woensdag 23 juni 2021

Robert Graves • 24 juni 1915

• De Britse schrijver Robert Graves (1895-1985) was soldaat in WO 1. In Dat hebben we gehad (vertaald door Guido Golüke) zijn ook een aantal dagboekfragmenten van hem uit die periode opgenomen.
In 1916 zou hij zelf zwaargewond raken tijdens de bijna vijf maanden durende Slag aan de Somme, waarbij meer dan een miljoen doden en gewonden vielen.

24 juni. We zijn ingekwartierd in de kelders van Vermelles, dat vorig jaar acht keer is veroverd en heroverd. Er is geen huis ongeschonden gebleven in het stadje dat ooit twee- of drieduizend inwoners moet hebben gehad. Het heeft nu een onwerkelijke schoonheid.
We zijn hier twee nachten geleden gekomen; de maan scheen achter de huizen en de granaten hadden alle strakke lijnen van de daken gebroken en grillige gaten geslagen in de grimmige muren van een brouwerij. De volgende morgen ontdekten we dat het aangenaam wandelen is in de verlaten tuinen van het stadje; ze zijn helemaal overwoekerd en overal zijn in het wilde weg bloemen opgeschoten. Rode kolen, rozen en lelies zijn de voornaamste sierstukken. In een tuin staan bessenstruiken. De sergeant-majoor en ik begonnen ieder aan een kant van de rij te eten zonder elkaar op te merken. Toen we elkaar zagen, werden we allebei herinnerd aan onze waardigheid, hij als compagniessergeant-majoor en ik als officier. Hij salueerde, ik salueerde terug en we liepen allebei weg. Een paar minuten later kwamen we alle twee terug in de hoop dat de kust nu veilig was en moesten we de bessen, na het uitwisselen van de militaire groet, opnieuw met rust laten en doen alsof we enkel de bloemen stonden te bewonderen. Ik weet niet goed waarom ik me zo gedroeg. Dc CSM is een beroepsmilitair, en daarom verplicht in het bijzijn van een officier op te houden met eten. Dus ik neem aan dat ik uit respect voor zijn scrupules ook ophield. Enfin, er kwamen een paar soldaten langs en die plukten de struiken kaal.
Vanmiddag hadden we een cricketwedstrijd, officieren versus sergeanten, op een terrein tussen een paar huizen buiten het gezichtsveld van de vijand. Onze frontlinie is misschien een kilometer hiervandaan. Ik haalde de hoogste score, vierentwintig; het bat was een stuk van een hanebalk, de bal was een vod met touw erom en het wicket was een vogelkooi met het schone, uitgedroogde lijk van een papegaai erin. Hij was kennelijk verhongerd toen de Fransen de stad hadden geëvacueerd. Het deed me denken aan een gedicht van Skelton:
De papegaai is een vogel die schone dames past.
God heeft hem in Zijn goedheid welgedaan.
De papegaai treft na zijn heengaan geen bederf,
Ja, al het sterfelijke zal tot as vergaan,
Alleen de ziel waarvoor Christus zich aan 't kruis liet slaan,
Die kan niet sterven en heeft het eeuwige leven.
Houd de papegaai in ere, die vogel hoog verheven.
De wedstrijd werd door mitrailleurvuur afgebroken. Het was niet op ons gericht; de Duitsers schoten op een van onze vliegtuigen, en de kogels die van grote hoogte neerkwamen hadden meer kracht dan een kogel normaal aan het eind van zijn baan heeft.
Het is hier een lui leventje, afgezien van de nachtelijke graafwerkzaamheden aan de verdedigingslinie. We kunnen niet exerceren omdat we te dicht bij de Duitsers zitten, en in het dorp hoeven geen versterkingen te worden aangelegd. Vandaag zijn er twee spionnen doodgeschoten: een burger die in een kelder was achtergebleven en kennelijk berichten overseinde naar de Duitsers; en een Duitse soldaat die zich had vermomd als een korporaal van de genie en werd betrapt terwijl hij met de telefoondraden knoeide.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten