Februari 1933
Ik ontmoette Zadkine, de beeldhouwer van houten figuren. We gingen naar zijn kleine huis achter een appartementenblok aan de Rue d'Assas. Er zijn twee kleine huizen met een tuin ertussen. In het ene woont hij met zijn Russische vrouw; in het andere staan zijn beeldhouwwerken. Er zijn daarvan zo veel dat het eruit ziet als een bos, alsof even zovele bomen daar waren gegroeid en hij ze had gehouwen tot een woud van lichamen, gezichten, dieren. De verschillende kwaliteiten van het hout, de nerf die je kon zien, de onderscheidene tinten, zwaarten, geven je het gevoel dat er veel van de boom in is overgebleven. Vrouwen gesneden uit bamboe, slaven in vreugdeloze slavernij, gezichten in tweeën gehouwen door het mes van de beeldhouwer, twee kanten tonend die voor altijd gescheiden zijn, eeuwig met een tweevoudig aangezicht. Afgeknotte tienhoekige figuren, in dooraderde en kwetsbare houtsoorten, fragmenten van lichamen, lichamen zonder armen en zonder hoofd. 's Nachts, als hij uit de studio is, gaan die bomen dan buigen, wenen, huiveren, nostalgisch hunkerend naar hun bladeren? Jammerend om de transmutaties?
In het middelpunt van deze figuren Zadkine, klein, met rozige huid, een rond gezicht als een jongen, verward haar, altijd lachend, grapjes makend, ondeugend.
Zijn kleine, snelle gebaren, zijn ironische, ondeugende gezichtsuitdrukking, zijn rode wangen geven hem iets van een aardige clown, een aardige aap. Zijn humor en blijdschap zijn zo sterk, getint door filosofie, hij zegt vrolijkweg zulke diepzinnige dingen, zijn sculpturen zijn zo zwaarwichtig en obsederend dat je vergeefs zoekt naar het verband tussen zijn beeldhouwen en zijn genietingen, zijn jongensachtige streken en zijn vervormingen in hout. Want hij houwt gevangenissen, de mens in ketenen, toch lacht hij zelf daar binnenin, alsof ze onderdeel waren van een spel.
Hij draagt corduroy pakken, een oranje wollen das; je zou hem aan de poort van een boerderij kunnen ontmoeten, verhit door de wijn. Hoe kreeg de abstracte kunst ooit vat op deze speelse Rus die sneeuwstormen zou moeten trotseren, met een bontmuts op om zijn rode oren te bedekken, die zijn paarden zou moeten toeschreeuwen zoals hij nu in de restaurants om zijn maaltijd schreeuwt.
'Ik wil u meer zien,' zegt hij, als ik wegga.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten