30 januari 1999
Vandaag in de krant een afgrijselijke foto van vierentwintig dode etnische Albanezen in Rogovo. De achteloosheid waarmee de enige levende, een Servische politieman, een brandend sigaretje in zijn mondhoek laat bungelen terwijl hij losjes met een geweer in zijn hand bij de lijken staat, is schokkend. Hoe krijgt hij het überhaupt voor elkaar te inhaleren? Hij kijkt in de lens met een blik die zegt ‘vinden jullie ook niet dat deze lui hier hun verdiende loon hebben gekregen?’ Bevend aan Oradour gedacht.
8 februari 1999
Onze Benjamin-nakomer gaat emigreren, en we vierden zijn afscheid. Al had hij me indertijd in die trein-droom niet geholpen, toch had ik me uitgesloofd en een cadeau voor hem gemaakt. Het ontroerde hem zo dat hij in tranen uitbarstte. Zoals te verwachten viel gingen een paar familieleden meehuilen. Dat was vandaag wraak 1.
Vader lachte iedereen uit om zoveel sentimenteel gedrag, hij zei: ‘De moord op zes miljoen joden is iets om over te huilen, maar niet de emigratie van een eenvoudige sterveling naar de andere kant van de oceaan die je immers snel en doeltreffend met e-mail kunt bereiken.’ Dat was vandaag wraak 2.
We zeiden tegen vader dat hij weer eens appels met peren vergeleek. Maar het was al te laat, hij begon - omdat hij weet dat hij dan goed om die zes miljoen doden kan janken - heel veel borrels te drinken. Zodra het huilen begon, gingen wij met z'n allen afwassen. Dat was vandaag wraak 3.
9 februari 1999
In De tranen der accacia's van Hermans lees ik: ‘Je wreekt je altijd in het leven, alleen meestal niet op de personen die schuldig zijn.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten