maandag 28 februari 2022

George Orwell • 1 maart 1941

George Orwell (1903-1950) was een Britse schrijver en journalist. Van 1941-1943 werkte hij voor de op India gerichte Eastern Service van de BBC, waardoor hij de politieke en militaire ontwikkelingen op het vasteland op de voet volgde. Zijn dagboeken zijn gepubliceerd als Diaries. Gedeeltes eruit zijn hier te lezen. De Nederlandse vertaling (van Nelleke van Maaren) is gepubliceerd in de reeks Privé Domein.

1.3.41. De B.’s, die pas een paar weken geleden naar Londen zijn gekomen en niets van de blitz hebben gezien, zeggen dat ze de Londenaren erg veranderd vinden, iedereen is hysterisch, praat op veel luidere toon enz. enz. Als dat zo is, is het iets wat geleidelijk aan is gekomen en wat je niet opvalt als je er middenin zit, net als het groeien van een kind. De enige verandering die mij werkelijk is opgevallen sinds de luchtaanvallen begonnen, is dat de mensen veel meer geneigd zijn met vreemden op straat te praten... De stations van de ondergrondse stinken nu niet erg meer, de nieuwe metalen stapelbedden zijn heel goed. En de mensen die je er ziet, zijn betrekkelijk goed voorzien van beddengoed en lijken in alle opzichten tevreden en normaal – maar dat is juist wat me zorgen baart. Wat moet je denken van mensen die dat onmenselijke leven maandenlang nacht na nacht blijven leiden, ook in perioden van 3 of meer weken dat geen vliegtuig in de buurt van Londen komt? ... Het is afschuwelijk in alle stations nog kinderen te zien, die het allemaal vanzelfsprekend vinden en veel plezier hebben met rondjes rijden op de Inner Circle-lijn. Een tijdje geleden kwam D. J. vanuit Cheltenham naar Londen en in zijn trein zat een jonge vrouw met haar twee kinderen die ergens in het westen van het land geëvacueerd waren geweest en nu door haar werden teruggebracht naar Londen. Toen de trein Londen naderde, begon een luchtaanval en de vrouw was de rest van de reis in tranen. Wat haar had doen besluiten terug te komen, was het feit dat er toen al ruim een week geen aanval op Londen was geweest, en dus had ze geconcludeerd dat ‘het nu in orde was’. Wat moet je denken van de mentaliteit van zulke mensen?

3.3.41. Gisteravond met G. de schuilkelder in de crypte onder de kerk in Greenwich bezocht. De gebruikelijke houten stapelbedden met jutezakken, smerig (als het warmer wordt ongetwijfeld ook vol luizen), slecht verlicht en stinkend, maar die avond niet bijzonder vol. De crypte is gewoon een stelsel van smalle gangen tussen gewelven waarop de namen staan van de families die daar begraven zijn, meest recentelijk omstreeks 1800... G. en de anderen benadrukten dat ik het niet op z’n ergst zag, omdat in nachten dat het er propvol is (250 mensen) de stank nagenoeg ondraaglijk zou zijn. Ik bleef echter volhouden, hoewel geen van de anderen het met me eens was, dat het voor kinderen veel erger is om tussen gewelven vol lijken te spelen dan een hoeveelheid levende menselijke geur voor lief te moeten nemen.

4.3.41. In Wallington. Overal bloeien krokussen, een paar muurbloemen hebben knoppen, sneeuwklokjes op hun best. Paartjes hazen zitten in het winterkoren naar elkaar te staren. Af en toe, met maanden tussenruimte, steek je in deze oorlog een paar ogenblikken je neus boven water en merk je dat de aarde nog altijd rond de zon draait.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten