De onderstaande passage schreef Krishnamurti tijdens een tiendaags verblijf in de Ojai-Vallei in Californië.
8 april 1975
Het regent niet veel in dit deel van de wereld, ongeveer vierhonderd tot vijfhonderd millimeter per jaar. Deze regen is uiterst welkom want de rest van het jaar regent het helemaal niet. Er ligt dan sneeuw op de bergen en in de zomer en de herfst zijn ze kaal, door de zon verbrand, rotsachtig en afschrikwekkend; alleen in de lente zijn ze zacht getint en uitnodigend. Vroeger waren er beren, herten, lynxen, kwartels en grote hoeveelheden ratelslangen. Nu zijn ze aan het verdwijnen; de verschrikking mens begint er door te dringen. Het had een tijdje geregend en de vallei was groen, de sinaasappelbomen droegen fruit en bloeiden. Het is een prachtige vallei, een heel eind van het dorp, en je hoorde de tortelduif. De lucht raakte langzaam vervuld van de geur van sinaasappelbloesem en over een paar dagen zou het overweldigend zijn, met de warme zon en windstille dagen. De vallei werd geheel omringd door heuvels en bergen; achter de heuvels lag de zee en achter de bergen woestijn. De zomers waren ondragelijk heet, maar er was hier altijd schoonheid, ver van de krankzinnige massa en haar steden. 's Nachts was het er buitengewoon stil, machtig en doordringend. Gecultiveerde meditatie is heiligschennis van schoonheid, en van elk blad en twijgje straalde de vreugde van schoonheid en de grote donkere cypres was er stil van; de oude knoestige peperboom liet zich erin meedrijven.
Je kunt en mag vreugde niet uitnodigen; als je het doet wordt het genot. Genot is de beweging van denken en denken mag vreugde op geen enkele wijze cultiveren en kan dit ook niet. Als het datgene najaagt wat vreugdevol was, is het alleen herinnering, een dood ding. Schoonheid bindt nooit aan tijd; het staat volslagen los van tijd en daardoor van cultuur. Het is er als het zelf er niet is. Het zelf wordt door tijd bij elkaar gehouden, door de beweging van denken, door het bekende, door het woord. In het loslaten van het zelf, in die volledige aandacht is die essentie van schoonheid aanwezig. Het loslaten van het zelf is niet de gecultiveerde handeling van verlangen of wil. De wil biedt weerstand, schept verdeeldheid en kweekt daardoor conflict. De ontbinding van het zelf is niet de evolutie van zelfkennis; de faktor tijd speelt daarbij geen enkele rol. Er is geen manier of middel om dit op te heffen. Het innerlijk volslagen niet-handelen is de positieve aandacht van schoonheid.
Je hebt een uitgebreid netwerk van samenhangende handelingen geschapen waarin je gevangen zit, en je geest, die erdoor geconditioneerd is, gaat innerlijk op dezelfde wijze te werk. Prestige wordt dan het meest belangrijke en het vuur van deze aandrift blijft het skelet van het zelf. Daarom loop je achter je goeroe aan, je verlosser, je geloof en idealen; geloof neemt de plaats in van inzicht, van gewaar zijn. Als er geen zelf is, is er geen behoefte aan gebed, aan rituelen. Je vult de lege plekken van het skelet op met kennis, met voorstellingen, met zinloze handelingen waardoor het de schijn van leven blijft houden.
In de geruisloze stilte van de geest ontkiemt die eeuwigdurende schoonheid, onuitgenodigd, ongezocht, zonder het geluid van herkenning.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten