woensdag 2 februari 2022

Willem Bilderdijk • 3 februari 1797

• Schrijver Willem Bilderdijk (1756-1831) werd tijdens zijn verbanning naar Engeland tot over z’n oren verliefd op zijn leerlinge Wilhelmina, twintig jaar jonger dan hij. Hij overreedde haar hem na te reizen naar het vasteland, hoewel hij een getrouwd man was. Ze kregen een aantal kinderen, maar Willem kon pas vele jaren later met haar trouwen. Uit: Liefde en ballingschap. Brieven 1795-1797 (hertaald door Marita Mathijsen).

Londen, 3 februari 1797
Zou ik mijn vorig briefje kunnen versturen zonder er enig bewijs van de stemming van mijn hart aan toe te voegen na de gezegende momenten die ik samen met mijn liefste beminde doorgebracht heb? Aanbeden engel, ach! een druppel koel water is een hemelse verrukking voor de dorstige, ofschoon die de dorst niet kan lessen. Ik heb genoten van die verrukking, mijn liefste, en mijn hart is gelukkig, hoewel zijn verlangens slechts aangewakkerd zijn en niet bevredigd. Maar je zult me een nieuw geluk schenken, een nieuw verlangen naar geluk, en we zullen elkaar vreugde geven in onze wederzijdse tederheid. – Geef me (smeek ik) enig bericht, hoe je ontvangen bent en of alles goed is of niet? Ik ben er ongerust over, en de tranen die ik jou zag storten, maken mijn hart benard. – Adieu, mijn beminde, verlicht mijn smarten door een teder, een liefdevol briefje, dat er de tekenen van draagt dat je rustig, dat je gelukkig bent! Vaarwel!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten