zondag 17 februari 2019

Friedrich Hölderlin -- 16 februari 1801

• Het geijkte beeld van de Duitse dichter Friedrich Hölderlin (1770-1843) is dat van een tragische, wereldvreemde en geesteszieke dromer. De brieven in Onder een ijzeren hemel (vertaald door Kester Freriks) corrigeren dit beeld ingrijpend. Hölderlin treedt hierin naar voren als een openhartige, strijdvaardige en scherp analyserende correspondent die ook graag de stormen van zijn hart prijsgeeft – zoals hier in een brief aan zijn vriend Christian Landauer.

Hauptwil, [tweede helft] februari 1801]
Dierbare vriend! Ik heb veel te lang teleurstellingen moeten dragen die anderen en mij tot last werden en die een schande waren voor de Heer des Levens en mijn beschermengel. Ik leefde aldoor in de veronderstelling dat ik me moest laten vernederen om in vrede met de wereld te leven en de mensen te beminnen en de heilige natuur met klare oogopslag te aanschouwen, en dat ik mijn eigen vrijheid moest verliezen, wilde ik voor anderen iets betekenen. Nu besef ik eindelijk dat de onuitputtelijke liefde alleen bestaat dank zij onuitputtelijke kracht; het overviel me tijdens de ogenblikken, waarop ik volkomen vrij en zuiver om me heen blikte. Naarmate de mens zekerder is van zichzelf en beheerster in de beste jaren van zijn leven, des te gemakkelijker hij zichzelf terugslingert vanuit een onbeduidende stemming in een wezenlijke, des te scherper en alomvattender schittert zijn oog, en ook zal hij hart hebben voor alles wat hem licht en zwaar en groot en lief is in de wereld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten