Een keuze uit zijn dagboeken is gepubliceerd in Nooit rijk, nooit tevreden, nooit verliefd (vertaald door Edith Koenders).
Maandag 12 februari 1866 [Amsterdam]
Somber weer. Bij de koffietafel kwam het personeel binnen. Brandt las voor uit de bijbel en iedereen zong een psalm. Naar de dichter Van Lennep gegaan, die aan de Keizersgracht woont, hij is oud geworden, heeft lang wit haar en lijkt sprekend op Voltaire, zoals hij zelf zei, en hij deed met een grimas de buste van Voltaire na. Hij beloofde mij dat zijn toneelstuk De vrouwe van Waardenburg tijdens mijn verblijf hier opgevoerd zal worden; vertelde dat de dochter van mevrouw von Arnim, die getrouwd is met Grimm, hem in Bern gevraagd had haar een hand te geven omdat hij op haar vader leek. Vervolgens ben ik naar de componist Verhulst gegaan [aan de Leidsestraat bij de] Prinsengracht; hij was verheugd me te zien, noemde Gade de grootste nu-levende componist van Europa, liet me wat van Gades muziek zien, onder andere de Hamlet-ouverture die vorige week in Amsterdam is uitgevoerd. Het speet hem dat ze in Nederland geen nationale opera hebben zoals bij ons, deze wordt verdrongen door de Duitse en Franse opera. Ik heb er twee opgewekte meisjes ontmoet, Louise en Anna, zijn kinderen. Zijn vrouw is jong en fris, maar geheel zonder crinoline, zodat ze er wat recht van lijf en leden uitzag. Ben voor het middageten naar huis gegaan en vervolgens in regen en wind naar buiten om rond te kijken, door de Kalverstraat, met winkel aan winkel, een soort Østergade, naar de Beurs en weer terug naar de Botermarkt waar ik het standbeeld van Rembrandt heb bekeken, moe thuisgekomen, moet de plattegrond van Amsterdam bestuderen zodat ik morgen goed georiënteerd ben. Een brief gestuurd aan Kneppelhout in Leiden. ’s Avonds sprookjes voorgelezen en één in het Nederlands horen voorlezen. De tijd gaat snel, ik ga altijd tegen elven naar boven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten