zondag 20 september 2020

Leo Tindemans • 21 september 1978

• Leo Tindemans (1922-2014) was een Belgische politicus. Toen hij het onderstaande schreef was hij premier, en op werkbezoek in Japan. Uit: De memoires

 18 september 1978.
[...] Vandaag vertrek ik naar Japan. Op Schiphol overhandigt ambassadeur Lodewijck me het ANP-bulletin met de inhoud van wat in Camp David werd overeengekomen tussen Beghin en Sadat. Ook André de Paepe, mijn vroegere medewerker, komt me nog groeten.
Aan boord van de JAL naar Tokio verwijlen mijn gedachten in Brussel, waar weer vreselijk wordt geïntrigeerd. De taal waartoe André Cools vandaag in Le Soir zijn toevlucht nam is onaanvaardbaar. We komen, via Anchorage, toe in Narita, de nieuwe luchthaven die in Japan aanleiding geeft tot zoveel betwisting. Een ouderwets legervliegtuig brengt ons naar Haneda. De Japanse ambassadeur en zijn vrouw, de heer en mevrouw Nishibori, wachten ons op. Vandaar gaan we naar het guesthouse, dat een imitatie is van het kasteel van Versailles. We eten 's avonds op de Belgische ambassade met ambassadeur en mevrouw Dehennin. Uitstekende atmosfeer.

20 september 1978.
Bij eerste minister Fukuda worden internationale problemen besproken: het Midden-Oosten, Camp David, China. Als het over de bilaterale problemen gaat, probeer ik nieuwe landingsrechten voor Sabena te verkrijgen. Japan stelt veel belang in de oprichting van een Europese Monetaire Unie.

21 september 1978.
Ik word ontvangen bij de keizer. Het Paleis ligt achter hoge muren en werd na de oorlog gebouwd in een Japanse stijl die me wel bevalt. Er is veel hout, glas en staal in verwerkt. Prachtige luchters ook. Eerst volgt een uitwisseling van beleefdheidsformules, daarna drinken we iets en gaan we aan tafel. Het gezelschap bestaat uit de keizer en de keizerin, zijn broer en diens vrouw, en het koninklijk prinsenpaar. Het gesprek met de laatsten is erg boeiend. Daarna ontmoet ik de pers en is er een receptie op de ambassade. 's Avonds, bij het diner, vertaalt de tolk de toast van Fukuda: ‘Laat ons drinken op het Verenigd Koninkrijk.’ Echt waar.

22 september 1978.
Ik spreek voor de Nippon Koggo Club (Instituut voor Internationale Betrekkingen) over ‘Europa en de monetaire problemen’. 's Middags lunch ik met Keidawen, de federatie van de economische organisaties. Daarna reis ik met de trein naar Kyoto, voorbij de Fuji-berg, die in nevelen is gehuld.
Er komt een telex binnen van Willy Claes. Hij stelt voor om maandag een vergadering te houden met enkele ministers en de partijvoorzitters. Hij laat me weten dat de voorzitters een akkoord zouden hebben bereikt over de gemeenschapscommissies. Ik antwoord bevestigend.
De kranten brengen op de frontpagina verslag uit over mijn spreekbeurt over de Monetaire Unie. ‘Het was een ongewoon succes’, zegt onze ambassadeur.

24 september 1978.
We bezoeken de keizerlijke villa, die landinwaarts ligt, tegen de bergen. Het uitzicht is prachtig: alles is groen, met een grote vijver vol waterlelies en lotusbladeren. Tegen de berg staan twee bungalows. In een daarvan trekt de keizer zich vaak terug om gedichten te schrijven.
Per trein gaan we naar Himeji. Op de missiepost worden we in onze moedertaal onthaald, onder meer door een broer van Fons Margot en door een jezuïet, pater Boon, een zoon van wijlen Jan Boon. Mij wordt uitgelegd dat de Japanse ethiek is gebaseerd op de loyaliteit in de groep. Het onderwijs dat hier wordt verstrekt staat hoog aangeschreven bij de Japanners. We bezoeken een reusachtig versterkt kasteel. Het werd nog nooit belegerd. ‘Hetgeen erop wijst dat een goede defensiepolitiek de oorlog kan vermijden’, aldus de ambassadeur. Het afscheid verloopt zeer hartelijk. De ambassadeur en zijn vrouw hebben werkelijk hun best gedaan om van het bezoek een succes te maken. We vatten de terugtocht aan.
[...]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten