gewerkt. Wel een beetje nagedacht.
‘Floep,’ zegt er iets. Het is niet moeilijk te concluderen dat de vriezer weer werkt en om te kijken of de tragere rest het ook doet, zet ik glaasjes water op en in de koelkast. Na een half uur kan ik vaststellen dat mijn Bauknechtje mag blijven. Had ik hem op een haar na bij de lantaarnpaal gezet voor een lelijke Philips!
Stephen wil het stopcontact maken. Niet nodig: er was alleen een zekering stuk. Opgewonden bespreken we het wonder. Even later gaan we op weg om de auto uit te proberen waarop na lang krantjes doorkijken mijn oog is gevallen. Als ik er een half uur in heb rondgereden, wil ik hem niet. Stephen zegt dat de auto uitstekend is en dat felrood niet erg is, maar mijn emoties spelen op. Ik mis mijn trouwe Visa, heb verdriet om de verloren onschuld, want het was ons eerste ongeluk, eind juli. Ik ben nog niet aan een andere toe. Niet aan deze andere.
Daarna samen met dochter Marjan met de trein naar de zonovergoten Gelderse Vallei om jarige broer Jan te bezoeken. We verlaten de Vallei weer en trekken de Betuwe in waar we op een droomplek pannenkoeken eten. Ik probeer niet trots naar Marjan te kijken nu ik bij Herman Brusselmans heb gelezen hoe hij moeders haat die trots zijn op hun dochters omdat ze denken dat iets van hun glans op hen afstraalt.
's Avonds thuis lees ik Marjans minutieuze reisverslag van drie maanden Midden-Amerika. Ze schrijft goed, denkt helder en wordt gedragen door liefde voor vriend Daan, die mee was, zodat dit reisverslag ook een letterlijk minuut-voor-minuut-liefdesverklaring is geworden.
Ik heb tranen in mijn ogen als ik het zwarte boekje dichtsla. Laat Brusselmans het niet merken. Ik lees zijn Logica voor idioten als eventueel Boek van de Maand voor De Groene Amsterdammer. Een neefje had het vanmiddag nog over hem. Hij is populair bij de jeugd. Marjan keek wat bezorgd toen ook ik me geestdriftig betoonde. Zij heeft het in haar zwarte boekje vaak enthousiast over schrijvers en boeken: Oliver Sachs, Cortázar, Onder professoren, De dood van Artemio Cruz. De wereld ligt aan haar voeten.
Vandaag niet gewerkt. Wel een beetje nagedacht.
zaterdag 25 september 2021
Jozef van Walleghem • 27 september 1788
• Jozef van Walleghem (1757-1801), een Brugs handelaar in garen en linten die een winkel hield op de Eiermarkt, hield van 1787 tot 1800 een journaal bij, dat eind vorige eeuw door het Stadsarchief van Brugge gepubliceerd is. Zijn dagboeken gaan over de cruciale periode van de Franse Tijd te Brugge.
(27 september 1788)
Op den 27 september is met de gewonelijcke ceremonie binnen de stadt Antwerpen geschiet de 569ste treckinge der keijserlijcke en koninglijcke loterije; zijnde uijt het radt der fortune getrokken de nombers: 53, 3, 39, 86, 34.
Door dese treckinge is er eene seltsamheijd te bemerken die voorseker sedert d'oprechting deser keijserlijcke en koninglijcke loterije, nogte in eenige andere die er oijt van desen aerd getrokken zijn, oijt plaetse gehadt heeft, te weten dat er eene quaderne, dat is vier gelijcke nombers, als de voorgaende trecking getrokken zijn, als zijnde de hier bovenstaende: 34, 39, 53, 86, zoodat er geen ander verschil is als de 3 en 18 of de treckingen zouden gelijk zijn; zijnde vervolgens door dees trecking aensienelijcke sommen verloren, temeer omdat den nomber 34 nu ook voor den derden mael is getrokken geworden.
(27 september 1788)
Op den 27 september is met de gewonelijcke ceremonie binnen de stadt Antwerpen geschiet de 569ste treckinge der keijserlijcke en koninglijcke loterije; zijnde uijt het radt der fortune getrokken de nombers: 53, 3, 39, 86, 34.
Door dese treckinge is er eene seltsamheijd te bemerken die voorseker sedert d'oprechting deser keijserlijcke en koninglijcke loterije, nogte in eenige andere die er oijt van desen aerd getrokken zijn, oijt plaetse gehadt heeft, te weten dat er eene quaderne, dat is vier gelijcke nombers, als de voorgaende trecking getrokken zijn, als zijnde de hier bovenstaende: 34, 39, 53, 86, zoodat er geen ander verschil is als de 3 en 18 of de treckingen zouden gelijk zijn; zijnde vervolgens door dees trecking aensienelijcke sommen verloren, temeer omdat den nomber 34 nu ook voor den derden mael is getrokken geworden.
Jean Cocteau • 26 september 1943
• Jean Cocteau (1889–1963) was een Frans dichter, romanschrijver, toneelschrijver, ontwerper en filmmaker. Een selectie uit de dagboeken die hij tussen 1942 en 1954 bijhield zijn in het Nederlands verschenen onder de titel Dagboek van een duizendkunstenaar (vertaald door Joop van Helmond).
3 september
Gisteren bezoek van Genet en van A., zijn gabber, de autodief. Het is een jongen met een indrukwekkende gestalte en niet stom. Hij verklaart dat hij niet naar de gevangenis wil, dat hij zich liet pakken omdat het hem in de gevangenis beviel, maar dat tegenwoordig de gevangenis, de enige plek waar nog een moraal heerste, immoreel is geworden. De gevangenen zijn geen echte gevangenen meer, en de bewakers zijn namaakbewakers. 'Onder de dieven,' zegt hij, 'vind je geen echte ambachtslieden meer.'
Hij wekt mijn belangstelling, omdat in deze tijd waarin het 'onechte' hoogtij viert, de namaak zelfs doordringt tot in de bajes. Alles is nep. Iedereen maakt alles na. Valse papieren, valse getuigenissen, valse biljetten, nepkunstenaars, namaakjournalisten. Alleen de oplichters kunnen nog rustig hun gang gaan.
Zondag 26 september
Genet heeft zich laten grijpen. In hem huist een stommeling met te veel trots. Ik heb steeds weer aangeboden hem uit de nesten te helpen, zodat hij geen boeken meer hoeft te stelen. Gisteren lag ik in de namiddag thuis te slapen. Ik werd gewekt door inspecteurs van politie die me vroegen of het exemplaar van Grand Meaulnes dat ze me lieten zien uit mijn bibliotheek afkomstig was. Later wist ik dat Genet had gezegd dat het boek van mij was, opdat ze mij zouden ondervragen en ik zou weten dat hij was gesnapt. Bovendien hadden ze in zijn zak een loper gevonden. Toen ik bij het raam aan de straat ging staan om de inspecteurs naar buiten te zien lopen, heb ik Genet en een ander gezien die hem vasthield met handboeien.
De inspecteurs wachtten zich wel om me te zeggen dat Genet beneden stond. Ze wilden de naam van de boekwinkel weten en stelden me de zaak voor alsof er nog wat aan te doen viel en Genet nog op vrije voeten was. Genet heeft me gisteren uit het bureau van de hoofdinspecteur gebeld, een zeer aardige man die het goed dwarszit dat hij een boekendief verliest. Hij gelooft niet dat Genet het risico loopt te worden verbannen.
Wat me ernstig lijkt zijn de dingen die ik niet weet. De loper, de valse papieren, enz. Vanochtend een brief van Genet, geschreven na zijn arrestatie. Hij heeft me zeer uitgebreide en heel onduidelijke instructies gegeven. Hij klaagt erin over mijn vrienden: Dubois, Toesca, 'niet bij machte hem te hulp te komen'. Hij vergeet dat we hem de laatste keer hebben gered en dat we hem hebben gewaarschuwd op zijn tellen te passen, dat het niet mogelijk zou zijn hem nog eens te redden.
Hij zal altijd stelen. Hij zal altijd onrechtvaardig zijn. Hij zal altijd degenen die hun nek uitsteken om hem te helpen op de zenuwen werken.
3 september
Gisteren bezoek van Genet en van A., zijn gabber, de autodief. Het is een jongen met een indrukwekkende gestalte en niet stom. Hij verklaart dat hij niet naar de gevangenis wil, dat hij zich liet pakken omdat het hem in de gevangenis beviel, maar dat tegenwoordig de gevangenis, de enige plek waar nog een moraal heerste, immoreel is geworden. De gevangenen zijn geen echte gevangenen meer, en de bewakers zijn namaakbewakers. 'Onder de dieven,' zegt hij, 'vind je geen echte ambachtslieden meer.'
Hij wekt mijn belangstelling, omdat in deze tijd waarin het 'onechte' hoogtij viert, de namaak zelfs doordringt tot in de bajes. Alles is nep. Iedereen maakt alles na. Valse papieren, valse getuigenissen, valse biljetten, nepkunstenaars, namaakjournalisten. Alleen de oplichters kunnen nog rustig hun gang gaan.
Zondag 26 september
Genet heeft zich laten grijpen. In hem huist een stommeling met te veel trots. Ik heb steeds weer aangeboden hem uit de nesten te helpen, zodat hij geen boeken meer hoeft te stelen. Gisteren lag ik in de namiddag thuis te slapen. Ik werd gewekt door inspecteurs van politie die me vroegen of het exemplaar van Grand Meaulnes dat ze me lieten zien uit mijn bibliotheek afkomstig was. Later wist ik dat Genet had gezegd dat het boek van mij was, opdat ze mij zouden ondervragen en ik zou weten dat hij was gesnapt. Bovendien hadden ze in zijn zak een loper gevonden. Toen ik bij het raam aan de straat ging staan om de inspecteurs naar buiten te zien lopen, heb ik Genet en een ander gezien die hem vasthield met handboeien.
De inspecteurs wachtten zich wel om me te zeggen dat Genet beneden stond. Ze wilden de naam van de boekwinkel weten en stelden me de zaak voor alsof er nog wat aan te doen viel en Genet nog op vrije voeten was. Genet heeft me gisteren uit het bureau van de hoofdinspecteur gebeld, een zeer aardige man die het goed dwarszit dat hij een boekendief verliest. Hij gelooft niet dat Genet het risico loopt te worden verbannen.
Wat me ernstig lijkt zijn de dingen die ik niet weet. De loper, de valse papieren, enz. Vanochtend een brief van Genet, geschreven na zijn arrestatie. Hij heeft me zeer uitgebreide en heel onduidelijke instructies gegeven. Hij klaagt erin over mijn vrienden: Dubois, Toesca, 'niet bij machte hem te hulp te komen'. Hij vergeet dat we hem de laatste keer hebben gered en dat we hem hebben gewaarschuwd op zijn tellen te passen, dat het niet mogelijk zou zijn hem nog eens te redden.
Hij zal altijd stelen. Hij zal altijd onrechtvaardig zijn. Hij zal altijd degenen die hun nek uitsteken om hem te helpen op de zenuwen werken.
Bart Vos • 25 september 1984
• Bart Vos (1951) is een Nederlandse bergbeklimmer. Zijn Himalaya-dagboek bevat dagboeken van drie beklimmingen in de Himalaya. Het fragment hieronder speelt zich af op de Mount Everest.
Dinsdag, 25 september 1984. 17.00 uur. Kamp 3
Gisteren waren Joost en Edmond hoog boven de gele band bezig met het touw. Vanuit kamp 2 leken ze spinnen, verbonden door een ragfijne draad. Vandaag verlieten ze kamp 3 om een paar dagen te rusten en los ik ze af.
Boven de randspleet klimmen Lhakpa en Dawa voor mij. Met Dhorje en Ang Temba, die onder me aan het touw hangen, ga ik morgen verder op weg naar Zuid-Col — van Mingma mogen ze weer voorklimmen.
De harde wind jaagt de sneeuw op. Er vallen stukken ijs, ik denk dat Joost en Edmond niet voorzichtig genoeg afdalen. We worden bekogeld en ik schreeuw naar boven. Dan zie ik, op nog geen vijftig meter afstand, twee benen in een massa sneeuw langs schuiven. Naast de benen zit iemand. ‘Jezus,’ zeg ik, ‘Lhakpa en Dawa.’
De lawine komt voor de laatste knik in de wand tot stilstand. Lhakpa's hoofd komt boven de sneeuw uit. Zijn rugzak glijdt door en spat tweehonderd meter lager op de gletsjer uit elkaar. Als ik naar hem toe klim zegt hij aangeslagen: ‘If I was dead, I may have come back as a better climber.’ Het is zijn eerste expeditie. ‘You have medicine?’
Meer dan tweehonderdvijftig meter zijn de Sherpa's door de lawine meegesleurd. Lhakpa verorbert gretig de vitaminepillen die ik uit mijn rugzak haal en daalt af. Ik weet Dawa te overtuigen van het nut van zijn last en hij volgt me naar kamp 3. Het touw is op verschillende plaatsen gebroken, maar de verankeringen zitten nog op hun plaats.
Dinsdag, 25 september 1984. 17.00 uur. Kamp 3
Gisteren waren Joost en Edmond hoog boven de gele band bezig met het touw. Vanuit kamp 2 leken ze spinnen, verbonden door een ragfijne draad. Vandaag verlieten ze kamp 3 om een paar dagen te rusten en los ik ze af.
Boven de randspleet klimmen Lhakpa en Dawa voor mij. Met Dhorje en Ang Temba, die onder me aan het touw hangen, ga ik morgen verder op weg naar Zuid-Col — van Mingma mogen ze weer voorklimmen.
De harde wind jaagt de sneeuw op. Er vallen stukken ijs, ik denk dat Joost en Edmond niet voorzichtig genoeg afdalen. We worden bekogeld en ik schreeuw naar boven. Dan zie ik, op nog geen vijftig meter afstand, twee benen in een massa sneeuw langs schuiven. Naast de benen zit iemand. ‘Jezus,’ zeg ik, ‘Lhakpa en Dawa.’
De lawine komt voor de laatste knik in de wand tot stilstand. Lhakpa's hoofd komt boven de sneeuw uit. Zijn rugzak glijdt door en spat tweehonderd meter lager op de gletsjer uit elkaar. Als ik naar hem toe klim zegt hij aangeslagen: ‘If I was dead, I may have come back as a better climber.’ Het is zijn eerste expeditie. ‘You have medicine?’
Meer dan tweehonderdvijftig meter zijn de Sherpa's door de lawine meegesleurd. Lhakpa verorbert gretig de vitaminepillen die ik uit mijn rugzak haal en daalt af. Ik weet Dawa te overtuigen van het nut van zijn last en hij volgt me naar kamp 3. Het touw is op verschillende plaatsen gebroken, maar de verankeringen zitten nog op hun plaats.
donderdag 23 september 2021
Frits Bolkestein • 24 september 2000
• Politicus Frits Bolkestein (1933) was eurocommissaris van 1999-2004, en hield in die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Grensverkenningen.
Zondag 24 september
Autotochtje naar het nabijgelegen Karlstein [nabij Praag]. Wandeling van ongeveer twintig minuten naar het kasteel. Het is schitterend weer, net als gisteren: zonnig en warm. Het kasteel is leuk om te zien maar niet echt bijzonder. In vergelijking met Engelse en Franse kastelen erg bescheiden. Mooi uitzicht over omringende heuvels. Het landschap om Praag is aantrekkelijk. Onze gids is een leuk meisje dat foutloos Duits spreekt maar met een grappig accent. Op de terugweg vraag ik of ze in Duitsland heeft gestudeerd. Neen, alleen op school. We lunchen in een eenvoudig restaurant langs de weg naar beneden. Femke [Bolkesteins echtgenote] kijkt naar een man die met twee mooie blonde vrouwen zit te eten. Beiden met juwelen behangen. Haar immer levendige verbeelding verzint hier een verhaal bij. En inderdaad, de verleiding voor mooie jonge vrouwen om hier met Unfug geld te verdienen, is natuurlijk groot. 's Avonds receptie van Goldman Sachs in de Statni Opera. Ze hebben alle stoelen uit de zaal gehaald en die met een plankier gelijkgemaakt met het toneel. Van daaruit kijk je omhoog naar alle helverlichte loges en het aardige beschilderde plafond. Werkelijk erg charmant. Veel bekenden: Wim Duisenberg, Cees Maas, Bart Leblanc en ook Laurence met haar echtgenoot, die voor Lazard Frères werkt. Er is net geïntervenieerd en de euro heeft zich wat hersteld. Ik had het niet gedaan. De euro is inderdaad ondergewaardeerd maar over een tijdje had de wal het schip toch wel gekeerd. Maar ik geef toe: de psychologische druk om iets te doen was groot en in het Amerikaanse Congres wordt geklaagd. Met deze dollar kan Boeing natuurlijk niet tegen Airbus op.
Zondag 24 september
Autotochtje naar het nabijgelegen Karlstein [nabij Praag]. Wandeling van ongeveer twintig minuten naar het kasteel. Het is schitterend weer, net als gisteren: zonnig en warm. Het kasteel is leuk om te zien maar niet echt bijzonder. In vergelijking met Engelse en Franse kastelen erg bescheiden. Mooi uitzicht over omringende heuvels. Het landschap om Praag is aantrekkelijk. Onze gids is een leuk meisje dat foutloos Duits spreekt maar met een grappig accent. Op de terugweg vraag ik of ze in Duitsland heeft gestudeerd. Neen, alleen op school. We lunchen in een eenvoudig restaurant langs de weg naar beneden. Femke [Bolkesteins echtgenote] kijkt naar een man die met twee mooie blonde vrouwen zit te eten. Beiden met juwelen behangen. Haar immer levendige verbeelding verzint hier een verhaal bij. En inderdaad, de verleiding voor mooie jonge vrouwen om hier met Unfug geld te verdienen, is natuurlijk groot. 's Avonds receptie van Goldman Sachs in de Statni Opera. Ze hebben alle stoelen uit de zaal gehaald en die met een plankier gelijkgemaakt met het toneel. Van daaruit kijk je omhoog naar alle helverlichte loges en het aardige beschilderde plafond. Werkelijk erg charmant. Veel bekenden: Wim Duisenberg, Cees Maas, Bart Leblanc en ook Laurence met haar echtgenoot, die voor Lazard Frères werkt. Er is net geïntervenieerd en de euro heeft zich wat hersteld. Ik had het niet gedaan. De euro is inderdaad ondergewaardeerd maar over een tijdje had de wal het schip toch wel gekeerd. Maar ik geef toe: de psychologische druk om iets te doen was groot en in het Amerikaanse Congres wordt geklaagd. Met deze dollar kan Boeing natuurlijk niet tegen Airbus op.
woensdag 22 september 2021
Joris Gerits • 23 september 2009
• Joris Gerits (Vlaams schrijver, 1943-2016). Nulla dies sine linea. Een selectie van augustus 2009 tot februari 2010.
"In de krant De Morgen van 3 augustus 2009 las ik de volgende vragen die luitenant Mark Evison van de Welsh Guards zich stelde toen hij op 15 april 2009 in Afghanistan arriveerde waar hij drie weken later, op 9 mei 2009, dodelijk geraakt werd tijdens een patrouille: ‘Het moeilijkste aan een dagboek is ermee beginnen. Want waar begin je? Moet je over gevoelens van vroeger vertellen, of gewoon nu beginnen? Mijn grootvader vertelde me ooit dat je een pen moet vastnemen en schrijven.’
Die laatste zin trok me over de streep om te beginnen met schrijven, niet aan een dagboek, maar aan een logboek in de tweede betekenis die het woordenboek Van Dale eraan geeft: ‘journaal, b.v. van verrichte boringen, van werkzaamheden in een fabriek: het logboek van de ureumfabriek.’ Onder de overkoepelende titel ‘Nulla dies sine linea - Geen dag mag voorbij gaan zonder een lijn op papier te zetten’ bied ik de lezer een selectie aan van verrichte boringen en werkzaamheden in de fabriek van mijn lectuur tussen 3 augustus 2009 en 12 februari 2010. Het is een logboek van citaten met bronvermelding."
16 september 2009
Wij zien verbeterpunten.
Uw meubels glanzen weliswaar
maar zijn dodelijk eenvormig,
zo tegen de kale muur.
Amoud van Adrichem, ‘Binnen’, in nY, 2009/2, blz. 239.
17 september 2009
Geloofwaardigheid, waarheid, realisme en engagement vind je in de krant. In literatuur vind je illusies daarover, gefnuikte en verwarde dromen.
"In de krant De Morgen van 3 augustus 2009 las ik de volgende vragen die luitenant Mark Evison van de Welsh Guards zich stelde toen hij op 15 april 2009 in Afghanistan arriveerde waar hij drie weken later, op 9 mei 2009, dodelijk geraakt werd tijdens een patrouille: ‘Het moeilijkste aan een dagboek is ermee beginnen. Want waar begin je? Moet je over gevoelens van vroeger vertellen, of gewoon nu beginnen? Mijn grootvader vertelde me ooit dat je een pen moet vastnemen en schrijven.’
Die laatste zin trok me over de streep om te beginnen met schrijven, niet aan een dagboek, maar aan een logboek in de tweede betekenis die het woordenboek Van Dale eraan geeft: ‘journaal, b.v. van verrichte boringen, van werkzaamheden in een fabriek: het logboek van de ureumfabriek.’ Onder de overkoepelende titel ‘Nulla dies sine linea - Geen dag mag voorbij gaan zonder een lijn op papier te zetten’ bied ik de lezer een selectie aan van verrichte boringen en werkzaamheden in de fabriek van mijn lectuur tussen 3 augustus 2009 en 12 februari 2010. Het is een logboek van citaten met bronvermelding."
16 september 2009
Wij zien verbeterpunten.
Uw meubels glanzen weliswaar
maar zijn dodelijk eenvormig,
zo tegen de kale muur.
Amoud van Adrichem, ‘Binnen’, in nY, 2009/2, blz. 239.
17 september 2009
Geloofwaardigheid, waarheid, realisme en engagement vind je in de krant. In literatuur vind je illusies daarover, gefnuikte en verwarde dromen.
Kees 't Hart, die na acht jaar stopt met het recenseren van Nederlands proza voor De Groene Amsterdammer, De Groene Amsterdammer, vrijdag 4 september 2009, blz. 60.
22 september 2009
Wie geen tijd vindt om te schrijven, kan niet schrijven.
22 september 2009
Wie geen tijd vindt om te schrijven, kan niet schrijven.
Leonard Nolens, De vrek van Missenburg. Dagboek 1990-1993, Querido, Amsterdam, 1995, blz. 101.
23 september 2009
Ook deze aantekeningen zijn in de eerste plaats bedoeld als concentratieoefening.
Als ik vroeger krantenartikelen over blinden las, dan was ik altijd razend nieuwsgierig naar het antwoord op die ene vraag: hoe redden ze zich eruit? Ik wilde niet heerlijk snotteren om hun ongeluk, ik wilde de finesses van hun ervaringen en onderzoekingen weten, dankbaar voor ieder snippertje kennis dat ze me aanboden, waarachtige kennis. Geen detail van hun overlevingstechnieken heeft me ooit verveeld!
23 september 2009
Ook deze aantekeningen zijn in de eerste plaats bedoeld als concentratieoefening.
Als ik vroeger krantenartikelen over blinden las, dan was ik altijd razend nieuwsgierig naar het antwoord op die ene vraag: hoe redden ze zich eruit? Ik wilde niet heerlijk snotteren om hun ongeluk, ik wilde de finesses van hun ervaringen en onderzoekingen weten, dankbaar voor ieder snippertje kennis dat ze me aanboden, waarachtige kennis. Geen detail van hun overlevingstechnieken heeft me ooit verveeld!
Marie Kessels, Ruw, De Bezige Bij, Amsterdam, 2009, blz. 12-13.
28 september 2009
Alleen verdriet is betrouwbaar.
28 september 2009
Alleen verdriet is betrouwbaar.
Uitspraak van actrice Annie Girardot, geciteerd door Hugo Camps in De Morgen van 28 september 2009, blz. 36, in een bijdrage over Brigitte Bardot, die op die datum 75 werd.
Jean-Paul Sartre • 22 september 1939
• Jean-Paul Sartre (1905-1980) was een Franse filosoof en schrijver. Hij schreef vele, vele brieven aan zijn levensgezellin Simone de Beauvoir, (koosnaam Castor), die tezamen te lezen zijn als een soort van dagboek. De brieven zijn in het Nederlands vertaald (door P.P.J. Klinkenberg) als Brieven aan Castor.
In 1939 was Sartre soldaat bij de meteorologische dienst van het Franse leger.
22 september 1939
Vanmorgen een even vermakelijke ceremonie: de gaskamer. We zetten ons masker op en daalden in groepen van vijftig in een kelder af. Stel u het halfduister voor en vijftig kerels met varkenssnuiten in een kring. Een slanke officier in een helblauw uniform en van voeten tot schouders afschrikwekkend als een insect – maar met een varkenskop – schoot twee keer met zijn revolver. Aan de loop zijn gasampullen bevestigd die openbarsten. Daarna gaan de vijftig gemaskerden in een rij staan, leggen hun handen op elkaars schouders en beginnen in het rond te lopen. Ze worden geacht te zingen, maar je hoort enkel een verschrikkelijk geborrel dat me deed denken aan de geluiden die Kafka’s Gregor voortbracht als hij dacht te spreken. Het vreemde is die indruk in een giftige en verpeste ruimte te zijn en toch ongedeerd te blijven. Als je met je buurman praat heb je de indruk dat de woorden door een vergiftigde wereld gaan; als je naar de handen kijkt heb je de indruk dat ze door een gifnevel worden omgeven en toch ben je ongedeerd en bijna op je gemak. Toen we naar buiten gingen werden we er driftig toe aangespoord ons masker even op te lichten ‘om het verschil te zien’. Maar daarvan heb ik me wijselijk onthouden.
In 1939 was Sartre soldaat bij de meteorologische dienst van het Franse leger.
22 september 1939
Vanmorgen een even vermakelijke ceremonie: de gaskamer. We zetten ons masker op en daalden in groepen van vijftig in een kelder af. Stel u het halfduister voor en vijftig kerels met varkenssnuiten in een kring. Een slanke officier in een helblauw uniform en van voeten tot schouders afschrikwekkend als een insect – maar met een varkenskop – schoot twee keer met zijn revolver. Aan de loop zijn gasampullen bevestigd die openbarsten. Daarna gaan de vijftig gemaskerden in een rij staan, leggen hun handen op elkaars schouders en beginnen in het rond te lopen. Ze worden geacht te zingen, maar je hoort enkel een verschrikkelijk geborrel dat me deed denken aan de geluiden die Kafka’s Gregor voortbracht als hij dacht te spreken. Het vreemde is die indruk in een giftige en verpeste ruimte te zijn en toch ongedeerd te blijven. Als je met je buurman praat heb je de indruk dat de woorden door een vergiftigde wereld gaan; als je naar de handen kijkt heb je de indruk dat ze door een gifnevel worden omgeven en toch ben je ongedeerd en bijna op je gemak. Toen we naar buiten gingen werden we er driftig toe aangespoord ons masker even op te lichten ‘om het verschil te zien’. Maar daarvan heb ik me wijselijk onthouden.
maandag 20 september 2021
Helene Siegfried • 21 september 1918
• De Zwitserse Helene Siegfried (1895-1918) was aan het eind van de Eerste Wereldoorlog Rode Kruis-zuster in Duitsland, maar overleed al vrij snel aan de Spaanse griep. Fragmenten uit haar dagboek zijn destijds in het Nederlands vertaald.
21 September 1918.
Van morgen vroeg af zal ik in barak I werken, waarvoor ik van het begin af bestemd was. Het spijt mij van mijn eerste soldaten, die al zeer aan mij gehecht zijn, weg te gaan. Maar zoo is het nu eenmaal bij ons. Altijd wisselen. Ik voel weer zoo sterk hoe ik van dit beroep houd. Nu ik zoo goed uitgerust ben is het eenvoudig heerlijk weer te werken en is men eenmaal zelfstandig, dan is het iets heel anders als in het begin. Onder mekaar zijn we zeer vroolijk. We musiceeren en naast ons werk hebben wij ook plezier in het leven. 't Is niet te vergelijken met het ziekenhuisbedrijf. Men voelt zoo goed het onderscheid tusschen oorlogsverpleging en den ernstigen gewone dienst. Ik geniet er dubbel van bij het terugdenken aan vroeger, nu ook nog eens de mooie kant van het beroep mee te maken.
27 September 1918.
Nachtwaak op barak I en II, ieder met 40 man. 's Avonds bij de vorstin voor het souper gevraagd. Zeer interessante avond. Goede nacht met weinig arbeid.
29 September 1918.
[...] Het is hier werkelijk heerlijk. Alleen zusters, die iets kunnen, heelemaal geen hulppersoneel. Het eten is voor de tegenwoordige tijden buitengewoon goed. De vorstin is heel aardig voor mij. Met de hoofdverpleegster kan ik goed overweg, we zijn bijna vriendschappelijk. Wat kan men meer verlangen?
14 October 1918.
Veel werk, geen vrij uur. Pakket van huis. Veel brieven. (Voor mijn verjaardag, morgen den 15den). Alle zusters hebben de griep.
[Den 15den October, haar 23sten geboortedag, was Helene's laatste gezonde levensdag. 't Was nog een dag van onvermengde vreugde, waarop ze, gelukkig door de geschenken en brieven van huis, bedankte. ‘Pas goed op voor de griep mijn geliefd Vadertje,’ voegde ze erbij. ‘Hier heerscht ze heel erg. Mij gaat het nog steeds uitstekend, en ik pas er erg voor op.’
Spoedig daarna deden zich de kenteekenen der ziekte ook bij haar voor. Toch dwong ze zich nog twee dagen lang op den been te blijven, om de van het front aangekomen zwaargewonden te verzorgen. Want uit Berlijn kon men geen hulpkrachten krijgen en de koortsige lazaretzusters waren niet in staat iets te doen.
De derde morgen maakte een dubbelzijdige longontsteking ook aan haar werk een einde. De dokters en de Vorstin Donnersmark deden al het mogelijke om haar te redden. Te vergeefs. Den 25sten October, toen buiten het avondrood in de Marksche dennentoppen vergloeide, gaf zij den geest, hand in hand met haar vader, die haar nog slechts bewusteloos teruggezien had.]
21 September 1918.
Van morgen vroeg af zal ik in barak I werken, waarvoor ik van het begin af bestemd was. Het spijt mij van mijn eerste soldaten, die al zeer aan mij gehecht zijn, weg te gaan. Maar zoo is het nu eenmaal bij ons. Altijd wisselen. Ik voel weer zoo sterk hoe ik van dit beroep houd. Nu ik zoo goed uitgerust ben is het eenvoudig heerlijk weer te werken en is men eenmaal zelfstandig, dan is het iets heel anders als in het begin. Onder mekaar zijn we zeer vroolijk. We musiceeren en naast ons werk hebben wij ook plezier in het leven. 't Is niet te vergelijken met het ziekenhuisbedrijf. Men voelt zoo goed het onderscheid tusschen oorlogsverpleging en den ernstigen gewone dienst. Ik geniet er dubbel van bij het terugdenken aan vroeger, nu ook nog eens de mooie kant van het beroep mee te maken.
27 September 1918.
Nachtwaak op barak I en II, ieder met 40 man. 's Avonds bij de vorstin voor het souper gevraagd. Zeer interessante avond. Goede nacht met weinig arbeid.
29 September 1918.
[...] Het is hier werkelijk heerlijk. Alleen zusters, die iets kunnen, heelemaal geen hulppersoneel. Het eten is voor de tegenwoordige tijden buitengewoon goed. De vorstin is heel aardig voor mij. Met de hoofdverpleegster kan ik goed overweg, we zijn bijna vriendschappelijk. Wat kan men meer verlangen?
14 October 1918.
Veel werk, geen vrij uur. Pakket van huis. Veel brieven. (Voor mijn verjaardag, morgen den 15den). Alle zusters hebben de griep.
[Den 15den October, haar 23sten geboortedag, was Helene's laatste gezonde levensdag. 't Was nog een dag van onvermengde vreugde, waarop ze, gelukkig door de geschenken en brieven van huis, bedankte. ‘Pas goed op voor de griep mijn geliefd Vadertje,’ voegde ze erbij. ‘Hier heerscht ze heel erg. Mij gaat het nog steeds uitstekend, en ik pas er erg voor op.’
Spoedig daarna deden zich de kenteekenen der ziekte ook bij haar voor. Toch dwong ze zich nog twee dagen lang op den been te blijven, om de van het front aangekomen zwaargewonden te verzorgen. Want uit Berlijn kon men geen hulpkrachten krijgen en de koortsige lazaretzusters waren niet in staat iets te doen.
De derde morgen maakte een dubbelzijdige longontsteking ook aan haar werk een einde. De dokters en de Vorstin Donnersmark deden al het mogelijke om haar te redden. Te vergeefs. Den 25sten October, toen buiten het avondrood in de Marksche dennentoppen vergloeide, gaf zij den geest, hand in hand met haar vader, die haar nog slechts bewusteloos teruggezien had.]
zondag 19 september 2021
Adriaan Morriën • 20 september 1986
• Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Plantage Muidergracht zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.
In 1986 maakte hij een vakantiereis naar Portugal. Hieronder het verslag van de zevende dag. Dag een - dag twee - dag drie - dag vier - dag vijf - dag zes.
(Zaterdag, 20 september) Janneke is weer naar het strand. Ze wil met alle geweld nog bruin worden of althans gebruind in Amsterdam terugkeren. Ik zit in het oergezellige keukentje met het balkon en kijk over het plein naar de zee. Het geluid van veel gesprekken, als het geroezemoes in de foyer van een grote schouwburg tijdens de pauze. Ook hier wordt natuurlijk gepauzeerd, de hele dag. Vlakbij roept een vrouw: 'Ricardoe! Rica!' Vast een moeder die haar zoon roept, een van de primordiale stemoefeningen van de menselijke soort. Het Portugees klinkt minder hard dan het Spaans, of beter: helemaal niet hard, minder droog, misschien rijker van klank, neuzig. Ik zoek in Jannekes Engels-Portugese dictionaire woorden op, zoals 'perzik': pessego, 'rijp': maduro (de perziken die wij kochten waren een beetje hard maar heerlijk van smaak). 'Dankjewel' is obrigado ('Verplicht'). 'Goeie dag': Bom dias. Bom klinkt ongeveer als 'bong'. Het geeft een heerlijk gevoel de eerste stappen te doen in een taal die je nog vreemd is.
Door een gelukkige ingeving heb ik mijn kijker meegebracht. Er zijn weinig dingen die ik zo graag doe als kijken naar mensen die niet weten dat zij bekeken worden. Misschien ga ik zelden of nooit naar de schouwburg omdat je daar uitsluitend ingestudeerde expressies krijgt te zien, gelaatsuitdrukkingen, ondersteund door gebaren en woorden, op grond van karakters, wat een geweldige beperking inhoudt, een vorm van 'onteigening': de 'leugen' van het kunstmatige. Die onteigening begint zodra mensen zich ervan bewust worden dat zij naar elkaar kijken. Een onbespied lichaam kan niet liegen. Thuis in Amsterdam, wanneer ik door mijn kijker naar de mensen kijk die door het plantsoentje tussen de straat en de gracht komen aanlopen, verwonder ik mij er altijd over hoe argeloos die mensen zich gedragen en uit hun ogen zien. Wanneer zij alleen zijn en niet om zich heen kijken, lijken hun gezichten te slapen, met open ogen weliswaar, maar in een verstilde toestand, levende maskers die het grondpatroon tonen en meer van elkaar verschillen dan wanneer ze in beweging zijn, dat wil zeggen gevoelens veralgemenen die een onderlinge gelijkenis in de hand werken.
Hier, uitziende over het plein, viert mijn oog feest. Mijn kijker heeft het met vleugels begiftigd, zodat het overal iets van zijn gading vindt, zoals de enkele losse hand die stil op een tafeltje ligt, of in de eigen schoot rust, zodat ik zelfs de afzonderlijke nagels kan onderscheiden. Vanmiddag zag ik een jongen en een meisje tegenover elkaar aan een tafeltje zitten, de hoofden op de ideale afstand van elkaar verwijderd waarop je eikaars trekken in een glorificerende vergroting ziet. Zij zijn ogenschijnlijk nog maar pas op elkaar verliefd. Een goed gesternte had het zo geschikt dat ik de jongen, blondachtig en met een bril, op zijn rug zag. Ik kon het meisje voluit bekijken en van haar aanblik genieten. Ik heb wel twintig minuten gekeken, totdat zij opstonden en weggingen, het pleintje over, het strand en de oceaan tegemoet, de avond ook met zijn diepere intimiteit. Hoewel er niets bijzonders gebeurde (maar al het gewone dat er gebeurde werd door zijn verhevigde aanschouwelijkheid hoogst bijzonder), en er achter hun spel geen artificiële structuur school, werd ik er sterker door ontroerd of geboeid dan wanneer het voorgeschreven en vertoond zou zijn geweest. Later had ik een nog veel sterkere sensatie. Een meisje kwam aanlopen, recht op mijn kijker, mijn adelaarsogen af, totdat zij mij zo dicht was genaderd dat zij mij niet kon ontwijken maar in een explosief orgastisch ogenblik in mij opging. En dat voelde ik heel innig, innerlijk en van top tot teen.
In 1986 maakte hij een vakantiereis naar Portugal. Hieronder het verslag van de zevende dag. Dag een - dag twee - dag drie - dag vier - dag vijf - dag zes.
(Zaterdag, 20 september) Janneke is weer naar het strand. Ze wil met alle geweld nog bruin worden of althans gebruind in Amsterdam terugkeren. Ik zit in het oergezellige keukentje met het balkon en kijk over het plein naar de zee. Het geluid van veel gesprekken, als het geroezemoes in de foyer van een grote schouwburg tijdens de pauze. Ook hier wordt natuurlijk gepauzeerd, de hele dag. Vlakbij roept een vrouw: 'Ricardoe! Rica!' Vast een moeder die haar zoon roept, een van de primordiale stemoefeningen van de menselijke soort. Het Portugees klinkt minder hard dan het Spaans, of beter: helemaal niet hard, minder droog, misschien rijker van klank, neuzig. Ik zoek in Jannekes Engels-Portugese dictionaire woorden op, zoals 'perzik': pessego, 'rijp': maduro (de perziken die wij kochten waren een beetje hard maar heerlijk van smaak). 'Dankjewel' is obrigado ('Verplicht'). 'Goeie dag': Bom dias. Bom klinkt ongeveer als 'bong'. Het geeft een heerlijk gevoel de eerste stappen te doen in een taal die je nog vreemd is.
Door een gelukkige ingeving heb ik mijn kijker meegebracht. Er zijn weinig dingen die ik zo graag doe als kijken naar mensen die niet weten dat zij bekeken worden. Misschien ga ik zelden of nooit naar de schouwburg omdat je daar uitsluitend ingestudeerde expressies krijgt te zien, gelaatsuitdrukkingen, ondersteund door gebaren en woorden, op grond van karakters, wat een geweldige beperking inhoudt, een vorm van 'onteigening': de 'leugen' van het kunstmatige. Die onteigening begint zodra mensen zich ervan bewust worden dat zij naar elkaar kijken. Een onbespied lichaam kan niet liegen. Thuis in Amsterdam, wanneer ik door mijn kijker naar de mensen kijk die door het plantsoentje tussen de straat en de gracht komen aanlopen, verwonder ik mij er altijd over hoe argeloos die mensen zich gedragen en uit hun ogen zien. Wanneer zij alleen zijn en niet om zich heen kijken, lijken hun gezichten te slapen, met open ogen weliswaar, maar in een verstilde toestand, levende maskers die het grondpatroon tonen en meer van elkaar verschillen dan wanneer ze in beweging zijn, dat wil zeggen gevoelens veralgemenen die een onderlinge gelijkenis in de hand werken.
Hier, uitziende over het plein, viert mijn oog feest. Mijn kijker heeft het met vleugels begiftigd, zodat het overal iets van zijn gading vindt, zoals de enkele losse hand die stil op een tafeltje ligt, of in de eigen schoot rust, zodat ik zelfs de afzonderlijke nagels kan onderscheiden. Vanmiddag zag ik een jongen en een meisje tegenover elkaar aan een tafeltje zitten, de hoofden op de ideale afstand van elkaar verwijderd waarop je eikaars trekken in een glorificerende vergroting ziet. Zij zijn ogenschijnlijk nog maar pas op elkaar verliefd. Een goed gesternte had het zo geschikt dat ik de jongen, blondachtig en met een bril, op zijn rug zag. Ik kon het meisje voluit bekijken en van haar aanblik genieten. Ik heb wel twintig minuten gekeken, totdat zij opstonden en weggingen, het pleintje over, het strand en de oceaan tegemoet, de avond ook met zijn diepere intimiteit. Hoewel er niets bijzonders gebeurde (maar al het gewone dat er gebeurde werd door zijn verhevigde aanschouwelijkheid hoogst bijzonder), en er achter hun spel geen artificiële structuur school, werd ik er sterker door ontroerd of geboeid dan wanneer het voorgeschreven en vertoond zou zijn geweest. Later had ik een nog veel sterkere sensatie. Een meisje kwam aanlopen, recht op mijn kijker, mijn adelaarsogen af, totdat zij mij zo dicht was genaderd dat zij mij niet kon ontwijken maar in een explosief orgastisch ogenblik in mij opging. En dat voelde ik heel innig, innerlijk en van top tot teen.
Gerrit Kamphuis • 19 september 1936
• Gerrit Kamphuis (1906-1998) was een (religieus) dichter en letterkundige. Dagboekfragmenten van hem zijn gepubliceerd in het tijdschrift Liter.
17 September '36
Die vervloekte verkoudheid; en dat juist nu!
(Juist nu: twee dagen later vertrok Gerrit Kamphuis naar Parijs voor een vakantie tot 3 oktober samen met Betty Simons Cohen.)
19 Sept. '36
Een conducteur van een internationale trein is een ander mensch dan een gewone conducteur, van hooger standing, meer zelfbewust. Welk een vertroeteling van den reiziger. Reeds de controleur bij de doorgang roept verheugd uit: à Paris, met een begrijpende glimlach, gemengd met enig ontzag. De conducteur snelt je op het perron halverwege tegemoet, neemt je koffer over en vraagt: waar naar toe, welke klas. Vervolgens zoekt hij zorgvuldig je plaats uit en deponeert de koffer in 't net. Welk een égards.
Coupé is leeg; kan hier rustig schrijven. Waarschijnlijk in Den Haag en R'dam nog meer menschen. Overal rust. Dag Betty.
17 September '36
Die vervloekte verkoudheid; en dat juist nu!
(Juist nu: twee dagen later vertrok Gerrit Kamphuis naar Parijs voor een vakantie tot 3 oktober samen met Betty Simons Cohen.)
19 Sept. '36
Een conducteur van een internationale trein is een ander mensch dan een gewone conducteur, van hooger standing, meer zelfbewust. Welk een vertroeteling van den reiziger. Reeds de controleur bij de doorgang roept verheugd uit: à Paris, met een begrijpende glimlach, gemengd met enig ontzag. De conducteur snelt je op het perron halverwege tegemoet, neemt je koffer over en vraagt: waar naar toe, welke klas. Vervolgens zoekt hij zorgvuldig je plaats uit en deponeert de koffer in 't net. Welk een égards.
Coupé is leeg; kan hier rustig schrijven. Waarschijnlijk in Den Haag en R'dam nog meer menschen. Overal rust. Dag Betty.
Liz Jones • 18 september 2010
• De Britse journaliste Liz Jones (1958) heeft een dagboekcolumn in The Daily Mail waarin ze over haar leven als alleenstaande vrouw schrijft.
18 September 2010. In which I date two men in a week.
I have only ever once, in my extremely long life, been involved with two men at once. The first time was in April 2000 when, during one heady weekend, I (and thanks to my friend Michelle for bestowing upon me this immortal phrase) ‘double parked’. Even the words sound quite rude, don’t they? What happened during that weekend was that, on the Friday, I went for dinner with Kevin the Osama Bin Laden lookalike, after which we had sex (I don’t really like having sex after meals. My stomach looks distended and I’d always thought it dangerous. My husband would later tell me sagely, ‘No, Chubby Chubs, you’re confusing sex with swimming.’).
Then, on the Saturday night, I drove to Stoke Newington, in North London, to Rasa, my favourite restaurant in the whole wide world, and had my first date with Nirpal. He was very sweet: attentive (ie, he wasn’t texting other women on his phone), and I seem to remember we split the bill. Anyway, because I was on a bit of a roll, I drove him to my house in Hackney and we had sex. On the first date!
Now I’m double parking again. Not in one weekend, oh dear me no, but in one week, which is pretty miraculous given my romantic track record. After the Norfolk mini break, I saw the Rock Star again, just once. He’d been fishing for an invitation to my farm, given that he has heard (and read) so much about it, but I don’t feel ready for that. I had learnt my lesson from Husband Number One and wanted to keep a tiny smidgen of myself private (please, no hollow laughter).
Also, I didn’t want to introduce the collies, and Mini Kevin, and the Ferals (Smudgealike has a broken leg – God only knows how it happened; playing football? Skiing? – and has to be kept in a cage for six weeks, in plaster; the other cats have all signed it), and Lizzie, and Mummy Sheep, etc etc, to someone new if he’s not going to stick around. I don’t want to confuse them.
So. We met in the bar at Claridge’s. The lovely doorman is getting to know me, and gives me a friendly wink as he gets in my car to valet park it (I know I’m flat broke, but I do love to be valet parked). This was on a Monday, a night of the week I particularly chose because it is the least glamorous night of the week, and most definitely not a date night. The RS didn’t care, though. He kissed the side of my head (I ducked at the last minute in case of paparazzi), and I noticed he was head to toe in beachwear. I quite like that he isn’t intimidated by posh hotel lobbies. We went up to his suite.
‘Ah,’ I said. ‘I’ve been here before.’ It is the loveliest of suites, with a huge terrace. I’d once had tea with the owner of luxury goods label Tod’s here. I told him I wasn’t going to stay the night (not the Tod’s man; I’m not that fond of handbags), mainly because of SAL’s broken leg. ‘You’re kidding me,’ he said. ‘No, I’m not.’ He laughed. This is what I like about him: he takes knock-backs rather well. We had a snogging session on one of the black and white sofas, which I don’t think is actually allowed. And then I got in my sports car and drove the four hours home.
And then, on the Tuesday!
I meet the Man/Boy hybrid. Let me tell you how I prepared for this little assignation. I had a Brazilian, a hair dye, a pedicure, which I haven’t had for three years, an airbrush tan and, um, eyelash extensions. I wore pink patent Prada shoes, and a Dries Van Noten camel ruched jacket over a simple Dries black slip; an outfit I’d road-tested on my husband on a mini break in Morocco many years before but which had had no effect whatsoever (‘Why are you wearing a jacket when it’s boiling?’). I’d booked a lovely room at One Aldwych. I’d chosen this hotel (it’s almost as if I’ve gone mad; please don’t snigger at the word almost) because its lobby is very dark. I look bloody amazing! He turns up. I fancy him like crazy. I know he could be my son but I don’t care. We get in the lift. I double park.
18 September 2010. In which I date two men in a week.
I have only ever once, in my extremely long life, been involved with two men at once. The first time was in April 2000 when, during one heady weekend, I (and thanks to my friend Michelle for bestowing upon me this immortal phrase) ‘double parked’. Even the words sound quite rude, don’t they? What happened during that weekend was that, on the Friday, I went for dinner with Kevin the Osama Bin Laden lookalike, after which we had sex (I don’t really like having sex after meals. My stomach looks distended and I’d always thought it dangerous. My husband would later tell me sagely, ‘No, Chubby Chubs, you’re confusing sex with swimming.’).
Then, on the Saturday night, I drove to Stoke Newington, in North London, to Rasa, my favourite restaurant in the whole wide world, and had my first date with Nirpal. He was very sweet: attentive (ie, he wasn’t texting other women on his phone), and I seem to remember we split the bill. Anyway, because I was on a bit of a roll, I drove him to my house in Hackney and we had sex. On the first date!
Now I’m double parking again. Not in one weekend, oh dear me no, but in one week, which is pretty miraculous given my romantic track record. After the Norfolk mini break, I saw the Rock Star again, just once. He’d been fishing for an invitation to my farm, given that he has heard (and read) so much about it, but I don’t feel ready for that. I had learnt my lesson from Husband Number One and wanted to keep a tiny smidgen of myself private (please, no hollow laughter).
Also, I didn’t want to introduce the collies, and Mini Kevin, and the Ferals (Smudgealike has a broken leg – God only knows how it happened; playing football? Skiing? – and has to be kept in a cage for six weeks, in plaster; the other cats have all signed it), and Lizzie, and Mummy Sheep, etc etc, to someone new if he’s not going to stick around. I don’t want to confuse them.
So. We met in the bar at Claridge’s. The lovely doorman is getting to know me, and gives me a friendly wink as he gets in my car to valet park it (I know I’m flat broke, but I do love to be valet parked). This was on a Monday, a night of the week I particularly chose because it is the least glamorous night of the week, and most definitely not a date night. The RS didn’t care, though. He kissed the side of my head (I ducked at the last minute in case of paparazzi), and I noticed he was head to toe in beachwear. I quite like that he isn’t intimidated by posh hotel lobbies. We went up to his suite.
‘Ah,’ I said. ‘I’ve been here before.’ It is the loveliest of suites, with a huge terrace. I’d once had tea with the owner of luxury goods label Tod’s here. I told him I wasn’t going to stay the night (not the Tod’s man; I’m not that fond of handbags), mainly because of SAL’s broken leg. ‘You’re kidding me,’ he said. ‘No, I’m not.’ He laughed. This is what I like about him: he takes knock-backs rather well. We had a snogging session on one of the black and white sofas, which I don’t think is actually allowed. And then I got in my sports car and drove the four hours home.
And then, on the Tuesday!
I meet the Man/Boy hybrid. Let me tell you how I prepared for this little assignation. I had a Brazilian, a hair dye, a pedicure, which I haven’t had for three years, an airbrush tan and, um, eyelash extensions. I wore pink patent Prada shoes, and a Dries Van Noten camel ruched jacket over a simple Dries black slip; an outfit I’d road-tested on my husband on a mini break in Morocco many years before but which had had no effect whatsoever (‘Why are you wearing a jacket when it’s boiling?’). I’d booked a lovely room at One Aldwych. I’d chosen this hotel (it’s almost as if I’ve gone mad; please don’t snigger at the word almost) because its lobby is very dark. I look bloody amazing! He turns up. I fancy him like crazy. I know he could be my son but I don’t care. We get in the lift. I double park.
donderdag 16 september 2021
George Perros • 17 september 1958
Georges Perros (1923-1978) was een Franse schrijver. Dagboeknotities van hem zijn vertaald onder de titel Plakboek.
17 september 1958.
Er is de schuchtere die je, nadat je vijf minuten met elkaar hebt gepraat, vraagt haar te nemen (?). Ja, wat nemen?
De jonge bruid die je vragen stelt over haar echtgenoot, aan wie je uiteindelijk altijd de voorkeur geeft, dat is duidelijk.
Maar dat zou niets betekenen. Er zijn ergere dingen. De vrouwen die met je beginnen over Marx, Sartre en het niets, en je in alle ernst vragen of je communist bent. Weet ik veel! Men zou op de vrouwen moeten letten. Ze worden bescheiden. Ze willen de gelijken van de mannen zijn. Is dat verstandig? Echt, ze waren zo belangrijk, de vrouwen.
17 september 1958.
Er is de schuchtere die je, nadat je vijf minuten met elkaar hebt gepraat, vraagt haar te nemen (?). Ja, wat nemen?
De jonge bruid die je vragen stelt over haar echtgenoot, aan wie je uiteindelijk altijd de voorkeur geeft, dat is duidelijk.
Maar dat zou niets betekenen. Er zijn ergere dingen. De vrouwen die met je beginnen over Marx, Sartre en het niets, en je in alle ernst vragen of je communist bent. Weet ik veel! Men zou op de vrouwen moeten letten. Ze worden bescheiden. Ze willen de gelijken van de mannen zijn. Is dat verstandig? Echt, ze waren zo belangrijk, de vrouwen.
woensdag 15 september 2021
Gaston Burssens • 16 september 1940
• Gaston Burssens (1896-1965) was een Belgische dichter. Zijn dagboek werd gepubliceerd in 1988.
12 September
Mijn heimwee naar de zee is zo groot als een heimwee groot kan zijn. Een maand aan zee maakt mij een heel jaar goed. De gedachte dat ik wellicht in jaren haar niet meer zal zien is zo deprimerend dat ik voortdurend rondloop met het denkbeeld mij van die obsessie in een gedicht te ontlasten. De zee voor mij is niet mijn ziel, zoals ze voor Kloos was, zij is voor mij de kalmte nà de storm, een narcoticum dat nog maandenlang nawerkt. Zij is voor mij oneindig minder, of eigenlijk oneindig meer, dan het eigenwijze leuteren over haar geheimzinnigheid en haar eeuwigheid. Zij is voor mij eenvoudig kleur, beweging en garnaal.
16 September
Mijn gedicht over de zee heb ik na een paar dagen geknoei plots zo maar uit mijn mouw geschud. Het is een stuk geworden van 100 verzen die waarlijk niet van mijn slechtste zijn. Ik lees ze aan Madeleine voor. Ze staat er half in bewondering voor en half afzijdig tegenover. Ze zegt: ‘Je bent misschien een groot dichter voor jezelf, maar je vindt nooit 10 lezers die mijn halve bewondering zullen delen’. Goed, aan 9 heb ik genoeg.
Churchill maakt langs de radio bekend dat de R.A.F. aan de Luftwaffe de genadeslag heeft toegediend. 185 Duitse vliegtuigen vernield in één nacht! Hij vergelijkt deze slag met de vernieling van de Spaanse Armada. Het ziet er naar uit dat Engeland niet zal capituleren. Het wordt dus een oorlog op lange termijn.
12 September
Mijn heimwee naar de zee is zo groot als een heimwee groot kan zijn. Een maand aan zee maakt mij een heel jaar goed. De gedachte dat ik wellicht in jaren haar niet meer zal zien is zo deprimerend dat ik voortdurend rondloop met het denkbeeld mij van die obsessie in een gedicht te ontlasten. De zee voor mij is niet mijn ziel, zoals ze voor Kloos was, zij is voor mij de kalmte nà de storm, een narcoticum dat nog maandenlang nawerkt. Zij is voor mij oneindig minder, of eigenlijk oneindig meer, dan het eigenwijze leuteren over haar geheimzinnigheid en haar eeuwigheid. Zij is voor mij eenvoudig kleur, beweging en garnaal.
Maar eens op 't strand heb ik een hoorn gevondenMet die twee verzen loop ik al dagenlang rond. Ik stel mij voor dat zij het slot van mijn gedicht zullen vormen. In dit geval zal ik het dus achterste voren moeten schrijven. Dat is niet de moeilijkheid, het is voor mij meer gebeurd, de moeilijkheid is de gemakkelijkheid in de compositie te bemachtigen.
Waar ik in horen kon dat zij nog anders was
16 September
Mijn gedicht over de zee heb ik na een paar dagen geknoei plots zo maar uit mijn mouw geschud. Het is een stuk geworden van 100 verzen die waarlijk niet van mijn slechtste zijn. Ik lees ze aan Madeleine voor. Ze staat er half in bewondering voor en half afzijdig tegenover. Ze zegt: ‘Je bent misschien een groot dichter voor jezelf, maar je vindt nooit 10 lezers die mijn halve bewondering zullen delen’. Goed, aan 9 heb ik genoeg.
Churchill maakt langs de radio bekend dat de R.A.F. aan de Luftwaffe de genadeslag heeft toegediend. 185 Duitse vliegtuigen vernield in één nacht! Hij vergelijkt deze slag met de vernieling van de Spaanse Armada. Het ziet er naar uit dat Engeland niet zal capituleren. Het wordt dus een oorlog op lange termijn.
dinsdag 14 september 2021
Harry Graf Kessler • 15 september 1927
• Harry Graf Kessler (1868-1937) was een Duitse kunstverzamelaar, museumdirecteur, schrijver, publicist, politicus, diplomaat en pacifist. Hij hield 57 jaar lang een dagboek bij.
De arme Isadora Duncan is gisteravond in haar auto door haar eigen shawl, die in een achterwiel verstrikt geraakt was, gewurgd. Een tragische, noodlottige dood: de shawl, die een zo essentieel onderdeel was van haar danskunst, heeft haar dood bewerkt. Haar rekwisiet en slaaf heeft zich op haar gewroken. Zelden is een kunstenares met zo'n waas van tragiek omgeven geweest en door zo'n onvervreemdbaar levenslot tragisch aan haar eind gekomen: haar beide kleine kinderen zijn bij een catastrofaal auto-ongeluk om het leven gekomen, haar man Jessenin door zelfmoord aan zijn eind gekomen, zijzelf nu op deze manier door haar eigen rekwisiet, je zou bijna zeggen uit wraak, omgebracht.
Ooit aan het prille begin van haar carrière trof ik haar bij Luise Begas in Berlijn toen er sneeuw lag en het dooide. We kwamen elkaar tegen in de hal, zij kwam net aan en ik ging weg. Ik denk dat dat de eerste keer was dat ik haar zag. Ze had een wijde lila jas aan die van haar schouders tot de grond reikte, een soort habijt, en daaronder blote voeten, die weliswaar in rubberschoenen staken. Ze trok de rubberschoenen in de hal uit en liep toen tot mijn grote verbazing (dat was toen absoluut nieuw) blootsvoets de salon in.
Nadien was ze de protégé van gravin Harrach, destijds de mooiste vrouw van het Berlijnse hof en de vriendin van de uiterst preutse keizerin. Deze liet de oude Spitzemberg opdraven en vroeg haar of dat rondlopen op blote voeten van de dames niet onzedelijk was. Mevrouw Spitzemberg, die me de volgende dag over de aangelegenheid vertelde, stelde haar gerust, en zo werd een soort christelijke damesvereniging ter ondersteuning van Isadora in het leven geroepen, die floreerde tot plotseling op een dag het feit niet meer te loochenen was dat de Vestaalse maagd op zeer korte termijn een kind verwachtte; waarop de vereniging onder bliksem en donder uit elkaar spatte en Isadora Berlijn moest verlaten.
Arme Isadora! Ze heeft zich nooit helemaal weten te bevrijden van bepaalde bekrompen-pedante trekjes, hoezeer ze ook door de vrije liefde het puriteins-Amerikaanse poogde te overstijgen. En toch was ze een kunstenares. De dans, die we in zijn hedendaagse vorm als grote kunst appreciëren, en ook het Russische ballet, zou zonder haar niet denkbaar geweest zijn.
De arme Isadora Duncan is gisteravond in haar auto door haar eigen shawl, die in een achterwiel verstrikt geraakt was, gewurgd. Een tragische, noodlottige dood: de shawl, die een zo essentieel onderdeel was van haar danskunst, heeft haar dood bewerkt. Haar rekwisiet en slaaf heeft zich op haar gewroken. Zelden is een kunstenares met zo'n waas van tragiek omgeven geweest en door zo'n onvervreemdbaar levenslot tragisch aan haar eind gekomen: haar beide kleine kinderen zijn bij een catastrofaal auto-ongeluk om het leven gekomen, haar man Jessenin door zelfmoord aan zijn eind gekomen, zijzelf nu op deze manier door haar eigen rekwisiet, je zou bijna zeggen uit wraak, omgebracht.
Ooit aan het prille begin van haar carrière trof ik haar bij Luise Begas in Berlijn toen er sneeuw lag en het dooide. We kwamen elkaar tegen in de hal, zij kwam net aan en ik ging weg. Ik denk dat dat de eerste keer was dat ik haar zag. Ze had een wijde lila jas aan die van haar schouders tot de grond reikte, een soort habijt, en daaronder blote voeten, die weliswaar in rubberschoenen staken. Ze trok de rubberschoenen in de hal uit en liep toen tot mijn grote verbazing (dat was toen absoluut nieuw) blootsvoets de salon in.
Nadien was ze de protégé van gravin Harrach, destijds de mooiste vrouw van het Berlijnse hof en de vriendin van de uiterst preutse keizerin. Deze liet de oude Spitzemberg opdraven en vroeg haar of dat rondlopen op blote voeten van de dames niet onzedelijk was. Mevrouw Spitzemberg, die me de volgende dag over de aangelegenheid vertelde, stelde haar gerust, en zo werd een soort christelijke damesvereniging ter ondersteuning van Isadora in het leven geroepen, die floreerde tot plotseling op een dag het feit niet meer te loochenen was dat de Vestaalse maagd op zeer korte termijn een kind verwachtte; waarop de vereniging onder bliksem en donder uit elkaar spatte en Isadora Berlijn moest verlaten.
Arme Isadora! Ze heeft zich nooit helemaal weten te bevrijden van bepaalde bekrompen-pedante trekjes, hoezeer ze ook door de vrije liefde het puriteins-Amerikaanse poogde te overstijgen. En toch was ze een kunstenares. De dans, die we in zijn hedendaagse vorm als grote kunst appreciëren, en ook het Russische ballet, zou zonder haar niet denkbaar geweest zijn.
maandag 13 september 2021
Edmond en Jules de Goncourt • 14 september 1861
• Edmond de Goncourt(1822-1896) en Jules de Goncourt (1830-1870) waren Franse schrijvers en critici, en initiatiefnemers van de zeer prestigieuze Prix Goncourt. Ze hielden samen een (inmiddels zeer beroemd) dagboek bij, dat Edmond na de dood van Jules in zijn eentje voortzette. Vertaling door Leo van Maris.
Leiden, zaterdag 14 september
In het museum de Indische god Ganeśa met een olifantssnuit, zowel schrikaanjagend als rabelaisiaans.
Wanneer ik kijk naar uit hun windsels gehaalde mummies, twee mummies van kinderen, die daar achter glas tegen het raam liggen, dan denk ik aan het heimwee van die arme hulsels van de ziel, die na hun dood uit hun graf zijn verbannen, uit hun vaderland zijn verdreven, en die door de ruiten uitzien op een Hollandse gracht, op dode bladeren in stilstaand water, op een grijze hemel, een gelige zon, donkere bakstenen en donkere bomen. Het komt me voor dat er iets tegennatuurlijks, iets goddeloos in zit om mummies neer te leggen tegen de achtergrond van een schilderij van Pieter de Hooch.
Rotterdam
De kelners hier, en overal in Holland, zien eruit als oude misdienaars, die uit de kleren van hun eerste communie zijn gegroeid, zodat die te klein zijn geworden.
Eén ding zouden de Hollanders goed moeten wassen: hun water.
Leiden, zaterdag 14 september
In het museum de Indische god Ganeśa met een olifantssnuit, zowel schrikaanjagend als rabelaisiaans.
Wanneer ik kijk naar uit hun windsels gehaalde mummies, twee mummies van kinderen, die daar achter glas tegen het raam liggen, dan denk ik aan het heimwee van die arme hulsels van de ziel, die na hun dood uit hun graf zijn verbannen, uit hun vaderland zijn verdreven, en die door de ruiten uitzien op een Hollandse gracht, op dode bladeren in stilstaand water, op een grijze hemel, een gelige zon, donkere bakstenen en donkere bomen. Het komt me voor dat er iets tegennatuurlijks, iets goddeloos in zit om mummies neer te leggen tegen de achtergrond van een schilderij van Pieter de Hooch.
Rotterdam
De kelners hier, en overal in Holland, zien eruit als oude misdienaars, die uit de kleren van hun eerste communie zijn gegroeid, zodat die te klein zijn geworden.
Eén ding zouden de Hollanders goed moeten wassen: hun water.
zondag 12 september 2021
Thomas Rosenlöcher • 13 september 1989
• Thomas Rosenlöcher (1947) is een (Oost-)Duitse schrijver en dichter (en vertaler Nederlands). Zijn Dagboek uit Dresden (vertaling: Mike Schellekens) stamt uit de maanden voor de val van de Berlijnse muur.
13 september
Gisteravond in de herfstachtige Biergarten. Een kerel maakte aanstalten vlak naast onze tafel tegen een berk te pissen. Birgit schreeuwt: ‘Doorlopen!’ De dronken kerel wankelt het open veld langs de Elbe op. Dan komt hij naar onze tafel waggelen: ‘Wie riep hier doorlopen? Dat is mijn berk. Die bewater ik al dertig jaar.’ Inderdaad is het de meest forse van de hele rij.
Dat nou toch ook mij plotseling het einde van het drie-letter-land mogelijk lijkt... ben ik soms een ‘rechtsbuiten’ geworden? In ieder geval hoeven ze maar zo verder aan te rotzooien, en die staat hier komt vanzelf aan zijn eind. Zelfs een democratisch socialisme lijkt me nu niet meer dan een zwakke dam. Zullen de mensen niet ook tijdens de hervormingen weglopen? Vooral omdat het economisch eerst nog slechter zal gaan, alleen al omdat de verrottende industrieën in de komende jaren toch al definitief verrot zullen zijn en wij allang op kosten van de toekomst leven. Aan de andere kant is het huidige kapitalisme ook maar niks, en een democratisch socialisme zou misschien toch zo gek nog niet zijn.
15 september
Gisteren heb ik een wandeling gemaakt. 45 minuten wachten, vlak voor station Rathen, in een van die onvoorstelbaar smerige wagons van de zogenaamde sneltram, het lijkt wel vlak na de oorlog. Gegeten in Königstein in een selfservice-restaurant. Waar ik bij sta schikt een oude vrouw onhandig met haar vingers de aardappelen en de kool op mijn bord. De reusachtige pullen bier van de DDR-burger. Dat is de eigenlijke secretaris-generaal van de kleine man. Natuurlijk drink ik er ook een. Met zwaarte gevuld bereikt die lichaamsballon van mij voor eventjes een staat die je een gevoel van voldaanheid zou kunnen noemen, drukt steviger op zijn Oostduitse treurstoel. Maar dan sta ik toch maar op. Birgit zet er zoals gewoonlijk weer stevig de pas in. Het begint te onweren en te regenen. De ondergrond wordt drassig. De terugreis gaat weer langs verloederde stations met reclames van vlak na de oorlog, langs smerige steegjes en lege vensters, teringlijdende huizen, armoe troef. Zou het me lukken om nog een keer naar buiten te kijken? De muffe smaak van het platteland hier proeven voordat ik afreis naar het land van de blitse sjiek?
13 september
Gisteravond in de herfstachtige Biergarten. Een kerel maakte aanstalten vlak naast onze tafel tegen een berk te pissen. Birgit schreeuwt: ‘Doorlopen!’ De dronken kerel wankelt het open veld langs de Elbe op. Dan komt hij naar onze tafel waggelen: ‘Wie riep hier doorlopen? Dat is mijn berk. Die bewater ik al dertig jaar.’ Inderdaad is het de meest forse van de hele rij.
Dat nou toch ook mij plotseling het einde van het drie-letter-land mogelijk lijkt... ben ik soms een ‘rechtsbuiten’ geworden? In ieder geval hoeven ze maar zo verder aan te rotzooien, en die staat hier komt vanzelf aan zijn eind. Zelfs een democratisch socialisme lijkt me nu niet meer dan een zwakke dam. Zullen de mensen niet ook tijdens de hervormingen weglopen? Vooral omdat het economisch eerst nog slechter zal gaan, alleen al omdat de verrottende industrieën in de komende jaren toch al definitief verrot zullen zijn en wij allang op kosten van de toekomst leven. Aan de andere kant is het huidige kapitalisme ook maar niks, en een democratisch socialisme zou misschien toch zo gek nog niet zijn.
15 september
Gisteren heb ik een wandeling gemaakt. 45 minuten wachten, vlak voor station Rathen, in een van die onvoorstelbaar smerige wagons van de zogenaamde sneltram, het lijkt wel vlak na de oorlog. Gegeten in Königstein in een selfservice-restaurant. Waar ik bij sta schikt een oude vrouw onhandig met haar vingers de aardappelen en de kool op mijn bord. De reusachtige pullen bier van de DDR-burger. Dat is de eigenlijke secretaris-generaal van de kleine man. Natuurlijk drink ik er ook een. Met zwaarte gevuld bereikt die lichaamsballon van mij voor eventjes een staat die je een gevoel van voldaanheid zou kunnen noemen, drukt steviger op zijn Oostduitse treurstoel. Maar dan sta ik toch maar op. Birgit zet er zoals gewoonlijk weer stevig de pas in. Het begint te onweren en te regenen. De ondergrond wordt drassig. De terugreis gaat weer langs verloederde stations met reclames van vlak na de oorlog, langs smerige steegjes en lege vensters, teringlijdende huizen, armoe troef. Zou het me lukken om nog een keer naar buiten te kijken? De muffe smaak van het platteland hier proeven voordat ik afreis naar het land van de blitse sjiek?
Menno ter Braak • 12 september 1939
• Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.
12 Sept. De gedachte ‘er is oorlog’ al gewoon geworden, tot nader order. Men begint weer aan andere dingen te denken, maar zonder lust.
Er is in Nederland weer een ‘fausse génération’ aan het ontstaan, die de werkelijk veelbelovenden verdringt: Den Brabander, Van Hattum, Hoornik (die een beteren aanleg had, maar zich in Blitzkriegtempo tot de litteratoren schijnt te willen gaan rekenen). Van werkelijk belang: Gomperts, Van Lier, Van der Veen, Vasalis, Morriën - die dan ook het minste generatie-allures hebben, al is V.d. Veen aan dezen kant evenzeer ‘lek’ als Hoornik aan den anderen kant. Is dit verschijnsel typeerend ook voor de voorafgaande generatie? Waarschijnlijk wel; de ‘litteratuur’ heeft altijd een stentorstem, en aantrekkingskracht voor het ‘litteraire’ publiek, dat niet over de ‘litteratuur’ heen kan zien.
12 Sept. De gedachte ‘er is oorlog’ al gewoon geworden, tot nader order. Men begint weer aan andere dingen te denken, maar zonder lust.
[...]
Algemeene observatie: ik schrijf meestal het best, als ik weinig materiaal heb; minder belemmering door feiten, meer vrijheid van de pen. Waarmee ik niet wil zeggen, dat mijn best geschreven werk (opstel over Hofwijck b.v.) ook werkelijk het meeste belang zou hebben voor mijzelf of voor anderen. Voor iemand, die ook een minder geslaagd geschrift kan lezen, is mijn boekje over Luther zeker niet van belang ontbloot. Critieken, die er tot dusverre over verschenen zijn, bevestigen alleen mijn indruk van het idealiseeringsproces om deze figuur.
Er is in Nederland weer een ‘fausse génération’ aan het ontstaan, die de werkelijk veelbelovenden verdringt: Den Brabander, Van Hattum, Hoornik (die een beteren aanleg had, maar zich in Blitzkriegtempo tot de litteratoren schijnt te willen gaan rekenen). Van werkelijk belang: Gomperts, Van Lier, Van der Veen, Vasalis, Morriën - die dan ook het minste generatie-allures hebben, al is V.d. Veen aan dezen kant evenzeer ‘lek’ als Hoornik aan den anderen kant. Is dit verschijnsel typeerend ook voor de voorafgaande generatie? Waarschijnlijk wel; de ‘litteratuur’ heeft altijd een stentorstem, en aantrekkingskracht voor het ‘litteraire’ publiek, dat niet over de ‘litteratuur’ heen kan zien.
Edmond en Jules de Goncourt • 11 september 1861
• Edmond de Goncourt(1822-1896) en Jules de Goncourt (1830-1870) waren Franse schrijvers en critici, en initiatiefnemers van de zeer prestigieuze Prix Goncourt. Ze hielden samen een (inmiddels zeer beroemd) dagboek bij, dat Edmond na de dood van Jules in zijn eentje voortzette. Vertaling door Leo van Maris.
Amsterdam, 11 september
Iets voor een sprookje, de laan met de papegaaien in de dierentuin. Die dieren in alle kleuren van de regenboog, met hun mechanische stemmen, het zouden zielen van journalisten kunnen zijn, die zich al maar en tot vervelens toe herhalen.
Het is hier een stilstaand, een slapend land. Je komt uit een museum en je treft het huis of de gracht precies zo aan als je ze net op een schilderij van Pieter de Hooch hebt gezien; ofwel je ziet een markante figuur van een doek van Teniers of van Ostade.
Uit de schilderijen van Jan Steen kun je opmaken dat er hier nooit courtisanes zijn geweest, maar dat er gewoon vrouwtjes zijn, geschapen voor de liefde in de danshuizen en voor de zeeman bij zijn bezoek aan de wal. Op deze vette en vochtige grond heeft het genot der zinnen nooit bestaan uit méér dan uit het platvloerse mens dat men op een van zijn fraaie schilderijen ziet, languit achterover op een houten bank liggend, haar hoofd naar beneden, met een gezicht of ze net een beroerte heeft gehad, haar ogen dicht, zwaar door haar neus ademhalend, met haar mond open en haar borsten omhoog; een arm en een been raken de grond; uit haar andere, in dronkenschap verslapte, hand, laat zij haar nog brandende pijp tussen haar benen op een jurk vallen van een vaalrood violet, dat voor de juiste harmonie in het schilderij zorgt.
Wij gaan naar Broek. Het is hier het land van het water: op Waterland. Het lijkt of ons boerenkarretje rondtrekt op het schilderij van de zondvloed van Girodet. ‘Maar Holland is net de waterzuchtige vrouw!’ zegt Saint-Victor. Aan de hemel, altijd en eeuwig, steeds weer voortgedreven, die witte en loodgrijze wolken, de bolronde wolken van Ruisdael, die een brede strook licht op de voorgrond laten vallen en de schrale bosschages aan de horizon geheel in het donker hullen.
Broek. – Kleine straatjes van baksteen; witte bruggetjes over de kanalen, die van alle kanten samenkomen; kleine houten huisjes, wit, groen en grijs geschilderd; heggen van hulst, tuintjes vol sleutelbloemen; blinkende stallen, waar de staarten van de koeien, vastgebonden, naar boven steken; bomen die uit pure properheid tot op een hoogte van tien voet wit zijn geschilderd. Een land om bij te huilen, zoals je kan huilen om de fris geboende kamer van een oude vrijster.
’s Nachts ben ik wakker geworden vanwege de luidruchtige kermispret. Het is eigenaardig, maar de drinkliederen hier lijken wel lutherse psalmen.
Amsterdam, 11 september
Iets voor een sprookje, de laan met de papegaaien in de dierentuin. Die dieren in alle kleuren van de regenboog, met hun mechanische stemmen, het zouden zielen van journalisten kunnen zijn, die zich al maar en tot vervelens toe herhalen.
Het is hier een stilstaand, een slapend land. Je komt uit een museum en je treft het huis of de gracht precies zo aan als je ze net op een schilderij van Pieter de Hooch hebt gezien; ofwel je ziet een markante figuur van een doek van Teniers of van Ostade.
Uit de schilderijen van Jan Steen kun je opmaken dat er hier nooit courtisanes zijn geweest, maar dat er gewoon vrouwtjes zijn, geschapen voor de liefde in de danshuizen en voor de zeeman bij zijn bezoek aan de wal. Op deze vette en vochtige grond heeft het genot der zinnen nooit bestaan uit méér dan uit het platvloerse mens dat men op een van zijn fraaie schilderijen ziet, languit achterover op een houten bank liggend, haar hoofd naar beneden, met een gezicht of ze net een beroerte heeft gehad, haar ogen dicht, zwaar door haar neus ademhalend, met haar mond open en haar borsten omhoog; een arm en een been raken de grond; uit haar andere, in dronkenschap verslapte, hand, laat zij haar nog brandende pijp tussen haar benen op een jurk vallen van een vaalrood violet, dat voor de juiste harmonie in het schilderij zorgt.
Wij gaan naar Broek. Het is hier het land van het water: op Waterland. Het lijkt of ons boerenkarretje rondtrekt op het schilderij van de zondvloed van Girodet. ‘Maar Holland is net de waterzuchtige vrouw!’ zegt Saint-Victor. Aan de hemel, altijd en eeuwig, steeds weer voortgedreven, die witte en loodgrijze wolken, de bolronde wolken van Ruisdael, die een brede strook licht op de voorgrond laten vallen en de schrale bosschages aan de horizon geheel in het donker hullen.
Broek. – Kleine straatjes van baksteen; witte bruggetjes over de kanalen, die van alle kanten samenkomen; kleine houten huisjes, wit, groen en grijs geschilderd; heggen van hulst, tuintjes vol sleutelbloemen; blinkende stallen, waar de staarten van de koeien, vastgebonden, naar boven steken; bomen die uit pure properheid tot op een hoogte van tien voet wit zijn geschilderd. Een land om bij te huilen, zoals je kan huilen om de fris geboende kamer van een oude vrijster.
’s Nachts ben ik wakker geworden vanwege de luidruchtige kermispret. Het is eigenaardig, maar de drinkliederen hier lijken wel lutherse psalmen.
donderdag 9 september 2021
Karen Geurtsen • 11 september 2009
• Karen Geurtsen (1983) is een Nederlands journaliste, die begin 2010 opzien baarde toen bekend werd dat ze undercover bij de PVV had gewerkt. Haar dagboek uit die periode is verschenen als Undercover bij de PVV.
VRIJDAG 11 SEPTEMBER
Op initiatief van chef personeelszaken Marga lunchen alle jonge nieuwkomers vandaag gezamenlijk in het Kamerrestaurant. We bespreken onze ervaringen tot dusver. Ook de Kamerleden gaan over de tong.
"Is Sietse Fritsma pas 37? Echt waar? Zo jong en al zo goed?"
"Ja, het cv van De Roon is echt heel indrukwekkend. Wat een loopbaan heeft die man achter de rug! Toen ik dat zag voor ik op sollicitatiegesprek kwam, schrok ik wel even." "Geert is goed, hè? Als hij spreekt, is iedereen stil." "Rita vind ik ook heel goed. Hoe zij dingen weet te formuleren: super!"
Maar met dat laatste is niet iedereen het eens. Verder is GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema een 'raar wijf' en minister van Verkeer en Waterstaat Camiel Eurlings 'de enige knappe man in de regering'.
Terug op de fractie treffen we een wel erg jonge PVV er. Brinkman heeft zijn zoontje van een jaar of twee meegenomen. Het joch drentelt de hele middag over de gang. "Kom kom, nu niet al deze mooie dames lastigvallen. Daar heb je later nog tijd genoeg voor," zegt pa knipogend als zijn zoon ook even een kijkje bij ons komt nemen. De monden van mijn collega's staan zelden stil, hetgeen knap irritant is als je je op een ingewikkeld dossier probeert te concentreren. Uit arren moede stop ik de oordopjes van mijn gsm-radio in mijn oren. Het helpt maar een klein beetje.
Jolanda: "Ik vind het zó erg dat ze een pop van Geert ophangen in een boom en doen alsof het kunst is. Dat is toch helemaal niet grappig? En dan dat mes door zijn lijf!" Evelien: "Dat is een verwijzing naar de islam. Die is heel wreed. Als wij iemand vermoorden, doen we dat gewoon met gif of een pistool."
Ik vraag me af waarom we Wilders nooit zien. Ik zit hier nu twee weken, en heb hem nog niet een keer op de fractie gezien, terwijl hij toch bijna elke dag van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat present is. Wel hoor ik regelmatig dat mensen bij hem ontboden worden. Als zijn secretaresse Wendy belt, begeeft iedereen zich op een drafje naar zijn kantoor.
VRIJDAG 11 SEPTEMBER
Op initiatief van chef personeelszaken Marga lunchen alle jonge nieuwkomers vandaag gezamenlijk in het Kamerrestaurant. We bespreken onze ervaringen tot dusver. Ook de Kamerleden gaan over de tong.
"Is Sietse Fritsma pas 37? Echt waar? Zo jong en al zo goed?"
"Ja, het cv van De Roon is echt heel indrukwekkend. Wat een loopbaan heeft die man achter de rug! Toen ik dat zag voor ik op sollicitatiegesprek kwam, schrok ik wel even." "Geert is goed, hè? Als hij spreekt, is iedereen stil." "Rita vind ik ook heel goed. Hoe zij dingen weet te formuleren: super!"
Maar met dat laatste is niet iedereen het eens. Verder is GroenLinks-fractievoorzitter Femke Halsema een 'raar wijf' en minister van Verkeer en Waterstaat Camiel Eurlings 'de enige knappe man in de regering'.
Terug op de fractie treffen we een wel erg jonge PVV er. Brinkman heeft zijn zoontje van een jaar of twee meegenomen. Het joch drentelt de hele middag over de gang. "Kom kom, nu niet al deze mooie dames lastigvallen. Daar heb je later nog tijd genoeg voor," zegt pa knipogend als zijn zoon ook even een kijkje bij ons komt nemen. De monden van mijn collega's staan zelden stil, hetgeen knap irritant is als je je op een ingewikkeld dossier probeert te concentreren. Uit arren moede stop ik de oordopjes van mijn gsm-radio in mijn oren. Het helpt maar een klein beetje.
Jolanda: "Ik vind het zó erg dat ze een pop van Geert ophangen in een boom en doen alsof het kunst is. Dat is toch helemaal niet grappig? En dan dat mes door zijn lijf!" Evelien: "Dat is een verwijzing naar de islam. Die is heel wreed. Als wij iemand vermoorden, doen we dat gewoon met gif of een pistool."
Ik vraag me af waarom we Wilders nooit zien. Ik zit hier nu twee weken, en heb hem nog niet een keer op de fractie gezien, terwijl hij toch bijna elke dag van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat present is. Wel hoor ik regelmatig dat mensen bij hem ontboden worden. Als zijn secretaresse Wendy belt, begeeft iedereen zich op een drafje naar zijn kantoor.
woensdag 8 september 2021
Mischa de Vreede • 9 september 1983
• De Nederlandse schrijfster Mischa de Vreede (1936-2020) hield in september 1983 een 'Hollands Dagboek' bij voor NRC Handelsblad.
Vrijdag
Na laatste aanwijzingen over humeuren en smaak van mijn poezen afscheid van de B's. Op mijn departement troosten ze me met mijn leerlingental. Bert Schierbeek had er bij zijn eerste les twee. De week daarop veertien. Word gebeld door iemand van South East Asian Studies. Zijn studenten zijn geïnteresseerd in mijn onderwerp. Maar het gaat nauwelijks over Z-O-Azië, zeg ik. Niet over politiek daar, niet over cultuur of geschiedenis. Alleen maar over schrijven, over eerlijkheid, over historische waarheden en wat de kunstenaar daarmee doen kan en mag. De man wordt steeds enthousiaster en nodigt me uit voor een spreekbeurt.
Ik doe wat schrijfwerk en boodschappen en tegen vijven wandel ik door de Law School, ouderwets Engels van sfeer, naar Dominicks, waar in een zonnige tuin vol bloemen een wekelijkse bijeenkomst is van hier onderwijzende buitenlanders. Canadees bier wordt geschonken uit glazen potten. Doordat ik de schuimrand mis, vergis ik me in hoeveelheid en zigzaggend loop ik de 4 kilometer naar 'huis' waar ik wat spaghetti opwarm, eet, en dan nog steeds zigzaggend wandel met Jubilee die blij is dat ik er ben.
Thuisgekomen te loom om te doen wat ik van plan was: van logeerkamer verhuizen naar grote slaapkamer die ik als bedsitter wil inrichten. Gelukkig komt collega van Charley B. langs met vrouw en kinderen. Ik ken hen van een zwempartij op Labor Day. Hij wil me wel rijles geven, maar dan moet ik eerst de knowledge (theorie) halen. Zijn vrouw, Engels, is er ook mee bezig. Als ze weg zijn, begin ik toch maar met kleren en lakens te sjouwen. Dank zij een builtje lavendel, van huis meegebracht, ruikt mijn bed meteen al vertrouwd en gelukkig vind ik slapen het lekkerste wat je in je eentje kunt doen.
Vrijdag
Na laatste aanwijzingen over humeuren en smaak van mijn poezen afscheid van de B's. Op mijn departement troosten ze me met mijn leerlingental. Bert Schierbeek had er bij zijn eerste les twee. De week daarop veertien. Word gebeld door iemand van South East Asian Studies. Zijn studenten zijn geïnteresseerd in mijn onderwerp. Maar het gaat nauwelijks over Z-O-Azië, zeg ik. Niet over politiek daar, niet over cultuur of geschiedenis. Alleen maar over schrijven, over eerlijkheid, over historische waarheden en wat de kunstenaar daarmee doen kan en mag. De man wordt steeds enthousiaster en nodigt me uit voor een spreekbeurt.
Ik doe wat schrijfwerk en boodschappen en tegen vijven wandel ik door de Law School, ouderwets Engels van sfeer, naar Dominicks, waar in een zonnige tuin vol bloemen een wekelijkse bijeenkomst is van hier onderwijzende buitenlanders. Canadees bier wordt geschonken uit glazen potten. Doordat ik de schuimrand mis, vergis ik me in hoeveelheid en zigzaggend loop ik de 4 kilometer naar 'huis' waar ik wat spaghetti opwarm, eet, en dan nog steeds zigzaggend wandel met Jubilee die blij is dat ik er ben.
Thuisgekomen te loom om te doen wat ik van plan was: van logeerkamer verhuizen naar grote slaapkamer die ik als bedsitter wil inrichten. Gelukkig komt collega van Charley B. langs met vrouw en kinderen. Ik ken hen van een zwempartij op Labor Day. Hij wil me wel rijles geven, maar dan moet ik eerst de knowledge (theorie) halen. Zijn vrouw, Engels, is er ook mee bezig. Als ze weg zijn, begin ik toch maar met kleren en lakens te sjouwen. Dank zij een builtje lavendel, van huis meegebracht, ruikt mijn bed meteen al vertrouwd en gelukkig vind ik slapen het lekkerste wat je in je eentje kunt doen.
dinsdag 7 september 2021
Edmond en Jules de Goncourt • 8 september 1861
• Edmond de Goncourt(1822-1896) en Jules de Goncourt (1830-1870) waren Franse schrijvers en critici, en initiatiefnemers van de zeer prestigieuze Prix Goncourt. Ze hielden samen een (inmiddels zeer beroemd) dagboek bij, dat Edmond na de dood van Jules in zijn eentje voortzette. Vertaling door Leo van Maris.
Amsterdam, 8 september
Een land waar alles in orde, samenhangend, onontkoombaar en logisch is. De mannen en vrouwen zijn er lelijk, niet op een menselijke manier, maar als vissen, met vissenogen en vissenkoppen, een gelaatskleur van gedroogde vis, en ze hebben iets van zeerobben en kikkers; ze lijken ook wel op die grof geschetste figuren, die ruzie staan te maken op de achtergrond van een schilderij van Ostade. Een land dat uit het water tevoorschijn is gekomen, dat echt gebouwd is, een land dat voor anker ligt; een waterige lucht, zonlicht dat gefilterd lijkt door een met zout water gevulde karaf; huizen die eruitzien als schepen, daken die lijken op de achterstevens van oude galeien; trappen die eigenlijk ladders zijn, wagons die aan kajuiten doen denken, danszalen als tussendekken. Een bleek en koud ras, mensen met een karakter geduldig als het water, levens vlak als kanalen; het vlees is er waterig.
Holland lijkt wel het paradijs zoals het is teruggevonden door de bevers uit de ark van Noach. Een land dat voor anker ligt, bevers in een kaas, – dat is Holland.
Gisteren keek ik in de trein naar een jongeman die tegenover mij zat te slapen. Ik nam nauwkeurig in mij op hoe de zon op zijn gezicht scheen, met als contrast de diepe schaduw van de klep van zijn pet.
Toen ik voor het schilderij van Rembrandt stond, dat men gewoonlijk De Nachtwacht noemt, vond ik er hetzelfde effect in terug. Ik heb mij verbaasd over de vele discussies en de nog steeds niet opgeloste vraag of men op dat reusachtige schilderij daglicht of het licht van de nacht voor zich heeft. Ik heb versteld gestaan over alles wat er is geschreven over het vreemde en onwaarschijnlijke van het licht in het schilderij. Ik heb niets anders dan een zonnestraal op het doek gezien, vol, warm en levend, een belichting die volmaakt logisch, volmaakt rationeel en volmaakt duidelijk is. Alleen, zoals bijna altijd bij Rembrandt het geval is, is het licht op zijn doek geen egaal daglicht, maar zonlicht dat van boven komt en dwars over de personen heen valt.
Amsterdam, 8 september
Een land waar alles in orde, samenhangend, onontkoombaar en logisch is. De mannen en vrouwen zijn er lelijk, niet op een menselijke manier, maar als vissen, met vissenogen en vissenkoppen, een gelaatskleur van gedroogde vis, en ze hebben iets van zeerobben en kikkers; ze lijken ook wel op die grof geschetste figuren, die ruzie staan te maken op de achtergrond van een schilderij van Ostade. Een land dat uit het water tevoorschijn is gekomen, dat echt gebouwd is, een land dat voor anker ligt; een waterige lucht, zonlicht dat gefilterd lijkt door een met zout water gevulde karaf; huizen die eruitzien als schepen, daken die lijken op de achterstevens van oude galeien; trappen die eigenlijk ladders zijn, wagons die aan kajuiten doen denken, danszalen als tussendekken. Een bleek en koud ras, mensen met een karakter geduldig als het water, levens vlak als kanalen; het vlees is er waterig.
Holland lijkt wel het paradijs zoals het is teruggevonden door de bevers uit de ark van Noach. Een land dat voor anker ligt, bevers in een kaas, – dat is Holland.
Gisteren keek ik in de trein naar een jongeman die tegenover mij zat te slapen. Ik nam nauwkeurig in mij op hoe de zon op zijn gezicht scheen, met als contrast de diepe schaduw van de klep van zijn pet.
Toen ik voor het schilderij van Rembrandt stond, dat men gewoonlijk De Nachtwacht noemt, vond ik er hetzelfde effect in terug. Ik heb mij verbaasd over de vele discussies en de nog steeds niet opgeloste vraag of men op dat reusachtige schilderij daglicht of het licht van de nacht voor zich heeft. Ik heb versteld gestaan over alles wat er is geschreven over het vreemde en onwaarschijnlijke van het licht in het schilderij. Ik heb niets anders dan een zonnestraal op het doek gezien, vol, warm en levend, een belichting die volmaakt logisch, volmaakt rationeel en volmaakt duidelijk is. Alleen, zoals bijna altijd bij Rembrandt het geval is, is het licht op zijn doek geen egaal daglicht, maar zonlicht dat van boven komt en dwars over de personen heen valt.
maandag 6 september 2021
Ellis Cohen Peraira -- 7 september 1942
• Ellis Cohen Peraira. Uit: De dagboeken van Bernie & Ellis. Het verhaal van een Scheveningse liefde in oorlogstijd.
Aan tafel zei Tante Mien: 'het zou mij nu reuze uitkomen, als we paddestoelen hadden want ik heb voor morgen niets op het brood.' En zo kwam het, dat Bob en ik eropuit zijn getrokken om kwart over zeven 's avonds om canterellen te zoeken. We zijn naar de Q.-bossen gegaan; daar waren wij nog nooit eerder geweest (om paddestoelen tenminste, want we komen er iedere dag door als we melk gaan halen). De oogst was vrij behoorlijk, net genoeg voor een ragoutje bij de lunch. We zijn net thuisgekomen, doodmoe, want canterellen zoeken is een vermoeiend werkje. (Dat zal jij ook ondervinden als we met zijn viertjes hier logeren volgend jaar, blew [bij leven en welzijn]!}
En nu heb ik mijn dagboek, of liever ONS dagboek weer voor mij genomen. Eigenlijk moest ik maar ophouden want ik ben op van moeheid, nerveusiteit en zeer, zeer down. En ik weet niet wanneer jij dit schrift te lezen zult krijgen: als het NA de oorlog is dan geeft het niet als het eens wat down is maar als we nu weer een 'Austausch' van schriften hebben VOOR het afgelopen is en jij leest mijn downe gedachten, dan word jij zelf ook weer beroerd. Ik weet niet hoe het komt: eigenlijk heb ik niet de minste reden om zo pessimistisch te zijn, maar ik ben bang dat ik de dag van onze hereniging niet zal beleven. Ik ben ongerust om jou maar ik heb een hoop, dat jij nu wel veilig bent.
Maar er hangt iets dreigends in de lucht. Ik voel het. Een naderend onheil voor ons viertjes speciaal.
God, laat dat blijken onzin te zijn. Laat mij alstublieft alstublieft weer bij mijn lief jongetje terug komen...
Aan tafel zei Tante Mien: 'het zou mij nu reuze uitkomen, als we paddestoelen hadden want ik heb voor morgen niets op het brood.' En zo kwam het, dat Bob en ik eropuit zijn getrokken om kwart over zeven 's avonds om canterellen te zoeken. We zijn naar de Q.-bossen gegaan; daar waren wij nog nooit eerder geweest (om paddestoelen tenminste, want we komen er iedere dag door als we melk gaan halen). De oogst was vrij behoorlijk, net genoeg voor een ragoutje bij de lunch. We zijn net thuisgekomen, doodmoe, want canterellen zoeken is een vermoeiend werkje. (Dat zal jij ook ondervinden als we met zijn viertjes hier logeren volgend jaar, blew [bij leven en welzijn]!}
En nu heb ik mijn dagboek, of liever ONS dagboek weer voor mij genomen. Eigenlijk moest ik maar ophouden want ik ben op van moeheid, nerveusiteit en zeer, zeer down. En ik weet niet wanneer jij dit schrift te lezen zult krijgen: als het NA de oorlog is dan geeft het niet als het eens wat down is maar als we nu weer een 'Austausch' van schriften hebben VOOR het afgelopen is en jij leest mijn downe gedachten, dan word jij zelf ook weer beroerd. Ik weet niet hoe het komt: eigenlijk heb ik niet de minste reden om zo pessimistisch te zijn, maar ik ben bang dat ik de dag van onze hereniging niet zal beleven. Ik ben ongerust om jou maar ik heb een hoop, dat jij nu wel veilig bent.
Maar er hangt iets dreigends in de lucht. Ik voel het. Een naderend onheil voor ons viertjes speciaal.
God, laat dat blijken onzin te zijn. Laat mij alstublieft alstublieft weer bij mijn lief jongetje terug komen...
zondag 5 september 2021
Marinus van der Lubbe • 6 september 1931
• De (onschuldig) voor de brandstichting in de Duitse Rijksdag (1933) veroordeelde Marinus van der Lubbe (1909-1934) hield in 1931 korte tijd een dagboek bij, toen hij (liftend?) door Duitsland en verder reisde. Het is opgenomen in Roodboek, een publicatie uit 1933 die Van der Lubbe moest vrijpleiten.
Leiden, Zondag 6 September 1931.
Dit boek zal vanaf morgen, Maandag 6 Sept. dienst doen, om verslag van mijn voorgenomen reis, iederen dag te beschrijven.
Leiden, Zondag 6 September 1931.
Dit boek zal vanaf morgen, Maandag 6 Sept. dienst doen, om verslag van mijn voorgenomen reis, iederen dag te beschrijven.
M.v.d. Lubbe, Uiterstegracht 56, Leiden.
Varia-ding.
Toch bevat dit boek zeer weinig nieuws en dient alleen als verslag van reizen. De wereld kan iedereen, zonder hij zijn deur uit hoeft, heeft eens een Cineese wijsgeer gezegd, voor den geen die inzicht heeft. En ik ben het daarmee eens.
M.v.d. Lubbe.
Plaats en datum Kleef 7-9-'31:
Na van morgen op de gracht mijn karcast volgegeten te hebben, ben ik om half 9 uit Leiden vertrokken. Al voel ik mij voor de eerste dag nog al een beetje verdrietig, een beetje eenzaam, ben ik toch goed opgeschoten en heb veel geluk met meerijden gehad zoo dat ik nu al in Duitschland ben en op 't oogenblik hier bij een boer denk te blijven slaapen.
8 Sept. '31, Dinsdag, geld ƒ4.
Al dacht ik gisteren Kleef niet te kunnen haalen, heb ik het toch getroffen en toch gehaald, en daar in een jeugdherberg geslapen. Van slapen kwam echter pas na een heele dicusie over de Duitsche beweging of van de winter iets plaats zou hebben ja of neen en wat de eind concluzie was, dat de meesten er aan twijfelde, zoolang de menschen hier nog iets ondersteuning krijgen.
Köln: 9 Sept. '31.
Ik ben vandaag wel iets prettiger gestemd, ben ik toch niet geheel bij mijn reizen, en denk geregeld, maar als ik nou terug ben in Holland, gaat ik niet zoo gauw meer weg. Ook kan ik merken dat ik weer in Duitschland ben. De autos stoppen haast niet voor je en je moet 't meeste op stilstaande letten en speculeeren bij benzinepomps of bruggen en overwegen. Toch ben ik vandaag nog wel opgeschoten en hebt Köln gehaald, waar ik in een groot aziel ben blijven slapen. Ik denk morgen te gaan zwemmen als 't mogenlijk is.
Varia-ding.
Toch bevat dit boek zeer weinig nieuws en dient alleen als verslag van reizen. De wereld kan iedereen, zonder hij zijn deur uit hoeft, heeft eens een Cineese wijsgeer gezegd, voor den geen die inzicht heeft. En ik ben het daarmee eens.
M.v.d. Lubbe.
Plaats en datum Kleef 7-9-'31:
Na van morgen op de gracht mijn karcast volgegeten te hebben, ben ik om half 9 uit Leiden vertrokken. Al voel ik mij voor de eerste dag nog al een beetje verdrietig, een beetje eenzaam, ben ik toch goed opgeschoten en heb veel geluk met meerijden gehad zoo dat ik nu al in Duitschland ben en op 't oogenblik hier bij een boer denk te blijven slaapen.
8 Sept. '31, Dinsdag, geld ƒ4.
Al dacht ik gisteren Kleef niet te kunnen haalen, heb ik het toch getroffen en toch gehaald, en daar in een jeugdherberg geslapen. Van slapen kwam echter pas na een heele dicusie over de Duitsche beweging of van de winter iets plaats zou hebben ja of neen en wat de eind concluzie was, dat de meesten er aan twijfelde, zoolang de menschen hier nog iets ondersteuning krijgen.
Köln: 9 Sept. '31.
Ik ben vandaag wel iets prettiger gestemd, ben ik toch niet geheel bij mijn reizen, en denk geregeld, maar als ik nou terug ben in Holland, gaat ik niet zoo gauw meer weg. Ook kan ik merken dat ik weer in Duitschland ben. De autos stoppen haast niet voor je en je moet 't meeste op stilstaande letten en speculeeren bij benzinepomps of bruggen en overwegen. Toch ben ik vandaag nog wel opgeschoten en hebt Köln gehaald, waar ik in een groot aziel ben blijven slapen. Ik denk morgen te gaan zwemmen als 't mogenlijk is.
Robert Bulkeley • 5 september 1857
• Robert Bulkeley (1839-?) was een Amerikaanse kantoorklerk die in 1857 bij wijze van vakantie een tiendaagse treinreis maakte, waar hij een dagboek van bijhield.
Sat. 5 Sept.
Feeling relieved, I walked to the rear platform, and their [sic] gave way to bursts of delight, at the beauty of Seneca lake, and the country around it, for it took me by surprise, as I had forgotten the Road ran by that way, as it did for thirty miles or more. The rain came down quite fast, and cooled the atmosphere considerable, passed through Penn Yann, Canandaigua, etc., at half past six or seven an accident happened.
We ran off the track.
Our Car did, the baggage one, forward truck, one wheel, and this wheel was to detain us two hours. Fred and I lit our cigars, and walked around, to see how they managed to entice the vagrant wheel back to its track, at last by dint of two locomotives, puffing, pulling & higging [?], piles of wood, and great deal of halloing, we were allowed to proceed on our journey. Went along nicely until we heard the whistle to break up, and stopped by a corn field, something wrong, — ran into a hand car, with the probability of an Irish man, (ah only an Irishman), made into mincemeat, and lying round in fragments for a half a mile back, Men go back to see, nothing found, probability of no hurt, except the handcar, a perfect wreck. So we proceed, stopped about half past ten, at Honeoye Falls, for supper. Landlords Daughter very pretty, refined looking, can’t keep my eyes off her, and eat but little, on account of she being dear & the victuals too. Conductor of the train, no appetite, hand car took his away. F.W. eat [sic] ravenously, he being starved for a whole month. x x x x Off again, passing through numerous large towns, getting cold, walk out and hang off the rear car. At Batavia the moon broke forth in splendid majesty, and the air very cold. Every one asleep but me, I taking comfort.
As we passed the Niagara River, it was like silver sheen, and at ½ before 3 o. clock A.M. we rode into the Depot at Niagara Village, 3 ½ hours behind time, and most frozen. Selected the Clarendon House, and by 3 o clock were sound asleep in bed.
Sat. 5 Sept.
Feeling relieved, I walked to the rear platform, and their [sic] gave way to bursts of delight, at the beauty of Seneca lake, and the country around it, for it took me by surprise, as I had forgotten the Road ran by that way, as it did for thirty miles or more. The rain came down quite fast, and cooled the atmosphere considerable, passed through Penn Yann, Canandaigua, etc., at half past six or seven an accident happened.
We ran off the track.
Our Car did, the baggage one, forward truck, one wheel, and this wheel was to detain us two hours. Fred and I lit our cigars, and walked around, to see how they managed to entice the vagrant wheel back to its track, at last by dint of two locomotives, puffing, pulling & higging [?], piles of wood, and great deal of halloing, we were allowed to proceed on our journey. Went along nicely until we heard the whistle to break up, and stopped by a corn field, something wrong, — ran into a hand car, with the probability of an Irish man, (ah only an Irishman), made into mincemeat, and lying round in fragments for a half a mile back, Men go back to see, nothing found, probability of no hurt, except the handcar, a perfect wreck. So we proceed, stopped about half past ten, at Honeoye Falls, for supper. Landlords Daughter very pretty, refined looking, can’t keep my eyes off her, and eat but little, on account of she being dear & the victuals too. Conductor of the train, no appetite, hand car took his away. F.W. eat [sic] ravenously, he being starved for a whole month. x x x x Off again, passing through numerous large towns, getting cold, walk out and hang off the rear car. At Batavia the moon broke forth in splendid majesty, and the air very cold. Every one asleep but me, I taking comfort.
As we passed the Niagara River, it was like silver sheen, and at ½ before 3 o. clock A.M. we rode into the Depot at Niagara Village, 3 ½ hours behind time, and most frozen. Selected the Clarendon House, and by 3 o clock were sound asleep in bed.
Willem Arondéus • 4 september 1922
• Willem Arondéus (1894-1943) was een Nederlandse kunstenaar. In Het leven van Willem Arondéus 1894-1943. Een documentaire (door Rudi van Dantzig) zijn veel passages uit zijn dagboeken opgenomen.
4 September '22. Urk. Maandag-avond.
Ik wandelde in de schemering over de haven, er waren Volendammer botters binnengevallen, en op de plecht zaten de visschers te praten: prachtige mannen met ranke lichamen en open-blonde gezichten. Het deed me bijna physiek pijn hen aan te zien.
Ik dacht ook aan mijn werk, en voelde dat altijd, altijd weer de schoonheid van dit leven, de begeerte naar deze schoone menschen, naar de schoonheid van een daadwerkelijk belijden boven alles uitstijgt - ook boven alle arbeid; wanneer ik te staan kom tegenover de groote onbereikbare heerlijkheid der liefde, waar elk dezer eenvoudige visschers in hun ranke bekoring de drager van is.
Ik ben machteloos tot verzet daartegen, al mijn kracht tot arbeid wordt als waardeloos tegenover de lach van een blond gelaat, dat het diepste en wonderlijkste van alle mysterieën is. Ik voel mijn eenzaamheid en armoede dáártegen zoo groot en zoo bitter -
4 September '22. Urk. Maandag-avond.
Ik wandelde in de schemering over de haven, er waren Volendammer botters binnengevallen, en op de plecht zaten de visschers te praten: prachtige mannen met ranke lichamen en open-blonde gezichten. Het deed me bijna physiek pijn hen aan te zien.
Ik dacht ook aan mijn werk, en voelde dat altijd, altijd weer de schoonheid van dit leven, de begeerte naar deze schoone menschen, naar de schoonheid van een daadwerkelijk belijden boven alles uitstijgt - ook boven alle arbeid; wanneer ik te staan kom tegenover de groote onbereikbare heerlijkheid der liefde, waar elk dezer eenvoudige visschers in hun ranke bekoring de drager van is.
Ik ben machteloos tot verzet daartegen, al mijn kracht tot arbeid wordt als waardeloos tegenover de lach van een blond gelaat, dat het diepste en wonderlijkste van alle mysterieën is. Ik voel mijn eenzaamheid en armoede dáártegen zoo groot en zoo bitter -
donderdag 2 september 2021
Frida Vogels • 3 september 1956
• Frida Vogels (1930) is een Nederlandse schrijfster. Haar door kritiek en publiek gewaardeerde dagboeken 1954-1971 zijn gepubliceerd in 8 delen.
3 sept. - Gisteren een uitstapje naar Anzio in gemengd gezelschap. Isabelle, Franse studente, die bij het stereotiepe grapje over haar tasje dat te klein is om er iets in te doen nonchalant zegt 'c'est svmbolique'. Albert, ook Frans, hetzelfde type als Claudio in Milaan, onbetrouwbaar maar zeker niet dom: hij zingt ook, net als Claudio, met een hoge, klankloze stem; Claudio deed het beter. Albert is me grondig antipathiek en ik gedraag me grof tegen hem, wat hij voelt. Carlo daarentegen vind ik aardig: gevraagd naar zijn leeftijd, zegt hij dat hij drieëntwintig is en licht dan trouwhartig toe dat hij eigenlijk de 20e pas jarig is, dus drieëntwintig min achttien dagen. Carlo gaat op alles wat er gezegd wordt ernstig in, behandelt alle onderwerpen uitputtend en zegt nooit iets dat hij niet volop meent. Franco, de advocaat, lijkt op Hellinga: net als Hellinga heeft hij altijd een stoet meisjes om zich heen, die hij allemaal de illusie weet te geven dat hij juist háár boven alle andere verkiest en waartussen hij zich beweegt als een sjeik.
Wanneer heb ik me ooit eerder in dergelijk gezelschap bevonden? - Dat dat nu zo is, is te danken aan mijn dubbele status van fidanzata van E., al is die dan ver weg, en van vriendin van Dea. Je kunt zeggen dat nu ik volwassen ben geworden de wereld voor me wordt ontsloten, maar wat moet ik ermee?
Wanneer heb ik me ooit eerder in dergelijk gezelschap bevonden? - Dat dat nu zo is, is te danken aan mijn dubbele status van fidanzata van E., al is die dan ver weg, en van vriendin van Dea. Je kunt zeggen dat nu ik volwassen ben geworden de wereld voor me wordt ontsloten, maar wat moet ik ermee?
woensdag 1 september 2021
Julien Green • 2 september 1970
• Julien Green (1900-1998) was een Amerikaans-Franse, religieus ingestelde schrijver. Uit zijn zorgvuldig geformuleerde dagboeknotities komt hij naar voren als een gewetensvolle denker en zoeker. Fragmenten uit zijn dagboeken zijn door Greetje van den Bergh vertaald als Journaal 1946-1976.
2 september — Mauriac is gisteren tegen de ochtend gestorven. Hij ligt nu in de salon waar ik hem met Anne heb opgezocht, een jaar geleden. Ik ben niet meer gaan kijken naar de overledene, die een bosje wilde anjelieren in zijn hand heeft, zo wordt me verteld. Zijn heengaan heeft veel mensen getroffen. Ik kan het nog niet begrijpen, zoals bij mij zo dikwijls het geval is als ik het bericht krijg dat ons opnieuw iemand ontvallen is: ik heb veel tijd nodig om tenslotte te kunnen geloven dat het waar is. Mauriac wilde ik mij blijven herinneren zoals ik hem het laatst heb gezien, in Auteuil. Lang over de gestorven vriend gepraat met Robert, die heel scherp alle facetten ziet van deze gekwelde, charmante, zeer grillige man, die onvoorspelbaar was in zijn reacties.
Edwin Drood van Dickens gelezen, een roman die hij maar half heeft afgemaakt omdat de dood hem onderbroken heeft. Het mysterie blijft intact. Het boek heet namelijk Het mysterie van Edwin Drood. Om het melodrama compleet te maken, zegt Chesterton, is de schrijver gestorven op het moment dat hij de identiteit van de schuldige wilde onthullen. Als de dode Edwin Drood is, dan is er geen boek meer, maar de roman is pas op de helft. Dus blijft Edwin Drood leven in een vermomming. Wie is hij? Niemand zal het ooit weten. Dat is nog eens een goede grap. Wat werd Dickens uiteindelijk gehaat om zijn eeuwige successen die iedereen in de schaduw stelden! Hij is op tijd heengegaan, in 1870.
De titel van mijn roman: L'Autre.
2 september — Mauriac is gisteren tegen de ochtend gestorven. Hij ligt nu in de salon waar ik hem met Anne heb opgezocht, een jaar geleden. Ik ben niet meer gaan kijken naar de overledene, die een bosje wilde anjelieren in zijn hand heeft, zo wordt me verteld. Zijn heengaan heeft veel mensen getroffen. Ik kan het nog niet begrijpen, zoals bij mij zo dikwijls het geval is als ik het bericht krijg dat ons opnieuw iemand ontvallen is: ik heb veel tijd nodig om tenslotte te kunnen geloven dat het waar is. Mauriac wilde ik mij blijven herinneren zoals ik hem het laatst heb gezien, in Auteuil. Lang over de gestorven vriend gepraat met Robert, die heel scherp alle facetten ziet van deze gekwelde, charmante, zeer grillige man, die onvoorspelbaar was in zijn reacties.
Edwin Drood van Dickens gelezen, een roman die hij maar half heeft afgemaakt omdat de dood hem onderbroken heeft. Het mysterie blijft intact. Het boek heet namelijk Het mysterie van Edwin Drood. Om het melodrama compleet te maken, zegt Chesterton, is de schrijver gestorven op het moment dat hij de identiteit van de schuldige wilde onthullen. Als de dode Edwin Drood is, dan is er geen boek meer, maar de roman is pas op de helft. Dus blijft Edwin Drood leven in een vermomming. Wie is hij? Niemand zal het ooit weten. Dat is nog eens een goede grap. Wat werd Dickens uiteindelijk gehaat om zijn eeuwige successen die iedereen in de schaduw stelden! Hij is op tijd heengegaan, in 1870.
De titel van mijn roman: L'Autre.
Abonneren op:
Posts (Atom)