Lieve Mama,
Ik heb net kou gevat; voor het eerst sinds vele maanden, sinds vorig voorjaar, geloof ik. Het heeft weinig zin u dit te vertellen, want tegen de tijd dat u deze brief ontvangt is het alweer voorbij - althans, dat hoop ik.
Afgelopen week is een vriend van me op de ambassade, Paul Scott Rankin, met verlof gegaan. Hij liet Winston, zijn enorme bruine buldog, aan mijn goede zorgen over. Ik had gezegd dat ik het prima vond; Winston leek me wel oké. Maar Winston is geen gewone hond. Hij is onnozel en liederlijk en weerspannig en hij knort en snuift en kwijlt aan één stuk door. Paul zei: Iaat hem maar bij je op de kamer slapen, dan komt het wel goed. Hij snuift de hele tijd, maar je zult zien dat dat alleen maar prettig is en dat je er heel goed op kunt slapen. Dus de eerste nacht heeft Winston bij mij op de kamer geslapen. Hij snurkte en knorde en maakte de hele nacht een gigantisch kabaal, ik deed bijna geen oog dicht.
De volgende ochtend nam ik hem mee naar de ambassade en mocht hij bij mij in de kamer liggen. Maar hij liet voortdurend en vol vuur de ene scheet na de andere. Eén keer deed hij dat terwijl ik mijn secretaresse een brief dicteerde, en moest ik hem meteen de deur wijzen, anders zou ze denken dat ik het was. Maar hij krabde aan de deur, dus moest ik hem wel weer binnenlaten, en toen heb ik alle ramen maar opengezet. Hij bleef de rest van de dag vrolijk en met regelmaat scheten laten, en intussen had ik het verrekte koud met de ramen open. Eén keer toen ik even mijn kamer uit ging voor een bespreking, trof ik hem bij terugkomst boven op mijn bureau aan, waar hij pontificaal op allerlei stapels geheime papieren en rode dozen met G.R.* in goud op het deksel was gaan zitten. Ik smeet hem eraf, waarop hij weer een scheet liet.
Die avond had ik een diner met kroonprins Olav en Martha op de Noorse ambassade, dus toen liet ik Winston maar in de auto zitten. Na het eten zei ik dat ik er even uit moest om Winston uit te laten. 'Neem hem maar mee naar binnen,' zeiden ze allemaal. 'Hij laat aan één stuk door scheten,' zei ik, 'het is een ondeugende hond zonder enig respect voor leden van welk koninklijk huis dan ook.' 'Neem hem toch maar mee naar binnen,' zeiden ze. Dus dat beest weer met mij mee naar binnen, waar hij de rest van de avond begerig naar de kroonprinses heeft lopen loeren terwijl hij gewoon weer aan één stuk door boeren liet. Hij liet maar één keer een scheet, maar iedereen dacht dat de Noorse ambassadeur die gelaten had, dus dat maakte verder niet uit. De ambassadeur geneerde zich wel.
Die avond heb ik hem in de keuken opgesloten, 's Nachts beukte hij de deur open, nadat hij zijn behoefte op de grond had gedaan, en kwam hij de trap op rennen naar de badkamer, waar hij breeduit en gedecideerd op mijn roze badmat bleef liggen. Ook die nacht heb ik niet veel geslapen.
De volgende dag op de ambassade leek in grote lijnen op de vorige dag. 's Avonds dineerde ik bij Carlos en Maria Martins, de Braziliaanse ambassadeur en zijn vrouw, en ik had Winston bij me. Nou is Carlos Martins een groot con-naisseur van eten en van wijn, maar met Winston languit onder de tafel kon hij noch het boeket van de wijn noch het aroma van het eten opsnuiven: hij rook alleen de stank die dat ellendige beest lag te verspreiden. Na het eten zei Carlos: 'Winston maakt veel erge stank, hè?' Ik zei ja, dat klopt, hij heeft last van constipatie. De volgende ochtend was de maat helemaal vol en heb ik hem naar een deftig en duur hondenpension gebracht met de mededeling dat ze hem daar mochten houden tot Paul terugkwam. Neem nooit een buldog...
Hard werken geblazen hier.
Veel liefs voor allen
Roald
* G.R.: Georgius Rex oftewel koning George. [Vert.]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten