• Uit: Gerrit van der Linde (1808-1858): Waarde van Lennep. Brieven van De Schoolmeester toegelicht door Maritha Mathijsen. (1993).
Amsterdam, tussen 1 en 9 oktober 1849
In het najaar kwam Van de Linde inderdaad naar Nederland. Hij logeerde in Rotterdam. Om Jacob van Lennep te ontmoeten nam hij de trein naar Amsterdam en wachtte op hem in een restaurant. De brief schreef hij daar.
[...]
Ik gevoel mij dan ook recht gelukkig in de stad mijner Vaders en Grootmoeders; doch verdorring valle op de ophaalbruggen, zij zijn altijd op als ik haast heb: het is dáár, en niet hier dat gij uw zwemschool had moeten oprichten. - De spoorwegen zijn hier veel pleizieriger dan in Engeland, veel goedkooper en het gaat zoo zoetjens, en je houdt zoo dikwijls op, dat het ‘acht maal breeken van 't lijntjen’ tussen Delft en Leiden, hier noch altijd in gebalsemde gedachtenis schijnt te blijven. Doch daar is ijsselijk gek vee tusschen Rotterdam en Amsterdam, daar was een onophoudelijke harddraverij van runderen en varkens, den gantschen morgen, zoodra de slagschaduw van de trein, en vooral van de rook, op de weiden neder viel, ik heb nooit, zelfs in België niet, zulke wegloopers gezien als de Hollandsche koeien, die ik nu waarlijk als de grootste gekkinnen van Holland begin te beschouwen. Daar was een zeer beleefd dierkundige in de trein, die veel tot mij sprak over zoologie; doch sints Beeren mij eens verschrikt hebben hou ik niet veel van deze branche der natuurlijke historie. Gezegde Heer was dáár, in de derde classe, uit liefhebberij, omdat hij, uit liefde voor beesten, bijna zelf een beest is geworden; ik was dáár, tusschen twee kalveren en een koe die in de kraam lag, zeer tegen mijn wensch, doch uit eerbied voor u, en om u niet te verstoren door nuttelooze uitgaven. Zie hoe lief ik u noch heb. Ik zit, of liever ik sta nu met open hart en open armen om u te ontfangen; zulk een positie is zeer affectueus, doch op den langen duur vermoeyend. Het open hart, te lang wachtend, vooral in dit koud seizoen, om een vriend te ontfangen, zou spoedig kou vatten, en wat ware dan de waarde uwer komst; en hartelijke armen hoe hartelijk dan ook, meer dan een kwartier open te houden, is geheel out of question, het is inderdaad even onmogelijk als gelijk men echter algemeen verzekert, het zijn zou het mesmeriseren door uw almanack van 1849 vervangen te zien. Hoe gelukkig gevoel ik mij die nu op haar langdurig doodbed, voor het eerst van mijn leven nog gezien te hebben. Het was nog al aartig te zien hoe ik, door instinct als 't ware, schoon vast in slaap, door twee onmiskenbare teekens leerde kennen dat wij aan de Leidsche station waren. Ik gevoelde terstond een zeker chemiesch experiment voortgaan in mijn binnenkamers als of het gantsch gebouw tot zijn elementen werd teruggebracht, en ik vond alzoo terstond het gemis van neuzen in de Leidsche aanwezigen; doch dit was misschien omdat ik de oogen toe had. Ik heb nu reeds gegeten en gedankt, en verwacht u met ongeduld; er zijn slechts twee of drie uren ten hoogste, kom dus terstond; zoo gij geen vigilant kunt vinden, neem dan een trek- of liever tent-schuit, opdat ik u, roeiende redder! spoedig moge herzien, want ik heb u altijd noch recht hartelijk lief, ofschoon gij het weinig verdient. Ik verblijve,
Oprechte Vriend
Uw weledel gestrenge Heer
G. van de Linde
woensdag 30 september 2020
dinsdag 29 september 2020
Johan Raye van Breukelerwaard • 30 september 1765
• Uit: Een levenslustig heer op reis naar de Oriënt. Brieven van Johan Raye, heer van Breukelerwaart, 1764-1769.
Buyukdar bij Constantinopel, 30 september 1765
[...] Ik heb U beloofd een betrouwbaar en volledig ooggetuigeverslag te geven van het badhuis van Sofia. Alles wat de moeite waard is heb ik grondig bekeken en in me opgenomen. Met excuses aan milady Montagu: haar verslag schittert door vooringenomenheid; alles in dit land wil ze zo gunstig mogelijk voorstellen. Ik was aanvankelijk geneigd haar te geloven en had daarom gedacht iets heel moois en propers te zien. Ik kon echter niets ontdekken dat het interessanter maakte dan andere badhuizen. Toen ik dat armzalige gebouw zag, kreeg ik er zelfs spijt van door de smerige straten van Sofia te zijn gegaan. De beschrijving van mevrouw Montagu van de vorm van het gebouw klopt overigens wel. Het badhuis is van steen en heeft vijf koepels. In het gewelf zijn hele kleine vensters aangebracht die nauwelijks daglicht doorlaten. Boven de ingang is de kleinste koepel. De zaal die men binnenkomt is tamelijk groot en geplaveid met marmer, dat overigens kapot en nagenoeg versleten is. Vier kleine fonteinen zorgen voor koud water dat in simpele bassins van ruw marmer stroomt. Vandaaruit loopt het over de vloer in geultjes, of liever gezegd in spleten tussen de stenen naar de volgende zaal waar het heet is. De twee andere ruimten bevatten warme baden en zijn voor vrouwen bestemd, geen man mag er binnen komen. Ik vraag U, goede vriend, hoe kan men nu nog zijn vertrouwen schenken aan de hoogdravende en fraaie verhalen die zo vaak verteld worden over mooie dingen die men gezien zou hebben. Ik ben heel sceptisch geworden, omdat ik bijna voortdurend bedrogen word in de voorstellingen van anderen. Ik zal U een voorbeeld geven. Als we 's avonds in onze konaks of verblijfplaatsen aankwamen hoopten we de mooie Bulgaarse meisjes aan te treffen waarover onze geachte Lady Montagu zo beeldend schrijft. Tot onze grote spijt was onze fantasie kennelijk nog niet zo oververhit, dat wij werkelijk de vrouwen zagen die we graag wilden zien, hoewel ze meestal gesluierd waren en we echt wel de goede stemming hadden. Alle vrouwen hebben door de zon een donkere teint gekregen. Hun lange zwarte haar, dat tot op de grond hangt, is gevlochten en samengeknoopt met touw waarin kleine zilverstukjes zijn verwerkt. Als ze lopen maken ze een lawaai alsof ze kettingen achter zich aan slepen. Ze dragen met zilver geborduurde mutsen of filets van stukjes zilver in de vorm van een kapje. De ongetrouwde vrouwen lopen blootshoofds rond. Om hun armen hebben ze brede koperen armbanden. De kleding bestaat uit een hemd en een rok van wit-linnen met kleurig borduursel aan de randen. Om het middel hebben ze een band waaraan een klein mes hangt. Dingen in iedere denkbare kleur, die op geveterde rijglaarzen van grof linnen lijken, dienen als schoeisel. Trek zelf Uw conclusies goede vriend of ze ons verleid zouden kunnen hebben, zelfs al hadden ze met Bulgaarse gratie om ons heengedanst. Bewonder daarom in de mooie roman van mevrouw Montagu alleen de levendige manier waarop ze haar onderwerpen beschrijft, maar heb niet de illusie dat ze de werkelijkheid laat zien. Tot op heden heb ik alleen maar kennis kunnen nemen van haar overspannen verbeelding. Zo ziet ze sinaasappelen citroenbomen waar volgens mij linden en wilgen staan. Maar genoeg over dit onderwerp. [...]
maandag 28 september 2020
Adèle Bloemendaal • 29 september 1982
• Adèle Bloemendaal (1933-2017) was een Nederlandse actrice. Voor NRC Handelsblad hield ze in 1982 een 'Hollands Dagboek' bij.
Woensdag
Ik haal croissants en wat extra lekkers op de hoek, zet koffie, dek de tafel en haal het cadeau voor John te voorschijn. Ik ben net klaar als hij naar beneden komt. Onze timing is zoals gewoonlijk perfect. Wij omhelzen en ik ben even sentimenteel.
Om tien uur komen twee jongemannen praten over Lysistrata in het kader van het Holland Festival. Zij bieden mij de hoofdrol aan. Ik vraag tijd om na te denken. Het aanbod is aanlokkelijk. Ik zal andere disciplines moeten aanleren en dat staat mij wel aan. Maar heb ik tijd? Om elf uur komt de fotograaf van de NRC. Het is een uiterst aantrekkelijke speelhork en wij gaan wat lacherig aan het werk. Na tien minuten is het karwei geklaard en ik breng de jongeheer G. zijn ontbijt, Henk van der Meijden belt en offreert mij promotie voor 'Adèle's keus' in zijn televisieprogramma. Ik bel Frans en vraag zijn standpunt. Hij vraagt bedenktijd en belt mij een half uur later op met een positief antwoord. Wij kiezen een lied uit en ik maak een afspraak met Van der Meijden voor morgen.
Wij maken ons op voor de lunch in de Oesterbar, ons familierestaurant. De obers werken er al jaren en kennen John sinds zijn kleutertijd. Na de lunch met een memorabele Chablis gaat John zijn vriendin ophalen. Wij nemen afscheid van zijn vader en ik wandel via het Begijnhof naar huis. Ik schrijf tot half zeven. Ik maak wat te eten. John en zijn vriendin kijken televisie. Ik lees in bed een paar verhalen van Jan Blokker. Ik val in een coma.
Woensdag
Ik haal croissants en wat extra lekkers op de hoek, zet koffie, dek de tafel en haal het cadeau voor John te voorschijn. Ik ben net klaar als hij naar beneden komt. Onze timing is zoals gewoonlijk perfect. Wij omhelzen en ik ben even sentimenteel.
Om tien uur komen twee jongemannen praten over Lysistrata in het kader van het Holland Festival. Zij bieden mij de hoofdrol aan. Ik vraag tijd om na te denken. Het aanbod is aanlokkelijk. Ik zal andere disciplines moeten aanleren en dat staat mij wel aan. Maar heb ik tijd? Om elf uur komt de fotograaf van de NRC. Het is een uiterst aantrekkelijke speelhork en wij gaan wat lacherig aan het werk. Na tien minuten is het karwei geklaard en ik breng de jongeheer G. zijn ontbijt, Henk van der Meijden belt en offreert mij promotie voor 'Adèle's keus' in zijn televisieprogramma. Ik bel Frans en vraag zijn standpunt. Hij vraagt bedenktijd en belt mij een half uur later op met een positief antwoord. Wij kiezen een lied uit en ik maak een afspraak met Van der Meijden voor morgen.
Wij maken ons op voor de lunch in de Oesterbar, ons familierestaurant. De obers werken er al jaren en kennen John sinds zijn kleutertijd. Na de lunch met een memorabele Chablis gaat John zijn vriendin ophalen. Wij nemen afscheid van zijn vader en ik wandel via het Begijnhof naar huis. Ik schrijf tot half zeven. Ik maak wat te eten. John en zijn vriendin kijken televisie. Ik lees in bed een paar verhalen van Jan Blokker. Ik val in een coma.
zondag 27 september 2020
Simon Vinkenoog • 28 september 1963
• Simon Vinkenoog (1928-2009) was dichter en schrijver. In 1963/'64 hield hij een dagboek bij dat is gepubliceerd als Liefde. Zeventig dagen op ooghoogte.
zaterdag 28 september 1963
De tijd valt in meer definieerbare onderdelen van gebeurtenissen uiteen. Lijkt daardoor langer te duren. Meer vatbare beelden passen in het beleven. Gebeurtenissen, die enkele minuten duren (theewater opzetten, een ei koken, enz.) nemen uren in beslag, de tijd verliest zijn betekenis. Ik kan het gemakkelijk uitvinden aan de hand van de wijzers van de verlichte Westertorenklok, die altijd (van begin 1960 tot oktober 1963) boven deze gebeurtenissen aan de Bloemgracht 8 uittorent. Ik realiseerde me dit pas, toen ik enkele sekonden in gedachten voor me uit het raam op straat staarde. Wat in die tijd gebeurde, zou ik ‘in werkelijkheid’ in enkele minuten gewaarworden. Ik verlies het onderscheid.
woensdag 2 oktober 1963
Ik heb me jarenlang de beroerte gelachen! Zo high, dat je de wereld buitensluit. De lachkick, de eerste stap naar kennis het ontkennen. Gegiegul. De grijsaard uit Het leven is vurrukkulluk: ‘En maar giegullen.’
De spreker van Radio Veronica (Joost mag weten wie) spreekt zijn moer's taal als 'n soort Esperanto, verstaanbaar voor iedereen behalve z'n moer. De goden herkennen zich in ons.
Trichloorethyleen. Peter in het ziekenhuis. Omgevallen. Verbrand.
Schadelijk (Klaas), Nonsens (drs. Bart H.).
zaterdag 28 september 1963
De tijd valt in meer definieerbare onderdelen van gebeurtenissen uiteen. Lijkt daardoor langer te duren. Meer vatbare beelden passen in het beleven. Gebeurtenissen, die enkele minuten duren (theewater opzetten, een ei koken, enz.) nemen uren in beslag, de tijd verliest zijn betekenis. Ik kan het gemakkelijk uitvinden aan de hand van de wijzers van de verlichte Westertorenklok, die altijd (van begin 1960 tot oktober 1963) boven deze gebeurtenissen aan de Bloemgracht 8 uittorent. Ik realiseerde me dit pas, toen ik enkele sekonden in gedachten voor me uit het raam op straat staarde. Wat in die tijd gebeurde, zou ik ‘in werkelijkheid’ in enkele minuten gewaarworden. Ik verlies het onderscheid.
woensdag 2 oktober 1963
Ik heb me jarenlang de beroerte gelachen! Zo high, dat je de wereld buitensluit. De lachkick, de eerste stap naar kennis het ontkennen. Gegiegul. De grijsaard uit Het leven is vurrukkulluk: ‘En maar giegullen.’
De spreker van Radio Veronica (Joost mag weten wie) spreekt zijn moer's taal als 'n soort Esperanto, verstaanbaar voor iedereen behalve z'n moer. De goden herkennen zich in ons.
Trichloorethyleen. Peter in het ziekenhuis. Omgevallen. Verbrand.
Schadelijk (Klaas), Nonsens (drs. Bart H.).
Phyllis Chesler • 27 september 1977
• Phyllis Chesler (1940) is een Amerikaanse schrijfster en hoogleraar psychologie. In With Child: A Diary of Motherhood (1979) beschrijft ze wat het is en hoe het voelt om moeder te worden. Het boek is in het Nederlands vertaald als Moeder met kind (vertaling Elise Marijns).
27 september 1977
Fréderic [haar arts] wil me om de twee weken onderzoeken in oktober, en iedere week in november en december. Hij wil dat ik elke maand een onderzoek laat doen naar het hart van de foetus, te beginnen met nu. Hij wil een vierentwintig-uurs-urinemonster, twee maal per maand, en nog eens twee maal een ultrasonisch onderzoek. Hij wil dat ik één uur per dag op mijn linkerzij ga liggen en jouw getrappel tel! Dit wordt te gek! Ik word behandeld alsof ik doodziek ben, of stervende. Doktersbezoek op deze schaal lijkt op de gedwongen bezoeken aan de kinderarts, aan 'specialisten' in mijn kinderjaren. De Lange Mars van de Kinderjaren: nog niet voorbij. Hoe kan ik al die onderzoekingen ondergaan en me houden aan mijn afspraken voor lezingen, mijn colleges? Ik moet op zoek gaan naar iemand die me voorbereidt op de natuurlijke bevalling, naar een vroedvrouw, een kinderverzorgster.
Moet ik al gaan kiezen vóór je bent geboren? Of kies ik ervoor om alles te doen en bezwijk ik onder die poging?
27 september 1977
Fréderic [haar arts] wil me om de twee weken onderzoeken in oktober, en iedere week in november en december. Hij wil dat ik elke maand een onderzoek laat doen naar het hart van de foetus, te beginnen met nu. Hij wil een vierentwintig-uurs-urinemonster, twee maal per maand, en nog eens twee maal een ultrasonisch onderzoek. Hij wil dat ik één uur per dag op mijn linkerzij ga liggen en jouw getrappel tel! Dit wordt te gek! Ik word behandeld alsof ik doodziek ben, of stervende. Doktersbezoek op deze schaal lijkt op de gedwongen bezoeken aan de kinderarts, aan 'specialisten' in mijn kinderjaren. De Lange Mars van de Kinderjaren: nog niet voorbij. Hoe kan ik al die onderzoekingen ondergaan en me houden aan mijn afspraken voor lezingen, mijn colleges? Ik moet op zoek gaan naar iemand die me voorbereidt op de natuurlijke bevalling, naar een vroedvrouw, een kinderverzorgster.
Moet ik al gaan kiezen vóór je bent geboren? Of kies ik ervoor om alles te doen en bezwijk ik onder die poging?
Sophia van Württemberg • 26 september 1864
• Sophia van Württemberg (1818-1877) was de eerste vrouw van koning Willem III. Ze schreef brieven aan een hartsvriendin, Lady Mallet, die door het ontbreken van enige terughoudendheid gelezen kunnen worden als een dagboek. De onderstaande brieven schreef ze kort na de dood van haar vader.
Huis ten Bosch, 4 september 1864
Ik heb erg veel behoefte aan verandering van omgeving, ook al zijn goede vrienden me komen opzoeken, Lord Napier en Lord Clarendon. Lord Clarendon is nog steeds hier in huis en, hoewel hij zich helemaal niet goed voelt, het aangenaamste gezelschap dat men zich kan voorstellen. Lord Napier vernam, toen hij in Den Haag was, dat hij naar Berlijn wordt overgeplaatst. Hij vond dat jammer, al toonde hij 'bonne mine à mauvais jeu'. Ik denk, dat een deel van zijn hart nog in St.Petersburg vertoeft.
Bazel, Hotel 'Des trois Rois', 13 september 1864
Ik ga naar Luzern.
Als ik iemand uit Stuttgart ontmoet, komt heel de ellende van mijn verlies [van haar vader] weer over me en voel ik die leegte waartegen geen kruid gewassen is. De tijd heelt niet, integendeel.
De koning en koningin van Württemberg [haar broer en diens vrouw] zijn bijzonder onvriendelijk tegen iedereen, hun eigen moeder niet uitgezonderd.
Luzern, 26 september 1864
Ik leef hier heel rustig, kijk uit over het blauwe meer, de bergen, en geniet van het heerlijke weer. Mijn neef Napoleon is mij komen opzoeken. Hij was hartelijk - maar er zijn maar weinig mensen, die mijn verdriet en mijn gevoel van eenzaamheid kunnen begrijpen.
[...]
Huis ten Bosch, 4 september 1864
Ik heb erg veel behoefte aan verandering van omgeving, ook al zijn goede vrienden me komen opzoeken, Lord Napier en Lord Clarendon. Lord Clarendon is nog steeds hier in huis en, hoewel hij zich helemaal niet goed voelt, het aangenaamste gezelschap dat men zich kan voorstellen. Lord Napier vernam, toen hij in Den Haag was, dat hij naar Berlijn wordt overgeplaatst. Hij vond dat jammer, al toonde hij 'bonne mine à mauvais jeu'. Ik denk, dat een deel van zijn hart nog in St.Petersburg vertoeft.
Bazel, Hotel 'Des trois Rois', 13 september 1864
Ik ga naar Luzern.
Als ik iemand uit Stuttgart ontmoet, komt heel de ellende van mijn verlies [van haar vader] weer over me en voel ik die leegte waartegen geen kruid gewassen is. De tijd heelt niet, integendeel.
De koning en koningin van Württemberg [haar broer en diens vrouw] zijn bijzonder onvriendelijk tegen iedereen, hun eigen moeder niet uitgezonderd.
Luzern, 26 september 1864
Ik leef hier heel rustig, kijk uit over het blauwe meer, de bergen, en geniet van het heerlijke weer. Mijn neef Napoleon is mij komen opzoeken. Hij was hartelijk - maar er zijn maar weinig mensen, die mijn verdriet en mijn gevoel van eenzaamheid kunnen begrijpen.
[...]
donderdag 24 september 2020
James Boswell • 25 september 1763
• James Boswell (1740-1795) verbleef in 1763-1764 in Nederland, om er te studeren in Utrecht. Hij leerde er Belle van Zuylen kennen, met wie hij zeer goed bevriend raakte, maar Boswell zag af van een huwelijk. Alle brieven en dagboekfragmenten uit deze periode staan hier. Uit: Boswell en Holland (brieven en dagboekfragmenten, vertaling Jan Pieter van der Sterre).
ZONDAG 25 SEPTEMBER
Momenteel sta ik elke dag vroeg op een gewoonte die veel bijdraagt tot het in stand houden van mijn gezondheid, want de zenuwen worden verknoopt en het hele gestel krijgt stevigheid en energie. Verschillende mensen zijn zwak en ziekelijk geworden door eenvoudigweg te veel te slapen, en vooral door de slechte gewoonte in bed te blijven liggen en daardoor de kostbare ochtenduren te verknoeien. Ik voor mij heb mijn bediende opdracht gegeven me elke dag om half zeven te wekken en mijn opdrachten worden altijd buitengewoon stipt uitgevoerd. Je vindt niet gemakkelijk een horloge dat zo precies loopt als François en ik ben ten volle bereid op hem te wedden tegen alle klokken van het land. Direct als ik wakker ben herinner ik me mijn plicht, leg als een energieke zeeman de zweep over mijn luiheid en spring zo kwiek uit bed alsof er een mooi meisje op me wachtte, verliefd en willig.
Eén vers per dag is vanaf nu mijn doel,
Of ik me nu wazig of helder voel.
Tien regels, dat kan best, wanneer het brein
Volop mag zwerven door 't mentaal domein
En met Apollo's hulp eenmaal per dag
Een woudreus of klein struikje rooien mag.
Mijn doel is niet een vlotte grap te schrijven,
Maar leren goede poëzie bedrijven.
En deze oefening geeft mij de hoop
Als Dryden ooit te dichten, of als Pope.
[Lijst opgesteld door François Mazerac, 25 september.]
Kleren en linnengoed door mij aangetroffen toen ik in dienst trad van mijn heer Boswell.
Eén jas, vest en broek, met zilvergalon
één rode jas, vest en broek, met goudgalon
één rozekleurige jas en vest, met gouden knopen
één blauwe jas, vest en broek, met witte knopen
één bruine geklede jas
één zwarte zijden broek
één bukskinse broek
één hoed met goudgalon
één zwaard met zilveren gevest
vijf paar schoenen
één paar pantoffels
twee paar schoengespen
één paar kniegespen
één dasspeld
één paar manchetknopen
vijftien overhemden met ruches
drie nachthemden
veertien kragen
zes idem, nieuw
zes nieuwe zijden zakdoeken, witte ondergrond
vijf idem, katoen, rode ondergrond
één idem, oud, witte ondergrond
vier slaapmutsen
twee paar kanten manchetten
twee paar zwarte zijden kousen, nieuw
twee paar witte zijden kousen, nieuw
drie paar idem, oud
zeven paar kousen van garen en katoen
één paar laarzen
één poederjasje
* * *
ZONDAG 25 SEPTEMBER
Momenteel sta ik elke dag vroeg op een gewoonte die veel bijdraagt tot het in stand houden van mijn gezondheid, want de zenuwen worden verknoopt en het hele gestel krijgt stevigheid en energie. Verschillende mensen zijn zwak en ziekelijk geworden door eenvoudigweg te veel te slapen, en vooral door de slechte gewoonte in bed te blijven liggen en daardoor de kostbare ochtenduren te verknoeien. Ik voor mij heb mijn bediende opdracht gegeven me elke dag om half zeven te wekken en mijn opdrachten worden altijd buitengewoon stipt uitgevoerd. Je vindt niet gemakkelijk een horloge dat zo precies loopt als François en ik ben ten volle bereid op hem te wedden tegen alle klokken van het land. Direct als ik wakker ben herinner ik me mijn plicht, leg als een energieke zeeman de zweep over mijn luiheid en spring zo kwiek uit bed alsof er een mooi meisje op me wachtte, verliefd en willig.
Eén vers per dag is vanaf nu mijn doel,
Of ik me nu wazig of helder voel.
Tien regels, dat kan best, wanneer het brein
Volop mag zwerven door 't mentaal domein
En met Apollo's hulp eenmaal per dag
Een woudreus of klein struikje rooien mag.
Mijn doel is niet een vlotte grap te schrijven,
Maar leren goede poëzie bedrijven.
En deze oefening geeft mij de hoop
Als Dryden ooit te dichten, of als Pope.
[Lijst opgesteld door François Mazerac, 25 september.]
Kleren en linnengoed door mij aangetroffen toen ik in dienst trad van mijn heer Boswell.
Eén jas, vest en broek, met zilvergalon
één rode jas, vest en broek, met goudgalon
één rozekleurige jas en vest, met gouden knopen
één blauwe jas, vest en broek, met witte knopen
één bruine geklede jas
één zwarte zijden broek
één bukskinse broek
één hoed met goudgalon
één zwaard met zilveren gevest
vijf paar schoenen
één paar pantoffels
twee paar schoengespen
één paar kniegespen
één dasspeld
één paar manchetknopen
vijftien overhemden met ruches
drie nachthemden
veertien kragen
zes idem, nieuw
zes nieuwe zijden zakdoeken, witte ondergrond
vijf idem, katoen, rode ondergrond
één idem, oud, witte ondergrond
vier slaapmutsen
twee paar kanten manchetten
twee paar zwarte zijden kousen, nieuw
twee paar witte zijden kousen, nieuw
drie paar idem, oud
zeven paar kousen van garen en katoen
één paar laarzen
één poederjasje
* * *
woensdag 23 september 2020
Jules Renard • 24 september 1904
• Jules Renard (1864-1910) was een Franse schrijver. Dagboeknotities 1887-1910. Vertaald door Frans de Haan en Marianne Kaas.
24 september
‘En ik denk ook aan het socialisme,’ zeg ik tegen Marinette. ‘Het is aantrekkelijk. Ik kan me zelf wel voorhouden: “Ik moet leven, toneelstukken schrijven, geld verdienen voor jou, voor Fantec en voor Baïe,” maar toch laat de gedachte aan het socialisme me niet los. Daar ligt een heel nieuwe wereld waarin het niet belangrijk is een positie te veroveren, maar zich ergens aan te wijden.’
‘Dat begrijp ik juist niet,’ zegt ze.
‘Wat niet?’
‘Dat iemand duidelijk ziet wat hij zou moeten doen, en het niet doet.’
‘Zodat,’ zeg ik, ‘jij zelf liefdezuster zou worden, als je werd geïnspireerd door een liefdezuster?’
‘Ja.’
‘En je man? En je kinderen dan?’
Ze geeft geen antwoord, want de oven is warm en de patrijzen moeten erin.
‘Ze weet niet wat ze zegt, die moeder van je,’ zeg ik tegen Baïe, die op het buffet zit, en ik geef haar een zoen.
‘Oh jawel hoor!’ antwoordt Baïe, alsof ik haar moeder voor gek uitmaakte.
Ook al ben ik geen praktizerend socialist, ik ben ervan overtuigd dat daar mijn ware leven zou liggen. Het is niet uit onwetendheid, het is uit zwakheid. Jij bent er, jij en mijn kinderen zijn er, en onze bourgeois-achtergrond, en mijn gewoonten omdat ik nu eenmaal iemand ben voor wie de kunst ondanks alles toch een vak is. Ik heb niet de moed die ketens af te schudden. Ik hoef geen 300 000 franc auteursrechten zoals Capus, maar wel 10, 15 000. Ik heb lak aan de Académie, maar ik ben wel gesteld op enig succes. Het uitgaansleven kan me gestolen worden, maar ik heb nog steeds twee, drie vrienden die Parijzenaars zijn en met wie ik nog steeds graag twee, drie avonden per week doorbreng. Wat nodig is om in die wereld te schitteren, kan ik niet opbrengen, en het is me onmogelijk me, poedelnaakt, in de andere te storten. Zo is het!
Raad, aan jagers, er eens zonder hun geweer op uit te trekken en door de velden te lopen waar ze hebben gedood. De ekster wordt je vertrouwd. De patrijzen wachten tot je vlak bij ze bent. De vruchtjes van de sleedoorn lokken, en het sappige wilde peertje.
Onder een lichte nevel slapen de weiden in.
Het rund blijft staan en kijkt, en het rund dat achter hem aan komt likt met trage tong het achterwerk van het eerste.
De weide daarginds die de hele groene deken naar zich toe trekt.
En je hebt geen moord gepleegd: dat is tenminste iets.
dinsdag 22 september 2020
Thomas Rosenlöcher • 23 september 1989
• Thomas Rosenlöcher (1947) is een (Oost-)Duitse schrijver en dichter (en vertaler Nederlands). Zijn Dagboek uit Dresden (vertaling: Mike Schellekens) stamt uit de maanden voor de val van de Berlijnse muur.
23 september
Je hoort tegenwoordig vaak dat je ziek wordt van deze staat [de DDR], en dat is nu ook aan mij te merken. Een soort kiespijn die je zelfs tijdens je slaap voelt. Birgit doet na een bezoek aan het warenhuis de verkoopsters na, figuren uit het dodenrijk, met een verstard gezicht, die haast zonder iets te zeggen een trui omhoog houden en weer wegleggen en het ‘nou-nou-nee’-gesprek afbreken door een definitief hoofdschudden en meteen weg te lopen. Het ergste in dit land: naast verval en vernietiging en officiële leugenachtigheid nu ook nog eens de teloorgang van de omgangsvormen, de onvriendelijkheid bij ons allemaal, de allang in ons gezicht gegrifte stuursheid.
De groepering Neues Forum vanwege de klaarblijkelijke schending van de grondwet staatsvijandig verklaard. Alles lijkt op een beslissing aan te sturen.
Liever betaal ik 4 mark voor een pak kwark dan dat ik dag in dag uit die leugenachtige shitbladen uit de brievenbus moet halen. Ongetwijfeld bepaalt ook dat al je fysionomie. Ik heb vast allang de DDR-oogopslag. In ieder geval ben ik herkenbaar aan mijn slechte gebit.
Uitgerekend hit-zangers hebben hun steun aan Neues Forum betuigd!
27 september
Continu bezoek gehad. Als laatste Czechowski, die de week meestal in een dagcentrum voor psychotherapie moet doorbrengen: depressies. Ook voor hem stel ik een korte brief op aan zijne excellentie de voorz. v.d. Staatsraad, i.v.m. Forumverbod. Ik vind mezelf heel erg moedig. Ik verval onmiddellijk in een soort ambtelijk taaltje. Dat raak ik pas weer een beetje kwijt als ik inzie dat ik de brief helemaal niet aan hem schrijf, maar aan mezelf, en wel vanwege mijn zelfrespect. Rakowski, hoor ik via de radio, vreest dat de perestroika nog door een dal van bloed en tranen zal moeten gaan.
Vannacht stroomde het water door het dak heen naar binnen. We moeten de slaapkamer dweilen. Een nacht om te janken. Moorddadig gebons en geklop van boven.
23 september
Je hoort tegenwoordig vaak dat je ziek wordt van deze staat [de DDR], en dat is nu ook aan mij te merken. Een soort kiespijn die je zelfs tijdens je slaap voelt. Birgit doet na een bezoek aan het warenhuis de verkoopsters na, figuren uit het dodenrijk, met een verstard gezicht, die haast zonder iets te zeggen een trui omhoog houden en weer wegleggen en het ‘nou-nou-nee’-gesprek afbreken door een definitief hoofdschudden en meteen weg te lopen. Het ergste in dit land: naast verval en vernietiging en officiële leugenachtigheid nu ook nog eens de teloorgang van de omgangsvormen, de onvriendelijkheid bij ons allemaal, de allang in ons gezicht gegrifte stuursheid.
De groepering Neues Forum vanwege de klaarblijkelijke schending van de grondwet staatsvijandig verklaard. Alles lijkt op een beslissing aan te sturen.
Liever betaal ik 4 mark voor een pak kwark dan dat ik dag in dag uit die leugenachtige shitbladen uit de brievenbus moet halen. Ongetwijfeld bepaalt ook dat al je fysionomie. Ik heb vast allang de DDR-oogopslag. In ieder geval ben ik herkenbaar aan mijn slechte gebit.
Uitgerekend hit-zangers hebben hun steun aan Neues Forum betuigd!
27 september
Continu bezoek gehad. Als laatste Czechowski, die de week meestal in een dagcentrum voor psychotherapie moet doorbrengen: depressies. Ook voor hem stel ik een korte brief op aan zijne excellentie de voorz. v.d. Staatsraad, i.v.m. Forumverbod. Ik vind mezelf heel erg moedig. Ik verval onmiddellijk in een soort ambtelijk taaltje. Dat raak ik pas weer een beetje kwijt als ik inzie dat ik de brief helemaal niet aan hem schrijf, maar aan mezelf, en wel vanwege mijn zelfrespect. Rakowski, hoor ik via de radio, vreest dat de perestroika nog door een dal van bloed en tranen zal moeten gaan.
Vannacht stroomde het water door het dak heen naar binnen. We moeten de slaapkamer dweilen. Een nacht om te janken. Moorddadig gebons en geklop van boven.
maandag 21 september 2020
Virginia Woolf • 22 september 1928
• In de dagboeken van de Britse schrijfster Virginia Woolf (1882-1941) verwoordt ze haar gevoelsleven, dat ondanks alle zelfspot en ironie geregeld diepe depressies veroorzaakte. En uiteraard reflecteert ze op personen en gebeurtenissen uit haar persoonlijke leven en uit haar tijdgewricht.
Vertaling: Joop van Helmond.
Zaterdag 22 september
Zaterdag 22 september
Dit is de beste en niet alleen de beste maar ook de heerlijkste zomer aller tijden geweest. Het waait weliswaar, maar het is nog steeds helder en fris; de wolken hebben een opalen weerschijn; de schuren aan de einder van mijn gezichtsveld zijn muiskleurig; de mijten bleekgoud. Nu we het land erbij hebben heeft mijn gevoel voor Rodmell nieuwe luister gekregen. Ik begin me te wortelen en er deel van uit te maken. En als ik genoeg verdien zal ik nog een verdieping op het huis laten zetten. Maar het nieuws over Orlando is slecht, het ziet er donker voor me uit. Op zijn best verkopen we niet meer dan een derde van het aantal dat we van Lighthouse hebben verkocht vóór het uitkwam - er is niet één winkel die meer dan een zestal of een dozijn wil afnemen. Ze zeggen dat zij het ook niet kunnen helpen. Geen mens wil biografieën lezen. Maar het is een roman, houdt juffrouw Ritchie aan.
Maar op de titelpagina staat toch dat het een biografie is, zeggen ze dan. Het zal op de plank met biografieën terechtkomen. Ik vrees dan ook dat we blij mogen zijn als we net de kosten kunnen dekken - een hoge prijs voor de schertsende ondertitel, 'een biografie'. En ik was er nog wel zo zeker van dat dit nu eens een populair boek zou worden. Bovendien had het eigenlijk 10/6 of 12/6 moeten kosten en niet 9/-. God, och god! Als het zo doorgaat zal ik deze winter een paar artikelen moeten schrijven willen we op de bank een appeltje voor de dorst hebben. Ik heb me inmiddels met alles wat ik heb op mijn boek over fictie gestort en heb het af op Dorothy Osborne na die ik in een handomdraai op papier smijt. Het moet natuurlijk nog helemaal worden herschreven, maar de harde noten zijn gekraakt al dat geblader door het ene na het andere boek en de vraag wat moet ik nu lezen? Die boeken hebben me al zo lang in beslag genomen. Het is een verademing om ervan bevrijd te zijn; wat zal ik nu lezen; Engelse poëzie, Franse memoires - of stof voor een boek dat The lives of the Obscure moet gaan heten? En ik vraag me af wanneer ik aan The Moths zal beginnen. Niet voor die insecten zelf me ertoe zullen aanzetten. Ik heb ook nog geen benul van wat het moet worden - een volkomen nieuwe aanpak denk ik. Maar dat denk ik altijd.
Maar op de titelpagina staat toch dat het een biografie is, zeggen ze dan. Het zal op de plank met biografieën terechtkomen. Ik vrees dan ook dat we blij mogen zijn als we net de kosten kunnen dekken - een hoge prijs voor de schertsende ondertitel, 'een biografie'. En ik was er nog wel zo zeker van dat dit nu eens een populair boek zou worden. Bovendien had het eigenlijk 10/6 of 12/6 moeten kosten en niet 9/-. God, och god! Als het zo doorgaat zal ik deze winter een paar artikelen moeten schrijven willen we op de bank een appeltje voor de dorst hebben. Ik heb me inmiddels met alles wat ik heb op mijn boek over fictie gestort en heb het af op Dorothy Osborne na die ik in een handomdraai op papier smijt. Het moet natuurlijk nog helemaal worden herschreven, maar de harde noten zijn gekraakt al dat geblader door het ene na het andere boek en de vraag wat moet ik nu lezen? Die boeken hebben me al zo lang in beslag genomen. Het is een verademing om ervan bevrijd te zijn; wat zal ik nu lezen; Engelse poëzie, Franse memoires - of stof voor een boek dat The lives of the Obscure moet gaan heten? En ik vraag me af wanneer ik aan The Moths zal beginnen. Niet voor die insecten zelf me ertoe zullen aanzetten. Ik heb ook nog geen benul van wat het moet worden - een volkomen nieuwe aanpak denk ik. Maar dat denk ik altijd.
zondag 20 september 2020
Leo Tindemans • 21 september 1978
• Leo Tindemans (1922-2014) was een Belgische politicus. Toen hij het onderstaande schreef was hij premier, en op werkbezoek in Japan. Uit: De memoires.
18 september 1978.
[...] Vandaag vertrek ik naar Japan. Op Schiphol overhandigt ambassadeur Lodewijck me het ANP-bulletin met de inhoud van wat in Camp David werd overeengekomen tussen Beghin en Sadat. Ook André de Paepe, mijn vroegere medewerker, komt me nog groeten.
Aan boord van de JAL naar Tokio verwijlen mijn gedachten in Brussel, waar weer vreselijk wordt geïntrigeerd. De taal waartoe André Cools vandaag in Le Soir zijn toevlucht nam is onaanvaardbaar. We komen, via Anchorage, toe in Narita, de nieuwe luchthaven die in Japan aanleiding geeft tot zoveel betwisting. Een ouderwets legervliegtuig brengt ons naar Haneda. De Japanse ambassadeur en zijn vrouw, de heer en mevrouw Nishibori, wachten ons op. Vandaar gaan we naar het guesthouse, dat een imitatie is van het kasteel van Versailles. We eten 's avonds op de Belgische ambassade met ambassadeur en mevrouw Dehennin. Uitstekende atmosfeer.
20 september 1978.
Bij eerste minister Fukuda worden internationale problemen besproken: het Midden-Oosten, Camp David, China. Als het over de bilaterale problemen gaat, probeer ik nieuwe landingsrechten voor Sabena te verkrijgen. Japan stelt veel belang in de oprichting van een Europese Monetaire Unie.
21 september 1978.
Ik word ontvangen bij de keizer. Het Paleis ligt achter hoge muren en werd na de oorlog gebouwd in een Japanse stijl die me wel bevalt. Er is veel hout, glas en staal in verwerkt. Prachtige luchters ook. Eerst volgt een uitwisseling van beleefdheidsformules, daarna drinken we iets en gaan we aan tafel. Het gezelschap bestaat uit de keizer en de keizerin, zijn broer en diens vrouw, en het koninklijk prinsenpaar. Het gesprek met de laatsten is erg boeiend. Daarna ontmoet ik de pers en is er een receptie op de ambassade. 's Avonds, bij het diner, vertaalt de tolk de toast van Fukuda: ‘Laat ons drinken op het Verenigd Koninkrijk.’ Echt waar.
22 september 1978.
Ik spreek voor de Nippon Koggo Club (Instituut voor Internationale Betrekkingen) over ‘Europa en de monetaire problemen’. 's Middags lunch ik met Keidawen, de federatie van de economische organisaties. Daarna reis ik met de trein naar Kyoto, voorbij de Fuji-berg, die in nevelen is gehuld.
Er komt een telex binnen van Willy Claes. Hij stelt voor om maandag een vergadering te houden met enkele ministers en de partijvoorzitters. Hij laat me weten dat de voorzitters een akkoord zouden hebben bereikt over de gemeenschapscommissies. Ik antwoord bevestigend.
De kranten brengen op de frontpagina verslag uit over mijn spreekbeurt over de Monetaire Unie. ‘Het was een ongewoon succes’, zegt onze ambassadeur.
24 september 1978.
We bezoeken de keizerlijke villa, die landinwaarts ligt, tegen de bergen. Het uitzicht is prachtig: alles is groen, met een grote vijver vol waterlelies en lotusbladeren. Tegen de berg staan twee bungalows. In een daarvan trekt de keizer zich vaak terug om gedichten te schrijven.
Per trein gaan we naar Himeji. Op de missiepost worden we in onze moedertaal onthaald, onder meer door een broer van Fons Margot en door een jezuïet, pater Boon, een zoon van wijlen Jan Boon. Mij wordt uitgelegd dat de Japanse ethiek is gebaseerd op de loyaliteit in de groep. Het onderwijs dat hier wordt verstrekt staat hoog aangeschreven bij de Japanners. We bezoeken een reusachtig versterkt kasteel. Het werd nog nooit belegerd. ‘Hetgeen erop wijst dat een goede defensiepolitiek de oorlog kan vermijden’, aldus de ambassadeur. Het afscheid verloopt zeer hartelijk. De ambassadeur en zijn vrouw hebben werkelijk hun best gedaan om van het bezoek een succes te maken. We vatten de terugtocht aan.
[...]
[...] Vandaag vertrek ik naar Japan. Op Schiphol overhandigt ambassadeur Lodewijck me het ANP-bulletin met de inhoud van wat in Camp David werd overeengekomen tussen Beghin en Sadat. Ook André de Paepe, mijn vroegere medewerker, komt me nog groeten.
Aan boord van de JAL naar Tokio verwijlen mijn gedachten in Brussel, waar weer vreselijk wordt geïntrigeerd. De taal waartoe André Cools vandaag in Le Soir zijn toevlucht nam is onaanvaardbaar. We komen, via Anchorage, toe in Narita, de nieuwe luchthaven die in Japan aanleiding geeft tot zoveel betwisting. Een ouderwets legervliegtuig brengt ons naar Haneda. De Japanse ambassadeur en zijn vrouw, de heer en mevrouw Nishibori, wachten ons op. Vandaar gaan we naar het guesthouse, dat een imitatie is van het kasteel van Versailles. We eten 's avonds op de Belgische ambassade met ambassadeur en mevrouw Dehennin. Uitstekende atmosfeer.
20 september 1978.
Bij eerste minister Fukuda worden internationale problemen besproken: het Midden-Oosten, Camp David, China. Als het over de bilaterale problemen gaat, probeer ik nieuwe landingsrechten voor Sabena te verkrijgen. Japan stelt veel belang in de oprichting van een Europese Monetaire Unie.
21 september 1978.
Ik word ontvangen bij de keizer. Het Paleis ligt achter hoge muren en werd na de oorlog gebouwd in een Japanse stijl die me wel bevalt. Er is veel hout, glas en staal in verwerkt. Prachtige luchters ook. Eerst volgt een uitwisseling van beleefdheidsformules, daarna drinken we iets en gaan we aan tafel. Het gezelschap bestaat uit de keizer en de keizerin, zijn broer en diens vrouw, en het koninklijk prinsenpaar. Het gesprek met de laatsten is erg boeiend. Daarna ontmoet ik de pers en is er een receptie op de ambassade. 's Avonds, bij het diner, vertaalt de tolk de toast van Fukuda: ‘Laat ons drinken op het Verenigd Koninkrijk.’ Echt waar.
22 september 1978.
Ik spreek voor de Nippon Koggo Club (Instituut voor Internationale Betrekkingen) over ‘Europa en de monetaire problemen’. 's Middags lunch ik met Keidawen, de federatie van de economische organisaties. Daarna reis ik met de trein naar Kyoto, voorbij de Fuji-berg, die in nevelen is gehuld.
Er komt een telex binnen van Willy Claes. Hij stelt voor om maandag een vergadering te houden met enkele ministers en de partijvoorzitters. Hij laat me weten dat de voorzitters een akkoord zouden hebben bereikt over de gemeenschapscommissies. Ik antwoord bevestigend.
De kranten brengen op de frontpagina verslag uit over mijn spreekbeurt over de Monetaire Unie. ‘Het was een ongewoon succes’, zegt onze ambassadeur.
24 september 1978.
We bezoeken de keizerlijke villa, die landinwaarts ligt, tegen de bergen. Het uitzicht is prachtig: alles is groen, met een grote vijver vol waterlelies en lotusbladeren. Tegen de berg staan twee bungalows. In een daarvan trekt de keizer zich vaak terug om gedichten te schrijven.
Per trein gaan we naar Himeji. Op de missiepost worden we in onze moedertaal onthaald, onder meer door een broer van Fons Margot en door een jezuïet, pater Boon, een zoon van wijlen Jan Boon. Mij wordt uitgelegd dat de Japanse ethiek is gebaseerd op de loyaliteit in de groep. Het onderwijs dat hier wordt verstrekt staat hoog aangeschreven bij de Japanners. We bezoeken een reusachtig versterkt kasteel. Het werd nog nooit belegerd. ‘Hetgeen erop wijst dat een goede defensiepolitiek de oorlog kan vermijden’, aldus de ambassadeur. Het afscheid verloopt zeer hartelijk. De ambassadeur en zijn vrouw hebben werkelijk hun best gedaan om van het bezoek een succes te maken. We vatten de terugtocht aan.
[...]
Bart Vos • 20 september 1982
• Bart Vos (1951) is een Nederlandse bergbeklimmer. Zijn Himalaya-dagboek bevat dagboeken van drie beklimmingen in de Himalaya.
Maandag, 20 september 1982. 20.10 uur. Kamp 4
Ben bezig mijn zesde liter water te koken. Eindelijk slaag ik erin voldoende te drinken en de uitdroging te voorkomen.
Om zeven uur wakker geworden. Redelijk geslapen. Nog steeds zonder slaappillen. Het enige dat ik ben gaan gebruiken zijn pilletjes om mijn hoesten te onderdrukken.
Na twee liter thee kleedde ik me aan, zocht de ladingen voor Gerard en Johan uit en vertrok met de last van vijftien kilo. Een uur later keerde ik om. Ik was zo dom geweest een wollen want uit te lenen aan Johan, waardoor, slechts beschermd door een zijden handschoen en een overwant van dons, mijn linkerduim licht was aangevroren. Terug in de tent heb ik een tijdlang in de slaapzak gelegen en mijn duim verwarmd. Heel langzaam kwam de bloedcirculatie terug. Vervloekte mezelf.
Rob keerde een half uur na mij om. Hij vond het te koud. Wat later stopten ook Johan en Gerard J. Hun lasten hebben ze bij het rotseiland achtergelaten.
De enige die succes heeft gehad was Han. Hij bleef achter omdat hij het nodig vond een sneeuwhol, dat bij noodweer als schuilplaats gebruikt kon worden, te graven. Maar misschien was dit zijn uitvlucht om niet omhoog te gaan.
Weer een verloren dag. Ik zal direct bij X pleiten voor het opzetten van een noodplan. Als we de expeditieopzet niet uitkleden, redden we het nooit.
Morgen voor mij de dag om te laten zien wat ik kan en waard ben. Ik zal alles op alles zetten en zeker kamp 5 bereiken en daar zelfs wat werk proberen te doen. Voel dat ik nog steeds tot de sterksten hoor, maar of dat genoeg is?
Vandaag heb ik in ieder geval voldoende gedronken. Nog een halve liter, dan slapen.
Maandag, 20 september 1982. 20.10 uur. Kamp 4
Ben bezig mijn zesde liter water te koken. Eindelijk slaag ik erin voldoende te drinken en de uitdroging te voorkomen.
Om zeven uur wakker geworden. Redelijk geslapen. Nog steeds zonder slaappillen. Het enige dat ik ben gaan gebruiken zijn pilletjes om mijn hoesten te onderdrukken.
Na twee liter thee kleedde ik me aan, zocht de ladingen voor Gerard en Johan uit en vertrok met de last van vijftien kilo. Een uur later keerde ik om. Ik was zo dom geweest een wollen want uit te lenen aan Johan, waardoor, slechts beschermd door een zijden handschoen en een overwant van dons, mijn linkerduim licht was aangevroren. Terug in de tent heb ik een tijdlang in de slaapzak gelegen en mijn duim verwarmd. Heel langzaam kwam de bloedcirculatie terug. Vervloekte mezelf.
Rob keerde een half uur na mij om. Hij vond het te koud. Wat later stopten ook Johan en Gerard J. Hun lasten hebben ze bij het rotseiland achtergelaten.
De enige die succes heeft gehad was Han. Hij bleef achter omdat hij het nodig vond een sneeuwhol, dat bij noodweer als schuilplaats gebruikt kon worden, te graven. Maar misschien was dit zijn uitvlucht om niet omhoog te gaan.
Weer een verloren dag. Ik zal direct bij X pleiten voor het opzetten van een noodplan. Als we de expeditieopzet niet uitkleden, redden we het nooit.
Morgen voor mij de dag om te laten zien wat ik kan en waard ben. Ik zal alles op alles zetten en zeker kamp 5 bereiken en daar zelfs wat werk proberen te doen. Voel dat ik nog steeds tot de sterksten hoor, maar of dat genoeg is?
Vandaag heb ik in ieder geval voldoende gedronken. Nog een halve liter, dan slapen.
Adriaan Morriën • 19 september 1986
• Adriaan Morriën (1912-2002) was een Nederlandse schrijver. In Plantage Muidergracht zijn ook dagboeknotities van hem opgenomen.
In 1986 maakte hij een vakantiereis naar Portugal. Hieronder het verslag van de vierde dag. Dag een - dag twee - dag drie - dag vier - dag vijf.
(Vrijdag, 19 september)
Wij zijn in Nazaré, ruim honderd kilometer ten noorden van Lissabon. De nacht hebben wij in een hotel doorgebracht, maar na het ontbijt ging Janneke eropuit en huurde een klein gerieflijk appartement aan de ingang van een langwerpig plein dat toegang geeft tot de boulevard en het strand. Het plein, met links en rechts restaurants, cafés en ijssalons, waarvan de terrassen losjes in elkaar overgaan, is het trefpunt voor zowel de bewoners van de plaats als de badgasten. Ons appartement vormt het middendeel van een etage op de eerste verdieping en omvat een slaapkamer, een zitkamer, een badkamer en een keuken met ijskast en gasfornuis, alle vertrekken aan de kleine kant. De keuken heeft een klein balkon waarop je het plein kunt overzien. De meubels zijn van hout, heel eenvoudig, bijna smaakvol, en zelfs de spiegels hebben goedgelakte houten lijsten. Alles ziet er verzorgd uit en er is niets, zo te zien, dat ik niet zou willen aanraken of in de hand nemen. Er hing ook geen aan mij wezensvreemde huislucht toen ik met Janneke, die er opgetogen over was, ons lovers' nest ging bezichtigen. Wij trokken er onmiddellijk in.
Het stadje, met nauwe straatjes en kleine pleintjes, althans in onze naaste omgeving, hebben wij nog niet helemaal verkend. Het heeft een lager en een hoger gedeelte en dankt zijn naam aan een legendarische monnik die in de vierde eeuw van zijn pelgrimstocht naar het Heilige Land een beeld van de Maagd zou hebben meegebracht. Haar kerk staat in het hogere deel van het stadje, boven op een klip die steil uit de Atlantische Oceaan oprijst. Heel wat vooral oudere mannen en vrouwen lopen nog in de oorspronkelijke dracht, de vrouwen in zwarte rokken die tot op de knieën vallen en naar achteren bollen, waardoor ze, uit de verte gezien, op poppetjes lijken, zodat persoonlijke verschillen pas langzamerhand blijken. Zij hebben een zwarte doek om het hoofd gewonden, met afhangende slippen. De mannen dragen een soort zwarte of donkerbruine slaapmuts met een pluim. De vrouwen lopen met blote gebruinde benen, sommige zelfs op blote voeten. Veel van die oude vrouwen tippelen nog stevig weg. Zij praten soms heel luid met elkaar, alsof zij ruzie maken, en soms op een dreun, zoals een tante van mij na het eten uit de bijbel voorlas. Dat alles herinnert mij aan mijn geboortedorp, ook aan zee, en daardoor komt het misschien dat ik een beetje het gevoel heb weer een klein kind te zijn (een gevoel dat mij nooit helemaal verlaat), Klein Duimpje die ver van huis is geraakt en zijn ouders kwijt is. En dat is ook zo.
In 1986 maakte hij een vakantiereis naar Portugal. Hieronder het verslag van de vierde dag. Dag een - dag twee - dag drie - dag vier - dag vijf.
(Vrijdag, 19 september)
Wij zijn in Nazaré, ruim honderd kilometer ten noorden van Lissabon. De nacht hebben wij in een hotel doorgebracht, maar na het ontbijt ging Janneke eropuit en huurde een klein gerieflijk appartement aan de ingang van een langwerpig plein dat toegang geeft tot de boulevard en het strand. Het plein, met links en rechts restaurants, cafés en ijssalons, waarvan de terrassen losjes in elkaar overgaan, is het trefpunt voor zowel de bewoners van de plaats als de badgasten. Ons appartement vormt het middendeel van een etage op de eerste verdieping en omvat een slaapkamer, een zitkamer, een badkamer en een keuken met ijskast en gasfornuis, alle vertrekken aan de kleine kant. De keuken heeft een klein balkon waarop je het plein kunt overzien. De meubels zijn van hout, heel eenvoudig, bijna smaakvol, en zelfs de spiegels hebben goedgelakte houten lijsten. Alles ziet er verzorgd uit en er is niets, zo te zien, dat ik niet zou willen aanraken of in de hand nemen. Er hing ook geen aan mij wezensvreemde huislucht toen ik met Janneke, die er opgetogen over was, ons lovers' nest ging bezichtigen. Wij trokken er onmiddellijk in.
Het stadje, met nauwe straatjes en kleine pleintjes, althans in onze naaste omgeving, hebben wij nog niet helemaal verkend. Het heeft een lager en een hoger gedeelte en dankt zijn naam aan een legendarische monnik die in de vierde eeuw van zijn pelgrimstocht naar het Heilige Land een beeld van de Maagd zou hebben meegebracht. Haar kerk staat in het hogere deel van het stadje, boven op een klip die steil uit de Atlantische Oceaan oprijst. Heel wat vooral oudere mannen en vrouwen lopen nog in de oorspronkelijke dracht, de vrouwen in zwarte rokken die tot op de knieën vallen en naar achteren bollen, waardoor ze, uit de verte gezien, op poppetjes lijken, zodat persoonlijke verschillen pas langzamerhand blijken. Zij hebben een zwarte doek om het hoofd gewonden, met afhangende slippen. De mannen dragen een soort zwarte of donkerbruine slaapmuts met een pluim. De vrouwen lopen met blote gebruinde benen, sommige zelfs op blote voeten. Veel van die oude vrouwen tippelen nog stevig weg. Zij praten soms heel luid met elkaar, alsof zij ruzie maken, en soms op een dreun, zoals een tante van mij na het eten uit de bijbel voorlas. Dat alles herinnert mij aan mijn geboortedorp, ook aan zee, en daardoor komt het misschien dat ik een beetje het gevoel heb weer een klein kind te zijn (een gevoel dat mij nooit helemaal verlaat), Klein Duimpje die ver van huis is geraakt en zijn ouders kwijt is. En dat is ook zo.
donderdag 17 september 2020
Helena Colijn-Groenenberg • 18 september 1944
• Helena Colijn-Groenenberg (1867-1947) was de echtgenote van de Nederlandse politicus (en vijf keer premier) Hendrik Colijn. In de oorlogsjaren, tijdens een gedwongen verblijf in Thüringen in Duitsland, hield ze een dagboek bij dat is verschenen als Dagboek van mevrouw Colijn.
18 September 1944
Aan onze lieve kinderen heb ik een zeer treurige tijding te melden. Vanmorgen aan 't ontbijt kreeg je beste Vader hartkrampen, die zoo ernstig zijn geworden dat de dood intrad; hij is om half elf van mij weggegaan zonder een woord van afscheid.
Vader heeft daar nooit last van gehad. Wel nam hij reeds jaren 's morgens een hartpoeder in op raad van dokter van Wely. Vader voelde zich steeds goed, dat blijkt wel uit zijn alledaagsche wandelingen.
Och lieve kinderen, Vader hoopte nog zoo voor ons Vaderland te mogen arbeiden en dacht veel over allerlei moeilijkheden, die na de vrede er zouden zijn.
Heeft Vader misschien te veel gepiekerd?
En zoo zit ik dus heden alleen in den vreemde en voel me diep ellendig.
Gelukkig dat ik weet dat God kracht naar kruis geeft. Mijn vertrouwen is op God, Die een Vader is voor weduwen en voor een ieder die op Hem zijn vertrouwen stelt. Amen.
Psalm 130: 1 en 2: "Uit de diepten roep ik tot U, o Heere. Heere, hoor naar mijn stem; laat ooren opmerkende zijn op mijn luide smeekingen."
20 September 1944
Gisteren is het lijk van je goede Vader in de namiddag weggebracht naar Ilmenau, waar hij opgebaard is tot Vrijdag n.m. om daarna in een graf geplaatst te worden, in de hoop, dat we na de oorlog Vader kunnen overbrengen in ons graf in Den Haag.
Ze hebben Vader met alle eer uitgedragen en doen nu hun best wat voor mij te zijn. Vooral Herr Voigt, chef van 't Hotel.
21 September 1944
Hedenmorgen ben ik met Mevr. Dr. Küchler in haar auto naar Ilmenau geweest om te zien waar Vader morgen wordt begraven en ik heb Vader bezocht. Och, wat een zware gang.
Vader was niets veranderd.
Daarna moest ik nog naar de dokter vanwege mijn driemaandelijksche behandeling.
Och lieve kinderen, had ik jullie maar om mij heen.
De Heer is mij tot hulp en sterkte. Waar dan heen? Tot Hem alleen.
22 September 1944
Op Adorée's verjaardag is onze lieve doode begraven.
18 September 1944
Aan onze lieve kinderen heb ik een zeer treurige tijding te melden. Vanmorgen aan 't ontbijt kreeg je beste Vader hartkrampen, die zoo ernstig zijn geworden dat de dood intrad; hij is om half elf van mij weggegaan zonder een woord van afscheid.
Vader heeft daar nooit last van gehad. Wel nam hij reeds jaren 's morgens een hartpoeder in op raad van dokter van Wely. Vader voelde zich steeds goed, dat blijkt wel uit zijn alledaagsche wandelingen.
Och lieve kinderen, Vader hoopte nog zoo voor ons Vaderland te mogen arbeiden en dacht veel over allerlei moeilijkheden, die na de vrede er zouden zijn.
Heeft Vader misschien te veel gepiekerd?
En zoo zit ik dus heden alleen in den vreemde en voel me diep ellendig.
Gelukkig dat ik weet dat God kracht naar kruis geeft. Mijn vertrouwen is op God, Die een Vader is voor weduwen en voor een ieder die op Hem zijn vertrouwen stelt. Amen.
Psalm 130: 1 en 2: "Uit de diepten roep ik tot U, o Heere. Heere, hoor naar mijn stem; laat ooren opmerkende zijn op mijn luide smeekingen."
20 September 1944
Gisteren is het lijk van je goede Vader in de namiddag weggebracht naar Ilmenau, waar hij opgebaard is tot Vrijdag n.m. om daarna in een graf geplaatst te worden, in de hoop, dat we na de oorlog Vader kunnen overbrengen in ons graf in Den Haag.
Ze hebben Vader met alle eer uitgedragen en doen nu hun best wat voor mij te zijn. Vooral Herr Voigt, chef van 't Hotel.
21 September 1944
Hedenmorgen ben ik met Mevr. Dr. Küchler in haar auto naar Ilmenau geweest om te zien waar Vader morgen wordt begraven en ik heb Vader bezocht. Och, wat een zware gang.
Vader was niets veranderd.
Daarna moest ik nog naar de dokter vanwege mijn driemaandelijksche behandeling.
Och lieve kinderen, had ik jullie maar om mij heen.
De Heer is mij tot hulp en sterkte. Waar dan heen? Tot Hem alleen.
22 September 1944
Op Adorée's verjaardag is onze lieve doode begraven.
woensdag 16 september 2020
Louis Paul Boon • 17 september 1960
• Brief van de Vlaamse schrijver Louis Paul Boon (1912-1979) aan zijn vriend Jan Walravens. Uit: Brieven aan literaire vrienden.
September, 1960
Ik lees in de Periskoop dat ge nog steeds het gevoel hebt 'iets te willen doen'. Welnu, doe dan eens iets voor mij!
De stad Aalst wil officieel een kultuurweek inrichten en vraagt mij om een literaire avond op touw te zetten.
Ik dacht onmiddellijk aan u (ik denk steeds onmiddellijk aan u, en pas daarna aan Brigitte Bardot) om daar in Aalst eens te komen spreken over 'Tijd en Mens', over Ben Cami en Marcel Wauters, Maurice D'Haese en Willy Roggeman. De mensen zullen dat graag horen, en ik zal u inleiden.
Die avond zou zijn: maandag 22 october.
Zeg ja, zeg desnoods ook nee. Maar zeg niet ja, om de laatste minuut op te bellen dat het nee is, want dan lig ik in de patatten – En ik lig liever ergens elders. Ondertussen, zeer hartelijk uw Louis
P.S. Antwoordt zo spoedig mogelijk, want deze week moet nog een boekje gedrukt waarin alle beestelijkheden vermeld worden.
September, 1960
Ik lees in de Periskoop dat ge nog steeds het gevoel hebt 'iets te willen doen'. Welnu, doe dan eens iets voor mij!
De stad Aalst wil officieel een kultuurweek inrichten en vraagt mij om een literaire avond op touw te zetten.
Ik dacht onmiddellijk aan u (ik denk steeds onmiddellijk aan u, en pas daarna aan Brigitte Bardot) om daar in Aalst eens te komen spreken over 'Tijd en Mens', over Ben Cami en Marcel Wauters, Maurice D'Haese en Willy Roggeman. De mensen zullen dat graag horen, en ik zal u inleiden.
Die avond zou zijn: maandag 22 october.
Zeg ja, zeg desnoods ook nee. Maar zeg niet ja, om de laatste minuut op te bellen dat het nee is, want dan lig ik in de patatten – En ik lig liever ergens elders. Ondertussen, zeer hartelijk uw Louis
P.S. Antwoordt zo spoedig mogelijk, want deze week moet nog een boekje gedrukt waarin alle beestelijkheden vermeld worden.
dinsdag 15 september 2020
Edward Vermeulen • 16 september 1917
• Edward Vermeulen (1861-1934) was een Vlaamse schrijver. Het laatste oorlogsjaar (van de Eerste Wereldoorlog) bracht hij door in de Kempen, waar het leven tijdens de oorlogsjaren veel beter was dan in West-Vlaanderen, waar Vermeulen vandaan kwam.
Zondag, 16e september.
's Namiddags reizen wij met de heeren J. Willekens en Franz Moons naar den Alesberg.
Berg klinkt wat luid; het is eigenlijk eene aaneenschakeling van hooge heuvels, die er bloot en blutsch tusschen dennebosschen liggen; het zijn naakte koppen van geelachtig zand, sleep uitloopend, in vlakten, tegen de bosschen rondom. Zal ik beweren dat het schoon is? Ja toch: schoon van leelijkheid. Maar hoe zal ik er een denkbeeld van geven? Een afgedraaide brokke van een hemellichaam, in schijverende vaart uit de hoogten neêrgeslingerd en er nu daar ter plaats opengespetterd en liggend in bulten en knulten, geljk een brokke chaos van voor de schepping en scheidinge Gods.
Schoon, ja!
Zondag, 16e september.
's Namiddags reizen wij met de heeren J. Willekens en Franz Moons naar den Alesberg.
Berg klinkt wat luid; het is eigenlijk eene aaneenschakeling van hooge heuvels, die er bloot en blutsch tusschen dennebosschen liggen; het zijn naakte koppen van geelachtig zand, sleep uitloopend, in vlakten, tegen de bosschen rondom. Zal ik beweren dat het schoon is? Ja toch: schoon van leelijkheid. Maar hoe zal ik er een denkbeeld van geven? Een afgedraaide brokke van een hemellichaam, in schijverende vaart uit de hoogten neêrgeslingerd en er nu daar ter plaats opengespetterd en liggend in bulten en knulten, geljk een brokke chaos van voor de schepping en scheidinge Gods.
Schoon, ja!
maandag 14 september 2020
Ernst Jünger • 15 september 1943
• Op een beklemmende, transparante manier beschrijft de Duitse schrijver Ernst Jünger (1895-1998) in zijn tweede Parijs dagboek (vertaald door Tinke Davids) de noodlotsjaren 1943 en 1944. De naderende catastrofe is overal voelbaar en dringt dominant door in Jüngers conversatie met Parijse kunstenaars en intellectuelen.
Parijs, 15 september 1943
In hotel Raphael zat ik op mijn kamer te eten toen om ongeveer twintig voor acht de sirenes loeiden. Al spoedig weerklonk druk kanonvuur; ik haastte me naar het dak. Daar openbaarde zich een vreselijk, maar ook prachtig schouwspel aan het oog. Twee grote eskaders vlogen wigvormig van noordwest naar zuidoost over de binnenstad. Ze hadden hun bommenlast kennelijk al afgeworpen, want in de richting waar zij vandaan kwamen verhieven zich over een breed front rookwolken, die tot aan het firmament reikten. Deze aanblik was onheilspellend en maakte de zintuigen meteen duidelijk dat daar nu honderden of misschien wel duizenden mensen stikten, verbrandden, doodbloedden.
Vóór dit duistere gordijn lag de stad in het gouden licht van de zonsondergang. Het avondrood bescheen de vliegtuigen van onderen: de rompen tekenden zich als zilveren vissen af tegen de blauwe hemel. Vooral de staartvinnen leken de stralen op te vangen en te bundelen; ze glansden als lichtkogels.
Die eskaders vlogen in kraanvogelformatie, zacht glanzend, op geringe hoogte over het stadsgebied, terwijl groepen witte en donkere wolkjes hen begeleidden.[...] Soms stortte heel langzaam, en zonder rookpluim, brandend, als een gouden vuurbal een vliegtuig neer. Een zonk donker, spiralend als een blad in de herfst, naar de aarde, en liet een spoor van witte smook achter. Weer een ander viel tijdens de val uiteen, een grote vleugel bleef nog lang in de lucht zweven. Ook viel iets groots, sepiabruin van kleur, met toenemende snelheid naar beneden; waarschijnlijk stortte daar een mens neer aan een verkolende parachute.
Parijs, 15 september 1943
In hotel Raphael zat ik op mijn kamer te eten toen om ongeveer twintig voor acht de sirenes loeiden. Al spoedig weerklonk druk kanonvuur; ik haastte me naar het dak. Daar openbaarde zich een vreselijk, maar ook prachtig schouwspel aan het oog. Twee grote eskaders vlogen wigvormig van noordwest naar zuidoost over de binnenstad. Ze hadden hun bommenlast kennelijk al afgeworpen, want in de richting waar zij vandaan kwamen verhieven zich over een breed front rookwolken, die tot aan het firmament reikten. Deze aanblik was onheilspellend en maakte de zintuigen meteen duidelijk dat daar nu honderden of misschien wel duizenden mensen stikten, verbrandden, doodbloedden.
Vóór dit duistere gordijn lag de stad in het gouden licht van de zonsondergang. Het avondrood bescheen de vliegtuigen van onderen: de rompen tekenden zich als zilveren vissen af tegen de blauwe hemel. Vooral de staartvinnen leken de stralen op te vangen en te bundelen; ze glansden als lichtkogels.
Die eskaders vlogen in kraanvogelformatie, zacht glanzend, op geringe hoogte over het stadsgebied, terwijl groepen witte en donkere wolkjes hen begeleidden.[...] Soms stortte heel langzaam, en zonder rookpluim, brandend, als een gouden vuurbal een vliegtuig neer. Een zonk donker, spiralend als een blad in de herfst, naar de aarde, en liet een spoor van witte smook achter. Weer een ander viel tijdens de val uiteen, een grote vleugel bleef nog lang in de lucht zweven. Ook viel iets groots, sepiabruin van kleur, met toenemende snelheid naar beneden; waarschijnlijk stortte daar een mens neer aan een verkolende parachute.
zondag 13 september 2020
Louis-Ferdinand Céline • 14 september 1933
• De Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline (1894-1961) in een brief aan de Belgische schrijfster Evelyne Pollet.
De 18-jarige Violette Nozières vergiftigde haar ouders met arsenicum, en draaide daarna de gaskraan open – de vader overleed en de moeder overleefde. Nozières werd in 1934 ter dood veroordeeld. Uit: Van de ene dood naar de andere. Brieven, artikelen en polemieken (vertaald door E. Kummer).
14 september 1933
Je leeft helemaal op door die verhuizing. Ik zie je al beginnen aan lijvige romans. In december kom ik beslist in Antwerpen, niet eerder. Ik kan dit jaar verder niet meer weg. Ik heb me nogal verveeld in Bretagne en ik voelde me overigens niet zo erg goed. Bovendien moet ik op 1 oktober nog over Zola spreken en dat doet net de deur dicht. Om Descaves en zijn vrienden plezier te doen. God beware me, ik houd absoluut niet van Zola – dus zal ik 't maar over mezelf hebben, maar ik houd ook niet zo erg van mezelf. 't Is allemaal bijzonder vervelend. Heel Parijs praat over de zaak Nozières. Je zult zien dat er een hele rits gevallen van incest achter zit. Er komt dit jaar geen eind aan de zomer. Ik houd niet van de zon. Dat zal wel niemand verbazen. De Voyage wordt in het Hollands vertaald. Zaterdag begin ik weer op de polikliniek. Dat alles is zo'n enorme klucht! Je kent de Voyage straks nog uit je hoofd, merk ik. Ik heb het zelf nooit overgelezen en ik zal 't nooit doen ook. Ik vind het hele boek vervelend en walgelijk banaal. Merkwaardig dat de lezer ten slotte toch onder de indruk raakt van al dat aanstellerige gedoe. Als je 't mij vraagt, zou hij graag hetzelfde willen doen. Dat is het 'm. Zo zie je maar weer hoe slecht we onszelf kennen. We zitten onder de smeerlapperij van onze beschaving.
14 september 1933
Je leeft helemaal op door die verhuizing. Ik zie je al beginnen aan lijvige romans. In december kom ik beslist in Antwerpen, niet eerder. Ik kan dit jaar verder niet meer weg. Ik heb me nogal verveeld in Bretagne en ik voelde me overigens niet zo erg goed. Bovendien moet ik op 1 oktober nog over Zola spreken en dat doet net de deur dicht. Om Descaves en zijn vrienden plezier te doen. God beware me, ik houd absoluut niet van Zola – dus zal ik 't maar over mezelf hebben, maar ik houd ook niet zo erg van mezelf. 't Is allemaal bijzonder vervelend. Heel Parijs praat over de zaak Nozières. Je zult zien dat er een hele rits gevallen van incest achter zit. Er komt dit jaar geen eind aan de zomer. Ik houd niet van de zon. Dat zal wel niemand verbazen. De Voyage wordt in het Hollands vertaald. Zaterdag begin ik weer op de polikliniek. Dat alles is zo'n enorme klucht! Je kent de Voyage straks nog uit je hoofd, merk ik. Ik heb het zelf nooit overgelezen en ik zal 't nooit doen ook. Ik vind het hele boek vervelend en walgelijk banaal. Merkwaardig dat de lezer ten slotte toch onder de indruk raakt van al dat aanstellerige gedoe. Als je 't mij vraagt, zou hij graag hetzelfde willen doen. Dat is het 'm. Zo zie je maar weer hoe slecht we onszelf kennen. We zitten onder de smeerlapperij van onze beschaving.
Friedrich Hebbel • 13 september 1840
• Friedrich Hebbel (1813-1863) was een Duitse schrijver. Een keuze uit zijn dagboeken is in het Nederlands verschenen als Een blinde bij zonsopgang.
13 september 1840
De astronoom bestudeert de wonderen der schepping aan de hemel; de boer tuurt omhoog of het soms gaat regenen.
Voor menigeen geldt dat hij God bij het scheppen van advies had gediend, tenminste als hij destijds al was geschapen.
Inzicht in zichzelf betekent de dood voor de mens.
Waarom is de bron van de taal opgedroogd met betrekking tot haar vermogen om voor verschijnselen, uitsluitend afkomstig uit geest en gemoed nieuwe uitdrukkingen te scheppen? Dat wil zeggen originele nieuwe woorden niet louter opgebouwd uit samenstellingen gebaseerd op reeds voorhanden zijnd materiaal. Zou werkelijk alles wat de mens kan denken en meemaken al in de vorm van woorden zijn neergelegd, of zouden we soms zo maar, op een willekeurig punt zijn gestopt?
De mens zou moeten denken: bomen spreken Sanskriet.
• De Duitse schrijver Friedrich Hebbel vertelt in zijn dagboeken over persoonlijke gebeurtenissen uit zijn leven, over leven en dood, over reizen, ontmoetingen, verliefdheden, vijandschappen en de toenmalige literaire wereld. In het dagboek worden langere stukken afgewisseld met korte notities, aforismen, maximen en zinspreuken.
13 september 1840
De astronoom bestudeert de wonderen der schepping aan de hemel; de boer tuurt omhoog of het soms gaat regenen.
Voor menigeen geldt dat hij God bij het scheppen van advies had gediend, tenminste als hij destijds al was geschapen.
Inzicht in zichzelf betekent de dood voor de mens.
Waarom is de bron van de taal opgedroogd met betrekking tot haar vermogen om voor verschijnselen, uitsluitend afkomstig uit geest en gemoed nieuwe uitdrukkingen te scheppen? Dat wil zeggen originele nieuwe woorden niet louter opgebouwd uit samenstellingen gebaseerd op reeds voorhanden zijnd materiaal. Zou werkelijk alles wat de mens kan denken en meemaken al in de vorm van woorden zijn neergelegd, of zouden we soms zo maar, op een willekeurig punt zijn gestopt?
De mens zou moeten denken: bomen spreken Sanskriet.
• De Duitse schrijver Friedrich Hebbel vertelt in zijn dagboeken over persoonlijke gebeurtenissen uit zijn leven, over leven en dood, over reizen, ontmoetingen, verliefdheden, vijandschappen en de toenmalige literaire wereld. In het dagboek worden langere stukken afgewisseld met korte notities, aforismen, maximen en zinspreuken.
zaterdag 12 september 2020
David Sedaris • 12 september 2001
• De Amerikaanse schrijver David Sedaris (1956) publiceerde zijn dagboeken 1977-2002 onder de titel Theft by finding.
September 12, 2001
Paris
Last night on TV I watched people jump from the windows of the World Trade Center. I watched the towers fall in on themselves, I watched the burning Pentagon, and then I watched people jump from the windows of the World Trade Center. From my kitchen, office, and living-room windows, I saw my neighbors watching the same thing, each with a remote in one hand and a telephone in the other. It felt like everyone in the world was in front of the TV. Now it's the next day and still haven't gotten it through my head. The thing that gets me the most are the hijacked planes. I can't imagine what it must have been like to realize you're actually aiming for something. You're not going to land in Afghanistan or be held hostage on some tarmac; you're going to die in three seconds. What's frightening is that it was so ingenious and perfectly orches-trated. Who did this?
Patsy and I met at six o'clock at the café on Saint-Sulpice. She'd been watching CNN and told me that, as Americans abroad, we're supposed to keep a low profile and avoid speaking English on the street. It's a Standard warning the State Department issues whenever there's trouble. French police have blocked off areas of the Marais and are stopping pedestrians to ask for their papers. Flights en route to New York returned to de Gaulle and I'm not sure when they'll resume. All American airports are closed, as are the bridges and tunnels leading into Manhattan. I tried calling Amy, but all the lines were clogged. She doesn't get out of bed before noon, so I'm assuming she's OK. Steven called me at midnight to tell me that Rakoff and Sarah are fine, as is Art Spiegelman. On the television Giuliani is saying that as many as ten thousand people might have died. On the radio the event's being compared tot D-day. Bush called it "an attack on freedom itself," while Jacquess Chirac, much more eloquently, called it an attack on civilization.
September 12, 2001
Paris
Last night on TV I watched people jump from the windows of the World Trade Center. I watched the towers fall in on themselves, I watched the burning Pentagon, and then I watched people jump from the windows of the World Trade Center. From my kitchen, office, and living-room windows, I saw my neighbors watching the same thing, each with a remote in one hand and a telephone in the other. It felt like everyone in the world was in front of the TV. Now it's the next day and still haven't gotten it through my head. The thing that gets me the most are the hijacked planes. I can't imagine what it must have been like to realize you're actually aiming for something. You're not going to land in Afghanistan or be held hostage on some tarmac; you're going to die in three seconds. What's frightening is that it was so ingenious and perfectly orches-trated. Who did this?
Patsy and I met at six o'clock at the café on Saint-Sulpice. She'd been watching CNN and told me that, as Americans abroad, we're supposed to keep a low profile and avoid speaking English on the street. It's a Standard warning the State Department issues whenever there's trouble. French police have blocked off areas of the Marais and are stopping pedestrians to ask for their papers. Flights en route to New York returned to de Gaulle and I'm not sure when they'll resume. All American airports are closed, as are the bridges and tunnels leading into Manhattan. I tried calling Amy, but all the lines were clogged. She doesn't get out of bed before noon, so I'm assuming she's OK. Steven called me at midnight to tell me that Rakoff and Sarah are fine, as is Art Spiegelman. On the television Giuliani is saying that as many as ten thousand people might have died. On the radio the event's being compared tot D-day. Bush called it "an attack on freedom itself," while Jacquess Chirac, much more eloquently, called it an attack on civilization.
vrijdag 11 september 2020
Virginia Woolf • 11 september 1940
• Virginia Woolf (1882-1941) was een Engelse schrijfster. Ze hield vrijwel haar hele leven een dagboek bij. Een selectie daaruit is in twee delen gepubliceerd in de Privé domein-reeks (vertaling Joop van Helmond).
Woensdag 11 september
Churchill heeft zo juist gesproken. Een duidelijke, afgemeten, rondborstige toespraak. Zegt dat de invasie in voorbereiding is. In de komende twee weken kennelijk op handen, als het er tenminste van komt. Schepen en sloepen verzamelen zich in de Franse havens. Het bombardement op Londen is natuurlijk een voorspel. Onze majestueuze City – enz., dat raakt me, want ik vind Londen enorme allure hebben. Onze moed enz. Gisteren avond weer een bombardement op Londen. Een tijdbom heeft het paleis getroffen. John heeft gebeld. Hij was in Mecklenburgh Square toen 's avonds een bombardement plaatsvond: wil de Press onmiddellijk verhuizen. L.[eonard] moet er vrijdag heen. Onze ruiten zijn volgens John allemaal kapot. Hij logeert in de buurt. Mecklenburgh Square is geëvacueerd. Voor onze ogen is kort voor we thee zouden gaan drinken een vliegtuig neergehaald: boven de renbaan; een luchtgevecht; een duikvlucht; daarna de val; en een wolk dikke zwarte rook. Percy zei dat de piloot er heelhuids uit is kunnen komen. We rekenen nu op een luchtaanval rond 8.30. Hoe dan ook, wat er ook gebeurt, tegen die tijd horen we in elk geval het dreigende zagende geluid dat aanzwelt en afzwakt; dan een pauze; en dan komt er weer een. 'Ze zijn weer bezig.’ zeggen we dan en blijven zitten, ik werk en L. maakt sigaretten. Af en toe een dreun. Dan rammelen de ramen. Dan weten we dat Londen weer wordt gebombardeerd.
• In de dagboeken van de Britse schrijfster Virginia Woolf (1882-1941) verwoordt ze haar gevoelsleven, dat ondanks alle zelfspot en ironie geregeld diepe depressies veroorzaakte. En uiteraard reflecteert ze op personen en gebeurtenissen uit haar persoonlijke leven en uit haar tijdgewricht.
Woensdag 11 september
Churchill heeft zo juist gesproken. Een duidelijke, afgemeten, rondborstige toespraak. Zegt dat de invasie in voorbereiding is. In de komende twee weken kennelijk op handen, als het er tenminste van komt. Schepen en sloepen verzamelen zich in de Franse havens. Het bombardement op Londen is natuurlijk een voorspel. Onze majestueuze City – enz., dat raakt me, want ik vind Londen enorme allure hebben. Onze moed enz. Gisteren avond weer een bombardement op Londen. Een tijdbom heeft het paleis getroffen. John heeft gebeld. Hij was in Mecklenburgh Square toen 's avonds een bombardement plaatsvond: wil de Press onmiddellijk verhuizen. L.[eonard] moet er vrijdag heen. Onze ruiten zijn volgens John allemaal kapot. Hij logeert in de buurt. Mecklenburgh Square is geëvacueerd. Voor onze ogen is kort voor we thee zouden gaan drinken een vliegtuig neergehaald: boven de renbaan; een luchtgevecht; een duikvlucht; daarna de val; en een wolk dikke zwarte rook. Percy zei dat de piloot er heelhuids uit is kunnen komen. We rekenen nu op een luchtaanval rond 8.30. Hoe dan ook, wat er ook gebeurt, tegen die tijd horen we in elk geval het dreigende zagende geluid dat aanzwelt en afzwakt; dan een pauze; en dan komt er weer een. 'Ze zijn weer bezig.’ zeggen we dan en blijven zitten, ik werk en L. maakt sigaretten. Af en toe een dreun. Dan rammelen de ramen. Dan weten we dat Londen weer wordt gebombardeerd.
• In de dagboeken van de Britse schrijfster Virginia Woolf (1882-1941) verwoordt ze haar gevoelsleven, dat ondanks alle zelfspot en ironie geregeld diepe depressies veroorzaakte. En uiteraard reflecteert ze op personen en gebeurtenissen uit haar persoonlijke leven en uit haar tijdgewricht.
woensdag 9 september 2020
August Borms • 10 september 1920
• August Borms (1878–1946) was een Vlaams-nationalistisch voorman. Hij is een controversieel persoon in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging vanwege zijn collaboratie met de Duitse bezetters tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. In 1946 werd hij vanwege deze collaboratie geëxecuteerd. Uit: Tien jaar in den Belgischen kerker.
Er kwam nu, helaas, weer een donkere wolk over onze gevangenschap: de dood van onzen vriend Dr. Rudelsheim, den 10den September, (denzelfden dag waarop in 1883 Hendrik Conscience stierf), neergeveld in cel 46 van de gevangenis te Antwerpen. De dienstdoende bewaker was Dr. Rudelsheim komen halen om hem naar de bezoekkamer te leiden, waar de jonge Mevrouw Rudelsheim haar echtgenoot wachtte. De cel werd opengelaten, doch dewijl de gevangene niet volgde, keerde de ‘majoor’ terug en vond daar onzen vriend bewusteloos uitgestrekt op den grond. Eerst drie uren later kwam een geneesheer bij den stervende. Tevergeefs had men de gevangenisdokters opgebeld, die nochtans verplicht zijn, wanneer ze na hun dagelijksche vlugge verschijning den kerker weer verlaten, de plaats op te geven waar men ze kan bereiken. Ten einde raad werd de politieke medegevangene van Dr. Rudelsheim, onze Antwerpsche strijdgenoot, apotheker Gillis, door den menschlievenden onderbestuurder geroepen om hulp te bieden: inspuitingen van een sterk en snelwerkend heelmiddel hadden misschien een uitwerksel kunnen hebben, doch dat was evenmin in de gevangenis-apotheek aanwezig en zonder nog weder tot bewustheid te zijn gekomen, ontsliep onze vriend dienzelfden nacht. De droefheid van Mevrouw Rudelsheim moet hartverscheurend geweest zijn en aan mijn eigen smart kon ik de wonde meten welke die plotse dood zal geslagen hebben in het hart van de Antwerpsche lotgenooten van onzen weggemaaiden kameraad.
Ik vernam ook op het bezoek dat de dood van Dr. Rudelsheim te wijten was aan de opsluiting gedurende bijna twee jaar: ook hem had de cel dus vermoord. Sedert maanden leed hij aan de nieren en had zich reeds herhaaldelijk over gezwollen voeten beklaagd. Nierontsteking is een kwaal, die in de celgevangenis vele slachtoffers maakt. Had men bij het waarnemen van de eerste storingen, op den zieke de voorloopige invrijheidstelling toegepast, waarschijnlijk ware de trouwe wapenbroeder ons behouden gebleven. Maar Brussel was gevoelloos, ja, verkneuterde zich wellicht telkens wanneer de dood een van Vlaanderens beste krachten wegrukte. Wat de machthebbers ginder evenwel vergaten, is dat nogmaals het bloed der martelaars, 't zaad zou zijn voor nieuwe belijders van 't Vlaamsch geloof.
Er kwam nu, helaas, weer een donkere wolk over onze gevangenschap: de dood van onzen vriend Dr. Rudelsheim, den 10den September, (denzelfden dag waarop in 1883 Hendrik Conscience stierf), neergeveld in cel 46 van de gevangenis te Antwerpen. De dienstdoende bewaker was Dr. Rudelsheim komen halen om hem naar de bezoekkamer te leiden, waar de jonge Mevrouw Rudelsheim haar echtgenoot wachtte. De cel werd opengelaten, doch dewijl de gevangene niet volgde, keerde de ‘majoor’ terug en vond daar onzen vriend bewusteloos uitgestrekt op den grond. Eerst drie uren later kwam een geneesheer bij den stervende. Tevergeefs had men de gevangenisdokters opgebeld, die nochtans verplicht zijn, wanneer ze na hun dagelijksche vlugge verschijning den kerker weer verlaten, de plaats op te geven waar men ze kan bereiken. Ten einde raad werd de politieke medegevangene van Dr. Rudelsheim, onze Antwerpsche strijdgenoot, apotheker Gillis, door den menschlievenden onderbestuurder geroepen om hulp te bieden: inspuitingen van een sterk en snelwerkend heelmiddel hadden misschien een uitwerksel kunnen hebben, doch dat was evenmin in de gevangenis-apotheek aanwezig en zonder nog weder tot bewustheid te zijn gekomen, ontsliep onze vriend dienzelfden nacht. De droefheid van Mevrouw Rudelsheim moet hartverscheurend geweest zijn en aan mijn eigen smart kon ik de wonde meten welke die plotse dood zal geslagen hebben in het hart van de Antwerpsche lotgenooten van onzen weggemaaiden kameraad.
Ik vernam ook op het bezoek dat de dood van Dr. Rudelsheim te wijten was aan de opsluiting gedurende bijna twee jaar: ook hem had de cel dus vermoord. Sedert maanden leed hij aan de nieren en had zich reeds herhaaldelijk over gezwollen voeten beklaagd. Nierontsteking is een kwaal, die in de celgevangenis vele slachtoffers maakt. Had men bij het waarnemen van de eerste storingen, op den zieke de voorloopige invrijheidstelling toegepast, waarschijnlijk ware de trouwe wapenbroeder ons behouden gebleven. Maar Brussel was gevoelloos, ja, verkneuterde zich wellicht telkens wanneer de dood een van Vlaanderens beste krachten wegrukte. Wat de machthebbers ginder evenwel vergaten, is dat nogmaals het bloed der martelaars, 't zaad zou zijn voor nieuwe belijders van 't Vlaamsch geloof.
dinsdag 8 september 2020
Menno ter Braak • 9 september 1939
• Menno ter Braak (1902-1940) was een Nederlandse schrijver. Na de Duitse inval in Polen (1 september 1939) hield hij een maand lang een journaal bij.
9 Sept.
Warschau gevallen? Nederlandsche mijnenveger gezonken en 30 man verdronken, omdat wij Hitler zes jaar lieten tieren. Verder nog altijd raadselachtige stilte aan het westelijk front.
Gisteren in Gide's journaal min of meer blijven steken door het al te persoonlijke, dat op den duur toch irriteert. Vooral deze zin: ‘Mais m'étant cette nuit, par extraordinaire, servi d'un vase, je constate au matin que mes urines sont extraordinairement troubles.’
Het is mij onbegrijpelijk, dat iemand zooveel waarde aan zijn urine (= pies) hecht, dat hij, na zijn ‘vase’ zorgvuldig geconsulteerd te hebben, daarvan nota neemt in zijn dagboek. De urine is in dit geval voor mij het symbool van een tekort aan vulgariteit en humor; verder kan ik er niets tegen inbrengen, vooral, omdat er nog een intelligent zinnetje op volgt: ‘Joie de pouvoir imputer au corps la défaillance de l'esprit!’
Ik heb soms den indruk, dat het dagboekschrijven bij Gide de functie heeft van het dagelijksch werk bij andere menschen: een deel van den dag moet gevuld worden met bezigheden, die niet de litteraire vormgeving betreffen. Vandaar ook de jaloezie van ‘collectivisten’, die in zulk een journaal onmiddellijk het verzuimde werk voor de maatschappij ruiken. Vgl. de cahiers van E. du P., waarin ook ‘urine-passages’ voorkomen.
Veel gedacht over de hangende quaestie De Groene [Ter Braak was in onderhandeling over een eventueel hoofdredacteurschap van De Groene Amsterdammer]. Soms angstaanvallen, dat ik deze verantwoordelijkheid niet zal kunnen dragen, en speciaal niet in oorlogstijd; ik heb geen ijzeren zenuwen en ben bovendien geen journalist ‘met hart en ziel’ (al kan ik er dikwijls op lijken voor de buitenwacht). Met dat al: het eenige behoorlijke werk, dat op dit moment te doen zou zijn. Mijn hoofdbezwaar gaat, als altijd, tegen de ‘leidende positie’. Ondanks mijzelf ben ik voor sommige kringen een leider geworden; wanneer dat uitgedrukt wordt in een hoofdredacteurschap van een weekblad, wordt het tegelijk gecanoniseerd, en daarvan heb ik altijd den grootst mogelijken afkeer gehad. Leider-allures vervalschen. Stille hoop, dat de onderhandelingen tusschen v. O. en M. afspringen, zoodat ik geen beslissing behoef te nemen. Anderzijds vrees, dat ik voortaan aan Het Vad. niets behoorlijks meer zal kunnen uitrichten, gezien de... leiding.
Vandaag toch nog brief van Gr. [Greshoff], gestempeld 29 Aug. Hij gelooft niet, dat de oorlog zal uitbreken! Inmiddels naderen de Teutonen Warschau, en is het land, waar hij woont, officieel in oorlog met Duitschland! En dat alles, terwijl een brief van Kaapstad naar Zutphen fladderde.
Volgens v. O. in de Haagsche Post wordt deze oorlog gevoerd om het fatsoen. Volgens de News Chronicle zal Engeland alleen vrede sluiten met een ‘fatsoenlijke’ Duitsche regeering. Het is duidelijk, dat dit woord ‘fatsoen’ weer een van die gemeenplaatsen is, die den minimum-inzet aanvaardbaar moeten maken voor de ‘maximalisten’; het fatsoen van de H.P. en van Engeland zijn bij tijd en wijle hoogst onfatsoenlijk. Ook ‘fatsoen’ is een christelijk begrip; het beteekent, dat de ‘fatsoenlijke’ (de ‘vrije’, de ‘rechtvaardige’) een strijder is voor den Staat Gods. Aangezien de religieuze fundeering is weggevallen of althans geen autoriteit meer heeft, hangt deze moreele qualificatie dus in de lucht, als alle christelijke begrippen. Men vecht, m.a.w., voor een nihil, of beter gezegd, voor een paradox. Nog beter gezegd: waarvoor men vecht weet men in woorden in het geheel niet. Ik prefereer daarom het woord ‘minimum’, waardoor tenminste wordt aangeduid, dat er zekere dingen op het spel staan, die door onze cultureele voorgeschiedenis vleesch van ons vleesch zijn geworden, die niet meer uit het leven weggedacht kunnen worden, zonder dat het leven ophoudt menschwaardig leven te zijn. Daarom is het zeer wel mogelijk, dat Engeland strijdt voor zijn kapitalistische belangen en toch voor dat minimum, al kunnen verstokte idealisten zich dat niet voorstellen.
Het gebruikelijke medelijden is een vorm van sentimentaliteit. Werkelijk mede-lijden, in den letterlijken zin des woords, opent een afgrond; men kan zulk een gevoel niet verdragen, omdat alles erin betrokken wordt, zelfs het groeien van een plant, die bestemd is om in den winter af te sterven; het behoort tot de openbaringen van de zinneloosheid der wereld, die als pathologische toestanden door ons organisme worden afgeweerd, wanneer zij zich voordoen.
Vandaag at ik met smaak een haantje, en zag mijzelf plotseling met het oog van den vegetariër als kannibaal, verstoken van de elementairste kenmerken van menschelijke waardigheid. Waarschuwing, om de menschelijke waardigheid niet te vereenzelvigen met ‘iets’, dat voor eens en voor altijd in een formule kan worden vastgelegd (zelfs niet met vegetarisme).
9 Sept.
Warschau gevallen? Nederlandsche mijnenveger gezonken en 30 man verdronken, omdat wij Hitler zes jaar lieten tieren. Verder nog altijd raadselachtige stilte aan het westelijk front.
Gisteren in Gide's journaal min of meer blijven steken door het al te persoonlijke, dat op den duur toch irriteert. Vooral deze zin: ‘Mais m'étant cette nuit, par extraordinaire, servi d'un vase, je constate au matin que mes urines sont extraordinairement troubles.’
Het is mij onbegrijpelijk, dat iemand zooveel waarde aan zijn urine (= pies) hecht, dat hij, na zijn ‘vase’ zorgvuldig geconsulteerd te hebben, daarvan nota neemt in zijn dagboek. De urine is in dit geval voor mij het symbool van een tekort aan vulgariteit en humor; verder kan ik er niets tegen inbrengen, vooral, omdat er nog een intelligent zinnetje op volgt: ‘Joie de pouvoir imputer au corps la défaillance de l'esprit!’
Ik heb soms den indruk, dat het dagboekschrijven bij Gide de functie heeft van het dagelijksch werk bij andere menschen: een deel van den dag moet gevuld worden met bezigheden, die niet de litteraire vormgeving betreffen. Vandaar ook de jaloezie van ‘collectivisten’, die in zulk een journaal onmiddellijk het verzuimde werk voor de maatschappij ruiken. Vgl. de cahiers van E. du P., waarin ook ‘urine-passages’ voorkomen.
Veel gedacht over de hangende quaestie De Groene [Ter Braak was in onderhandeling over een eventueel hoofdredacteurschap van De Groene Amsterdammer]. Soms angstaanvallen, dat ik deze verantwoordelijkheid niet zal kunnen dragen, en speciaal niet in oorlogstijd; ik heb geen ijzeren zenuwen en ben bovendien geen journalist ‘met hart en ziel’ (al kan ik er dikwijls op lijken voor de buitenwacht). Met dat al: het eenige behoorlijke werk, dat op dit moment te doen zou zijn. Mijn hoofdbezwaar gaat, als altijd, tegen de ‘leidende positie’. Ondanks mijzelf ben ik voor sommige kringen een leider geworden; wanneer dat uitgedrukt wordt in een hoofdredacteurschap van een weekblad, wordt het tegelijk gecanoniseerd, en daarvan heb ik altijd den grootst mogelijken afkeer gehad. Leider-allures vervalschen. Stille hoop, dat de onderhandelingen tusschen v. O. en M. afspringen, zoodat ik geen beslissing behoef te nemen. Anderzijds vrees, dat ik voortaan aan Het Vad. niets behoorlijks meer zal kunnen uitrichten, gezien de... leiding.
Vandaag toch nog brief van Gr. [Greshoff], gestempeld 29 Aug. Hij gelooft niet, dat de oorlog zal uitbreken! Inmiddels naderen de Teutonen Warschau, en is het land, waar hij woont, officieel in oorlog met Duitschland! En dat alles, terwijl een brief van Kaapstad naar Zutphen fladderde.
Volgens v. O. in de Haagsche Post wordt deze oorlog gevoerd om het fatsoen. Volgens de News Chronicle zal Engeland alleen vrede sluiten met een ‘fatsoenlijke’ Duitsche regeering. Het is duidelijk, dat dit woord ‘fatsoen’ weer een van die gemeenplaatsen is, die den minimum-inzet aanvaardbaar moeten maken voor de ‘maximalisten’; het fatsoen van de H.P. en van Engeland zijn bij tijd en wijle hoogst onfatsoenlijk. Ook ‘fatsoen’ is een christelijk begrip; het beteekent, dat de ‘fatsoenlijke’ (de ‘vrije’, de ‘rechtvaardige’) een strijder is voor den Staat Gods. Aangezien de religieuze fundeering is weggevallen of althans geen autoriteit meer heeft, hangt deze moreele qualificatie dus in de lucht, als alle christelijke begrippen. Men vecht, m.a.w., voor een nihil, of beter gezegd, voor een paradox. Nog beter gezegd: waarvoor men vecht weet men in woorden in het geheel niet. Ik prefereer daarom het woord ‘minimum’, waardoor tenminste wordt aangeduid, dat er zekere dingen op het spel staan, die door onze cultureele voorgeschiedenis vleesch van ons vleesch zijn geworden, die niet meer uit het leven weggedacht kunnen worden, zonder dat het leven ophoudt menschwaardig leven te zijn. Daarom is het zeer wel mogelijk, dat Engeland strijdt voor zijn kapitalistische belangen en toch voor dat minimum, al kunnen verstokte idealisten zich dat niet voorstellen.
Het gebruikelijke medelijden is een vorm van sentimentaliteit. Werkelijk mede-lijden, in den letterlijken zin des woords, opent een afgrond; men kan zulk een gevoel niet verdragen, omdat alles erin betrokken wordt, zelfs het groeien van een plant, die bestemd is om in den winter af te sterven; het behoort tot de openbaringen van de zinneloosheid der wereld, die als pathologische toestanden door ons organisme worden afgeweerd, wanneer zij zich voordoen.
Vandaag at ik met smaak een haantje, en zag mijzelf plotseling met het oog van den vegetariër als kannibaal, verstoken van de elementairste kenmerken van menschelijke waardigheid. Waarschuwing, om de menschelijke waardigheid niet te vereenzelvigen met ‘iets’, dat voor eens en voor altijd in een formule kan worden vastgelegd (zelfs niet met vegetarisme).
maandag 7 september 2020
Zinaida Hippius • 8 september 1917
• Zinaida Nikolajevna Hippius (1869-1945) was een Russische dichteres en schrijfster. In De schittering van woorden (vertaald door Mieke en Mouring Lindenburg) zijn onder meer dagboekaantekeningen en brieven van haar opgenomen.
8 september 1917
De situatie is nog net zo als een week geleden, zo niet slechter: er doen geruchten de ronde over 'vredesonderhandelingen' met Estland en Finland. (Wat is dat nu weer voor nieuw, nog nooit eerder vertoond staaltje van verstandsverbijstering ? Alsof de bolsjewieken met iemand kunnen 'onderhandelen' en dan zo'n overeenkomst naleven!) […]
Iedereen zit achter brandhout en levensmiddelen aan, dient verzoeken in om geen mensen ingekwartierd te krijgen, verzint smoezen om aan petroleum te komen, enzovoort. […]
I.I. krijgt ook 'inkwartiering'. Hij moet zijn onderzoekkamer met röntgenapparatuur verdedigen. Hals over kop heeft hij zich voor het nieuwe 'inkwartieringscomité' aangemeld. Hij zei: 'Volgens mij heb ik toch al wel de meest uiteenlopende Sovdjeps** meegemaakt, maar zulke schurken heb ik van m'n leven nog niet gezien. Het is me een stelletje clowns en ruige types: de voorzitter praat met een onbestemd accent, één heeft lupus op zijn neus, er zit een wijf in een gestolen japon bij... […] "Wat? Een onderzoekkamer? Wat onderzoekkamer? Hoe geleerde? Daar hebben we nog nooit van gehoord. Schrijft u boeken? En u schrijft niet in de Pravda? Dan hou je het zeker met de bourgeoisie. Niet zo best, niet zo best. We zullen er wel een paar kameraden op afsturen, dan moeten die maar uitvissen wat dat moet met die röntgen en wat dat 'geleerde' te betekenen heeft."'
Die arme I.I. is er wankelend vandaan gekomen. Nu wacht hij de 'kameraden' onderzoekers af.
• Zinaida Hippius heeft een omvangrijk œuvre aan romans, verhalen, gedichten, toneelstukken en reportages nagelaten. Door haar huwelijk met de destijds beroemde schrijver Mereskovski werd haar salon het centrum van het culturele leven in St. Petersburg. Ze vertrok in 1919 uit Rusland naar Parijs, teleurgesteld in de nieuwe machthebbers, en keerde niet meer terug.
8 september 1917
De situatie is nog net zo als een week geleden, zo niet slechter: er doen geruchten de ronde over 'vredesonderhandelingen' met Estland en Finland. (Wat is dat nu weer voor nieuw, nog nooit eerder vertoond staaltje van verstandsverbijstering ? Alsof de bolsjewieken met iemand kunnen 'onderhandelen' en dan zo'n overeenkomst naleven!) […]
Iedereen zit achter brandhout en levensmiddelen aan, dient verzoeken in om geen mensen ingekwartierd te krijgen, verzint smoezen om aan petroleum te komen, enzovoort. […]
I.I. krijgt ook 'inkwartiering'. Hij moet zijn onderzoekkamer met röntgenapparatuur verdedigen. Hals over kop heeft hij zich voor het nieuwe 'inkwartieringscomité' aangemeld. Hij zei: 'Volgens mij heb ik toch al wel de meest uiteenlopende Sovdjeps** meegemaakt, maar zulke schurken heb ik van m'n leven nog niet gezien. Het is me een stelletje clowns en ruige types: de voorzitter praat met een onbestemd accent, één heeft lupus op zijn neus, er zit een wijf in een gestolen japon bij... […] "Wat? Een onderzoekkamer? Wat onderzoekkamer? Hoe geleerde? Daar hebben we nog nooit van gehoord. Schrijft u boeken? En u schrijft niet in de Pravda? Dan hou je het zeker met de bourgeoisie. Niet zo best, niet zo best. We zullen er wel een paar kameraden op afsturen, dan moeten die maar uitvissen wat dat moet met die röntgen en wat dat 'geleerde' te betekenen heeft."'
Die arme I.I. is er wankelend vandaan gekomen. Nu wacht hij de 'kameraden' onderzoekers af.
• Zinaida Hippius heeft een omvangrijk œuvre aan romans, verhalen, gedichten, toneelstukken en reportages nagelaten. Door haar huwelijk met de destijds beroemde schrijver Mereskovski werd haar salon het centrum van het culturele leven in St. Petersburg. Ze vertrok in 1919 uit Rusland naar Parijs, teleurgesteld in de nieuwe machthebbers, en keerde niet meer terug.
** Sovdjep - afkorting van 'Sovjet [= raad] van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden'; werd ook spottend gebruikt om heel Rusland mee aan te duiden: Sovdjepia.
zondag 6 september 2020
Karen Geurtsen • 7 september 2009
• Karen Geurtsen (1983) is een Nederlands journaliste, die begin 2010 opzien baarde toen bekend werd dat ze undercover bij de PVV had gewerkt. Haar dagboek uit die periode is verschenen als Undercover bij de PVV.
MAANDAG 7 SEPTEMBER
Een drukke mediadag. Eerst is Wilders volop in het nieuws omdat minister van Integratie Eberhard van der Laan (PvdA) zijn vraag wat immigranten ons land kosten niet wil beantwoorden. Geert zegt des duivels te zijn. Dat is zijn vaste antwoord in dit soort gevallen; het werkt altijd, mediatechnisch gezien.
Vervolgens komt Netwerk De Roons reactie halen op het nieuws dat de politie onderzoeken naar ernstige delicten vaak op de plank laat liggen - helaas heeft hij met de cameraploeg afgesproken in een spreekkamer; ik was er graag bij geweest. Verder zit Hero Brinkman in de 'Den Haag flipt'-rubriek van Pauw & Witteman, en in de middag vraagt onze persvoorlichter Matthijs Weststrate of De Roon om kwart over zes in Hilversum kan zijn.
"We zijn populair vandaag," zeg ik. De Roon knikt. "Zo zien we het graag." Vijf minuten later hoor ik Matthijs echter weer een telefoontje van een journalist op botte wijze afkappen. "Geen commentaar." En vervolgens: "Het is prima dat u dat zou denken maar zoals gezegd: wij hebben geen commentaar!" Floor moet een sollicitant voor de gemeenteraad afbellen na een Google-check. "Sorry meneer, u heeft al eerder interviews gegeven en meningen geventileerd via Twitter en wij hebben blanco mensen nodig. Alles wordt bij ons honderd keer uitvergroot, daarom kunnen we geen enkel risico nemen."
Brinkman komt melden dat hij een goeie jongen heeft gevonden. "Een chemicus met goede plannen," zegt hij enthousiast. "Hij gaat een stuk voor ons schrijven over de positieve gebruiksvormen van kernenergie." De Roon, door Wilders belast met personele aangelegenheden, belooft contact met de chemicus te zullen opnemen.
Ik begin te merken hoe groot de verschillen zijn tussen de PVV-Kamerleden onderling. Ik ben bezig met het zogeheten FOL-verdrag, waarin staat dat de VS gebruik mogen maken van twee luchthavens op de Nederlandse Antillen om drugssmokkel te bestrijden. Er is volgens mij weinig mis met het verdrag, dus ik zie geen aanleiding voor PVV-vragen. Raymond is het met me eens. "Maar check nog wel even bij Hero of hij wellicht nog goede invalshoeken weet voor vragen. Hij heeft tenslotte de Antillen in zijn portefeuille."
Ik tref Brinkman en zijn twee medewerkers aan in zijn werkkamer. Het raam staat wagenwijd open en overal hangen afbeeldingen van paarden; op zijn prikbord zie ik een foto van Brinkman waarop hij in wedstrijdtenue hoog op zijn paard gezeten net over een crosshindernis vliegt De oud-politieman is een echte paardengek, zal zijn stagiair Peter later ten overvloede zeggen. "Hij heeft zelf altijd paarden gehad." Ik leg Brinkman uit waarvoor ik kom. "Vraag maar waarom de VS niet gelijk die hele zooi (de Antillen, red.) van ons over kunnen nemen. Das net zo makkelijk," antwoordt hij uitdagend.
"Ehh, bedankt, maar nu serieus?" Brinkman, op besliste toon: "Mijn antwoord is serieus." Ik meld me weer bij De Roon. "Zei Hero dat? Nou, doe er maar niks mee. Die vragen moeten wel een beetje serieus zijn."
MAANDAG 7 SEPTEMBER
Een drukke mediadag. Eerst is Wilders volop in het nieuws omdat minister van Integratie Eberhard van der Laan (PvdA) zijn vraag wat immigranten ons land kosten niet wil beantwoorden. Geert zegt des duivels te zijn. Dat is zijn vaste antwoord in dit soort gevallen; het werkt altijd, mediatechnisch gezien.
Vervolgens komt Netwerk De Roons reactie halen op het nieuws dat de politie onderzoeken naar ernstige delicten vaak op de plank laat liggen - helaas heeft hij met de cameraploeg afgesproken in een spreekkamer; ik was er graag bij geweest. Verder zit Hero Brinkman in de 'Den Haag flipt'-rubriek van Pauw & Witteman, en in de middag vraagt onze persvoorlichter Matthijs Weststrate of De Roon om kwart over zes in Hilversum kan zijn.
"We zijn populair vandaag," zeg ik. De Roon knikt. "Zo zien we het graag." Vijf minuten later hoor ik Matthijs echter weer een telefoontje van een journalist op botte wijze afkappen. "Geen commentaar." En vervolgens: "Het is prima dat u dat zou denken maar zoals gezegd: wij hebben geen commentaar!" Floor moet een sollicitant voor de gemeenteraad afbellen na een Google-check. "Sorry meneer, u heeft al eerder interviews gegeven en meningen geventileerd via Twitter en wij hebben blanco mensen nodig. Alles wordt bij ons honderd keer uitvergroot, daarom kunnen we geen enkel risico nemen."
Brinkman komt melden dat hij een goeie jongen heeft gevonden. "Een chemicus met goede plannen," zegt hij enthousiast. "Hij gaat een stuk voor ons schrijven over de positieve gebruiksvormen van kernenergie." De Roon, door Wilders belast met personele aangelegenheden, belooft contact met de chemicus te zullen opnemen.
Ik begin te merken hoe groot de verschillen zijn tussen de PVV-Kamerleden onderling. Ik ben bezig met het zogeheten FOL-verdrag, waarin staat dat de VS gebruik mogen maken van twee luchthavens op de Nederlandse Antillen om drugssmokkel te bestrijden. Er is volgens mij weinig mis met het verdrag, dus ik zie geen aanleiding voor PVV-vragen. Raymond is het met me eens. "Maar check nog wel even bij Hero of hij wellicht nog goede invalshoeken weet voor vragen. Hij heeft tenslotte de Antillen in zijn portefeuille."
Ik tref Brinkman en zijn twee medewerkers aan in zijn werkkamer. Het raam staat wagenwijd open en overal hangen afbeeldingen van paarden; op zijn prikbord zie ik een foto van Brinkman waarop hij in wedstrijdtenue hoog op zijn paard gezeten net over een crosshindernis vliegt De oud-politieman is een echte paardengek, zal zijn stagiair Peter later ten overvloede zeggen. "Hij heeft zelf altijd paarden gehad." Ik leg Brinkman uit waarvoor ik kom. "Vraag maar waarom de VS niet gelijk die hele zooi (de Antillen, red.) van ons over kunnen nemen. Das net zo makkelijk," antwoordt hij uitdagend.
"Ehh, bedankt, maar nu serieus?" Brinkman, op besliste toon: "Mijn antwoord is serieus." Ik meld me weer bij De Roon. "Zei Hero dat? Nou, doe er maar niks mee. Die vragen moeten wel een beetje serieus zijn."
zaterdag 5 september 2020
Sylvia Plath • 6 september 1957
• Sylvia Plath (1932-1963) was een Amerikaanse dichteres. In juli 1950 begon ze met het bijhouden van een dagboek. Meer hier.
Sept. 6 - First morning up early. Clear day, light yellowing, cold, among elm leaves. Last night: walk in odd primeval greening park - dark twisted rocks, crunch of acorns underfoot, every sprig of fallen bough shaping itself to squirrels. Now: coffee-vision, in spite of Ted using coffee percolator wrong, making poisonous brew, milk boiling over, mislaying percolator directions, waiting for desk (desk comes, all squat, ugly; doesn't fit doorway; men take door down, still doesn't fit; joy! it was so ugly; will bring up little desk from home with vineleaves on it). Story: woman with poet husband who writes about love, passion - she, after glow of vanity & joy, finds out he isn't writing about her (as her friends think) but about Dream Woman Muse.
Sept 12 - Last night: the horror of unknown physical pain, accelerating - the swollen back gum, blistered, loose, bleeding; the ripped stomach muscle from hoisting furniture: like a knife, turning, pivoting on a knife, that throbbed; then the left-over beef stew, with the white blobs of salt pork, fat, greasy & the hot faint rushes of fever at the sight of bacon fat, melted in the pan, and the pork sausages, exuding & oozing their own fat - the clenched fear: hernia, hemorrhage looming, and the horror of ether, the razor slitting the stomach, and life throbbing away, red flood by red flood - I lay, crouched, kneeling on the khaki quilt on the livingroom floor where there was air, remembering Spain & the poisonous red Spanish sausage; the channel crossing & the tuna sandwich & wine & acrid vomit in the nose, searing the throat & me crawling under the chairs; the Atlantic crossing & me kneeling on the floor of the little cabin under the electric light & the vomit shooting out across the room from the rich dinner, the lobster & pecans & martinis - now, in the bathroom, kneeling on the floor, thinking of fat, of the salt pork & fatty marrow larding the thick soup, & retching, dryly: "Salt pork," I said, & then it came, the first dilute retch of stew, dissolved in water, then the clench, then the ejection. Ted held my head, my stomach, over the white bowl of the toilet. Then I washed my face, the fatty fumes cleared, I could sleep, exhausted, cool, till the sun of morning, pale & slanted through the venetian blinds, & the sound of leaves, falling -
Sept. 6 - First morning up early. Clear day, light yellowing, cold, among elm leaves. Last night: walk in odd primeval greening park - dark twisted rocks, crunch of acorns underfoot, every sprig of fallen bough shaping itself to squirrels. Now: coffee-vision, in spite of Ted using coffee percolator wrong, making poisonous brew, milk boiling over, mislaying percolator directions, waiting for desk (desk comes, all squat, ugly; doesn't fit doorway; men take door down, still doesn't fit; joy! it was so ugly; will bring up little desk from home with vineleaves on it). Story: woman with poet husband who writes about love, passion - she, after glow of vanity & joy, finds out he isn't writing about her (as her friends think) but about Dream Woman Muse.
Sept 12 - Last night: the horror of unknown physical pain, accelerating - the swollen back gum, blistered, loose, bleeding; the ripped stomach muscle from hoisting furniture: like a knife, turning, pivoting on a knife, that throbbed; then the left-over beef stew, with the white blobs of salt pork, fat, greasy & the hot faint rushes of fever at the sight of bacon fat, melted in the pan, and the pork sausages, exuding & oozing their own fat - the clenched fear: hernia, hemorrhage looming, and the horror of ether, the razor slitting the stomach, and life throbbing away, red flood by red flood - I lay, crouched, kneeling on the khaki quilt on the livingroom floor where there was air, remembering Spain & the poisonous red Spanish sausage; the channel crossing & the tuna sandwich & wine & acrid vomit in the nose, searing the throat & me crawling under the chairs; the Atlantic crossing & me kneeling on the floor of the little cabin under the electric light & the vomit shooting out across the room from the rich dinner, the lobster & pecans & martinis - now, in the bathroom, kneeling on the floor, thinking of fat, of the salt pork & fatty marrow larding the thick soup, & retching, dryly: "Salt pork," I said, & then it came, the first dilute retch of stew, dissolved in water, then the clench, then the ejection. Ted held my head, my stomach, over the white bowl of the toilet. Then I washed my face, the fatty fumes cleared, I could sleep, exhausted, cool, till the sun of morning, pale & slanted through the venetian blinds, & the sound of leaves, falling -
John William Polidori • 5 september 1816
• John William Polidori (1795-1821, schrijver van het eerste vampierverhaal) begeleidde Lord Byron als arts op een reis naar Europa, in gezelschap van Shelley en Mary Shelley. Hij overleed jong, misschien door zelfmoord. De reis naar Europa beschreef hij in een dagboek.
September 5.— Not written my Journal till now through neglect and dissipation. Had a long explanation with S[helley] and L[ord] B[yron] about my conduct to L[ord] B[yron]; threatened to shoot S[helley] one day on the water. Horses been a subject of quarrel twice, Berger having accused me of laming one.
L[ord] B[yron] went to town in pursuit of thieves who came to steal the anchors after having stolen my sail. Was refused permission to go out I went to the Syndic Saladin, and told him I begged his pardon for our servants, who must have said something insulting, or else he could not have refused permission to leave the port Thieves attempted to break into the house.
An apothecary sold some bad magnesia to L[ord] B[yron]. Found it bad by experiment of sulphuric acid colouring it red rose-colour. Servants spoke about it. Appointed Castan to see experiment; came; impudent; refused to go out; collared him, sent him out, broke spectacles. Laid himself on a wall for three hours; refused to see experiments. Saw L[ord] B[yron], told him his tale before two physicians. Brought me to trial before five judges ; had an advocate to plead. I pleaded for myself; laughed at the advocate. Lost his cause on the plea of calumny ; made me pay 12 florins for the broken spectacles and costs. Magnesia chiefly alumina, as proved by succenate and carbonate of ammonia.
[...]
woensdag 2 september 2020
Frits Bolkestein • 4 september 2000
• Politicus Frits Bolkestein (1933) was eurocommissaris van 1999-2004, en hield in die periode een dagboek bij dat is gepubliceerd als Grensverkenningen.
Maandag 4 september
Om 16.00 uur de lezing ter opening van het academisch jaar in de aula aan het Spui gehouden. Deze had ik nu eens zelf geschreven. Men vond het een goed verhaal, waarschijnlijk omdat de toespraken vóór mij (Loek Hermans) en na mij (Noorda) zo gortdroog waren. Terloops heb ik Bram de Swaan op de hak genomen wegens zijn idiote artikel in De Gids over de ‘voortgaande strijd’ in de derde wereld. Tijdens de receptie na de bijeenkomst zei hij me dat ik mij in die tijd in Tanzania ‘had verrijkt’. Hij moest eens weten! Later was er een stomvervelend diner dat uren duurde. Om 23.00 uur zijn we maar opgestapt, tot ongenoegen van Femke. Neem mij voor nooit meer een diner aan te nemen, behalve als het niet anders kan.
Maandag 4 september
Om 16.00 uur de lezing ter opening van het academisch jaar in de aula aan het Spui gehouden. Deze had ik nu eens zelf geschreven. Men vond het een goed verhaal, waarschijnlijk omdat de toespraken vóór mij (Loek Hermans) en na mij (Noorda) zo gortdroog waren. Terloops heb ik Bram de Swaan op de hak genomen wegens zijn idiote artikel in De Gids over de ‘voortgaande strijd’ in de derde wereld. Tijdens de receptie na de bijeenkomst zei hij me dat ik mij in die tijd in Tanzania ‘had verrijkt’. Hij moest eens weten! Later was er een stomvervelend diner dat uren duurde. Om 23.00 uur zijn we maar opgestapt, tot ongenoegen van Femke. Neem mij voor nooit meer een diner aan te nemen, behalve als het niet anders kan.
Louis Tas (Loden Vogel) • 3 september 1944
• Louis Tas (1920-2011) publiceerde onder het pseudoniem Loden Vogel Dagboek uit een kamp, over zijn ervaringen in Bergen-Belsen. Na de oorlog werd hij een bekende Amsterdamse psychoanalyticus, die veel kunstenaars en acteurs onder zijn clientèle had. Interview.
Zondag 3 september.
Ben allang weer terug in die baan, toch steeds labiel. Overwerken is regel, meest tot na 8 uur. Om 9 uur 45 of vroeger gaat het licht uit; vaak kan ik me, schoon smerig tot en met, niet wassen. Vandaar ook dat ik zo weinig schrijven kan. Ikzelf eet nu genoeg, en zou, als het zo door kon gaan, in betere conditie terugkomen dan waarin ik ben weggehaald. Mijn ouders profiteren nog haast niet mee, ik eet te veel brood en kan het niet laten. De IPA zegt dat er in Holland gevochten wordt; als Amsterdam nu maar heel blijft.
Ik kan de naam ‘Ada’ niet horen zonder me teleurgesteld te voelen, dat het dé juffrouw van die naam niet is. Het bleek mij te troosten, in gesprek met L., dat mijn verhoudingen eigenlijk alle al jaren aan de gang zijn. Nu ik meer eet, voel ik weer man te zijn. Koosje werkt in het levensmiddelenmagazijn. Nog twee weken status-quo en er komt weer erotiek aan te pas? De W.'s werken ook in 't magazijn. Hun komt het zeer goed te pas, het redt hun 't leven.
Zondag 3 september.
Ben allang weer terug in die baan, toch steeds labiel. Overwerken is regel, meest tot na 8 uur. Om 9 uur 45 of vroeger gaat het licht uit; vaak kan ik me, schoon smerig tot en met, niet wassen. Vandaar ook dat ik zo weinig schrijven kan. Ikzelf eet nu genoeg, en zou, als het zo door kon gaan, in betere conditie terugkomen dan waarin ik ben weggehaald. Mijn ouders profiteren nog haast niet mee, ik eet te veel brood en kan het niet laten. De IPA zegt dat er in Holland gevochten wordt; als Amsterdam nu maar heel blijft.
Ik kan de naam ‘Ada’ niet horen zonder me teleurgesteld te voelen, dat het dé juffrouw van die naam niet is. Het bleek mij te troosten, in gesprek met L., dat mijn verhoudingen eigenlijk alle al jaren aan de gang zijn. Nu ik meer eet, voel ik weer man te zijn. Koosje werkt in het levensmiddelenmagazijn. Nog twee weken status-quo en er komt weer erotiek aan te pas? De W.'s werken ook in 't magazijn. Hun komt het zeer goed te pas, het redt hun 't leven.
dinsdag 1 september 2020
Jozef van Walleghem • 2 september 1796
• Jozef van Walleghem (1757-1801), een Brugs handelaar in garen en linten die een winkel hield op de Eiermarkt, hield van 1787 tot 1800 een journaal bij, dat eind vorige eeuw door het Stadsarchief van Brugge gepubliceerd is. Zijn dagboeken gaan over de cruciale periode van de Franse Tijd te Brugge.
(2 september 1796)
Op den 2 september is 's morgens zeer vroeg in de veste beneden de Cruijspoorte verdronken eenen man, genaemt Van Loo, welken met eenige blouwerij [smokkelwaar] willende over de veste swemmen, met zijne voeten aen het lijs is blijven haperen en ongeluckig naer den grond gesonken en verdronken is, zonder van iemant te konnen geholpen worden.
(11 september 1796)
Op den 11 in den avond wiert door de klinkers der stadt Brugge uijtgeklonken den persoon van Ciprianus De Beir, koopman, wonende in de Zilverstraete, die sedert desen morgen vermist is geworden en op 't ontdekken van wekken, 't zij levende of doodt, eene eerlijcke belooning gestelt is. Des anderdaegs 's middags was het gerugt algemeen in de stadt dat den zelven heer verdronken gevonden was in de veste bij de Cruijspoorte, dog tegens den avond wiert dit gerugt wedersprooken en men heeft vernomen dat aldaer alleen eenen man gevonden was, dog niet verdronken, die beneden de veste met zijne voeten in 't water hadde liggen slaepen.
[...]
Desen morgen gebuerde een seltsaem ongeluk, eenen voerman vier peerden naer het water bij de Vlamingdam, mits het zeer warm weder leijdende om te swemmen, vroeg eenen jongen om zulks te mogen doen en den voerman ging een glas genever drinken, de peerden waeren aeneengebonden en den jongen met dezelve in 't water zijnde, konde dezelve niet meer regeeren, den jongen swom weg en verliet de peerden, zoodat de peerden op de komst van den voerman niet meer konden levende uijt het water geholpen worden.
(2 september 1796)
Op den 2 september is 's morgens zeer vroeg in de veste beneden de Cruijspoorte verdronken eenen man, genaemt Van Loo, welken met eenige blouwerij [smokkelwaar] willende over de veste swemmen, met zijne voeten aen het lijs is blijven haperen en ongeluckig naer den grond gesonken en verdronken is, zonder van iemant te konnen geholpen worden.
(11 september 1796)
Op den 11 in den avond wiert door de klinkers der stadt Brugge uijtgeklonken den persoon van Ciprianus De Beir, koopman, wonende in de Zilverstraete, die sedert desen morgen vermist is geworden en op 't ontdekken van wekken, 't zij levende of doodt, eene eerlijcke belooning gestelt is. Des anderdaegs 's middags was het gerugt algemeen in de stadt dat den zelven heer verdronken gevonden was in de veste bij de Cruijspoorte, dog tegens den avond wiert dit gerugt wedersprooken en men heeft vernomen dat aldaer alleen eenen man gevonden was, dog niet verdronken, die beneden de veste met zijne voeten in 't water hadde liggen slaepen.
[...]
Desen morgen gebuerde een seltsaem ongeluk, eenen voerman vier peerden naer het water bij de Vlamingdam, mits het zeer warm weder leijdende om te swemmen, vroeg eenen jongen om zulks te mogen doen en den voerman ging een glas genever drinken, de peerden waeren aeneengebonden en den jongen met dezelve in 't water zijnde, konde dezelve niet meer regeeren, den jongen swom weg en verliet de peerden, zoodat de peerden op de komst van den voerman niet meer konden levende uijt het water geholpen worden.
Abonneren op:
Posts (Atom)